Ga direct naar de content

Statistiek

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: september 7 2007

statistiek
Economie en Samenleving

Jan-Willem Bruggink en Saskia te Riele (CBS)

Monetaire Zaken

De omvang van de Nederlandse beleggingsfondsen is in de eerste helft van dit
jaar gegroeid naar 123 miljard euro, met name door de goede beleggingsresultaten die door de sector zijn behaald. De aandelenfondsen profiteerden van
de positieve stemming op de beurzen terwijl ook de vastgoedfondsen mooie
opbrengsten rapporteerden. De obligatiefondsen boekten echter, mede door de
stijgende rente, verlies. Voor de sector als geheel kwam het rendement op de
beleggingen van de afgelopen twaalf maanden uit op 15%. Dit ligt ruim boven
het gemiddelde rendement van de voorgaande drie jaar (11%).
De omvang van de beleggingsfondsensector benaderde in de eerste helft van
2007 het recordniveau van september 2000 weer, na allerlei wederwaardigheden in de afgelopen jaren zoals een sterke terugval (de sector kromp 30% in
ruim twee jaar) en een gestaag herstel, ook al verplaatsten in de jaren 2004 en
2005 enkele grote aanbieders, vanwege fiscale en kostenoverwegingen, voor 10
miljard euro aan fondsen naar Luxemburg. De groei van de laatste jaren is vooral
te constateren bij de aandelen- en de vastgoedfondsen (zie grafiek).
De goede resultaten van het afgelopen jaar hebben (nog) niet tot nieuwe investeringen door de belegger in Nederlandse beleggingsfondsen geleid: sinds september 2006 is zelfs sprake van een netto uitstroom. Andere beleggingsvormen
en sparen zijn blijkbaar aantrekkelijk. Blijkens de spaarstatistiek is in de laatste
twaalf maanden netto bijna 14 miljard euro gespaard. Ook de buitenlandse
beleggingsfondsen winnen aan populariteit: de Nederlandse belegger legde hier
in dezelfde periode per saldo ruim 5 miljard euro in. Het grootste deel hiervan
(80%) is overigens in Luxemburg ingelegd, dus ook in fondsen van Nederlandse
aanbieders.

ESB

7 september 2007

Belangrijkste inkomensbron voor en na verweduwing,
verweduwden jonger dan 64 jaar, verweduwing in
2001-2003
WW,
bijstand
e.d.

WAO

pensioen

ANW

zonder
ink

Jaar na verweduwing

100
66
9
9
13
0
3
100
39
6
10
3
1
42

55
54
1
0
0
0
0
21
17
0
1
0
0
3

3
0
3
0
0
0
0
2
1
1
0
0
0
1

7
0
0
7
0
0
0
4
0
0
4
0
0
0

22
7
0
0
13
0
1
28
12
1
2
2
0
12

12
4
4
1
0
0
1
45
9
5
4
1
1
26

0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0

Jaar voor verweduwing in %
Mannen
werk
WW, bijstand e.d.
WAO
pensioen
ANW
zonder inkomen
Vrouwen
werk
WW, bijstand e.d.
WAO
pensioen
ANW
zonder inkomen

Bron: CBS

Jos Smeehuijzen (Divisie Statistiek & informatie DNB)

Nederlandse beleggingsfondsen onder
druk ondanks goed rendement

528

inkomen naar een situatie met inkomen uit arbeid
als belangrijkste inkomensbron kwam maar weinig
voor. Dat duidt erop dat er bijna geen verweduwden
zijn die na de dood van hun partner de arbeidsmarkt
betreden.
Voor mensen die na hun 65ste hun partner verloren
was en bleef pensioen de belangrijkste inkomensbron.

werk

In 2001–2003 verweduwden in totaal 175.000 mensen. In veel gevallen viel een
partner weg die bijdroeg aan het inkomen van het huishouden. Gemiddeld daalde
het besteedbaar inkomen van het huishouden na de verweduwing met 22%. Bij
vrouwen was de daling groter dan bij mannen, omdat zij vaker een laag of geen
eigen inkomen hadden.
Toch gaat de achtergebleven partner er meestal niet in koopkracht op achteruit.
Koopkracht is het aan de persoon toegekende besteedbare huishoudensinkomen
dat is gecorrigeerd voor samenstelling en grootte van het huishouden. Alleen van
vrouwen die op jonge leeftijd verweduwden (leeftijd na verweduwing onder de 65
jaar) daalde de koopkracht in doorsnee met ruim 2%. De koopkracht van oudere
weduwen (leeftijd voor verweduwing boven de 65 jaar) steeg licht. Weduwnaars
gingen er in doorsnee zelfs met meer dan 10% in koopkracht op vooruit.
De gewijzigde samenstelling van het huishouden is de verklaring voor het grote
verschil in inkomens- en koopkrachtontwikkeling. Er is weliswaar iemand weggevallen die mogelijk bijdroeg aan het inkomen, maar de achtergebleven partner hoeft
het overgebleven inkomen niet meer te delen.
Mannen en vrouwen die jong weduwnaar of weduwe worden, vallen vaak terug op
een uitkering volgens de Algemene Nabestaandenwet (Anw). Voor 45% van de
vrouwen en 12% van de mannen was deze uitkering na het overlijden van de partner de voornaamste inkomensbron. Dat hogere aandeel vrouwen onder de Anw’ers
komt door hun geringere deelname aan de arbeidsmarkt. In het jaar na de verweduwing had slechts 21% van de vrouwen werk als belangrijkste bron van inkomsten tegenover 55% van de mannen. De overgang van een situatie zonder eigen

totaal

Niet vaak koopkrachtdaling na verweduwing

Balanstotaal van beleggingsfondsen
(in miljarden euro’s)

50
40
30
20
10
0
2003

2004

2005

Obligatiefondsen
Overige fondsen

2006

2007

Vastgoedfondsen
Aandelenfondsen

Bron: DNB

Ondanks de goede resultaten staat de Nederlandse
beleggingsfondsensector dus onder druk. Inmiddels
zijn wel diverse fiscale en organisatorische maatregelen getroffen met als doel de Nederlandse
fondsmarkt aantrekkelijker te maken. In de nabije
toekomst zal moeten blijken of deze hervormingen
de concurrentiepositie van de Nederlandse beleggingsfondsen verstevigen.

Financiële Markten

Werner Bijkerk (AFM)

Renteschok
De periode van gratis geld voor banken is definitief
voorbij. Was de rente voor kortlopende leningen
tussen 2003 en 2005 op het niveau van 2%,
sinds 2006 is hij verdubbeld tot ruim boven de
4%. Dit toont de gestippelde lijn, het 3-maands

De maandelijkse ontwikkeling van de rente
voor kortlopende en langlopende leningen in de
a
­ fgelopen 10 jaar
6
5
4
%

3
2

korte rente

29-07-07

29-12-06

29-05-06

29-10-05

29-03-05

29-08-04

29-01-04

29-06-03

29-11-02

29-04-02

29-09-01

28-02-01

29-07-00

29-12-99

29-05-99

29-10-98

29-03-98

29-08-97

1

lange rente

Euribortarief, in de grafiek. Hiermee kan worden gesproken van een heuse
renteschok.
Overigens is de korte rente volgens veel economen terug op een normaal niveau
dat hoort bij een gezonde economische ontwikkeling. Trek van de 4% ongeveer
2% inflatie af, en je houdt een reële rente van 2% over. Dit is een normale risicopremie voor het uitlenen van geld voor een korte periode. Juist het renteniveau
van 2% tussen 2003 en 2005 was abnormaal laag. De verklaring voor dit lage
niveau is de grote hoeveelheid liquiditeit die de ECB (en andere centrale banken
in de wereld) ter beschikking stelden om de economie en de financiële markten
in het bijzonder de gelegenheid te geven zich te herstellen na de ineenstorting
van de beurzen in 2001 en de daaropvolgende recessie.
De rente voor langlopende leningen beweegt overigens in deze periode veel
minder heftig. Dit is te zien aan de vaste lijn, het rendement op 10-jarige
Nederlandse staatsleningen, die zich de afgelopen vijf jaar rond de 4% beweegt,
met een kleine dip naar beneden in 2005 en een sprongetje omhoog dit jaar. Dit
weerspiegelt het economisch herstel dat zich aftekende in 2006 en zich voortzette in 2007.
De effecten van de renteschok zijn vooral te vinden bij mensen en bedrijven met
schulden tegen variabele rente. Zij zien hun rentebetalingen op kredieten, leningen en hypotheken fors oplopen. Ook banken moeten aanzienlijk meer betalen
voor geld dat zij vaak voor een korte periode lenen op de geldmarkt en voor langere perioden uitlenen. Het feit dat de korte rente en de lange rente naar elkaar
toe kruipen, zet de rentemarges van banken onder druk.

Bron: Bloomberg en AFM

Arbeidsmarkt

Diana Janjetovic en Bart Nauta (CBS)

Werkloze en werkzame beroepsbevolking, seizoengecorrigeerd (x 1.000)
aantal werkzamen

aantal werklozen
700
650
600
550
500
450
400
350
300
250

7300
7250
7200
7150
7100
7050
7000
6950
6900
6850
I

II III IV

2002

I

II III IV

2003

I

II III IV

2004

Werklozen (linkeras)

I

II III IV

2005

I

II III IV

2006

I

II

2007

Werkzamen

Bron: CBS

Werkloosheid daalt in trager tempo
De seizoengecorrigeerde werkloosheid kwam in de
periode mei–juli 2007 uit op gemiddeld 356.000
personen, 6.000 meer dan de periode april–juni
2007. Vergeleken met een halfjaar eerder is de
werkloosheid 20.000 lager. Dit komt overeen met
een daling van gemiddeld 3.000 per maand. In een
eerdere halfjaarsperiode daalde het aantal werklozen
nog met gemiddeld 6.000 per maand.

De niet voor seizoengecorrigeerde werkloosheid bedroeg in de periode mei–juli
2007 gemiddeld 363.000 personen, 53.000 lager dan een jaar eerder. Deze
afname kwam bijna geheel voor rekening van de 25–44-jarigen. In deze groep
nam de werkloosheid in een jaar tijd af met 47.000 personen. De werkloosheid
kwam daarmee uit op 3,4%, het laagste percentage in de afgelopen vijf jaar. Bij
de 45-plussers daalde de werkloosheid ook, maar minder, met 11.000 personen.
Alleen bij de 15–24-jarigen kwam het aantal werklozen hoger uit. Het aantal
jeugdige werklozen nam in een jaar tijd toe met 5.000 personen.
De werkzame beroepsbevolking bedroeg in de periode mei–juli 2007 gemiddeld
7,3 miljoen personen, 200.000 meer dan een jaar geleden. Het aantal personen
met een baan van 12 uur of meer per week steeg in alle leeftijdscategorieën
maar mede door de vergrijzing en toenemende arbeidsparticipatie kwam het
leeuwendeel van de toename voor rekening van de 45-plussers.
De bruto arbeidsparticipatie, het aandeel van de beroepsbevolking in de bevolking van 15–64 jaar, steeg in een jaar tijd met 1,2 procentpunt tot 69,4%. De
arbeidsparticipatie steeg in alle leeftijdscategorieën, maar de grootste stijging
deed zich voor bij de jongeren. In deze jongste leeftijdsklasse nam de arbeidsparticipatie in een jaar tijd toe met 1,5 procentpunt tot 44,9%. In de periode
2001–2006 was er nog sprake van de dalende participatie van jongeren. Maar
mede door de gunstige situatie op de arbeidsmarkt is de arbeidsparticipatie
onder jongeren sinds medio 2006 vrijwel iedere maand toegenomen.

ESB

7 september 2007

529

Auteurs

Categorieën