Ga direct naar de content

Statistiek

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: februari 17 2016

144Jaargang 101 (4728) 18 februari 2016
ESB Statistiek
0
0
.5
1
.0
1
.5
2.
0
2.
5
3
.0 In procenten
Ned erla nd Duit s la nd Fra nkrijk Belg ië
O ESOEuro pese C om mis sieD N B
17,3; gewenst 24,9; gewenst
12,0; verwacht 19,8; verwacht
” re a lis tis ch “
0
20
4
0
6
0
8
0
1
0 0 In procenten
Fi nancieel d ie n stv e rle n er ( N =56 2) Verg elijk in gssit e ( N =10 06)
A an de el a an bid e rs d a t in te rm edia ir a an bie dt
H
et jaar 2016 is net aangebroken of het denken over 2017 is
alweer begonnen. Bij het opstellen van de begroting voor
2017 is de groei van het bbp in 2017 een belangrijke factor.
Zo leidt een 0,5 procentpunt hogere economische groei doorgaans tot
een hoger EMU-saldo van grofweg 0,2 procentpunt.
De figuur laat officiële groeiramingen voor 2017 zien, voor Nederland
en omringende landen. Verschillen in officiële ramingen zijn een uit –
drukking van onzekerheid over de omvang van toekomstige groei. De
ramingen voor de economische groei in Nederland variëren van 2,2 pro –
cent volgens DNB tot 2,7 procent volgens de OESO. De ramingen voor
de Nederlandse economie verschillen momenteel meer dan die voor van
nabije landen. Voor Duitsland, Frankrijk en België is sprake van 0,1 pro –
centpunt verschil tussen het groeicijfer voor 2017 bij de Europese Com –
missie en de OESO.
Tegelijkertijd zijn de instituten het onderling eens dat de economie van
Nederland in 2017 harder groeit dan de structurele groei. Ook over het
onderliggende economische beeld zijn de instituten het eens: naast de
uitvoer dragen volgend jaar de binnenlandse bestedingen bij aan de eco –
nomische groei.
Voor de budgettaire besluitvorming van het kabinet in het voorjaar is het
Centraal Economisch Plan van het CPB leidend. Met de CEP-raming
zal het CPB voor het eerst het economisch beeld voor 2017 ramen. Met
deze cijfers zal het kabinet de begroting voor 2017 opstellen.

NIELS VERMEER (MINISTERIE VAN FINANCIËN)
Groei in 2017 onzekerder dan in omringende landeni n t e r n at i o n a a l
Wensen en werkelijkheid aangaande intermediairsf i n a n c i ë l e m a r k t e n
D
e AFM heeft onder de Nederlandse bevolking wensen en ver –
wachtingen gepeild over financiële intermediairs. In een gesti-
leerd voorbeeld dienden respondenten aan te geven hoeveel
verzekeraars ze denken dat een intermediair aanbiedt van in totaal 30
verzekeraars. De figuur laat zien dat ze gemiddeld denken dat een inter –
mediair 12 van de in totaal 30 verzekeraars meeneemt in een vergelijking ,
terwijl het gewenste aantal 17 is. Ze denken dat een vergelijkingssite 20 van
de 30 verzekeraars meeweegt, maar om te spreken van een betrouwbare
online vergelijking vinden consumenten dat er minimaal 25 verzekeraars
moeten worden vergeleken. Bijna de helft zegt dat een website alle verzeke –
raars moet meenemen, volgens 1 op de 6 doen vergelijkingssites dat nu al.
De lat voor hoe breed een vergelijking moet zijn, ligt voor vergelijkingssites
hoger dan voor meer traditionele adviseurs. Online wenst men meer dan
80 procent (25 van de 30) aanbieders te zien, terwijl offline 57 procent (17
van de 30) gewenst is. Het verschil tussen wat men aan aantal meegewogen
partijen inschat en wat men wenst, is wel gelijk voor online en offline.
Gemiddeld voert een financieel dienstverlener 13 producten in de cate –
gorie hypotheken, blijkt uit een analyse van 6000 dienstverleningsdocu –
menten voor een hypotheekvraag. Voor het bepalen van de breedte van
het advies rekent het dienstverleningsdocument dat klanten ter beschik –
king staat bijvoorbeeld met in totaal 47 lineaire hypotheken. Dat leidt
zoals te zien is in de figuur tot een dekking van 28 procent (13 van 47).
Voor de grotere vergelijkingssites geldt dat ze voor zorg verzekeringen
wel bijna volledige dekking van het aantal verzekeraars bieden.
De wensen van consumenten en markt kunnen beter op elkaar aanslui- ten door beter de verwachtingen te managen of door uitbreiding van het
assortiment. Dat laatste lijkt in de praktijk vaak lastig omdat aanbieders
vaak geen aanstellingsovereenkomst willen sluiten bij een te laag produc-
tieaanbod van een intermediair. Een andere mogelijkheid voor verdere
optimalisatie van de markt is dat consumenten hun wensen bijstellen
wanneer bijvoorbeeld een minder uitgebreide vergelijking goedkoper
blijkt te zijn. ■
WILTE ZIJLSTRA (AFM)
Raming economische groeicijfers Nederland,
Duitsland, Frankrijk en België voor 2017 van
OESO, Europese Commissie en DNB
Bron: OESO Economic Outlook 2015(2); Winterraming
Europese Commissie 2016 ; DNB Decemberraming 2015
Verwacht en gewenst aantal aanbieders per
intermediair
Bron: AFM Consumentenonderzoek, analyse dienstverleningsdocumenten

145Jaargang 101 (4728) 18 februari 2016
Statistiek ESB
Minder dan 20%
20 tot 23%
23 tot 25%
25 tot 30%
30% of meer
0
5
0
1
0 0
1
5 0
20
0
25
0
2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
He rv e rz e kera arsN atu ra u it v a art v e rz e kera arsS ch adeve rz e kera arsL eve n sve rz e kera ars
A
ls gevolg van de economische crisis liep het aandeel huishou –
dens met een inkomen onder de lage-inkomensgrens – waar –
onder CBS spreekt van een huishouden met kans op armoede
–gaandeweg op van 7,4 procent in 2010 naar 10,3 procent in 2013 en
10,4 procent in 2014. Deze huishoudens met risico op armoede wonen vaak in andere buurten dan de rest van de bevolking. De mate waarin
binnen een bepaalde gemeente de spreiding van huishoudens met een
laag inkomen en die met een hoger inkomen ongelijkmatig is, beschrijft
CBS met de segregatie-index. De waarde van de index geeft aan welk per

centage van de huishoudens met een laag inkomen binnen de desbetreffen –
de gemeente moet verhuizen, om in alle buurten een gelijk aandeel met een
laag inkomen te verkrijgen. De figuur laat zien dat de segregatie-index voor
alle gemeenten in 2013 varieerde van 9 procent tot 38 procent. Gemiddeld
over alle gemeenten zou 24 procent van de huishoudens met een laag inko –
men moeten verhuizen teneinde de segregatie binnen de afzonderlijke ge –
meenten volledig op te heffen. Huishoudens met een laag inkomen wonen
in sterkere mate afgezonderd van de overige huishoudens in gemeenten
in het noordoosten van Nederland. Maar ook in alle andere delen van het
land komen verspreid gemeenten voor met een hoge mate van segregatie.
Van de vier grote steden was de segregatie duidelijk het laagst in Amster –
dam: slechts zo’n 18 procent zou binnen deze stad moeten verhuizen, om
in alle buurten een gelijk aandeel met een laag inkomen te verkrijgen. In
Den Haag (30 procent), Rotterdam (28 procent) en Utrecht (25 pro –
cent) wonen lage en hogere inkomens minder evenwichtig gespreid. De
stijging van het armoederisico tussen 2010 en 2013 ging samen met een
uiteenlopend segregatieverloop. Bij de gemeenten met minder dan 50.000
inwoners is de segregatie gemiddeld genomen gedaald, terwijl deze in de
grotere gemeenten tussen 2010 en 2013 juist is toegenomen. In de vier
grote steden is in Amsterdam tussen 2010 en 2013 de segregatie het minst
gestegen, in Den Haag het meest. ■
KOOS ARTS EN FERDY OTTEN (CBS)
Segregatie van huishoudens met risico op armoedes o c i a l e z e k e r h e i d
m a r k t o r d e n i n g
D
e afgelopen jaren is de verzekeringsmarkt aanzienlijk gecon –
solideerd. Het aantal verzekeraars met een vergunning van
DNB is tussen 2007 en 2014 met ruim 40 procent gedaald.
Op de markten voor levensverzekeringen en schadeverzekeringen (inclu –
sief zorg verzekeringen) is het aantal aanbieders relatief het meeste ge –
daald (figuur). Een afname van het aantal spelers kan gepaard gaan met
een toename van marktconcentratie. Een manier om marktconcentratie
te meten is de concentratieratio: het gecombineerde marktaandeel van
de n grootste bedrijven in een markt.
Op de markt voor levensverzekeringen bedroeg het gezamenlijke markt –
aandeel op basis van bruto premie-inkomsten van de vijf grootste aanbie -ders in 2007 op vennootschappelijk niveau 53,2 procent. In 2014 is deze
C5-ratio opgelopen tot 75,8 procent. Dat betekent dat driekwart van
de levensverzekeringen wordt verstrekt door de vijf grootste levensver

zekeraars. Het marktaandeel van AEGON Levensverzekeringen N.V.,
de grootste aanbieder van levensverzekeringen, is toegenomen van 10,7
procent in 2007 tot 22,2 procent in 2014.
De C5-ratio van schade- en zorg verzekeraars is 43,8 procent en de drie
grootste spelers CZ, VGZ en Zilveren Kruis Achmea hebben op ven –
nootschappelijk niveau ieder een marktaandeel van meer dan 10 pro –
cent. Bij natura-uitvaartverzekeraars bedraagt de C5-ratio 88,9 procent.
De grootste aanbieder Yarden Uitvaartverzekeringen heeft een markt –
aandeel van 56,4 procent.
Marktconcentratie kan leiden tot een afname van concurrentie. Een
hoger marktaandeel leidt niet noodzakelijkerwijs tot een economische
machtspositie, maar de kans daarop neemt wel toe. Volgens de Europese
Commissie is een machtspositie al mogelijk bij marktaandelen vanaf 20
procent, zoals bijvoorbeeld bij Yarden Uitvaartverzekeringen het geval
is.
Per 1 januari 2016 is Solvency II van kracht. Dit nieuwe toezichtraam –
werk stelt aanvullende eisen aan onder andere het eigen vermogen en
de interne bedrijfsvoering van verzekeraars. Het is aannemelijk dat de
consolidatie op de verzekeringsmarkt de komende jaren doorzet. ■
CINDY
BIESENBEEK (SEO ECONOMISCH ONDERZOEK)
De concentratie van de verzekeringsmarkt
Ruimtelijke segregatie
van huis houdens met
een laag inkomen
per gemeente,
2013
Bron: CBS,
Regionale Inkomens- statistiek
Aantal verzekeraars per type
Bron: DNB

Auteurs