.
176Jaargang 100 (4706) 26 maart 2015
ESB Statistiek
0
0,02
0,04 0,06
0,08 0,1
0,12
0,14 0,16
0,18
In procentpunten
02 03 04
2014 2015
05
06 07 080910 11
aankondiging
ECB 22 januari 2015
12 0102
-15 -10 -5051015
Ned
Zwe
Den Bel
Fra
Oos Dui
Noo Fin
The Spa UK
Aus
Can EstPol Ier VS
Por Ita
Hon Lux In procentpunten
O
p 22 januari 2015 kondigde de ECB aan om samen met de na
–
tionale centrale banken van het Eurosysteem op grote schaal
staatsobligaties van landen van de eurozone op te kopen op
de secundaire markt. Daarnaast worden ook bijvoorbeeld obligaties van
Europese instellingen opgekocht. Het doel is om de inflatie op de mid –
dellange termijn in overeenstemming te brengen met de doelstelling van
de ECB – dichtbij, maar onder de 2 procent. Vanaf maart 2015 wordt
in totaal 60 miljard euro per maand opgekocht, dit is inclusief de al be –
staande programma’s voor de aankoop van activa van de particuliere sec-
tor – het aankoopprogramma voor effecten op onderpand van activa en
het aankoopprogramma voor gedekte obligaties. Het programma loopt
ten minste tot en met september 2016, waardoor de balans met mini-
maal 1140 miljard euro toeneemt. Het programma heeft tot verschil –
lende effecten op financiële markten geleid. Na de aankondiging daalden
rentes over nagenoeg de gehele curve. Deze daling was al langer gaande
omdat financiële markten het programma deels al hadden ingeprijsd. De
bekendmaking van de details van het opkoopprogramma op 22 januari
leidde ook tot specifieke effecten. Na de aankondiging van de ECB lie –
pen bijvoorbeeld de rentes op de Nederlandse staatsobligatie met een
looptijd tot 2042 en die met een looptijd tot 2047 sterker uiteen dan
voorheen (figuur). De reden hiervoor was dat de ECB bij de aankondi-
ging aangaf staatsobligaties op te zullen kopen met een looptijd tussen
de 2 en 30 jaar. De 2047-lening heeft een looptijd van langer dan 30 jaar,
terwijl de 2042-lening een looptijd heeft van minder dan 30 jaar. Dat de
ECB deze 2047-lening niet zou opkopen leidde initieel tot verminderde interesse bij investeerders. Op 26 januari liep het verschil tussen de ren
–
tes op de 2042-lening en de 2047-lening op tot een maximum van circa
0,15 procentpunt, oftewel 15 basispunten. Het grootste gedeelte van
2014 bedroeg het verschil ongeveer 0,08 procentpunt. Naar verwachting
leidde het meer aantrekkelijke rendement op de 2047-lening uiteindelijk
weer tot meer interesse voor deze lening : het verschil is in de weken erna
weer afgenomen, maar blijft groter dan voor de aankondiging van het
opkoopprogramma. ■
WILMA HUITEMA (MINISTERIE VAN FINANCIËN)
Effect van QE-aankondiging op verschil lange rentesf i n a n c i ë l e m a r k t e n
Werkgelegenheidsgraad eerste-generatiemigranten te laagi n t e r n at i o n a a l
M
igratie wordt vaak beschouwd als een van de oplossingen om
de kosten van de vergrijzing te beperken. Het aantal 65-plus-
sers ten opzichte van het aantal mensen in de werkzame leef-
tijd (15–65 jaar) is namelijk veel lager voor de eerste-generatiemigranten
dan voor die van de autochtone bevolking in zo goed als alle landen van de
EU. Italië kent het grootste verschil. Tegenover elke Italiaanse 65-plusser
staan er slechts 3,1 inwoners in de werkzame leeftijd. Dit contrasteert sterk
met de verhouding bij de eerste-generatiemigranten in Italië, die maar
liefst 1 op 43 bedraagt. Ook in Nederland verschillen de verhoudingen
sterk. Terwijl 1 op de 4 Nederlanders ouder dan 15 een 65-plusser is, geldt
voor de migranten in Nederland dat 1 op de 18 een 65-plusser is. Ondanks
de zeer gunstige bevolkingspiramide van de migrantenbevolking in Eu –
ropa slagen landen er onvoldoende in om migranten succesvol te laten in –
tegreren in de arbeidsmarkt. Omwille van structurele en conjuncturele re –
denen, is de werkgelegenheidsgraad – de verhouding tussen werkenden en
de bevolking op werkzame leeftijd – in vele Europese landen al veel lager
dan de 75 procent die werd vooropgesteld in de doelstelling van EU-2020.
De figuur toont echter aan dat migranten het op de arbeidsmarkt vaak
nog veel slechter doen. Nederland bungelt helemaal onderaan. De werk –
gelegenheidskloof tussen migranten en autochtonen bedraagt bijna 15
procentpunten. De enige verzachtende omstandigheid is dat de werkgele –
genheidsgraad voor Nederlanders op zich al heel hoog is. Toch kan het be –
ter. Dat tonen landen aan als Zwitserland, Australië, Canada, Luxemburg
en Noorwegen. Daar bedraagt de werkgelegenheidsgraad van migranten
meer dan 70 procent. Dat steekt schril af met landen als België, Frankrijk en Italië. De steeds groeiende diversiteit van onze samenleving vormt een
grote kans om het vergrijzingsprobleem aan te pakken, maar dan moet er
wel ingezet worden op een betere en vlottere arbeidsmarktintegratie. Dat
kan door meer hooggekwalificeerde werkkrachten aan te trekken, laagge
–
schoolde migranten aan de slag te helpen door een verdere flexibilisering
van de arbeidsmarkt en blijven inzetten op onderwijs en het weg werken
van taal- en cultuurverschillen. ■
STIJN ROCHER (BNP PARIBAS FORTIS)
Renteverschil leningen met looptijd tot
2042 en 2047
Bron: Bloomberg
Werkgelegenheidskloof eerste-generatiemigranten
Bron: Eurostat
177Jaargang 100 (4706) 26 maart 2015
Statistiek ESB
Tot 20%
20 tot 30%
30 tot 40%
40 tot 50%
50% en meer
01
2 3
4 5 6 7
0Aantal retourreizen per inwoner binnen 100 km5.000.000 10.000.000
Bevolkingsomvang binnen een straal van 100 km 15.000.000
20.000.000
Tenerife
Kopenhagen
La
Palma
BarcelonaMünchen
Madrid
Boedapest Frankfurt
Schiphol
Parijs CDG
Rotterdam Heathrow
Gatwick
Düsseldorf
Istanbul Atatürk Eindhoven
B
egin 2013 had de helft van alle Nederlandse huishoudens een
vermogen van meer dan 19.000 euro. Een kwart had meer dan
160.000 euro. Het vermogen van een huishouden is het saldo
van bezittingen – bank- en spaartegoeden, onroerend goed, effecten, on –
dernemingsvermogen en roerende zaken – en schulden ten behoeve van
een eigen woning en consumptief krediet. Aanspraken op een toekom –
stige pensioen- of levensverzekeringsuitkering en tegoeden opgebouwd
bij spaar- en levenshypotheken zijn niet opgenomen in deze vermogens-
specificatie. Het hoogste aandeel huishoudens met een groot vermogen
werd aangetroffen in het Gelderse Rozendaal (figuur). In deze gemeente
had bijna 60 procent van de huishoudens meer dan 160.000 euro aan
vermogen. De top tien werd evenwel gedomineerd door een aantal ge –
meenten uit Noord-Brabant: Alphen-Chaam, Oirschot, Reusel-De
Mierden, Sint Anthonis, Haaren, Hilvarenbeek en Eersel. Daarnaast be –
hoorden ook Laren en Bloemendaal tot de tien gemeenten met de meest
vermogende huishoudens. In Rotterdam woonden naar verhouding de
minste huishoudens met een hoog vermogen. Ruim 9 procent van de
huishoudens had er een vermogen van meer dan 160.000 euro. Daarna
volgden Almere, Groningen, Heerlen en Spijkenisse met elk een aandeel
van bijna 11 procent. Ook de andere drie grote steden herbergden wei-
nig hoge vermogens. In Amsterdam bedroeg het aandeel hoge vermo –
gens 12 procent, Den Haag en Utrecht kwamen beide op 15 procent uit.
■
PETRA AMENT EN MARION VAN DEN BRAKEL (CBS)
Veel hoge vermogens in Noord-Brabantse gemeenten o v e r i g
e c o n o m i e
e n s a m e n l e v i n g
O
mvang van het verzorgingsgebied en de vlieggeneigdheid ver –
klaren voor een belangrijk deel het potentieel van Europese
luchthavens voor het aantrekken van passagiers en luchtvaart –
maatschappijen. Het verzorgingsgebied van een luchthaven kan worden
uitgedrukt in het aantal inwoners in de regio rond de luchthaven. Voor
luchtvaartmaatschappijen is de omvang van deze lokale markt cruciaal
voor hun afweging om wel of niet op een luchthaven te gaan vliegen. Een
hoge vlieggeneigdheid kan een kleine lokale markt deels compenseren. De vlieggeneigdheid is het aantal vliegreizen per hoofd van de bevolking
van en naar de regio per jaar. De vlieggeneigdheid wordt gedreven door
het bbp maar tevens door de geografische locatie en economische struc-
tuur. Inkomensstijging leidt tot meer vliegreizen per persoon per jaar.
Eilandbewoners maken meer vliegreizen naar inwoners op het vasteland.
Toeristische centra hebben een groot aantal vliegreizen per hoofd van
de bevolking door een grote stroom inkomende toeristen. Londen He
–
athrow heeft met 20 miljoen inwoners binnen een straal van 100 kilome –
ter het grootste verzorgingsgebied van alle Europese luchthavens. Niet
voor niets is het qua passagiersaantallen Europa’s grootste luchthaven
(figuur). Opmerkelijk genoeg heeft Eindhoven Airport van alle 631 Eu –
ropese luchthavens het zevende verzorgingsgebied. Alleen de Londense
luchthavens en Düsseldorf scoren hoger. De beperkte milieucapaciteit
houdt luchthaven Eindhoven in feite klein. In tegenstelling tot wat vaak
wordt beweerd in discussies over luchthaven Schiphol, is de lokale markt
van Schiphol behoorlijk sterk. De luchthaven heeft het 31e verzorgings-
gebied van alle Europese luchthavens en een vlieggeneigdheid van 1,2
retourreizen per persoon per jaar. Dit is beter dan Zürich, Wenen, Mün –
chen, Milaan en zelfs Frankfurt. Aan de andere zijde van het spectrum
staan luchthavens als Tenerife, Ibiza en Heraklion met een zeer klein ei-
gen verzorgingsgebied maar een zeer hoge vlieggeneigdheid per hoofd
van de bevolking. Deze bestemmingsluchthavens zijn gelegen nabij
toeristische centra in Zuid-Europa en hebben een relatief grote stroom
inkomende toeristen. ■
LISELOTTE BINGEN EN GUILLAUME BURGHOUWT (SEO
ECONOMISCH ONDERZOEK)
Het marktpotentieel van Europese luchthavens
Aandeel huishoudens met
groot vermogen
per 1 januari 2013
Bron: CBS
Verzorgingsgebied van Europese luchthavens
en vlieggeneigdheid
Bron: eigen berekeningen op basis van gegevens ETIS, Eurostat en OAG