Ga direct naar de content

Uitbijter: Het wensdenken van het burgerinitiatief Ons Geld

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 25 2015

Het burgerinitiatief Ons Geld wil de geldcreatie geheel in handen van de overheid leggen. Een dergelijke herziening van het monetaire stelsel stuit echter op een aantal fundamentele bezwaren en beperkingen.

170Jaargang 100 (4706) 26 maart 2015
Uitbijter:
Het wensdenken van het
burgerinitiatief Ons Geld
MONETAIR
H
et burgerinitiatief Ons Geld verzamelt
handtekeningen voor een voorstel aan
de Tweede Kamer om de geldcreatie
geheel in handen van de overheid te
leggen. Het burgerinitiatief is opgezet
door de econoom Ad Broere, de Stichting Ons Geld en de
acteurs van de toneelgroep De Verleiders, waarvan het stuk
Door de bank genomen de financiële crisis tot onderwerp
heeft. Het voorstel leunt sterk op blauwdrukken die ont –
wikkeld zijn door de Britse organisatie Positive Money en
de daarmee verwante 100% Money-ideeën die Amerikaan –
se economen in de jaren dertig propageerden en door twee
economen van het IMF in 2012 weer onder de aandacht
gebracht zijn (Wortmann, 2014). Deze plannen voor een
herziening van het monetaire stelsel stuiten echter op een
aantal nadelen en beperkingen. Het burgerinitiatief ver –
wacht bovendien zegeningen die slechts op wensdenken
lijken te berusten.
HET OOGMERK VAN HET BURGERINITIATIEF
De initiatiefnemers van het burgerinitiatief Ons Geld zien
in de geldschepping uit de kredietverlening door particu –
liere, naar winst strevende banken de oorzaak van veel eco –
nomische instabiliteit en van tekorten van de overheid, die de miljarden die nodig zijn om banken voor omvallen te
behoeden verhaalt op de burger. Fluctuaties in de krediet

verlening werken onmiddellijk door in de geldhoeveelheid
en veroorzaken of versterken conjunctuurbewegingen. De
voorgestelde remedie is: haal de geldschepping weg bij de
banken en laat de overheid die zelf verzorgen. Het burge –
rinitiatief roept het Nederlandse parlement op om erop
aan te dringen dat de overheid het exclusieve recht op
geldschepping herneemt door het in circulatie brengen van
schuldvrije euro’s; en deze euro’s, gecreëerd door een op te
richten publiek instituut, zo veel mogelijk in omloop te
brengen door ze te besteden, dan wel rentevrij uit te lenen. Wat gaat u ervan merken nadat de verandering een feit
is? Heel veel, aldus het burgerinitiatief: belasting verlaging
of burgerdividend, stabiele prijzen, honderd procent gega –
randeerd en waardevast spaargeld en pensioen, een eerlijke –
re verdeling van de welvaart en een effectieve milieuaanpak.
100% MONEY
Al in de jaren dertig van de vorige eeuw werden aan de Uni-
versiteit van Chicago ideeën ontwikkeld om de geldcre –
atie bij de overheid te concentreren. Ze zijn aangeduid als
100% Money en als het Chicago Plan (Fisher, 1936; Fried –
man, 1969). Die ideeën zijn in 2012 verder uitgewerkt in
een working paper van het IMF (Benes en Kumhof, 2012;
Boonstra, 2013). Enkele economen van de Universiteit van Chicago,
voorop Henry Simons en Frank Knight, gevolgd door
onder anderen Irving Fisher van de Universiteit van Yale,
zagen als oorzaak van de ernst van de Grote Depressie van
begin jaren dertig de grote fluctuatie in de geldhoeveelheid
die optreedt door het fractioneel reservesysteem. Als de
banken hun kredietvolume uitbreiden of inkrimpen veran –
dert de geldhoeveelheid in gelijke mate. Dat werkt door in
de bestedingen. Als cliënten in chartaal geld vluchten ver –
liezen de banken bovendien reserves en worden ze gedwon –
gen de kredietverlening , en daarmee de geldhoeveelheid, in HANS VISSER
Emeritus hoog-
leraar aan de
Vrije Universiteit
Amsterdam
Het burgerinitiatief Ons Geld wil de geldcreatie geheel in handen
van de overheid leggen. Een dergelijke herziening van het mone –
taire stelsel stuit echter op een aantal fundamentele bezwaren. Bo –
vendien zijn minder ingrijpende opties beschikbaar voor het aan –
pakken van het soms problematische karakter van de koppeling
tussen geldcreatie en kredietverlening.
ESB Monetair

Monetair ESB
171Jaargang 100 (4706) 26 maart 2015
te krimpen, waardoor een depressie een extra impuls krijgt.
Door de rekening-courantsaldi bij de banken voor hon-
derd procent te laten dekken door basisgeld, dat wil zeggen
bankbiljetten, munten en saldi bij de centrale bank, zouden
deze problemen verdwijnen. In de overgang van het ene systeem naar het andere
zag Fisher (1936) een mogelijkheid om de staatsschuld in
sterke mate af te bouwen. Hij stelt zich voor dat de overheid
via een daartoe ingestelde Currency Commission bankbiljet –
ten in omloop brengt en daarmee overheidsschuld van de
banken opkoopt totdat de rekening-courantsaldi volledig
gedekt zijn door basisgeld. In plaats van bankbiljetten kun –
nen de banken een saldo ontvangen op een rekening bij de
Currency Commission. Deze kan de geldhoeveelheid in de
loop der tijd indien gewenst aanpassen via open-marktpoli-
tiek. Kredieten moeten gedekt worden met leningen van de
Currency Commission en door middelen van het publiek
aan te trekken, bijvoorbeeld op spaarrekeningen die geen
snelle overboeking naar rekening-courantsaldi toelaten. Si-
mons ging een stap verder en wilde instabiliteit uitbannen
door de kredietverlening toe te vertrouwen aan instellingen
die fungeren als investeringsfondsen die middelen aantrek –
ken door aandelen en obligaties aan het publiek te verko –
pen (Friedman, 1969). In de variant van Benes en Kumhof (2012), waarin de
schatkist de rol van de Currency Commission vervult, leidt
de overgang naar 100% Money niet alleen tot een daling
van de staatsschuld, maar ook tot een forse investeringsim –
puls, doordat de rente daalt als gevolg van een sterke da –
ling van de schuldendienst van de overheid en doordat de
overheid minder belasting hoeft te heffen, wat een betere
werking van het prijsmechanisme oplevert. Ook menen ze
dat het vrijwel verdwijnen van de noodzaak tot toezicht op
het bankwezen tot aanzienlijke besparingen leidt. In hun
modelexercitie komen zij tot een niveaustijging van het
bbp van bijna tien procent. De kredietverlening kan bij de
banken blijven en mag uitsluitend voor investeringen be –
stemd zijn. Ter dekking dienen aandelenkapitaal en lenin –
gen van de schatkist. Daarnaast achten Benes en Kumhof
investeringsfonden zoals bij Simons denkbaar, bij voorkeur
gefinancierd met aandelenkapitaal en niet met schuldtitels,
omdat die laatste als quasi-geld zouden kunnen gaan fun –
geren.
POSITIVE MONEY
Positive Money gaat een stap verder dan het 100% Money-
plan en stelt voor om alle rekening-courantsaldi naar de
centrale bank over te hevelen, als transactierekeningen
waartussen de banken het betalingsverkeer verzorgen,
zonder dat ze eigenaar zijn ( Jackson et al. , 2013; Dyson
et al. , 2014). Spaar- en termijndeposito’s bij de banken
moeten worden omgezet in illiquide, niet-overdraagbare
beleggingsrekeningen (bij overdraagbaarheid zouden deze
deposito’s als geld kunnen gaan functioneren). De beleg –
gingsrekeningen kennen een vervaldatum of een minimale
opzegtermijn. Tijdens de omschakeling van het ene sys-
teem naar het andere, die hetzij op een bepaald moment,
hetzij gefaseerd in de tijd kan plaatsvinden, verhuizen de
rekening-courantsaldi van de banken naar de transactiere –
keningen bij de centrale bank. Aan de passiva-kant van de bankbalans worden zij vervangen door een schuld aan de
centrale bank. Deze schuld wordt afgelost met de gelden
die de banken ontvangen uit de terugbetaling van uitstaan

de kredieten. Die gelden worden overgemaakt naar de reke –
ning van de schatkist bij de centrale bank en meteen weer
in het verkeer gebracht via belasting verlagingen, verhoging
van de uitgaven, een ‘burgerdividend’ of ten slotte aflossing
van de staatsschuld.
Besluiten over wijzigingen van de omvang van de geld –
hoeveelheid liggen naar analogie van Fishers Currency
Commission bij een geheel onafhankelijke instelling , de
Geldscheppingscommisie (Monetary Creation Committee),
die zich laat leiden door een van de overheid afkomstig be –
leidsdoel, bijvoorbeeld twee procent inflatie. Na een besluit
de geldhoeveelheid te vergroten zorgt de centrale bank
daarvoor door geld op de rekening van de schatkist bij te
schrijven of door geld aan de banken en eventueel andere
intermediars te lenen om door te lenen aan ondernemingen
ten behoeve van productieve investeringen. Met interest –
voeten bemoeit zij zich niet meer, die worden aan de markt
overgelaten. Om bubbels en overmatige schuldenposities in
de particuliere sector te voorkomen mag het geld niet te –
rechtkomen bij speculatieve activiteiten, consumentenkre –
diet of hypothecaire leningen. De commissie kan de geld –
hoeveelheid verminderen door de emissie of verkoop van
financiële activa (open-marktpolitiek) en door leningen
aan de banken niet te verlengen. De overheid kan daaraan
meewerken door belastingontvangsten niet meteen weer te
besteden. De banken kunnen in deze opzet krediet blijven
verlenen, maar dienen daartoe beleggers en spaarders te ver –
leiden geld op een beleggingsrekening te storten, welk geld
zij dan kunnen uitlenen aan ondernemingen. Wie geheel
geen risico wil nemen laat zijn geld op een transactiereke –
ning (rekening-courant) staan. Banken kunnen omvallen
en mogen dat ook, omdat daarvan geen prikkel uitgaat
voor een run op andere banken: de opvraagbare tegoeden
zijn immers voor honderd procent gedekt.
BEPERKINGEN EN NADELEN
100% Money en Positive Money bieden een logisch con –
sistent verhaal, maar er kleven bezwaren en uitvoerings-
problemen aan die evenzeer gelden voor de variant van het
burgerinitiatief Ons Geld. De verdragen van de Europese
Unie staan geen directe geldcreatie door of ten behoeve
Het burgerinitiatief roept het Nederlandse parlement
op om erop aan te dringen dat de overheid het exclusieve recht op geldschepping herneemt

ESB Monetair
172Jaargang 100 (4706) 26 maart 2015
van overheidsorganen toe en zouden dus eerst gewijzigd
moeten worden. De Europese bepalingen zijn niet zonder
reden. Er is geen garantie dat een onafhankelijke commis-
sie in een situatie die politici als een bijzondere zien lang
de facto onafhankelijk blijft, noch dat overheden een voor –
zichtig beleidsdoel blijven opleggen als die norm niet, zoals
bij de Europese Centrale Bank, in een verdrag vastligt. Een ander probleem is dat de contractvrijheid in de
samenleving sterke beperkingen opgelegd krijgt. Secun –
daire liquiditeiten, die snel op grote schaal en met weinig
of geen koersrisico omzetbaar zijn in geld, zouden van de
markt verdwijnen. Tijdelijk overtollige liquiditeiten kun –
nen alleen snel opvraagbaar en zonder koersrisico gestald
worden op transactierekeningen. Niet duidelijk is of direct
verhandelbare kortlopende schulden van ondernemingen
ook van de markt moeten verdwijnen. Commercial paper
ten laste van grote ondernemingen is beschikbaar met zeer
korte looptijden en zou, afhankelijk van de gepercipieerde
kredietwaardigheid van die ondernemingen, als substituut
voor secundaire liquiditeiten zoals spaar- en termijndepo –
sito’s kunnen gaan fungeren. Meer in het algemeen zal de
markt zoeken naar uitwijkmogelijkheden als er restricties
worden opgelegd. Voorwaarde voor de werking van het
systeem is dat de geldfuncties niet worden overgenomen
door andere vermogensobjecten. Daarbij hoeven we niet in
de eerste plaats te denken aan Bitcoin en dergelijke virtu –
ele munten, maar misschien eerder aan de belminuten die
in Afrikaanse landen als betaalmiddel fungeren. Die laten
zien hoe particuliere initiatieven sommige problemen in
het betalingsverkeer, in dit geval een tekort aan munten
met een geringe nominale waarde en een voor veel mensen
ontoegankelijk giraal systeem, spontaan kunnen oplossen
(The Economist, 2013). Het is volstrekt onvoorspelbaar
wat de ontwikkeling van de digitale technologie nog mo –
gelijk maakt in de sfeer van het betaling verkeer en de kre –
dietverlening , maar denkbaar is dat een zwaar gereglemen –
teerd officiëel systeem uitwijken naar informele systemen
aantrekkelijker maakt. Behalve in het oorspronkelijke 100% Money-plan gaat
in alle plannen de schuldpositie van de particuliere sector
drastisch omlaag , met het doel economische stabiliteit te
waarborgen. Alleen voor productieve investeringen, hoe
ook gedefinieerd, mag de kredietkraan nog open gaan.
Vooral consumentenkrediet en onroerendgoedfinanciering zijn het slachtoffer. Dat is wederom een sterke beperking
van de contractvrijheid. Die beperkingen kunnen voor fi-
nancieringsproblemen en hogere transactiekosten zorgen.
Niet duidelijk is in hoeverre de beperkingen ook zouden
moeten gelden voor leverancierskrediet en voor instellin

gen als financieringsmaatschappijen en verzekeraars. Van de verwachte ruimte voor belasting verlaging moe –
ten geen wonderen verwacht worden. In 2013 bedroeg de
totale geldschepping in Nederland ongeveer 7,5 miljard
euro. Het bedrag viel de afgelopen twintig jaar wel eens la –
ger uit, maar ook regelmatig veel hoger. Indien we uitgaan
van 7,5 miljard tot 15 miljard euro per jaar, ruim één tot
twee procent van het bbp, dan kan daarmee een deel van
het budgettekort worden gefinancierd. Ten opzichte van de
totale collectieve lasten van een kleine veertig procent van
het bbp is de geldschepping echter niet zo omvangrijk dat
opeens veel ruimte voor de vervulling van allerlei wensen
ontstaat. Het lagere financieringstekort van de overheid zou
wellicht kunnen zorgen voor een lagere marktrente, maar
het is twijfelachtig of het bijna tien procent hogere niveau
van het bbp van Benes en Kumhof in Nederland bereikbaar
is. Dat resultaat was onder andere het gevolg van een ver –
onderstelde structurele reële groei van twee procent met
een inflatiegraad van drie procent en de daarbij optredende
hoge seigniorage-opbrengst, winst uit geldschepping , voor
de overheid, die een navenante daling van de leenbehoefte
van de overheid mogelijk maakt. Het systeem zou voorts in
de gehele eurozone ingevoerd moeten worden om de reac-
ties van de interestvoet en de bestedingen te benaderen die
het model van Benes en Kumhof laat zien, gesteld dat hun
cijfers enigszins realistisch zijn. In de overgangsperiode lossen de banken in het plan
van Positive Money uit de aflopende kredieten aan de par –
ticuliere sector hun schuld aan de centrale bank af. Dat geld
brengt de schatkist weer in het verkeer, om de geldhoeveel –
heid niet met de inkrimping van de kredietverlening te la –
ten dalen. Dat levert additionele seigniorage voor de over –
heid op. Voor het Verenigd Koninkrijk berekenen Jackson
et al. (2013) die op 1041 miljard pond bij een overgangs-
periode van twintig jaar, dat is gemiddeld ruim 50 miljard
pond per jaar. Met een kleine 2 triljoen pond bbp per jaar
in het Verenigd Koninkrijk levert dat nog eens ruwweg 2,5
procent bbp, met de eerdere een à twee procent in totaal
een niet onaanzienlijk bedrag. Als we voor Nederland uit –
gaan van soortgelijke percentages zou dat inderdaad ruimte
laten voor een ‘burgerdividend’ of een belasting verlaging.
HET WENSDENKEN VAN HET BURGERINITIATIEF
Niettegenstaande de bezwaren lijken de voorstellen van
100% Money en Positive Money voor een herziening van
het monetaire systeem goed doordacht. Het burgerini-
tiatief gaat echter verder en stelt zegeningen in het voor –
uitzicht die op wensdenken lijken te berusten. Ten eerste
wil het burgerinitiatief absolute prijsstabiliteit bereiken.
Het nut van een beperkte inflatie als smeermiddel om wij –
zigingen in de prijsverhoudingen gemakkelijker te laten
plaatsvinden wordt niet gezien of niet relevant geacht.
Vervolgens stelt het een honderd procent gegarandeerd en
waardevast pensioen in het vooruitzicht. Daarvoor is, naast
afwezigheid van inflatie, vereist dat de pensioenpremies
Het burgerinitiatief stelt zegeningen in het vooruitzicht
die op wensdenken lijken te berusten

Monetair ESB
173Jaargang 100 (4706) 26 maart 2015
op transactierekeningen, die geen rente opleveren, blijven
staan. Vermogensgroei boven de som van de ingelegde pre-
mies zou een opgeven van de honderd procent garantie en
waardevastheid in ruil voor de ongewisheid van belegging
in effecten en onroerend goed betekenen. De Stichting Ons Geld, die de blauwdrukken voor het
burgerinitiatief levert, denkt aan een transitie waarbij reke –
ning-courantsaldi verhuizen van de banken naar de over –
heid en de banken daartegenover een schuld aan de over –
heid krijgen. Dat levert de overheid een vermogenswinst
op die zij gebruikt om staatsschuld af te lossen. Dan blijft
er volgens Ons Geld een aanzienlijk bedrag over om uit
te delen aan de burgers. Zij moeten dat in de eerste plaats
gebruiken voor de aflossing van schulden, alleen wat over –
blijft mag naar andere bestedingen gaan. Volgens De Ne –
derlandsche Bank bedroeg de geldhoeveelheid in enge zin
(M1) in Nederland eind 2014 bijna 430 miljard euro. De
staatsschuld overschreed in 2012 dit bedrag en is sindsdien
blijven stijgen. Na aflossing van de staatsschuld blijft er dus
niets over om uit te delen. Het verdwijnen van de staats-
schuld is overigens geen onverdeelde zegen, het betekent
dat een belangrijk en voor veel portefeuilles zeer gewenst
beleggingsobject weg valt. Het waardevaste spaargeld kan
niet anders zijn dan geld dat zonder rentevergoeding op
een transactierekening wordt aangehouden, de link tussen
enerzijds waardevast geld en een hogere seigniorage-op –
brengst voor de overheid, en anderzijds een effectief milieu –
beleid is op zijn minst mistig en een ‘eerlijker verdeling van
welvaart’ is een loze kreet zolang in de politiek en breder
in de samenleving sterk uiteenlopende meningen over de
inhoud van het begrip ‘eerlijk’ bestaan. De Stichting Ons Geld, en daarmee het burgerinitia –
tief schetst een toekomst waarin nieuw gecreëerd geld niet
naar kredietwaardige kredietvragers gaat, maar naar “be –
strijding van honger en armoede, bestrijding van verspil –
ling en vervuiling en voorziening van onderwijs, zorg en
infrastructuur”, en dat alles dankzij democratische controle
(Wortmann, 2014). Bovendien zou de centrale bank ook
nog renteloze leningen moeten verstrekken. 100% Money
en Positive Money blijven ver weg van dit soort weidse per –
spectieven, maar Ons Geld en het burgerinitiatief bekom –
meren zich niet om vraagoverschotten naar leningen die
optreden bij nul procent rente en de lobby’s die de kredie –
ten dan naar zich toe willen trekken. ‘Democratische con –
trole’ moet alle allocatieproblemen oplossen.
SLOTOPMERKINGEN
De koppeling van de geldcreatie aan de kredietverlening
van de banken is volgens 100% Money, Positive Money en
het burgerinitiatief Ons Geld de bron van veel problemen,
en daar hebben ze goede argumenten voor. De aangedragen
oplossing van monopolisering van de geldcreatie dwingt de
samenleving echter in een keurslijf en vereist een sterke in –
perking van de contractvrijheid om te verhinderen dat het
publiek uitwijkmogelijkheden zoekt en vindt buiten het
reguliere en gereguleerde financiële systeem. Het is niet no –
dig om een fervent aanhanger van de Oostenrijkse School
te zijn om toch de angst van Hayek te delen dat een door –
voering van een substantiële wijziging van instituties on –
bedoelde en onvoorzienbare gevolgen zal hebben (Hayek, 1978). Desondanks vormen de plannen van 100% Money
en Positive Money een constructieve en doordachte bijdra

ge aan de discussie over het monetaire systeem. De variant
van het burgerinitiatief is veel zwakker omdat zij verbon –
den is aan een wensenlijstje dat geen nauwe koppeling heeft
met het probleem van de geldcreatie door de banken. Het probleem van de conjuncturele instabiliteit die
door de koppeling van de geldcreatie aan de kredietverle –
ning versterkt wordt, kan overigens afgezwakt worden door
in slechte tijden enige geldschepping door of ten behoeve
van de overheid toe te staan via plaatsing van hetzij rente –
loze, hetzij rentedragende schuld bij de centrale bank. De
overheid krijgt daardoor meer bestedingsruimte en als de
overheid rente betaalt, vloeit die via de winstafdracht van
de centrale bank terug naar de schatkist. Uiteraard doe –
men dan wederom de problemen op van de noodzaak van
verdragswijzigingen en van het gevaar van een overmatig
gebruik van zo’n faciliteit, maar de bestedingen zouden
waarschijnlijk beter op peil blijven dan bij het huidige
beleid van quantitative easing oftewel ongeremde open-
marktaankopen. De overheid kan dan immers rechtstreeks
haar bestedingen opvoeren, waardoor de bestedingsimpuls
niet afhankelijk is van een reactie van de kredietverlening
op een ruimere geldmarkt.
LITERATUUR
Benes, J. en M. Kumhof (2012) The Chicago Plan revisited. IMF Working Paper, 12(202).
Boonstra, W.W. (2013) Bruikbaarheid van het Chicago Plan. ESB, 98(4674-4675), 754–
756.
Dyson, B., A. Jackson en G. Hodgson (2014) Creating a sovereign monetary system.
Londen: Positive Money.
Fisher, I. (1936) 100% Money. New York: Adelphi Company.
Friedman, M. (1969) The monetary theory and policy of Henry Simons. In
: M. Friedman,
The optimum quantity of money and other essays. Londen: Macmillan, 81–93.
Hayek, F.A. (1978) The errors of constructivism. In: F.A. Hayek, New studies in philosophy,
politics, economics and the history of ideas. Londen/Henley: Routledge & Kegan Paul, 3–22.
Jackson, A., B. Dyson en G. Hodgson (2013) The Positive Money proposal. Londen: Posi-
tive Money.
The Economist (2013) Airtime is money: the use of pre-paid mobile-phone minutes as
a currency. The Economist, 19 januari.
Visser, H. (2008) Rentevrij financieren: middel tegen kredietcrises? Bank- en Effecten-
bedrijf, 58(12), 8–12.
Visser, H. (2013) Is interest-free banking the answer to our prayers? Bernard Lietaer and
Islamic Banking. Blog op www.wordpress.com.
Wortmann, E. (2014) Monetaire hervorming en de transitie. Artikel op www.onsgeld.
nu.

Auteur