Ga direct naar de content

Statistiek

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: mei 27 1993

Figuur 2. Binnenlandse consumptie
gezinnen, volume, procentuele kwar-

taalmutatie t.o.v. voorgaand jaar

Produktie
Het volume van de industriele produktie was in de eerste twee maanden van dit jaar 2% kleiner dan in
dezelfde periode van 1992. Ten opzichte van het vierde kwartaal van
1992 nam de bedrijvigheid (gecorrigeerd voor seizoeninvloeden) wel
toe, maar in dat kwartaal was de produktie relatief erg laag. In figuur 1 is
de ontwikkeling van de volumegroei
over een wat langere periode weergegeven als procentuele jaarmutatie
van het voortschrijdend twaalfmaandsgemiddelde. Hierbij is dit gemiddelde geplaatst aan het einde van
de periode. In 1988 en 1989 namen

Figuur 1. Produktie Industrie, volume,

procentuele jaarmutatie van het voortschrijdend 12-maandsgemiddelde

1

i n m r v i n m r v i n m ivl i
1990

1991

1992

‘ ’93

scheiden categorieen werd in het eerste kwartaal van 1993 bij de duurzame consumptiegoederen veruit de
grootste daling gemeten (-9%). De,
met name in januari, sterk teruggevallen aankopen van personenauto’s
waren hier een belangrijke factor.
Ook de voor prijsveranderingen gecorrigeerde bestedingen aan voedings- en genotmiddelen lagen onder het niveau van het eerste
kwartaal van vorig jaar. De voedingsmiddelen gaven hier een lichte stijging te zien. De consumptie van genotmiddelen, met name die van
tabaksprodukten, viel daarentegen
sterk terug. De bestedingen aan de
overige goederen en diensten, de
grootste categoric, gaf een relatief bescheiden groei (1%) te zien.
Werkloosheid

de groeicijfers toe. In januari 1990
werd een top bereikt (4,7%). Hierna
zijn de groeipercentages bijna onafgebroken afgenomen. De meest recente procentuele jaarmutatie van
het voortschrijdend twaalfmaandsgemiddelde, die van februari 1993,
is zelfs negatief (-0,4%). Na oktober
1983 is dit niet meer voorgekomen.

In de periode februari-april 1993 was
de geregistreerde werkloosheid gemiddeld 57 duizend hoger dan een
jaar eerder. In het tijdvak januarimaart was de toename 53 duizend.
De geregistreerde werkloosheid blijft
Figuur 3. Geregistreerde werklozen,

driemaandsgemiddelden,x 1000
375

Consumptie
Het volume van de binnenlandse
consumptieve bestedingen door gezinnen was in het eerste kwartaal
van dit jaar 1% kleiner dan in het
overeenkomstige tijdvak van 1992.
Het is op kwartaalbasis voor het
eerst na de recessiejaren 1981 en
1982 dat de gezinsconsumptie gedaald is. De groei over 1992 bedroeg
nog een kleine 2%. Van de onder-

dus snel stijgen. Zeker als bedacht
wordt dat in de voorgaande vijf jaren
de werkloosheid in de periode februari-april nooit hoger was dan in
de periode januari-maart. Het aantal
geregistreerde werklozen kwam in
de meest recente periode uit op 371
duizend. Dit is. het hoogste aantal dat
in de jaren negentig tot dusverre is
gemeten. De werkloosheid loopt
vooral op onder mannen. Het aantal
werkloze mannen was in het tijdvak
februari-april 46 duizend hoger dan
een jaar eerder, het aantal werkloze
vrouwen 12 duizend. Ook onder jongeren tot 25 jaar stijgt de werkloosheid. In de periode februari-april
was het aantal werkloze jongeren 15
duizend hoger dan een jaar eerder.

Bruto uurlonen
Volgens voorlopige uitkomsten van
het Kwartaalonderzoek loonontwikkeling was het gemiddelde verdiende bruto uurloon in januari van dit
jaar 4,9% hoger dan een jaar eerder.
De loonontwikkeling is sinds juli
1991 nagenoeg onveranderd gebleven. De uitkomsten betreffen de
verandering in het daadwerkelijk
verdiende bruto uurloon per werknemer. De uitkomsten worden beinvloed door veranderingen in de personeelssamenstelling. In de bedrijfstak landbouw en visserij was de toename in januari 1993 (vergeleken
met januari 1992) relatief hoog
(6,4%) en in de bedrijfstak bouwnijverheid en -installatiebedrijven relatief laag (3,8%).
Arbeidsmarkt

300

275

j in m j s n jj m m j s n jj m in j s n jj m
1990

1991

1992 1993

Het aantal door uitzendkrachten gewerkte uren in het eerste kwartaal
van 1993 was 10% lager dan in hetzelfde kwartaal van 1992. In 1991 en
1992 nam het aantal door uitzend-

krachten gewerkte uren voortdurend
af. In de eerste twee kwartalen van
vorig jaar werden forse dalingen
waargenomen (respectievelijk -9%
en -8%). In de laatste twee kwartalen
van 1992 waren de dalingen 3%. Het

cijfer over het eerste kwartaal van

Figuur 5. Prijsindexcijfer gezinsconsumptie, procentuele maandmutaties

t.o.v. voorgaandjaar

-w

.

DUI

1993 wijst op een weer sterkere

samenhang tussen de rente en het
verloop van de prijzen van de gezinsconsumptie voor een langere periode in beeld gebracht.
De laatste figuur toont het verloop
van het prijsindexcijfer voor het totaal en dat van vier belangrijke categorieen. Het grootste aandeel in de

daling van het aantal door uitzend-

totale consumptieve uitgaven (27%)

krachten gewerkte uren.

wordt gevormd door de categoric

huur, verwarming en verlichting.

Buitenland

JAP

Produktie Industrie
De groeivertraging van de industriele
produktie in Nederland die in 1990
inzette, heeft zich vanaf november
1992 versterkt doorgezet. In de
meest recente periode daalde de
trendmatige groei onder de nullijn.

In de Bondsrepubliek Duitsland
Figuur 4. Produktie Industrie, volume,
procentuele jaarmutatie van het voort-

schrijdend 12-maandsgemiddelde

a s o n dlj f m a m j j a s o n djj f m
1991
1992
1993

toe. Voor alle genoemde landen lag

-6

Focus: prijsontwikkeling

2
0

Figuur 7. Prijsindexcijfers gezinsconsumptie per categoric, 1985 = 100
130 r

derland afwijkend van die in een aantal belangrijke gei’ndustrialiseerde
landen. In Nederland neemt de inflatie af, terwijl die in de VS, het VK en
Japan recentelijk juist oploopt. Door
deze ontwikkeling kruipt het niveau
van de prijsstijgingen wel naar elkaar

-4

4

deze categoric lets boven dat van het
totaal. T.o.v. het basisjaar 1985 lagen

dit in maart tussen de 1,5% en 3%.
De prijsontwikkeling in de BRD was
in de eerste maanden van dit jaar betrekkelijk stabiel maar bevond zich
boven de 4%. Medio vorig jaar was
de prijsstijging van de gezinsconsumptie in Nederland en de BRD
nog gelijk, nu is er een verschil van
2%-punten.

6

Bind april lag het indexcijfer voor

medische verzorging <

huur, verwarming
en verlichting

voedingsmiddelen
drankenen tabak

100
. -“v

,-

-“\

I
i »\ / » /
A •’

v’VV’VW

kleding en schoeisel

j mm j s ni h ram j s n n mm j s n h m
n ram j s n g
1990

1991

r

1992

“l993

asond|j f m a f l i j j a s o n d | j f
1991
1992
1993

(BRD) en in Japan zette de daling later in maar was wel veel sterker dan
in ons land. Het meest recente cijfer
voor Japan geeft een daling aan van
bijna 7%. In de BRD valt de produktie vooral in de laatste maanden
sterk terug. De Verenigde Staten (VS)
en het Verenigd Koninkrijk (VK) geven vanaf het begin van 1992 een
heel andere ontwikkeling te zien. In
het VK nadert de curve in februari
1993, voor het eerst na oktober 1990,
weer de nullijn. Ook in de VS is vanaf begin vorig jaar een opgaande lijn
te zien, zij het dat ook hier in de eerste helft van 1992 nog steeds duidelij-

De rente (rendement op staatsobligaties) en de prijsstijging van de gezins-

de prijzen in april ruim 14% hoger,
de helft van deze stijging heeft de afgelopen twee jaar plaatsgevonden.
In de grafiek zijn duidelijk de jaarlijkse huurverhogingen in juli zichtbaar.
De prijzen voor de categoric medische verzorging zijn in het beschouwde tijdvak het meest gestegen. In

consumptie tonen al geruime tijd een

-2

april lag het indexcijfer net onder de

dalende tendens. In de periode november 1991 april 1993 is de inflatie
gehalveerd en de rente gezakt van

130, zo’n 15 punten boven het indexcijfer van het totaal. Aan deze categoric besteedt een gezin ongeveer 11%
van zijn budget. Het prijsindexcijfer
voor voedingsmiddelen, dranken en
tabak (het aandeel in de totale uitgaven is ongeveer 20%) lag vanaf het
basisjaar steeds onder dat van het totaal. Ten opzichte van 1985 was de
toename 9%. Kleding en schoeisel
zijn in vergelijking met 1985 iets
goedkoper geworden. Het aandeel
van deze categoric in de totale gezinsuitgaven is iets minder dan 7%.

8,8% naar 6,6%. In figuur 6 is de

Figuur 6. Prijsindexcijfer gezinscon-

sumptie en rente

rendement op staatsobligaties in %
rcchterschaal “*•
, -*|

ke dalingen van de industriele bedrijvigheid werden waargenomen.

Inflatie
In de eerste maanden van dit jaar is
de ontwikkeling van de inflatie in Ne-

ESB 26-5-1993

prijsjndexcijfer gezmsconsuiraptie
% maandmutaties to.v. vdrig jaar,
•*linkerschaal
’85 I ’86 I ’87

I ’89 i ’90 I ’91 I ’92 l’93

Deze bijdrage is ontleend aan het Con-

junctuurbericht, nr. 5-93, dat wordt
samengesteld door de hoofdafdeling
Nationale Rekeningen van het CBS.

Auteurs