416Jaargang 100 (4713 & 4714) 9 juli 2015
ESB Statistiek
0,10
0
,1 5
0
,20
0
,2 5
0
,30
0
,3 5
EM U-18
‘93
¹ Luxemburg als rijkste euroland is als outlier buiten beschouwing ge
laten
‘94 ‘95 ‘96‘97‘98 ‘99 ‘00‘01 ‘02‘03 ‘04‘05‘06 ‘07‘08‘09‘10‘11 ‘12‘13 ‘14
VS
0
20
.000
4
0.0 00
6
0 .0 00
8
0 .0 00
1
0 0.0 00
1
20 .000
1
4 0.0 00
1
6 0 .0 00 In miljoen euro
20 13 -kw3 2013 -kw4 2014 -kw1 2014 -kw2 2014 -kw3 2014 -kw4 2015 -kw1
T ot e en k w art m iljo en e u ro0 ,25 -1 m iljo en e u ro M eer d an e en m iljo en e u ro
V
oldoende kapitaalaccumulatie en toegang tot goede techno –
logie kan zorgen voor zogenoemde inhaalgroei. Hierbij lopen
landen met een lager bruto binnenlands product (bbp) per
capita het verschil ten opzichte van landen met een hoger bbp in. Vrij
verkeer van goederen en kapitaal kan hieraan bijdragen. De Wereldbank
spreekt in de studie Golden growth: restoring the lustre of the European
economic model over de EU als convergentiemachine: de afgelopen 40
jaar groeide het inkomen van de armere delen van Europa met gemid –
deld 2 procent meer dan in de rijkere landen. Een muntunie kan ook een
bijdrage leveren aan convergentie. Het weg vallen van het wisselkoersri-
sico kan handel stimuleren en faciliteert een beweging van kapitaal naar
plekken met het hoogste marginale rendement, vaak landen met een re –
latief laag bbp.
De figuur toont de convergentie (of divergentie) tussen staten in de Ver –
enigde Staten en tussen landen in het eurogebied aan de hand van de
spreiding van hun bbp per capita. Dit wordt gemeten door de standaard –
deviatie in het bbp per capita.
Uit de figuur blijkt een relatief stabiele spreiding voor de VS, terwijl er
vóór deze tijdsperiode nauwelijks sprake is van convergentie of divergen –
tie tussen staten. De interne markt in de VS bestaat al lange tijd, net als
de gezamenlijke munt. Verschillen in bbp per capita tussen de staten zijn
niettemin aanzienlijk, in 2014 variërend van 66.000 Amerikaanse dollar
in Alaska tot 31.500 dollar in Mississippi. Verschillen tussen staten zijn
zowel voor als na de crisis ook relatief stabiel.
Vergeleken met de VS is de spreiding binnen het eurogebied groter. Van -af 1993 en in lijn met de verwachting van inhaalgroei, daalt de spreiding
echter geleidelijk. Verschillen in bbp per capita zijn niettemin nog aan
–
zienlijk, in 2014 variërend van 38.000 euro in Ierland in 2014 tot 10.500
euro in Letland. Na de crisis in 2008 is bovendien divergentie ontstaan,
onder meer (maar niet alleen) door de krimp in Griekenland. Bij goed
beleid gericht op het vergroten van potentiële groei zou deze divergentie
op een gegeven moment weer in hernieuwde convergentie moeten om –
slaan. ■
JORIS VAN DIJK (MINISTERIE VAN FINANCIËN)
Convergentie en divergentie in Europai n t e r n at i o n a a l
Bancaire kredietverlening aan het mkb in beeldm o n e ta i r e z a k e n
D
e uitstaande kredietverlening van Nederlandse grootbanken aan
het midden- en kleinbedrijf is de afgelopen jaren afgenomen. In
het eerste kwartaal van 2015 is de daling ten opzichte van een
jaar eerder bijna 6 procent, naar een niveau van ruim 130 miljard euro (fi-
guur). Niet alle componenten van deze kredietverlening aan het mkb zijn
gekrompen: uitstaande kredieten tot een bedrag van 250.000 euro nemen
sinds eind vorig jaar weer met enkele tienden van procenten toe.
Dit blijkt uit cijfers die DNB sinds het derde kwartaal van 2013 ver –
zamelt en publiceert. De totale uitstaande kredietverlening van Neder –
landse grootbanken aan het mkb neemt in het eerste kwartaal van 2015
op jaar-op-jaar-basis sterker af dan de jaar-op-jaar-afname die gemeten
is in de laatste twee kwartalen van 2014. De lichte toename van de uit –
staande kredietverlening tot een bedrag van 250.000 euro doet zich uit –
sluitend voor in de vorm van rekening-courantkrediet; uitstaande ban –
caire leningen van die maximale omvang vertonen nog wel een daling.
Van het totaalbedrag aan uitstaande kredieten wordt ongeveer 20 pro –
cent verstrekt in de vorm van rekening-courantkrediet, de rest via regu –
liere bancaire leningen. De verhouding tussen deze twee vormen van kre –
dietverlening is enigszins gewijzigd, waarbij het aandeel van kredieten
verstrekt via de rekening-courant licht is afgenomen.
Leningen van bedragen van meer dan 1 miljoen euro vormen in het totaal
aan uitstaande kredieten het grootste deel. Ongeveer twee derde wordt in
deze vorm verstrekt. Ruim 10 procent van de uitstaande kredieten zijn le –
ningen tot een bedrag van 250.000 euro. Het resterende kwart van de uit –
staande kredieten valt in de tussenliggende bedragscategorie. De verhou -dingen tussen de drie genoemde bedragscategorieën zijn nagenoeg stabiel.
De agrarische sector is met bijna een kwart van de totale mkb-kredietver
–
lening de grootste bedrijfstak, gevolgd door de financiële dienstverlening
& ICT waaraan 20 procent van de bancaire kredieten uitstaat. Handel
en vervoer zijn verantwoordelijk voor 15 procent en aan onroerend goed
gerelateerde mkb-kredietverlening is 12,5 procent van het totaal. De
overige bedrijfstakken vormen afzonderlijk minder dan 10 procent van
het geheel en gezamenlijk ongeveer 30 procent. ■
MARJO DE JONG (DNB)
Standaarddeviaties in bbp per capita¹
Bron: AMECO, Bureau of Economic Analysis (BEA), census
Uitstaande mkb-kredietverlening van
Nederlandse grootbanken per bedragscategorie
Bron:DNB
417Jaargang 100 (4713 & 4714) 9 juli 2015
Statistiek ESB
10
1
2
1
4
1
6
1
8
20
0
5
0 .0 00
1
0 0.0 00
1
5 0 .0 00
20
0.0 00
25
0.0 00 In procenten
0 0 03 06 09 12 15
A anta l v e rk o pen b esta ande w onin gen in d e a fg elo pen t w aalf m aanden ( lin kera s)
A andeel v a n d e v ie r g ro ots te g em een te n in d e w onin gve rk o pen ( re ch te ra s)
90
80
70
60 50
40 30
20
10
0
Wijziging reële inkomens tussen 1988 en 2008
Percentiel van de wereldwijde inkomensverdeling van arm (links) naar rijk (rechts)
-10
5 15 253545 5565 75 8595
D
e tijdelijke verruiming van de schenkingsvrijstelling is dit jaar
teruggedraaid. Daarnaast zijn de hypotheekvoorwaarden
vanaf 1 januari opnieuw verscherpt. Tot slot daalt per 1 juli de
NHG-grens van 265.000 naar 245.000 euro.
Ondanks deze aanpassingen blijven de woning verkopen stijgen. Het
aantal woningen dat te koop staat, daalt, zodat kopers minder keus
hebben. Zij moeten bovendien vlugger beslissen, want huizen gaan sneller van de hand. Deze verschuiving van onderhandelingsmacht
naar verkopers is terug te zien in de prijzen. De prijsindex van het
Kadaster laat sinds juni 2013 een stijging zien.
Er zijn diverse redenen voor de omslag op de woningmarkt. Duide
–
lijkheid over de fiscale behandeling van de eigen woning draagt bij
aan het vertrouwen. Daarnaast komen kopers na jaren van uitstel als-
nog in beweging. Hier komt bij dat de forse huurstijgingen huurders
aanmoedigen om over te stappen naar het koopsegment.
De wens om te kopen wordt extra gevoed doordat koopwoningen
beter betaalbaar zijn. De prijzen en de hypotheekrente zijn zo sterk
gedaald dat de netto-hypotheeklasten zeldzaam laag zijn in vergelij –
king met het netto-inkomen. Gezien het ruime monetaire beleid van
de ECB en de verwachte stijging van het besteedbaar inkomen is de
kans groot dat de betaalbaarheid voorlopig gunstig blijft.
Hoewel de verkopen en de prijzen in vrijwel geheel Nederland stijgen,
zijn er forse regionale verschillen. De opleving van de huizenmarkt is
vooral zichtbaar in stedelijke gebieden; daar groeit de bevolking al
jaren het hardst (figuur). Dit heeft te maken met immigratie uit het
buitenland en de toegenomen toestroom van studenten. Verder blij –
ven jongeren na hun studie vaker in de stad wonen, zij nemen de tijd
om een geschikte partner te vinden en wachten langer met kinderen
krijgen. En als het eerste kind zich aandient, blijven ze in de stad om
de opvoeding met hun carrière te combineren.
■ PHILIP BOKELOH (ABN
AMRO BANK)
Opleving Nederlandse woningmarkt: stad meest in trekw o n i n g m a r k t
g r o e i
& c o n j u n c t u u r
N
a de wereldwijde financiële crisis – en zeker na het boek van Tho –
mas Piketty – staat ongelijkheid hoog op de politieke agenda. Ie –
dereen lijkt het erover eens te zijn dat de ongelijkheid binnen lan –
den toeneemt. Kijken we naar de ongelijkheid op mondiale schaal dan bevat
het beeld al veel meer nuance. Branko Milanović is een econoom bij de We –
reldbank en nam de wereldwijde inkomensverdeling onder de loep. Hij rang –
schikte alle landen van rijk naar arm naar inkomensdecielen. Vervolgens keek
hij naar de ontwikkeling van de gemiddelde inkomens per deciel tussen 1988 en 2008. Of met andere woorden: van net voor de val van het IJzeren Gordijn
tot aan de financiële crisis – de twintig gouden jaren van de globalisering.
De middenklasse (de inkomensdecielen uit het midden van de wereld
–
wijde inkomensverdeling ) ging er in de beschouwde periode snel op
vooruit. Hoewel ze arm zijn naar westerse maatstaven, zijn vooral Azi-
aten de afgelopen twintig jaar snel rijker geworden. Dankzij de globali-
sering konden ze hun arbeid vermarkten op de rijkste afzetmarkten. De
keerzijde van de medaille is wat hoger op de wereldwijde inkomensladder
zichtbaar. De groep rondom het 8ste deciel heeft het bijzonder moeilijk
gehad. Zij konden wel genieten van de goedkopere producten, maar za –
gen hun goedbetaalde banen verdwijnen. Dit sluit aan bij de moeilijkhe –
den de afgelopen jaren voor laaggeschoolde arbeid in het Westen. Voor
hen was de globalisering duidelijk geen zegen. De allerrijksten van deze
planeet hebben het daarentegen weer veel beter gedaan. Voor hen bete –
kende globalisering vooral een grotere markt waarop ze hun producten
of diensten konden verkopen.
Per saldo is de wereld beter geworden dankzij globalisering. Meer han –
del, meer productie en meer specialisatie hebben de wereld veel rijker ge –
maakt. Grosso modo zijn het echter vooral de armere landen én de aller –
rijksten die snel vooruit zijn gegaan op de wereldwijde inkomensladder.
De westerse middenklasse houdt aan de globalisering minder inkomen
over. Dat is dan ook de paradox van de globalisering : deze zorgde er tege –
lijkertijd voor dat binnen westerse landen de ongelijkheid toenam en de
wereldwijde ongelijkheid afnam. ■
PETER DE KEYZER (BNP PARIBAS FORTIS)
Afgenomen ongelijkheid tussen landen
De ontwikkeling van woningverkopen
Bron:Kadaster
Verandering in reëel inkomen in de wereld per
inkomensdeciel
Bron: Milanovic, 2013