.
ESB Statistiek
Repatriëring Russische banken dempt kapitaaluitstroom
R
usland kenmerkte zich de laatste jaren door een overschot op de
lopende rekening, dat aangewend werd voor buitenlandse reserveopbouw en netto-kapitaaluitstroom. Na het begin van de Krimcrisis nam de netto-kapitaaluitstroom sterk toe tot 48 miljard dollar (eerste
kwartaal). De figuur toont de samenstelling van kapitaalstromen in en uit
Rusland en de ontwikkeling van de internationale reserves. Door interventies van de centrale bank om de roebel te steunen, daalden de reserves. In het
tweede en derde kwartaal is de netto-kapitaaluitstroom weer verminderd,
waardoor de buitenlandse reserves redelijk stabiel bleven. De samenstelling van de kapitaalstromen is echter fors veranderd. De kapitaaluitstroom
door opbouw van buitenlandse activa door ondernemingen is gelijk gebleven, maar ondernemingen bouwen in het derde kwartaal voor het eerst
ook netto buitenlandse verplichtingen af. Dit hangt mogelijk samen met
het verslechterende investeringsklimaat en sancties, waardoor Russische
partijen minder buitenlandse investeringen ontvangen en buitenlandse leningen moeilijker kunnen doorrollen. Ook de buitenlandse verplichtingen
van banken krimpen vanaf het tweede kwartaal van 2014. Opmerkelijk is
daarnaast dat de banken in het derde kwartaal op grote schaal buitenlandse
activa repatrieerden, mogelijk doordat de sancties banken ertoe dwingen
gaten in de eigen financiering op te vangen. Deze repatriëring heeft de netto-kapitaaluitstroom in het derde kwartaal gedempt. De vraag is hoelang
dit dempende effect op de netto-kapitaaluitstroom aanhoudt en banken
nog ruimte hebben om activa te blijven repatriëren. Volgens de laatste gegevens van de centrale bank in juni staat tegenover 310 miljard dollar aan
buitenlandse activa 270 miljard dollar uit aan buitenlandse verplichtingen.
Zodra de afbouw van verplichtingen groter wordt dan de repatriëring, komen de internationale reserves extra onder druk. Vanaf het vierde kwartaal
vallen de sterke daling van de internationale reserves en de depreciatie van
de roebel op, waardoor er sprake kan zijn van een grotere netto-kapitaaluitstroom. ■lesley potters en joris van dijk (ministerie van financiën)
Samenstelling kapitaalstromen Rusland
In miljarden dollars
100
In miljarden dollars
50
T
764
600
550
0
500
-50
450
-100
-150
feb-’10
aug-’10 feb-’11
aug-’11
feb-’12
Buitenlandse bezittingen banken
Verplichtingen ondernemingen
Internationale reserves (rechteras)
aug-’12 feb-’13
aug-’13 feb-’14
400
aug-’14
Verplichtingen banken
Schattingsfouten
Totaal saldo
Bezittingen ondernemingen
Bron: Central Bank of Russia
Pensioenregelingen in de tweede pijler
weedepijlerpensioenen – collectieve regelingen die de werkgever aanbiedt en waar werknemers verplicht aan deel moeten
nemen – kunnen voor werknemers met een dienstbetrekking
ondergebracht zijn bij drie partijen: pensioenfondsen, verzekeraars en
sinds 2011 ook bij premiepensioeninstellingen (PPI’s). Deze drie partijen bieden verschillende soorten regelingen aan en verschillen ook qua
omvang van elkaar. De inhoud van de pensioenregelingen verschilt per
type instelling. Zo is bij pensioenfondsen het overgrote deel van de pensioenregelingen een uitkeringsovereenkomst (figuur), waarbij het risico
in beginsel bij het pensioenfonds ligt. Dit type regeling maakt, gewogen
naar het aantal deelnemers, ongeveer 90 procent uit van het totale aantal regelingen bij pensioenfondsen. Bij verzekeraars zijn uitkerings- en
premieovereenkomsten vrijwel gelijk verdeeld. Premieovereenkomsten
– individuele Defined Contribution (DC)-regelingen – zijn regelingen
waarbij het risico volledig bij de deelnemer ligt. PPI’s kunnen alleen premieovereenkomsten, aanbieden. De meeste regelingen in de tweede pijler zijn ondergebracht bij een pensioenfonds en deze instellingen hebben
dan ook de meeste deelnemers (per ultimo 2013 ongeveer 5,7 miljoen
actieve deelnemers). Bijna 1 miljoen personen zijn actief deelnemer aan
een pensioenregeling bij een verzekeraar. PPI’s hebben het minste aantal
actieve deelnemers van de partijen die tweedepijlerproducten aanbieden,
namelijk ruim 135.000. Het verschil is nog groter wanneer je naar de verplichtingen van deze partijen kijkt, ook wel de technische voorzieningen
genoemd. De technische voorzieningen van pensioenfondsen bedragen
per ultimo 2013 885 miljard euro, waarvan het grootste gedeelte voor
internationaal
pensioenen
risico van het fonds komt. Pensioenregelingen bij verzekeraars hebben
technische voorzieningen van bijna 45 miljard euro. Ruim 30 miljard
euro hiervan komt voor risico van de verzekeraar, voor het overige deel
ligt het risico bij de deelnemer. Omdat PPI’s nog niet zo lang opereren
op de pensioenmarkt, is de opgebouwde voorziening nog relatief beperkt. Deze bedraagt per ultimo 2013 bijna 400 miljoen euro. Dit zijn
alleen technische voorzieningen waarvan het risico ligt bij de deelnemer.
â– lisanne maas (DNB)
Type pensioenregeling
100
Percentage actieve deelnemers
80
60
40
20
0
Pensioenfondsen
Verzekeraars
Uitkeringsovereenkomst
Premieovereenkomst
PPI’s
Bron: DNB
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
Jaargang 99 (4699 & 4700) 18 december 2014
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
Statistiek ESB
Stijgende AOW-leeftijd beperkt toename AOW’ers
D
e Nederlandse bevolking vergrijst. Sinds de oudste babyboomers de 65 jaar gepasseerd zijn, loopt het aantal ouderen snel
op. Deze ontwikkeling wordt nog versterkt doordat ouderen
steeds langer in leven blijven. Volgens de Bevolkingsprognose 2014
groeit het aantal 65-plussers van 3,0 miljoen nu naar 4,8 miljoen in
2040, om daarna licht te dalen (figuur). Door afspraken die de regering
heeft gemaakt omtrent de AOW-gerechtigde leeftijd zal de stijging van
Prognose aantal 65-plussers en inwoners in de
AOW-gerechtigde leeftijd
5,0
In miljoenen inwoners
4,5
4,0
3,5
3,0
2,5
2,0
1,5
1,0
sociale zekerheid
het aantal inwoners in de AOW gerechtigde leeftijd lager uitvallen. De
ontwikkeling van de AOW-leeftijd is vanaf 2022 gekoppeld aan de toename van de levensduur. Uitgaande van het regeerakkoord en de huidige
prognose van de levensduur zal de komende jaren de AOW-leeftijd elke
twee tot drie jaar met 3 maanden stijgen. Door deze koppeling van de
AOW-leeftijd aan de levensduur zal het aantal inwoners in de AOWgerechtigde leeftijd de komende jaren minder snel toenemen, namelijk
van 2,9 miljoen per 1 januari 2014 tot naar verwachting 3,9 miljoen
in 2040. Na 2040 wordt een sterke daling van het aantal inwoners in
de AOW-gerechtigde leeftijd verwacht, omdat de generaties tegen die
tijd kleiner zijn en de AOW-leeftijd naar verwachting nog verder stijgt.
Het aantal 65-plussers dat nog niet AOW-gerechtigd is, zal per 1 januari 2015 circa 34.000 bedragen. Dit aantal zal naar verwachting oplopen tot omstreeks 0,83 miljoen in 2040. Tot 2060 stijgt dit aantal nog
door tot 1,24 miljoen, ruim een kwart van alle 65-plussers. De koppeling van de AOW-leeftijd aan de ontwikkeling van de levensduur zorgt
ervoor dat het effect van de langere levensduur van ouderen, te weten
meer AOW-gerechtigden, gecompenseerd wordt door het effect van
een hogere AOW-leeftijd, wat tot minder AOW-gerechtigden leidt.
â– carel harmsen (CBS)
0,5
0
‘80
‘85
‘90
‘95
‘00
‘05
‘10
‘15
‘20
Waarneming aantal AOW-gerechtigden
Prognose aantal AOW-gerechtigden
‘25
‘30
‘35
‘40
‘45
‘50
‘55
‘60
Prognose aantal 65-plussers
Bron: CBS
Preventieve voetzorg diabetespatiënten snel kosteneffectief
I
n 2011 waren er in Nederland 834.100 personen met diabetes
bekend bij de huisarts. Diabetespatiënten hebben weinig tot geen
gevoel in hun voeten. Hierdoor is er een verhoogd risico op het
ontwikkelen van een diabetische voet en daarmee een verhoogd risico op
een amputatie van de teen of voet. Preventieve voetzorg gericht op het
voorkómen van een diabetische voet is dus belangrijk. Een zweer aan de
voet – een voetulcus – kan leiden tot een diabetische voet. Een indicatie
voor de kans op een voetulcus is de Simm’s classificatie. Diabetespatiën-
Kosten en baten voetzorg
7.000
In euro
6.000
5.000
4.000
3.000
2.000
1.000
0
-1.000
-2.000
0%
5%
10%
15%
20% 25%
30%
Mate van effectiviteit
Baten langer leven door voetzorg
Zorgkosten bij voetzorg versus geen voetzorg
35%
40%
45%
Saldo kosten en baten
Bron: SEO Economisch Onderzoek
O verig
ten worden ingedeeld in Simm’s classificaties 0 tot en met 3: hoe hoger
het getal, hoe groter het risico op het ontwikkelen van een ulcus. Zes
van de tien diabetespatiënten hebben geen verhoogd risico (Simm’s classificatie 0), drie van de tien hebben Simm’s classificatie 1. Voetzorg voor
diabetespatiënten met Simm’s classificatie 0 is vanaf 2013 bij verschillende zorgverzekeraars uit de aanvullende verzekering verdwenen. Diabetische voetzorg voor patiënten met Simm’s classificatie 1 wordt vanaf
1 januari 2015 alleen bij medische noodzaak nog vergoed met een basiszorgverzekering. Preventieve voetzorg aan diabetespatiënten met Simm’s
classificatie 1 is al bij een lage effectiviteit kosteneffectief. De kosten van
voetzorg zijn gelijk aan de baten als deze de kans op het ontwikkelen van
een ulcus met 13 procent verlagen (figuur). Naast eventuele besparingen
op zorgkosten door preventieve voetzorg is ook de immateriële waarde
van langer leven meegenomen. De figuur toont kosten en baten van
voetzorg per diabetespatiënt met Simm’s classificatie 1 bij verschillende
effectiviteiten van preventieve voetzorg over een periode van 40 jaar.
Wanneer voetzorg niet effectief is, bedragen de netto-kosten per patiënt
per saldo 1200 euro over een periode van 40 jaar. Bij hogere effectiviteiten nemen de zorgkosten af omdat patiënten minder snel in een slechtere
gezondheidstoestand terechtkomen. Daarnaast zijn er baten omdat patiënten door voetzorg langer leven. Het is niet bekend hoe effectief preventieve voetzorg is. Voor zover bekend, is er geen studie die het effect
van preventieve voetzorg aan diabetespatiënten met Simm’s classificatie
1 meet. Het is dus onduidelijk hoe groot het saldo van kosten en baten in
werkelijkheid is. â– caroline berden (SEO economisch onderzoek)
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
Jaargang 99 (4699 & 4700) 18 december 2014
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
765