Sociaal dossier
Onlangs heeft het Tweede-Kamerlid Dijkstal (WD)
het in 1990 gesloten akkoord van de Stichting van
de Arbeid, waarin de sociale partners afspraken om
binnen vijf jaar 60.000 allochtonen aan een baan te
helpen, aangeduid als een “grote, grijze gehaktbal” .
Wie de dossiers doorneemt over het regeringsbeleid
betreffende de be’invloeding van het ziekteverzuim
en de arbeidsongeschiktheid, kan zich bij zo’n kwalificatie wel iets voorstellen.
In 1977 verscheen het WRR-rapport Maken wij er
werk van?, waarin werd aangetoond dat het aandeel
van de actieven in de beroepsbevolking was gedaald en dat de kosten van de sociale zekerheid
sterk waren gestegen. De WRR deed 23 aanbevelingen, waaronder aanbevelingen voor een betere registratie van ziekte en arbeidsongeschiktheid, verbetering van de kwaliteit van de arbeid, een meer op
individuen toegespitste uitvoeringspraktijk e.d. In
haar reactie op het rapport kondigde de regering de
instelling aan van een Interdepartementale stuurgroep beleidsvorming niet-actieven (ISBN) alsmede
een SER-adviesaanvraag.
De Stuurgroep kreeg vijf werkgroepen waarvan
werkgroep 3 zich richtte op de beheersing van de
toeneming van vermijdbaar ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. De werkgroep publiceerde in
1979 de Notitie Volumebeleid. Hierin worden verschillende factoren genoemd die een toenemend beroep op de sociale zekerheid veroorzaken: demografische factoren, de werkgelegenheidssituatie, discrepanties tussen vraag en aanbod, arbeidsomstandigheden, mentaliteitswijzigingen e.d. De oplossing
wordt vooral gezocht in een gei’ntegreerde benadering van het volumebeleid en een herziening van de
uitvoeringsorganisa’tie.
In 1982, vier jaar na de aankondiging, verzoekt de
regering de SER om advies over enkele regeringsvoornemens met betrekking tot wijziging van de
Ziektewet, verlaging van het inkomensniveau van
werknemers bij ziekte, een eigen risico voor werkgevers bij kortdurend verzuim en enkele andere rnaatregelen. De SER brengt in de loop van 1982 advies
uit. Ongeveer tegelijkertijd verschijnt het eindrapport van werkgroep 3, waarin wordt gesignaleerd
dat er in het jaar 2000 1,25 miljoen mensjaren verloren zullen gaan door ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid.
Het advies van de SER legt een sterk accent op
preventie van verzuim, o.a. door verbetering van
arbeidsomstandigheden en beveelt voorts een goede verzuimregistratie binnen ondernemingen en bij
de bedrijfsverenigingen aan. De SER gaat in het advies ook in op een eventuele wettelijke verplichting
voor ondernemingen om een bepaald percentage
gedeeltelijk arbeidsongeschikten in dienst te nemen. De SER komt daarbij echter niet tot een eensluidend advies.
In 1982 stuurt de regering tevens het ontwerp voor
de Wet arbeid gehandicapte werknemers (WAGW)
naar de Kamer. Naast een sociale doelstelling wordt
daarin een volumedoelstelling genoemd: een uni-
ESB 22-4-1992
form quotum van 5% voor gehandicapten, waardoor 65.000 gehandicapten extra werk zouden vinden.
Voorts wordt gepleit voor verbetering van de samenwerking tussen
verschillende diensten, zoals de
GMD en de arbeidsvoorziening. In
1985 wijzigt de regering het wetsvoorstel. De quoteringsregeling
wordt omgezet in een variabele
quotering en zal eerst op 1 juli 1989
ingaan. De verantwoordelijkheid
voor de arbeidsdeelname van gehandicapten wordt bij de sociale
partners gelegd. Kabinetten van verschillende signatuur hebben dan inmiddels twaalf jaar voorbij laten
gaan en ten slotte de verantwoordelijkheid maar bij derden gelegd!
Wel is er intussen het een en ander gedaan aan de
zogenaamde stelselherziening, waarvan een reductie van de instroom met 50% wordt verwacht. Door
de grote sociale onrust is het pakket echter afgezwakt. Op 7 juli 1988 schrijft de regering aan de
Stichting van de Arbeid dat de toename van het aantal zieken en arbeidsongeschikten zorgwekkend is.
Op 29 September stuurt het kabinet weer een brief
aan de Stichting van de Arbeid waarin de vrees
wordt uitgesproken voor meer dan een miljoen langdurig arbeidsongeschikten op termijn. De regering
vraagt een gesprek aan, dat op 31 januari 1989
plaatsvindt (weer een half jaar verstreken). In dat gesprek wordt afgesproken een werkgroep in te stellen (oh, wat is regeren soms toch makkelijk), de Tripartite werkgroep volumebeleid arbeidsongeschiktheidsregelingen (TWVA). Op 20 oktober stuurt de
Werkgroep haar rapport aan de minister-president,
met concrete aanbevelingen met betrekking tot preventie, vergroting van de financiele betrokkenheid
van het bedrijfsleven en bevordering van de instroom van gedeeltelijk arbeidsongeschikten. Op 6
maart 1990 wordt het kabinetsstandpunt naar de Kamer gezonden, waar in april overleg wordt gevoerd.
Tevens vindt op 3 april overleg plaats met de sociale partners over de TWVA. Ook vindt een voorjaarsoverleg plaats op 22 juni en later een najaarsoverleg
dat wordt afgerond met een verklaring van 1 oktober. Daarin wordt gekozen voor een consensusbenadering, die niet zal leiden tot het halen van het doel
uit het regeerakkoord. Afgesproken wordt dat de
ARBO-raad zal worden gevraagd om de resultaten
in 1992 te evalueren.
Waarschijnlijk zal uit die evaluatie blijken dat regering, werknemers en werknemers te gemakkelijk bepaalde taakstellingen hebben geformuleerd, zonder
zich te bezinnen op de concrete uitvoeringsmogelijkheden. Over dat laatste moet dus nog eens worden nagedacht. Misschien iets voor een werkgroep?
1. H.F. Dijkstal, Stichtingsakkoord is grote, grijze gehaktbal, Ondememing, 3 maart 1992.
P.R Boorsma