Ga direct naar de content

Roken in perspectief

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 12 1996

Roken in perspectief
Aute ur(s ):
Keuzenkamp, H.A.
Ve rs che ne n in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4062, pagina 521, 12 juni 1996 (datum)
Rubrie k :
Redactioneel
Tre fw oord(e n):
belastingen, drugs, genotmiddelen

‘Welke risico’s neemt u?’ Hiermee adverteert Philip Morris in een groot aantal Europese kranten. ‘Het lijkt wel of er bijna iedere dag
opnieuw iets wordt ontdekt dat een zeker risico voor de gezondheid inhoudt’, schrijft de sigarettenfabrikant. Het kijken naar voetbal
wordt helaas niet genoemd, maar wel het drinken van een goed glas gechloreerd water. Het laatste lijkt riskanter dan passief roken. Met
dit soort advertenties hoopt Philip Morris de risico’s van passief roken ‘in perspectief’ (zoals de kop boven de advertentie luidt) te
plaatsen, zodat individuen beter met risico’s kunnen omgaan. Uiteindelijk is het anti-rookbeleid natuurlijk het doelwit.
Dat beleid beoogt het roken te ontmoedigen. Roken is immers slecht voor de gezondheid en leidt tot een kortere levensverwachting.
Maar terwijl de hartklachten die ontstaan bij het kijken naar voetbal geen reden voor overheidsingrijpen vormen, hebben politici grote
behoefte om zich met het roken te bemoeien. Daarvoor hebben zij paternalistische en economische motieven.
Paternalisme is gerechtvaardigd als mensen zelf niet in staat zijn een goede keuze te maken. Dat is bijvoorbeeld het geval bij gebrek aan
informatie. Over de gezondheidseffecten van roken is echter veel informatie beschikbaar, en ook worden de risico’s niet te laag ingeschat.
Er is eerder sprake van overschatting door het publiek (zowel rokers als niet-rokers), dan van onderschatting 1. Ook voor jongeren gaat
dit argument niet op: tieners kennen aan roken een groter risico toe dan de rest van de bevolking. Dat nicotine verslavend werkt is
genoegzaam bekend: de markt voor middeltjes die helpen met roken te stoppen floreert. Wie met roken begint weet dat de weg terug
moeilijk is. Er is dus geen gebrek aan informatie. Een andere overweging voor paternalisme is echter dat mensen zich weliswaar beseffen
dat roken verslavend werkt, maar niet in staat zijn om de lange-termijn gevolgen in hun beslissing te betrekken. Ze zijn kortzichtig. Dit
argument wordt vooral gebruikt voor jongeren. Maar wat kortzichtigheid lijkt, zou ook een sterke voorkeur voor de korte termijn kunnen
zijn. En over smaak valt niet te twisten, zeker niet met rokers. Hier is hooguit een rol voor pater en mater zelf, maar niet voor Postbus 51.
Roken is, kortom, een rationele verslaving: het nut wordt intertemporeel gemaximeerd, door er nog eentje op te steken 2.
Economische motieven voor het ingrijpen in de nicotinemarkt kunnen gebaseerd worden op het bestaan van externe effecten.
Belastingheffing zorgt er dan voor dat de maatschappelijke marginale kosten en baten weer in overeenstemming zijn. Bij de
maatschappelijke kosten gaat het allereerst om de kosten voor medische zorg en arbeidsverzuim, die de markt niet in de prijs van
sigaretten verwerkt. Dat kan een reden zijn voor accijns of hogere verzekeringspremies. Aan de andere kant dragen rokers flink bij aan de
oplossing voor het vergrijzingsprobleem. Dat bespaart weer geld voor de oudedagsvoorziening. Per saldo wegen deze kosten en baten
van het roken aardig tegen elkaar op.
Het persoonlijke risico van de roker en de directe maatschappelijke kosten ervan vormen geen overtuigende reden voor een veel strenger
beleid. Een betere overweging is het bestaan van externe effecten door passief roken. In de Verenigde Staten is dit een belangrijk wapen
tegen de tabaksindustrie geworden. Europa volgt dat voorbeeld. Niet voor niets richt de campagne van Philip Morris zich juist op dit
onderwerp. De tabaksfabrikant betoogt dat het gezondheidsrisico van meeroken betrekkelijk gering is, kleiner dan het drinken van
gechloreerd water of twee glazen melk per dag (niet vermeld worden de positieve effecten op de gezondheid van melkconsumptie). Geen
reden dus voor een strenger anti-rookbeleid. Meeroken leidt echter niet alleen tot een iets minder goede verwachte gezondheid, maar
vooral tot hinder, zoals iedere niet-rokende cafébezoeker weet. Dat is een klassiek extern effect waarvoor belastingheffing op zijn plaats
is.
Althans, indien de markt dit effect niet kan internaliseren. Dat nu blijkt wel het geval: in restaurants zijn vaak rookvrije ruimtes, en in
bedrijven, instellingen en treinen worden de ruimten waar gerookt mag worden ieder jaar kleiner. Bedrijven zouden trouwens
ook,voortbordurend op de (tamelijk holle) leuze ‘dat lossen we samen op’, eigendomsrechten voor schone lucht aan personeelsleden
kunnen geven. Die kunnen vervolgens verhandeld worden. Maar transactiekosten lopen in zo’n geval snel op. Vandaar dat een
rookverbod, gecombineerd met speciale rokersholen, doelmatiger kan zijn. In ieder geval is er geen reden voor overheidsingrijpen.
Vooralsnog blijft de meest overtuigende economische reden voor belastingheffing op sigaretten de geringe prijselasticiteit van de vraag.
Daarom genereert belastingheffing hier hoge opbrengsten, tegen relatief geringe welvaartskosten. Accijns op sigaretten is een ideale
‘Ramsey-belasting’. Amerikaanse berekeningen suggereren dat het huidige Nederlandse tarief niet ver van het optimum zit, maar specifiek
onderzoek voor de Nederlandse situatie kan geen kwaad 3. Want als rokers, zoals de minister van financiën, met slechts een gering
welvaartsverlies het financieringstekort omlaag helpen, dan biedt dat een aantrekkelijk economisch perspectief

1 K. Viscusi, Smoking: making the risky decision, Oxford University Press, 1992.
2 Zie ook H.P. van Dalen, Zijn rokers wel rationeel?, ESB, 31 augustus 1994, blz. 782.
3 M. Grossman, J.L. Sindelar, J. Mullahy en R. Anderson, Alcohol and cigarette taxes , Journal of Economic Perspectives, 1992, blz. 211222.

Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur