Ga direct naar de content

Reorganisatie als voorwaarde voor beleid

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 1 1982

H. D. Tjeenk Willink

Reorganisatie
als voorwaarde
voor beleid
Geoefende sprekers op verkiezingsbijeenkomsten weten het: voor een rumoerige zaal heeft het weinig zin steeds
harder te gaan praten. Toch is die neiging steeds aanwezig. ,,Meer van hetzelfde” ligt als oplossing voor de hand.
Dat geldt ook voor de reorganisatie van
de rijksdienst. Als samenhangend beleid
ontbreekt, is de aandrang groot nieuwe
coordinatiestructuren op oude te stapelen. Succes is allerminst verzekerd.
Waar gaat het om? Reorganisatie van
de rijksdienst is geen doel in zich zelf,
maar een middel tot verbetering van de
politieke besluitvorming. In die politieke
besluitvorming zijn steeds ten minste
drie vragen aan de order wat is het maatschappelijke probleem?; kan de overheid
er iets aan doen?; en moet de overheid er
iets aan doen? Als de laatste vraag min of
meer automatisch met ja beantwoord
wordt, is het minder nodig de eerste twee
vragen te stellen. De overheid had altijd
wel iets te bieden zolang de financiele
middelen ruim waren. Dat is voorbij. De
discussie breekt los over de vraag welk
probleem het eerst moet worden aangepakt en op welke wijze dat kan gebeuren. De zaal wordt rumoerig.
Niet alle maatschappelijke ontwikkelingen behoeven de politieke aandacht.
Niet elke politieke discussie over een
maatschappelijk probleem behoeft te leiden tot een permanente taak van de overheid, laat staan van de centrale overheid.
Een gedeelte van de ondoorzichtigheid
en de overbelasting van de overheid is
een gevolg van het feit dat het onderscheid tussen politieke discussie en overheidstaak niet wordt gemaakt. Veel
maatschappelijke problemen krijgen pas
in de vorm van mogelijke overheidstaken politieke aandacht. Sommige
maatschappelijke problemen zijn echter
(nog) niet, of niet door de overheid op te
lossen. Soms verdwijnen dergelijke problemen van de agenda via de voorbereiding van de immers onbereikbare oplossing. Andere problemen verschijnen wel
op de agenda, maar verknipt naar bestaande departementen en beleidssectoren en aangepast aan de beschikbare instrumenten. Weer andere blijven permanent in politieke discussie.
In de discussie over de politieke besluitvormming, ook over sociaal-economische problemen, zit een merkwaardige paradox, omdat en voor de oplosESB 8-9-1982

sing van maatschappelijke problemen
verwachtingsvol naar de overheid wordt
gekeken en tegelijkertijd alle nog onopgeloste problemen aan het gebrekkig
functioneren van die overheid worden
toegeschreven. De baron Von Mu’nchhausen moet zich opnieuw aan de eigen
haren uit het moeras trekken. Er is een
toenemende spanning voelbaar waarmee
de overheid te maken krijgt, en de (afnemende) mogelijkheden van de overheid om die maatschappelijke problemen
binnen een redelijke tijd te verwerken en
op te lossen. Die spanning moet worden
verminderd. Als ministers die een beleid
willen voeren dat in vier jaar niet kunnen
uitvoeren, als de relatie tussen beleidsvoornemens van een kabinet en het feitelijk door dat kabinet gevoerde beleid aan
de kiezers nauwelijks meer duidelijk te
maken is, dan wordt ons politieke systeem, de parlementaire democratic, aangetast.
De Commissie Hoofdstructuur Rijksdienst (CHR) vatte vorig jaar de gevolgen van de maatschappelijke ontwikkelingen voor organisatie en functioneren
van de overheid samen als een toenemende maatschappelijke sturingsbehoefte en
een afnemend sturend vermogen van de
overheid. De CHR constateerde tegelijkertijd dat het aantal terreinen waarop
door de overheid gestuurd wordt, toeneemt. De aanbevelingen van de CHR
richtten zich met name op verbetering
van het overheidsaanbod of, zoals de
commissie het formuleert, ,,vergroting
van de passendheid van de hoofdstructuur van de rijksdienst en zijn feitelijk
functioneren bij de maatschappelijke behoeften”. Nu, een jaar later, staat een
vermindering van het overheidsaanbod
centraal: heroverweging, deregulering,
privatisering en decentralisatie zijn de
sleutelwoorden. Wat die vermindering
concreet voor de Haagse bureaucratic
gaat betekenen, krijgt minder aandacht.
Het rumoer zal toenemen.
Kan die vermindering van overheidstaken worden doorgevoerd zonder een

betere politieke besluitvorming? Het
staat te bezien. Wordt door minder overheidstaken het sturend vermogen van de
overheid automatisch groter? Het is allerminst zeker. Bovendien is er nog een
ander element dat de aandacht verdient:
met vermindering van het aantal terreinen waarop gestuurd wordt, worden
niet direct ook de maatschappelijke behoeften die op de overheid afkomen, verminderd. Dat gebeurt wel als de mogelijkheden ontwikkeld worden om aan die
behoeften elders, door de burgers zelf,
door maatschappelijke organisaties, door
andere overheden, sneller en beter tegemoet te komen. Daarvoor is politieke
besluitvorming nodig.
Reorganisatie van de rijksdienst is
nodig om het vermogen van de overheid
om eigen organisatie en functioneren
aan nieuwe omstandigheden aan te passen, te vergroten. Daaraan moeten zowel
politici als ambenaren mee willen en
kunnen werken. Ambtenaren moeten de
bereidheid en de mogelijkheid hebben
om zelf aan veranderingen in eigen organisatie en functioneren mee te werken.
Op hun creativiteit zal een uitdrukkelijk
beroep moeten worden gedaan, maar in
een democratisch bestel behoren politici
de eerste stap te zetten. Die stap zal betrekking moeten hebben op het tempo
van politieke besluitvorming en op de
mogelijkheden (tijdelijk) deskundigen
van binnen en buiten de rijksdienst in te
zetten voor de oplossing van complexe
problemen.
De politieke wil is er, gelet op de verkiezingsprogramma’s van de politieke
partijen. Door de voorbereidende activiteiten in het project reorganisatie rijksdienst kunnen politici nu hierover ook
verantwoorde beslissingen nemen. Die
beslissingen moeten politici nu ook nemen. Anders wordt de zaal afgebroken.

De auteur is regeringscommissaris voor de

reorganisatie van de rijksdienst.

959

Auteur