Ga direct naar de content

Rente frustreert succes loonmatiging

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 14 1989

Conclusies

Rente frustreert succes
loonmatiging
Loonmatiging is een vaag begrip dat
niet voor iedereen dezelfde betekenis
heeft. Uitgangspunt voor dit artikel is,
dat bij loonmatiging werknemers ten
opzichte van het basisjaar 19771 genoegen nemen met een kleiner deel
van de toegevoegde waarde die in het
bedrijfsleven is gevormd; een lagere
arbeidsinkomensquote (AIQ) derhalve.
Anders gezegd: de factor arbeid tolereert een hogere kapitaalinkomensquote (KIQ). Niet om daarmee kapitaalverschaffers van dienst te zijn, maar om
arbeidsplaatsen te behouden en te
scheppen.
In de figuur zijn de resultaten van een
onderzoek naar de gevolgen van loonmatiging voor de werkgelegenheid samengevat. Bij elk van de curven volgt
thans een korte toelichting.
De arbeidsinkomensquote (AIQ):
het blijkt dat deze quote vanaf het jaar
1981 lager is dan in het basisjaar 1977.
Men kan dus stellen dat er sinds 1981
sprake is van loonmatiging.

De restquote (RQ): deze quote is
gelijk aan de kapitaalinkomensquote
(KIQ) minus de hierna te behandelen
winstquote (ZQ). De restquote bestaat
voor het grootste deel uit het aandeel
van de rentelasten in de toegevoegde
waarde. Tot en met het jaar 1981 stijgt
deze quote. In de jaren 1982, 1983,
1984 en 1985 verandert de restquote
weinig. Na het jaar 1985 treedt er een
aanzienlijke daling van deze quote op.
De winstquote (ZQ): de winstquote is
gelijk aan 100% minus de som van AIQ
en RQ2. Tijdens de eerste jaren van de
beschouwde periode daalt de winstquote. Vanaf het jaar 1982 stijgt de quote met
een onderbreking in het jaar 1987.
De procentuele verandering van het
arbeidsvolume (AV): in 1982 daalt het
arbeidsvolume met 3%. Dit lijkt niet spectaculair. Het betreft evenwel meer dan
120.000 arbeidsplaatsen die verdwijnen!
Vanaf 1985 stijgt het arbeidsvolume
weer. In de jaren 1987 en 1988 is de
verandering kleiner dan in het jaar 1986.

Figuur. Samenstelling toegevoegde waarde en verandering arbeidsvolume (19771988)
74
72
70

De daling van de arbeidsinkomensquote werd in aanzienlijke mate opgeslokt door de stijging van de restquote.
In het jaar 1983 is bij voorbeeld de
winstquote lager dan in het jaar 1977
hoewel de arbeidsinkomensquote ten
opzichte van het jaar 1977 met vijf procentpunten is gedaald.
Veel beter dan het verloop van de
arbeidsinkomensquote verklaart de
hoogte van de winstquote de verandering van het arbeidsvolume. Dit spoort
met de theorie, die zegt dat:
– positieve winstverwachtingen investeringsprikkels geven;
– gemaakte en ingehouden winsten financieringsmiddelen voor investeringen en arbeidsplaatsen opleveren, en
– betaalde rente een kostenpost is die
de winst drukt en daarom een negatieve invloed heeft op de investeringen en de werkgelegenheid3.
Omdat er (globaal gesproken) een
‘time-lag’ van een jaar zit tussen de
curven ZQ (winstquote) en AV
(arbeidsvolume), zal de stijging van de
winstquote in het jaar 1988 naar verwachting leiden tot een forse toeneming
van het arbeidsvolume in het jaar 1989.
Gegeven het feit dat in het jaar 1989
de rentevoet steeg en er tevens naar
verwachting (weer) hogere looneisen
ingediend zullen worden, zal de winstquote in het jaar 1990 ten minste van
twee kanten onder druk staan. De gevolgen daarvan voor de werkgelegenheid in het jaar 1991 laten zich niet
moeilijk raden.

A|Q

68
66
64

J. Keus

62
60
3CTf
28

26

20
18

16
14
12

10
8
6
4
2

0
-2
-4
78

80

82

84

86

Jaren

ESB 13-12-1989

88

1. Het jaar 1977 is gekozen omdat vanaf dat
jaar gegevens beschikbaar zijn over de omvang van de rentelasten van het bedrijfsleven. Bij het onderzoek is met name gebruik
gemaakt van label S 10.1 uit Nationale Rekeningen, Tijdreeksen 1969-1984, CBS,
1987 en uit Nationale Rekeningen 1987 en
1988, CBS, 1988 en 1989. Tabel S10.1 heeft
betrekking op de sector niet-financiele bedrijven. Het bank- en verzekeringswezen behoort niet tot die sector.
2. De winstquote heeft in dit onderzoek betrekking op de volgende posten van label S
10.1: posl2116 (dividenden, royalties, pachlen en dergelijke) minus hel aandeel van de
overheid daarin; posl 2117 (inkomen zelfslandigen) minus loegerekend loon; posl
6310 (besparingen). Volledigheidshalve
wordl opgemerkt dat de term winst in dit
onderzoek een enigszins ruimere betekenis
heeft dan ‘opbrengst van ondernemend vermogen’.
3. Zie voor de relatie lussen ‘winsl en werk’
ook: J. Keus, Ondernemingswinst en werkgelegenheid, Stenfert Kroese, Leiden, 1986
(handelseditie dissertatie, Rotterdam,
1986).

1241

Auteur