Ga direct naar de content

Realisme versus solidariteit

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 28 1993

Realisme versus solidariteit
Nu de VS definitief op het droge zijn en het VK de
eerste tekenen van herstel verwelkomt, lijkt de Westduitse economic langzaam af te glijden naar een recessie, getuige de marginale bnp-groei over 1992
van 0,8% en de voorspelde 1% krimp dit jaar. Desalnietterhin houdt de Bundesbank de rente hoog zolang zij niet overtuigd is dat de inflatoire impulsen
van toenemende financieringstekorten en onbeheerste loonkostenontwikkelingen tot het verleden behoren. Tot overmaat van ramp blijft een Oostduitse opleving uit, hetgeen het schrikbeeld oproept van aanhoudend hoge overdrachten van west naar cost. Om
het een en ander alsnog in goede banen te leiden
heeft de regering-Kohl vorige week een ‘Solidariteitspakt’ gepresenteerd, dat de basis moet vormen voor
recessiebestrijding in het westen, financiering van
het oosten, en renteverlaging door de Bundesbank.
In de eerste plaats voorziet het solidariteitspakt
in een aanvullende begroting voor 1993. Deze moet
ruimte maken voor hoger dan begrote uitgaven voor
Rusland en Oost-Duitsland, rekening houdend met
conjuncturele tegenvallers uit hoofde van hogere
werkloosheidsuitgaven en lagere belastinginkomsten
(elk 5 mrd. D-mark). In het belang van de recessiebestrijding worden de conjuncturele tegenvallers
niet gecompenseerd, waardoor het federate tekort in
1993 zal oplopen tot 53 miljard D-mark.
In bredere zin kan het solidariteitspakt worden
beschouwd als de federale bijdrage aan de financiering van de Oostduitse opbouw op langere termijn.
De regering-Kohl wil meer geld uittrekken voor investeringssubsidies. Daarnaast neemt de federatie in
1995 de inboedel over van de eind 1994 te liquideren Treuhandanstalt, waaronder een schuld van naar
schatting 400 miljard D-mark. Dit laatste alleen al zal
de federale begroting met jaarlijks 40 mrd. D-mark
aan extra schuldendienstbetalingen belasten. Mogelijk nog kostbaarder is de toezegging de “industriele
kernen’ van de Treuhandportefeuille na 1995 te behouden.
Om de gevolgen voor de federale begroting te
beperken, wordt voorzien in een omvangrijk pakket
ombuigingen, oplopend tot 20 mrd. D-mark in 1995,
waarvan de lasten zo evenwichtig mogelijk over de
samenleving zijn verdeeld. Het betreft onder andere
het verminderen van fiscale aftrekposten (waaronder
hypotheekrente), kortingen op sociale zekerheid,
lagere subsidies (landbouw, mijnbouw, scheepswerven, huren), bezuinigingen op het ambtenarenapparaat, het inkomensafhankelijk maken van de kinderbijslag en, vanaf 1994, verhogingen van de
wegenbelasting en de brandstofaccijnzen. Deze ombuigingen wegen echter niet op tegen de in 1995
sterk oplopende federale uitgaven. De regering
wenst dan ook een groter aandeel in de omzetbelasting ten koste van de deelstaten. Daarnaast wordt de
herintroductie in 1995 van de ‘solidariteitsheffing’ op
de directe belastingen achter de hand gehouden.

ESB 27-1-1993

Naast deze federale inspanningen vraagt de regering-Kohl bijdragen van de deelstaten, de vakbonden (loonmatiging in West-Duitsland), het bedrijfsleven (investeringen in Oost-Duitsland), en de
Bundesbank (verlaging rentetarieven). Deze punten
zijn echter nauwelijks uitgewerkt. Daarmee dreigt
het solidariteitspakt voornamelijk een solo-actie te
worden van de federale overheid.
Dit brengt in de eerste plaats risico’s met zich
mee voor de overheidsbegroting als geheel. Reeds in
1993 loopt het federale tekort sterk op, zonder dat er
met de deelstaten overeenstemming is bereikt over
uitgavenbeheersing in het algemeen, en over de bijdrage van de westerse deelstaten aan de overdrachten naar Oost-Duitsland in het bijzonder. Illustratief
voor het gebrek aan overeenstemming is het feit dat
de meeste deelstaten geregeerd worden door de oppositionele SPD, een partij die het solidariteitspakt
voorlopig heeft afgewezen gezien de daarin opgenomen kortingen op de sociale voorzieningen. Door
deze interne verdeeldheid staat de geloofwaardigheid van het solidariteitspakt op het spel.
Belangrijker nog is dat de federale regering kostbare toezeggingen doet zonder deze afhankelijk te
stellen van loonmatiging in West- en Oost-Duitsland.
Gezien de verslechterende conjunctuur ligt loonmatiging in West-Duitsland voor de hand. Hetzelfde zou
moeten gelden voor Oost-Duitsland, te meer omdat
daar het loonniveau reeds aanmerkelijk hoger ligt
dan het niveau van de arbeidsproduktiviteit. Desondanks houden de vakbonden vast aan inkomenspariteit tussen cost en west in 1994, hetgeen per 1 april
dit jaar een loonsverhoging van 26% inhoudt. Als dit
doorgaat dreigt voor Oost-Duitsland een vicieuze cirkel van te hoge loonkosten, uitblijvende investeringen, toenemende werkloosheid en achterblijvende
produktiviteit, en voor West-Duitsland permanente
overdrachten in de vorm van loonkostensubsidies
en/of werkloosheidsuitkeringen. Wat dat betreft getuigt het begin deze week gelanceerde voorstel van
de Westduitse werkgevers van meer realisme: meer
investeringen in Oost-Duitsland (van 110 mrd.
D-mark in 1992 naar 130 mrd. D-mark in 1993), mils
de loonstijging van 26% wordt uitgesteld.
Door het gebrek aan overeenstemming tussen de
federale overheid en de deelstaatregeringen, de onzekere vooruitzichten voor het financieringstekort
van de overheid als geheel en het taboe op grotere
inkomensverschillen, heeft het solidariteitspakt van
Kohl meer weg van een basis voor discussie dan van
een realistische strategic voor het oplossen van de
problemen van de Duitse economic. Dit neemt niet
weg dat als de sociale partners hun verantwoordelijkheid nemen, een beter akkoord spoedig kan volgen.
A.R.G.J. Zwiers

Auteur

Categorieën