reactie
Reactie op: De Randstad hangt
als los zand aaneen
Onder de titel De Randstad hangt als los zand aaneen (ESB
(2007), 292–295) betogen Van Oort et al. in ESB 4510 van 18
mei 2007 dat de Randstad geen geïntegreerd ruimtelijk systeem
is. Die conclusie zou wel eens heel anders kunnen uitvallen als
de gehanteerde onderzoeksmethode op een drietal punten wordt
verbeterd.
Het bedoelde artikel is gebaseerd op het RPB-rapport Vele steden
maken nog geen Randstad (2006). De mate van integratie van de
steden in de Randstad wordt onderzocht voor twee typen relaties:
pendelrelaties en bedrijfsrelaties. De hoofdconclusie is dat de
Randstad niet functioneert als een ruimtelijk geïntegreerd systeem: ze bestaat uit vier stedelijke regio’s die als los zand aaneen
hangen. Daaraan wordt een tweede conclusie toegevoegd: een
randstadprovincie heeft geen zin, het ruimtelijk economisch beleid
en dus ook de bestuurlijke samenwerking moeten op stadsgewestelijke schaal worden vormgegeven.
Deze twee conclusies zijn naar onze mening niet houdbaar. Om
te beginnen kan op basis van het voorliggende materiaal (nog)
niet geconcludeerd worden dat de Randstad niet functioneert als
ruimtelijk geïntegreerd systeem. Alsof dat een binaire kwestie van
ja of neen zou zijn.
Maar zelfs als het neen is, dan nog is het de vraag of dat wenselijk
is. En als het niet wenselijk is, of het mogelijk is daaraan iets te
veranderen. En vervolgens of een randstadprovincie daaraan zou
kunnen bijdragen.
Deze keten van denkstappen wordt door de auteurs overgeslagen
in hun ijver om de tweede conclusie te bereiken: die randstadprovincie heeft geen zin.
Terug naar de vraag of de Randstad een geïntegreerd ruimtelijk
systeem is. De auteurs onderzoeken dat zoals gezegd aan de hand
van bedrijfsrelaties en woonwerkrelaties. De laatstgenoemde categorie laten we hier buiten beschouwing.
De gegevens over bedrijfsrelaties zijn afkomstig uit een grootschalige bedrijfsenquête. Van 1.676 Randstedelijke bedrijfsvestigingen
in de industrie, zakelijke dienstverlening en groothandel zijn de
tien door henzelf belangrijkst geachte relaties met toeleveranciers
en uitbesteders genoteerd. Deze 16.760 relaties zijn vervolgens
geanalyseerd.
Daarbij zijn deze relaties eenvoudig opgeteld, dus allemaal even
zwaar gewogen. Er is geen poging gedaan ze te wegen naar economisch belang. Naar onze mening is dat een te grote en bovendien
een onnodige simplificatie. Wij stellen voor de analyse te herhalen,
maar dan de relaties te wegen met de omzet van de betreffende
bedrijfsvestiging en/of de afstand. Immers: hoe groter (economisch) het bedrijf, hoe belangrijker economisch gezien een relatie
zal zijn die dat bedrijf tot zijn belangrijkste tien rekent. En gezien
de kosten zullen relaties alleen over grotere afstanden worden
onderhouden als ze navenant meer profijtelijk zijn en dus meer
economische waarde vertegenwoordigen.
De relatiepatronen tussen en binnen de steden en stadsgewesten worden in het artikel vervolgens geanalyseerd met behulp
van een eenvoudig zwaartekrachtmodel (dat in bijlage 3 van het
RPB-rapport wordt uiteengezet). In dat model wordt – kort weer
gegeven – het aantal bedrijfsrelaties tussen steden verklaard door
de (economische) massa’s van de beide betrokken steden en hun
onderlinge afstand. Indien het feitelijke aantal relaties kleiner
is dan aldus theoretisch mag worden verwacht, is er volgens de
auteurs geen sprake van economische integratie. Is het feitelijke
aantal groter, dan wel. De toetsing van het basismateriaal aan dit
model leidt vervolgens tot de conclusie dat de vier stadsgewesten
wel functioneren als ruimtelijk geïntegreerde systemen, maar dat
de Randstad zelf als los zand aaneen hangt.
Tegen deze analyse hebben wij de volgende bezwaren:
Om te beginnen het zojuist al genoemde punt dat het economisch
belang van de relaties niet wordt meegewogen. Als dat alsnog
gebeurt, kan alleen daardoor al een heel ander beeld ontstaan.
Vervolgens is het toetscriterium binair: er zijn wel of niet meer relaties dan theoretisch wordt verwacht en dus is er wel of niet sprake
van ruimtelijke integratie. Dat leidt tot het vreemde beeld dat in
het artikel enerzijds wordt geconcludeerd dat de relaties tussen
de vier grote steden in absolute zin aanzienlijk in aantal zijn, maar
dat ze anderzijds vervolgens helemaal niet meetellen, omdat het er
minder zijn dan verwacht. En dus zou er helemaal geen integratie
zijn, ondanks die grote absolute aantallen.
De analyse zou aanzienlijk aan diepte en overtuigingskracht winnen, als zou worden gewerkt met bijvoorbeeld een vijf- of tienpuntsschaal. Dat geeft ook meer mogelijkheden om de scores op
die schaal in de loop van de tijd te volgen.
Tenslotte het gebruikte zwaartekrachtmodel, dat een kennelijke
analogie is met de vierde wet van Newton: de aantrekkingskracht
tussen twee steden is gelijk aan het product van de beide massa’s,
gedeeld door de afstand en vermenigvuldigd met een constante.
In de wet van Newton wordt echter gedeeld door het kwadraat van
de afstand, en wij kunnen geen reden bedenken waarom dat hier
anders zou moeten zijn. We stellen daarom voor de analyse op dit
punt over te doen, dus met de afstand kwadratisch in de noemer
van het zwaartekrachtmodel.
Het is niet onze bedoeling met deze punten van kritiek een theoretische discussie te starten, daar is de materie te belangrijk voor.
We hebben onze kritiekpunten daarom bewust geformuleerd als
uitnodigingen aan de auteurs om de eerdere analyse aan te vullen,
te verdiepen en te verfijnen. Voorzover wij kunnen overzien kan
dat met het aanwezige basismateriaal. We zijn benieuwd naar het
resultaat.
LITERATUUR
Oort, F. van, M. Burger, O. Raspe en J. Ritsema van Eck (2007) De Randstad
hangt als los zand aaneen. ESB, 92(4510), 292–295.
Ruimtelijk Planbureau (2006) Vele steden maken nog geen Randstad.
Den Haag: RPB.
DUCO STADIG, JEU BIELDERS EN CEES OUDSHOORN
Voorzitter Vereniging Deltametropool, voorzitter Kamer van Koophandel
Utrecht, directeur economische zaken VNO-NCW
ESB
19 oktober 2007
637