Ga direct naar de content

Rationele verwachtingen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 4 1985

Rationele verwachtingen
De belangstelling voor ,,rationele verwachtingen” groeit
in Nederland gestaag, al lopen de meningen erover uiteen. Zo
spreekt Pen badinerend over de ,,Ratex-club”, wier enige
oogmerk zou zijn de keynesiaanse theorie, ja, de hele
macro-economic af te breken 1). Dreesmann daarentegen,
die uit hoofde van zijn functie de keynesiaanse vraaguitval
een belangrijke dreiging acht en regelmatig voor stimulering
van de bestedingen pleit, breekt in de NIB-bundel Nederland
in zaken juist een lans voor de rationele-verwachtingentheorie 2).
De oorsprong van de rationele-verwachtingentheorie is
een artikel van John F. Muth uit 1961 3). In dit artikel stelt
Muth dat net veel gehanteerde uitgangspunt van statische of
adaptieve verwachtingen impliceert dat economische subjecten systematische voorspelfouten maken. Het bekende voorbeeld in dit verband is de varkenscyclus, die bestaat bij de
gratie van de vooronderstelling dat men verwacht dat de
heersende prijs ook in de toekomst zal gelden. Muth brengt
hiertegen in dat varkensmesters slim genoeg zijn om het mechanisme dat aan de cyclus ten grondslag ligt, te doorzien, en
dat de varkenscyclus dus geen lang leven beschoren is. Generaliserend betekent dit dat economische subjecten bij het
vormen van verwachtingen niet domweg een trend extrapoleren, maar rekening houden met alle relevante factoren. Verwachtingen zijn dus voorspellingen op basis van een economische analyse van de heersende omstandigheden, en zullen
dus in essentie niet afwijken van modelvoorspellingen.
Volgens de nieuw-klassieke macro-economen, waarvan
Lucas, Sargent en Wallace de bekendste zijn, heeft de rationele-verwachtingenhypothese nogal ingrijpende gevolgen
voor de relevantie van de hoofdstroming in de economische
wetenschap, de neo-klassieke synthese, dat is de combinatie
van de neo-klassieke micro-economie en de keynesiaanse
macro-economic. De nieuw-klassieken stellen dat het, uitgaande van optimaliseringsgedrag, alleen mogelijk is tot
keynesiaanse conclusies te komen wanneer economische subjecten zich naieve, dat is niet-rationele, verwachtingen vormen. De nieuw-klassieken gaan uit van de neo-klassieke hypothese dat economische subjecten zich rationed gedragen,
dat wil zeggen dat zij uit alle mogelijkheden het alternatief
kiezen dat hun doelfunctie maximaliseert. ,,We’re programming robot imitations of people”, zoals Lucas het omschrijft
4). Deze economische subjecten nemen in de nieuw-klassieke
visie beslissingen op basis van hun verwachtingen omtrent de
waarden die de relevante variabelen zullen hebben aangenomen op het moment dat de gevolgen van de beslissing merkbaar worden. Varkensmesters nemen de beslissing een bepaald aantal varkens te gaan mesten dus niet op basis van de
heersende prijs, maar op basis van de prijs die zij verwachten
te ontvangen op het moment dat de varkens vet zijn.
Een tweede veronderstelling in de nieuw-klassieke theorie
is dat markten perfect werken. Flexibele prijzen stemmen
vraag en aanbod op ieder moment op elkaar af. Deze veronderstelling vloeit volgens Lucas c.s. logisch uit de eerste
voort, en van onevenwichtigheidstheoretici moeten zij dan
ook niets hebben: ,,They’re not talking about human decisionmaking. That’s why the key-actors are always some external force in their models, like a price that just won’t change.
Why won’t it charge? In whose interest is it to keep it where it
is?” 5).
Als economische subjecten optimale keuzen maken op basis van rationele verwachtingen en markten perfect werken,
ontstaat, behoudens onvoorziene omstandigheden, op elk
moment een optimumsituatie, niet alleen voor elk individu
afzonderlijk, maar ook voor de maatschappij als geheel. De
waarden van de diverse economische grootheden in deze optimumsituatie zijn slechts afhankelijk van buiteneconomische factoren, de zogenaamde ,,data”. Alles wat met dit optimum samenhangt wordt door de nieuw-klassieken dan ook
getooid met het epitheton ,,natuurlijk”. Zo wordt gesproken
over het natuurlijke niveau van de produktie, het natuurlijke

ESB 11-12-1985

werkloosheidspeil en dergelijke. Afwijkingen van de optimumniveaus zijn mogelijk, maar alleen wanneer door onvoorspelbare voorvallen de omstandigheden afwijken van de
verwachtingen. En aangezien economische subjecten geen
systematische voorspelfouten maken, zijn afwijkingen van
denatuurlijkesituatie ,,random” en is er geen sprake van samenhang tussen de opeenvolgende afwijkingen.
Dit heeft verstrekkende consequenties voor de economische politick. Monetaire en budgettaire politiek, gericht op
het bereiken van de natuurlijke waarden, zijn in een dergelijk
geval zinloos. Als er immers geen sprake is van systematische
afwijkingen van het evenwicht heeft de overheid geen idee of
er een stimulerend of restrictief beleid moet worden gevoerd.
Bovendien is een dergelijk beleid niet effectief, niet alleen op
de lange termijn, zoals ook de monetaristen al beweerden,
maar ook op de korte termijn. Volgens de monetaristen kan
de overheid door middel van monetaire politiek gedurende
korte tijd verwarring stichten. Een ruim monetair beleid bij
voorbeeld leidt tot een algemene prijsstijging die het geaggregeerde aanbod (van zowel arbeid als produkten) doet toenemen en daarmee produktie en werkgelegenheid opstuwt tot
boven de natuurlijke niveaus. Monetair beleid is dus effectief
omdat de overheid in staat is de burgers te ,,foppen”. Op den
duur krijgt iedereen echter in de gaten dat niet alleen de prijs
van het goed dat hij aanbiedt is gestegen, maar ook de prijzen
van de goederen die hij vraagt. De relatieve prijzen blijken
onveranderd, iedereen keert terug naar zijn oude optimum
en produktie en werkgelegenheid komen weer terug op het
natuurlijke niveau.
De nieuw-klassieken brengen hier, in navolging van Lincoln, tegenin: ,, You can fool all of the people some of the time, you can fool some of the people all of the time, but you
can’t fool all of the people all of the time.” Dit impliceert dat
de burgers, wanneer overheidsbeleid effectief is, zich omtrent dit beleid verwachtingen zullen vormen en hiermee bij
het nemen van hun beslissingen rekening zullen houden. Op
systematisch beleid kunnen en zullen ze anticiperen, met als
gevolg dat dit beleid de werkgelegenheid niet boven het natuurlijke niveau kan brengen. Het alternatief, ,,at random”
gevoerd beleid, biedt uiteraard ook geen perspectieven. De
conclusie van de nieuw-klassieken is dan ook onontkoombaar: het beste beleid is geen beleid. Het enige dat de overheid aan de werkgelegenheid kan doen is het wegnemen van
fricties op markten, waardoor de natuurlijke niveaus hoger
komen te liggen.
Op de nieuw-klassieke theorie is veel af te dingen. De
werkelijkheid zit helaas complexer in elkaar dan de modelwereld van rationele individuen en perfect werkende markten. Maar waarom werken markten niet perfect? Waarom
zijn mensen niet rationed? En wat zijn ze dan wel? De rationaliteit, die sinds Smith en De Mandeville het uitgangspunt
van de economische wetenschap is, wordt door de nieuwklassieken ,,ad absurdum” doorgevoerd en daarmee ter discussie gesteld. Wat is de waarde van de gangbare economische theorieen? De nieuw-klassieke theorie geeft geen antwoord op deze brandende vragen, zij roept ze slechts op. En
ze dwingt daarmee economen de vooronderstellingen en de
consistentie van hun denken ter discussie te stellen.
M.A. Langman

1) J. Pen, Homo economicus, HollandsMaandblad, 25, 1984.
2J A.C.R. Dreesmann, Rationele verwachtingen, in: A. van der Zwan
(red.), Nederland in zaken, Utrecht/Antwerpen, 1985.
3) J.F. Muth, Rational expectations and the theory of price movements,
Econometrics, jg. 29, 1961.
4) A. Klamer, The new classical macroeconomics, conversations with
new classical economists and their opponents, Brighton, 1984, biz. 49.
5) Idem, biz. 45.

1245

Auteur