Prikkelend Duits migratiebeleid
Aute ur(s ):
Teulings, C. (auteur)
Dalen, H.P.van. (auteur)
Beide auteurs zijn verb onden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Van Dalen is bovendien verb onden aan Nederlands Interdisciplinair
Demografisch Instituut teDen Haag.Dalen@nidi.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 88e jaargang, nr. 4400, pagina 185, 18 april 2003 (datum)
Rubrie k :
Beleid w ereldw ijd
Tre fw oord(e n):
arbeidsmobiliteit
Europa bezit de status van immigratieland en zal er aan moeten wennen dat duivelse dilemma’s rond immigratie en integratie om
denkkracht en durf vragen. Het Amerikaanse voorbeeld wordt vaak ten tonele gevoerd over hoe immigratiebeleid voor de eu eruit kan
zien. Wat de beleidsproblemen voor de eu echter complexer maakt in vergelijking met een traditioneel immigratieland als de vs is het
bestaan van een omvangrijke verzorgingsstaat en een arbeidsmarkt die sterk gereguleerd is. De eu zal daarom een eigen stijl moeten zien
te ontwikkelen in het behoud van solidariteit in een wereld waarin mensen, goederen en productiefactoren mobiel zijn. Sociale zekerheid
is een institutie waarin de solidariteit tussen goede en slechte risico’s verplicht wordt opgelegd om zo het proces van averechtse selectie
te ondervangen. In een geïntegreerd Europa is de verleiding groot voor beleidsmakers om met het sociale-zekerheidssysteem te gaan
concurreren. Geen enkel land kan het zich veroorloven om hoogproductieve werknemers af te schrikken of als magneet voor
laagproductieve werknemers te fungeren. Alleen zal een dergelijke concurrentie tussen systemen niet werken. Het marktfalen dat
gecorrigeerd werd, komt hoogstwaarschijnlijk in verhevigde vorm terug op een hoger niveau1. In de concurrentie om kapitaal of arbeid
worden overheden verleid tot belasting- en uitgaven-niveaus die een gezamenlijke verarming in plaats van een verrijking betekenen.
Coördinatie is een redelijke uitweg, waarbij men de gunstige effecten van migratie moet zien te behouden en de negatieve effecten
daarvan beperken. De vraag is evenwel hoe. Het dilemma rond sociale zekerheid en migratie herkennen we in de problemen waar de eu
mee worstelt: ofwel de arbeidsmobiliteit beperken, ofwel de toegang tot de verzorgingsstaat beperken. Het bestaande
werkgelegenheidsprincipe, zoals dat door de eu wordt voorgeschreven, is in feite een restrictie op arbeidsmobiliteit omdat eu-migranten
al een baan moeten bezitten willen zij toegang krijgen tot een andere eu-verzorgingsstaat. Een alternatief is om het herkomstprincipe te
introduceren, waarin migranten alleen maar belasting betalen aan en uitkeringsrechten hebben van het land van herkomst. Op die manier
is er maximale bewegingsvrijheid maar krijgt een migrant geen toegang tot de verzorgingsstaat waar hij of zij woont en werkt. Met het oog
op de eu-uitbreiding wordt in Duitsland, onder andere door de Wetenschappelijke Raad van het ministerie van Financiën, gedacht aan
een optie die beide principes vermengt. Immigranten krijgen hierbij gefaseerd – met een wachttijd van vijf jaar – toegang tot bepaalde
sociale voorzieningen, zoals bijstand en woonsubsidies, die uit algemene belastingmiddelen worden gefinancierd en een verbod op de
export van kinder-bijslag2. De heilzame werking van arbeidsmobiliteit wil men vooral niet hinderen; men wil echter ook geen ‘welfare
shopping’ introduceren. De Duitse beleidsmakers zijn zich blijkbaar bewust van het feit dat migranten die kortstondig in Duitsland
verblijven een netto kostenpost van € 2300 vormen (aldus berekeningen van het Ifo-instituut). Pas als een immigrant lange tijd (meer dan
25 jaar) verblijft, begint de balans positief door te slaan en levert hij of zij € 800 per jaar op. dit Duitse plan komt in feite neer op het
verschuiven van aanpassingskosten van de ontvangende staat naar de immigrant. Via deze uitsluitingregel selecteert men op indirecte
wijze immigranten die redelijk snel hun draai vinden op de Duitse arbeidsmarkt. Op zich is het Duitse voorstel een intelligent plan om
neerwaartse beleidsconcurrentie (een ‘race to the bottom’) van verzorgingsstaten te voorkomen zonder een grootschalige harmonisatie
van sociale zekerheidsstelsels. Dat laatste zou, gegeven de enorme diversiteit aan stelsels binnen de eu, aan het onmogelijke grenzen en
hoogstwaarschijnlijk contraproductief uitwerken. Een dergelijk prikkelend migratiebeleid is wellicht hard maar beter dan neerwaartse
beleidsconcurrentie. De Duitse adviseurs lijken dat goed in de gaten te hebben. In zekere zin verinnerlijkt het plan evenwel een Duitse
blik op immigratie, die niet noodzakelijk voor alle Europese lidstaten goed zal uitpakken. Duitsland heeft in het verleden door een strikter
gezins-herenigingbeleid de werkloosheid onder immigranten grotendeels geëxporteerd naar landen van herkomst, terwijl Nederland de
prijs lijkt te betalen voor een soepeler gezinsherenigingbeleid3. Ook moet een belangrijke kanttekening geplaatst worden bij de wachttijd
die voorgesteld wordt. Vijf jaar lijkt veel, maar voor menig immigrant zal de aanpassingstijd veel langer zijn. De berekeningen van het Ifoinstituut geven dat ook aan. Een verbetering van het plan zou zijn om een prikkel tot snellere integratie in te bouwen. Dit zou
vormgegeven kunnen worden door bijvoorbeeld een borgsom, die naar rato van het behalen van integratiemaatstaven (zoals taal)
terugbetaald kan worden.
1 H.W. Sinn, The selection principle and market failure in systems competition, Journal of Public Economics, 1997, blz. 247-274.
2 Zie www.bundesfinanzministerium.de, en H.W. Sinn en M. Werding, Immigration following EU eastern enlargement, CESifo Forum,
2001, blz. 40-47.
3 Zie onder andere A. Böcker en D. Thränhardt, (Waarom) integreert Duitsland beter?, ESB Dossier Duitsland, 5 december 2002, blz. D30D32.
Copyright © 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl )