Politici als bemoeigoederen
Aute ur(s ):
Jonkhoff, W. (auteur)
Redacteur ESB
Ve rs che ne n in:
ESB, 87e jaargang, nr. 4361, pagina 381, 17 mei 2002 (datum)
Rubrie k :
Van de redactie
Tre fw oord(e n):
Een onafhankelijke commissie gaat onderzoek doen naar de accuratesse van de beveiliging van Pim Fortuyn. En terecht; na de aanslag
op zijn leven vraag je je af hoe dit mogelijk was en of wij in Nederland niet naïef zijn geweest door te denken dat moord wegens
meningsuiting hier niet zou voorkomen. In Zuid-Europa natuurlijk. En in België, het Sicilië aan de Noordzee. Maar niet in Nederland.
De Binnenlandse Veiligheidsdienst wist echter niet minder dan ze kon weten en had dus geen reden om Pim Fortuyn zonder zijn
medewerking te beveiligen 1. Moeten politici zelf voor hun beveiliging opdraaien of moet dit voor hen worden gedaan?
De notie dat een politicus met een ongezouten mening blijkbaar niet meer op straat een haring kan kopen, sloeg in als een bom. Veiligheid
is immers een basisrecht van iedere burger. Het is echter ook een product, een verzekering. De bvd biedt dit, bij voldoende vermoeden
van dreiging, aan als publiek goed. Geen wonder. Politici beschermen heeft niet alleen nut voor deze politici zelf maar ook voor hun
kiezers en het vertrouwen in de politiek. Politici zijn bemoeigoederen.
Maar net zoals in het hele verzekeringswezen kan zich ongewenst gedrag voordoen: moreel gevaar doordat mensen wegens het
verzekerd zijn extra risico gaan zoeken.
Fortuyn vond beveiliging eigenlijk niet zo nodig 2 en wenste niet zelf voor de kosten op te draaien. Blijkbaar verkeerde hij niet in de
veronderstelling dat het enige dreigende partij menens zou zijn. Zoals velen had Fortuyn bovendien de overtuiging dat het mogelijk moet
zijn dat politici zich vrijelijk over straat bewegen. Aangezien een precedent van de moord ontbrak, kan dit niet worden afgedaan als
onverantwoorde risicozoekerij, hoogstens als een budgetprobleem; de lpf zit en zat krap bij kas.
Tegen het normatieve argument dat politici normaal over straat moeten kunnen, valt weinig in te brengen. Zeker geen eigen risico. Bijna
niemand (behalve misschien de mindere artiesten in hiphop-land) vindt het leuk om met bodyguards te lopen, zodat het uitlokken van
risicozoekend gedrag niet voor de hand ligt.
Bovendien is het nog maar de vraag of beveiliging had geholpen. Ook een leger stevige kleerkasten kan een geoefend schutter niet
stoppen. Getuige de recente ervaring met politieke aanslagen (men denke aan
11 september) acht de misdadiger het plegen van de misdaad belangrijker dan de ontsnapping achteraf. Pakkans en boete zijn van
ondergeschikt belang.
Wie bij asymmetrische informatieverdeling aan het kortste eind trekt, loopt steeds achter de feiten aan. Dat lijkt het grootste probleem
van de bvd te zijn geweest. De moordenaar heeft er uiteraard geen belang bij informatie te verschaffen over de aanpak die hij gaat
volgen. De beveiliger kan dus alleen afgaan op de ervaringen opgedaan in het verleden en de beveiliging daarop aanpassen. Hier valt
echter voor lieden met kwaad in de zin weer makkelijk achter te komen, bijvoorbeeld via de media. De wetsovertreder zorgt zo voor
productvernieuwing in de beveiligingssector. De ongelijkheid van de informatieverdeling bestaat bij de gratie van de inventiviteit van de
wetsovertreder.
Zou de concurrentie op de markt in deze leemte voorzien? Dan kan immers het reputatiemechanisme zijn werk doen. Als beveiliger a
volgens statistieken al enige tijd beter beveiligt dan beveiliger b, heeft de beveiligde een exit optie 3. Deze zet aan tot betere beveiliging.
Doch private beveiliging verhelpt geen asymmetrische informatieverdeling. De beveiliger heeft er belang bij zijn surplus aan informatie
aan te wenden om klanten te krijgen. Hoe kan de beveiligde de prestatiecijfers van de beveiligende organisatie controleren? Deze moeten
vergelijkbaar zijn. Bovendien: welke garantie bieden deze cijfers nu echt? De kans dat het mis gaat, kan nooit nul zijn wegens de eerder
opgemerkte inventiviteit van de dader. Tot slot hebben privatie partijen niet de toegang tot informatie die de bvd wel heeft. Het
reputatiemechanisme doet zijn werk om deze redenen niet goed. Er is wel een enorme markt voor private beveiliging maar de vraag stemt
niet met de voeten.
De reactie van het electoraat op de moord op Fortuyn laat zien dat hier een krachtig disciplinerend mechanisme aan het werk is. Minister
De Vries komt handen tekort om uit te leggen waarom zijn ministerie zorgvuldig te werk is gegaan bij het traceren van mogelijk gevaar
voor Fortuyn. Er is geen alternatief voor de bvd maar wel een alternatief voor de minister. Ook hier woekert echter asymmetrische
informatie. De minister kan de uitvoerende organisatie niet controleren. Het parlement op haar beurt weet weer minder dan de minister.
Dan is het moeilijk controleren.
Hiermee is niet gezegd dat beveiliging geen enkel doel dient. Een deel van het criminaille (het minder gevaarlijke deel) wordt wel
afgeschrikt. De beveiliging zou echter niet aan private partijen moeten worden overgelaten. De externe effecten van politici zijn daarvoor
te groot. Niet de politicus maar de bvd zou moeten beslissen over beveiliging. Daarbij zou meer moeten worden uitgegaan van het
voorzorgsprincipe en minder van de wens van de beveiligde
1 Zie bijvoorbeeld de Volkskrant van 11 mei, blz. 2.
2 NRC Handelsblad van 7 mei, blz. 5.
3 Zie A.L. Bovenberg en C.N. Teulings, Concurrentie als alternatief voor rechtsprincipes, ESB, 14 mei 1999, blz. 364-367.
Copyright © 2002 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)