Ga direct naar de content

Polderblindheid of polderbijziendheid?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 10 1999

Polderblindheid of polderbijziendheid?
Aute ur(s ):
Schuit, M. (auteur)
Driessen, C. (auteur)
Werkzaam b ij FNV-vakcentrale
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4196, pagina 229, 26 maart 1999 (datum)
Rubrie k :
Reactie
Tre fw oord(e n):

Dit artikel is een reactie n.a.v.: W. Salverda, Polderblijheid, polderblindheid, ESB, 26 maart 1999, blz. 224-229.
Herverdeling van arbeid en loonmatiging vormden de kernelementen van het Akkoord van Wassenaar. Doelstelling van dit akkoord
was bevordering van de werkgelegenheidsontwikkeling door middel van een versterking van de concurrentiekracht van
ondernemingen en een verbetering van de rendementspositie. Salverda komt tot de conclusie dat de prestaties van Nederland niet te
danken zijn aan loonmatiging. Maar wat verstaat Salverda onder loonmatiging? De term loonmatiging is geen eenduidig begrip.
Vanuit werknemersoogpunt kun je spreken van loonmatiging als de koopkracht daalt, dat wil zeggen dat de loonstijging achterblijft
bij de jaarlijkse consumptieprijsstijging. Vanuit werkgeversoogpunt gaat het om de loonkosten: van loonmatiging is sprake als de
reële loonkostenstijging achterblijft bij de stijging van de arbeidsproductiviteit. En het loonaandeel in het inkomen, de
arbeidsinkomensquote (aiq), afneemt. Deze laatste definitie van loonmatiging sluit aan bij de praktijk van loononderhandelingen en het
Akkoord van Wassenaar, terwijl Salverda het koopkrachtperspectief hanteert. Dit verschil in definitie heeft gevolgen voor Salverda’s
conclusies.
De keuze voor 1979 als startpunt van analyse komt op losse schroeven te staan. Er was in 1979 namelijk nog geen sprake van
loonkostenmatiging (in 1979 en 1980 steeg de aiq), en bovendien was er juist in 1979 sprake van een keerpunt. Tot dat jaar bleef het
relatieve inkomen per hoofd internationaal gezien op peil, in de jaren daarna liep Nederland een achterstand op. Kijken we naar een
langere periode, zoals in figuur 1 gebeurt, dan blijkt dat het na 1985 weer beter ging. Er was sprake van een sterke
werkgelegenheidsgroei: het arbeidsvolume in uren nam van 1985-1997 toe met ruim 16% en het aantal arbeidsjaren steeg met ruim 19%.
Doordat het aantal deeltijdbanen fors toenam is de groei van het aantal banen zelfs meer dan 27%. Dergelijke groeicijfers zijn voor Europa
wel degelijk opmerkelijk, en Nederland is er dan ook in geslaagd in deze periode de achterstand op andere landen in het aantal gewerkte
uren per capita te verkleinen 1. Hetzelfde geldt voorhet het bbp per capita 2. Kortom: de jaren na het Akkoord van Wassenaar hebben
wel degelijk economische voorspoed gebracht.

Figuur 1.
Naast een verantwoorde loonontwikkeling heeft arbeidsduurverkorting daarbij een belangrijke rol gespeeld. Door de adv werd de
loonmatiging door werknemers geaccepteerd en waren bedrijven in staat om gedwongen ontslagen te beperken. Dat uiteindelijk de groei
van de werkgelegenheid in personen veel groter is dan in uren, doet niets af aan de effectiviteit van het gevoerde beleid. De groei van
het aantal deeltijdbanen kan mede het gevolg zijn van de loonmatiging. Het beleid dat in Nederland vanaf 1982 is gevoerd heeft naar onze
mening dus wel degelijk resultaat opgeleverd. Nederland heeft de opgelopen achterstand binnen Europa van begin jaren tachtig, weer
ingelopen.
Is dit alles nu reden voor het afsteken van de loftrompet voor het poldermodel? Zeker niet, met Salverda zijn wij van mening dat de

prestaties van het poldermodel worden overdreven. Kenmerkend voor de Nederlandse situatie is dat nog steeds veel mensen een
uitkering ontvangen, zonder dat dat blijkt uit de werkloosheidscijfers, omdat zij niet actief zoeken en daarom niet worden meegeteld.
Deels is daarbij sprake van kansloos arbeidsaanbod omdat zij moeilijk inzetbaar zijn (verkeerd of te weinig geschoold) of doordat
werkgevers niet bereid zijn bepaalde groepen zelfs met zeer hoge subsidies aan te nemen. Daarnaast is de arbeidsparticipatie van
vrouwen (zeker in uren) nog steeds laag en dreigt er een verdere scheefgroei in de inkomensontwikkeling tussen actieven en inactieven.
Ondertussen wordt de spanning op de arbeidsmarkt groter doordat op een aantal deelmarkten knelpunten ontstaan. De druk op de lonen
neemt toe. Voor het oplossen van de problemen is meer nodig dan een verantwoorde loonontwikkeling. Een sterker accent op scholing
en een succesvolle ‘sluitende aanpak’ bij werkloosheid en arbeidsongeschiktheid is noodzakelijk

1 CPB, Economische verkenning voor de volgende kabinetsperiode , 1997, blz 42.
2 Zie J. de Haan en B. van Ark, Nederlandse economie presteert beter, ESB, 5 juni 1996, blz 516-518.

Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur