In het interessante pensioennummer van ESB sluit hoofdredacteur Jasper Lukkezen zijn inleidend commentaar af met de opmerking dat de polder te veel praat over het verdelen van pensioengeld en te weinig over het groter maken van de pensioenpot. Hij is ervan geschrokken. Ik ben als ondeskundige in het pensioenvraagstuk van iets anders geschrokken.
De auteurs beschrijven de problematiek waarmee de fondsen worstelen in hoofdzaak vanuit een individualistisch standpunt, en dan in het bijzonder vanuit het belang van jonge toetreders tot een fonds. De echte problemen komen echter onvoldoende aan de orde. Ik noem hieronder de drie naar mijn mening meest relevante vraagstukken die de versmalde pensioendiscussie in een – broodnodig –breder kader plaatsen.
1.Individualisme
Bij de huidige politieke discussie over pensioenen zie je vaak dat het individuele belang voorop staat. Iedereen wil waar voor zijn geld. Als je een euro pensioenpremie stort, wil je daarvoor het maximale terug; wel graag met een vorm van solidariteit, want je weet niet wat je nog kan overkomen. Maar er is een probleem omdat iedereen dezelfde premie betaalt: de doorsneeproblematiek. Lever beweert in zijn artikel dat hiermee het individuele belang niet wordt gediend: “Jongeren en ouderen betalen dezelfde premie voor de opbouw van rechten, ondanks de verschillen in beleggingshorizon en toekomstig rendement. Jongeren krijgen dus relatief weinig rechten voor de namens hen ingelegde premie en ouderen relatief veel.” Dus voorspelt hij het einde van de doorsneeproblematiek in een nieuw pensioenstelsel.
Eigenlijk is dit een kromme redenering als je de levensloop van één individu beziet. Stel je neemt vanaf je 25e jaar deel aan een pensioenfonds. Vanwege de lange beleggingshorizon is een geringe premie dan voldoende. Als je de doorsneeproblematiek wilt afschaffen, moet je wel ieder jaar een hogere premie betalen omdat je ouder wordt. Over de gehele levensloop betaal je dan op jonge leeftijd een lage premie en op oude leeftijd een hoge premie. Waarom dan de premie over de gehele levensloop niet middelen tot een voor ieder gelijke doorsneepremie. Met andere woorden wat jongeren nu te veel betalen, krijgen ze later terug. Hun individuele belang wordt uiteindelijk dus wel degelijk gediend.
Ik begrijp dat mijn redenering niet klopt, voor personen die voortijdig uittreden of later deelnemen aan een pensioenfonds. Dit heeft vooral te maken met de toegenomen flexibiliteit van de arbeidsmarkt en de toename van het aantal zelfstandigen. Problemen met de doorgeschoten flexibilisering van de arbeidsmarkt moeten bij de bron worden aangepakt en niet via een pensioenstelsel. En degene die overweegt zzp’er te worden moet meewegen dat hij buiten een aantal werknemersvoorzieningen gaat vallen.
Ook bestaat het probleem dat jongeren te weinig geld hebben voor consumptie, zoals voor het afbetalen van een hypotheek, terwijl ouderen veel geld oppotten. Maar dit is meer een probleem van huisvestingsbeleid en ongelijke vermogensverdeling, waarvoor zo nodig andere oplossingen bestaan.
Er is nog een ander aspect dat vanuit de pensioenproblematiek niet relevant is, maar sociaal wel moet worden meegewogen. De jongere van 25 jaar die na zijn studie deelneemt aan een pensioenfonds, moet zich ervan bewust zijn dat zijn studie voordat hij de arbeidsmarkt betrad grotendeels door ouderen is betaald. Wel moeten de huidige jongeren door bijvoorbeeld de afschaffing van de basisbeurs meer aan de eigen studie betalen, maar ook aan de studiefaciliteiten voor de oudere generatie ontbrak veel.
2.Demografische ontwikkeling
Een veel groter probleem is de demografische ontwikkeling. Pensioenen zijn niet ingesteld om na een lange periode van werken, wanneer het werken steeds moeilijker en inspannender wordt, steeds langer zorgeloos van het leven te genieten. Omdat mensen ouder worden en gezond blijven, is terecht de pensioengerechtigde leeftijd verhoogd en wordt deze verder verhoogd met de langere levensverwachting. Probleem daarbij is dat hoger opgeleiden en personen met een hoog inkomen ouder worden dan lager opgeleiden en personen met een laag inkomen. Er vindt dus een denivellering plaats. Gezonde mensen met een hoog inkomen zouden dus mijns inziens langer moeten werken omdat iedereen recht zou moeten hebben op evenveel gezonde pensioenjaren.
Dit probleem eist een politieke besluitvorming waarbij bij de bepaling van de pensioengerechtigde leeftijd, bijvoorbeeld per beroepsgroep, rekening wordt gehouden met levensverwachting en gezondheid. Bovendien moet rekening worden gehouden met de arbeidsmarktsituatie. Het was onverstandig van het kabinet-Rutte II de pensioengerechtigde leeftijd extra te verhogen bij hoge en stijgende werkloosheid.
3.Rekenrente
Bij een lange beleggingshorizon is het bepalen van een rekenrente koffiedikkijken. Dat probleem los je niet op met ingewikkelde berekeningen. In ESB pleiten Frijns, Van de Klundert en Van Nunen voor een Economisch Toetsingskader (ETK) in plaats van het huidige Financiële Toetsingskader (ETK). Bij het ETK hoort een nieuwe rekenrente: de verwachte bbp-groei per hoofd van de beroepsbevolking. Daarmee leggen ze terecht een relatie met de macro-economische omstandigheden. Het blijft echter kwantitatief koffiedikkijken. Probleem blijft wel hoe verklaar je het verschil tussen de nieuwe rekenrente met het feit dat de rendementen van de pensioenfondsen vanaf 2000 jaarlijks gemiddeld ruim 6% bedroegen; meer dan de rekenrente.
Een ander macro-economisch aspect komt in de discussie vaak niet aan de orde: de rekenrente van het FTK is mede afhankelijk van het monetaire beleid van de Europese Centrale Bank. Dat beleid wil onder meer door verlaging van de rente de economie in de Eurozone herstellen. Het is vooral gericht op de landen in Zuid-Europa. Over het effect van dit beleid kan worden getwist. Duidelijk is wel dat dit beleid nadelig is voor het Nederlandse pensioenstelsel. De Nederlandse pensioenfondsen betalen dus mee aan het herstel van de economie in de Eurozone.
Literatuur
ESB, nr. 4750.15 juni 2017.
Frijns, Jean, Theo van de Klundert en Anton van Nunen, Pensioenbeleggingen te defensief in FTK-keurslijf, ESB, 15 juni 2017, p. 272.
Knoops, Kim en Marion van den Brakel, Rijke mensen leven lang en gezond.
Inkomensgerelateerde verschillen in de gezonde levensverwachting, Tijdschrift voor gezondheidswetenschappen, nr.1, 2010, p. 24.
Lever, Marcel, De contouren van een toekomstig pensioenstelsel, ESB, 15 juni 2017, p. 247.
Montizaan, Raymond Lageropgeleiden werken langer door dan hogeropgeleiden, ESB, 15 juni 2017, p. 294.
Auteur
Categorieën
1 reactie
Het zijn allemaal non-issues. Alles wordt er maar bij gehaald om de grijpgrage handjes van werkgevers en overheden te rechtvaardigen. Alle ingrepen tot nu toe hebben alleen maar geleid tot lagere premies (2/3 werkgever) en hogere belastingopbrengsten. En alle keren is de pensioengerechtigde de pineut. Het is pure diefstal. De komende 4 jaar doen het ergste vrezen.