Ga direct naar de content

Pas op de plaats

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 10 1991

Pas op de plaats
Op 9 januari schreef ik hier over de opstelling van
de sociale partners bij de voorbereiding van het SERadvies inzake de tussenbalans. Daarbij hadden de
kroonleden van meet af aan het standpunt ingenomen dat partners verder moesten gaan in het terugdringen van het ziekteverzuim en de arbeidsongeschiktheid dan afgesproken in het najaarsoverleg. Ik
betreurde dat werkgevers en werknemers zich hier blijkens een in de pers uitgelekt concept – tot dusver niet bij aansloten, maar hield geen rekening met
de drie dagen produktietijd van dit blad. Toen ESB
verscheen waren de partners door de bocht, en kon
de SER unaniem uitspreken dat verdergaande maatregelen nodig zijn om ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid terug te dringen.
De legitimatie van die verdergaande maatregelen is
een fraai resultaat voor de overlegdemocratie, die
best een steuntje in de rug kan gebruiken. Want die
zelfde column vroeg aandacht voor een structurele
zwakte van ons overlegbestel: sociale partners slagen er als regel minder goed in dan partners in een
politieke coalitie om hun achterban te binden in de
aanvaarding van maatschappelijke verantwoordelijkheid. Een politieke coalitie koerst op basis van een
regeerakkoord, en vernieuwt die binding ‘werkende
weg’. Daarbij slaagt men er doorgaans in de eigen
fracties en achterbannen te laten slikken wat er geslikt moet worden om zo’n akkoord uit te voeren.
Alleen bij grote operaties, zoals een tussenbalans,
komt ook de politick in legitimatieproblemen. De
centrales van werkgevers en werknemers hebben
hun leden en bonden altijd al minder in de hand; zij
komen meestal niet verder dan het aangaan van inspanningsverplichtingen.
Op zichzelf is dat verschil in zelfbinding en legitimerend vermogen verklaarbaar uit de moeizame structuur van de politieke orde die een vorige generatie
na de tweede wereldoorlog heeft bedacht. Uit naam
van de sociale pacificatie is de partners toen een verwarrende dubbelrol toegedeeld: die van belangenbehartiger (op eigen houtje en in de Stichting van
de Arbeid) en die van regeringsadviseur (in de SER).
Het verzoenen van die twee rollen is moeilijk, en
vertraagt de besluitvorming. Het moeilijke is dat je
je als belangenbehartiger zo min mogelijk wilt binden, en het regeringsbeleid ook niet zonder meer
wilt legitimeren. Dat nemen je leden niet, en voor
hen zit je daar, per slot. Dat je met die andere ziel in
je borst, die van adviseur, 66k veel voor die leden
kunt bereiken onttrekt zich wat aan hun waarneming, die meer gericht is op de korte termijn en het
onmiddellijke resultaat.
Dit spanningsveld stelt de overlegdemocratie aan
voortdurende kritiek bloot, maar die overtuigt mij
niet, zolang partijen zich houden aan de regels van
het spel, die vereisen dat de dubbelrol van belangenbehartiger en adviseur goed gespeeld wordt.
Soms gaat dat mis, zoals in het midden van de jaren
zeventig, toen de FNV het overleg opschortte, of vorige maand, toen de werkgevers een ‘pas op de
plaats’ aankondigden uit wrevel over de gang van

ESB 10-4-1991

zaken bij de tussenbalans. Zoiets
zet de overlegdemocratie onder
druk, want daarin dient het overleg
representatief te zijn. Wie geconsulteerd wil worden moet ook thuis
geven, om zijn dubbelrol van adviseur en belangenbehartiger te kunnen verzoenen. Wie overleg alleen
maar kan zien in relatie tot onderhandeling, en het overleg verlaat
als hij zijn zin niet krijgt, trekt zich
terug op zijn rol van belangenbehartiger en stelt zijn invloed als adviseur in de waagschaal. Dat is jammer, niet zozeer voor de
democratic als zodanig (want daar
zijn ook invullingen aan te geven
waarin de sociale partners niet in
ge’institutionaliseerd overleg zijn betrokken), maar
voor de typisch Nederlandse variant van de overlegdemocratie, waarin nu juist plaats is ingeruimd voor
een wezenlijke inbreng van sociale partners in de
beleidsvoering. Bij voorbeeld bij het terugdringen
van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid, als gezamenlijke opdracht van overheid en bedrijfsleven.
Juist nu de SER inhoud geeft aan een nadere advisering over dit onderwerp, waarbij ook de wettelijke
maatregelen aan de orde zijn die nodig zijn om de
vluchtroute naar de WAO af te sluiten, komt een opschorting van het parallelle overleg tussen werkgevers en kabinet hoogst ongelegen, voor wie hecht
aan een gemengde legitimatie als democratische
grondslag voor een gemengde economic.

DJ. Wolfson

Auteur