Pas op de armoedeval!
Aute ur(s ):
Roorda, W.B. (auteur)
Vogels, E.H.W.M. (auteur)
De auteurs zijn werkzaam b ij het Ministerrie van Sociale Zaken
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4146, pagina 274, 3 april 1998 (datum)
Rubrie k :
Naschrift
Tre fw oord(e n):
belastingen, eitc
Dit artikel is een naschrift n.a.v. A.C. de Goederen, Loonsubsidie voor werknmers, ESB, 3 april 1998, blz. 272-273.
In onze ESB-bijdrage (Werknemerstoeslagen versus loonkostensubsidies) hebben wij een kader willen geven waarbinnen de
aan populariteit winnende plannen voor het introduceren van werknemerstoeslagen en loonkostensubsidies kunnen worden
beoordeeld. Niet ter discussie staat dat verlaging van de loonkosten positief is voor de werkgelegenheid. Onze conclusie ten aanzien
van de toepassing van beide instrumenten is dan ook positief 1, zij het dat het in de Nederlandse omstandigheden het meest logisch was
te beginnen met een loonkostensubsidie zoals de SPAK. Het effect van loonkostensubsidies is namelijk niet hetzelfde als dat van
toeslagen voor werknemers.
Een belangrijk verschil tussen beide instrumenten zit, zoals De Goederen ook aangeeft, in de marginale druk voor werkgevers of
werknemers. Een subsidie voor werkgevers zoals de SPAK leidt tot een onevenredig sterke toename van de loonkosten als de werknemer
meer gaat verdienen. Een toeslag voor werknemers betekent juist, dat de werknemer van een loonsverhoging weinig meer overhoudt.
Volgens De Goederen is het eerstgenoemde effect rampzalig, terwijl voor het optreden van het tweede effect geen aanwijzingen zouden
zijn. Dat bestrijden wij.
In de eerste plaats is de problematiek rond de marginale werkgeverswig belangrijk verminderd door de introductie van de ‘doorstroom
SPAK’. Voorts blijkt uit een recente evaluatie over het invoeringsjaar blijkt dat het gebruik van afdrachtskortingen de doorstroom van
werknemers naar hogere loonschalen niet belemmert 2. Ondertussen heeft de SPAK de werkgeverslasten voor laagbetaalde arbeid met
2/3e verlaagd, hetgeen voor werkgevers een belangrijke stimulans is laagbetaalde arbeid aan te bieden.
Dat sluit op zich zelf niet uit dat het zinvol kan zijn om een loontoeslag voor werknemers in te voeren. Bij zo’n loontoeslag zijn wij echter
van mening dat deze de armoedeval voor inactieven moet verminderen, laagbetaalde werknemers niet mag ontmoedigen bij het
verbeteren van hun positie, en niet mag leiden tot segmentering van de arbeidsmarkt en blijvende afhankelijkheid van
overheidssubsidies. Op basis van deze criteria achten wij een combinatie van verlaging van het minimumloon en een toeslag voor
werknemers, zoals De Goederen voorstelt, niet wenselijk.
Immers, dit leidt tot een armoedeval voor laagbetaalden en ontmoedigt bijgevolg de participatie. Dat dit soort vraagstukken ook thans al
speelt zonder de door De Goederen voorgestelde verlaging van het minimumloon, is een extra teken aan de wand.
Voor wat betreft de armoedeval die in het voorstel optreedt voor werknemers die met een loon onder het huidige minimumloon-niveau
zouden starten, kan worden opgemerkt dat de loonstijging in geen enkele verhouding staat tot de loonkostenstijging. Het is voor de
werkgever daarom niet interessant de werknemer loonsverhoging te geven; beide partijen zijn meer gebaat met wat extra’s zwart uit te
betalen. De werknemers die aan die nieuwe onderkant zouden starten, zullen daardoor voor altijd afhankelijk blijven van een
arbeidssubsidie. Zo er al sprake zou zijn van een instroom van personen op het verlaagde minimumloonniveau, dan neemt met het aantal
personen aan ‘de nieuwe onderkant’ ook het aantal werknemers toe dat permanent aangewezen is op de arbeidssubsidie als supplement
op hun loon en weinig of geen perspectief heeft op een fundamenteel betere inkomenspositie via betaalde arbeid. Deze groeiende
financiële afhankelijkheid en dualisering van de arbeidsmarkt zijn nadelen waarover in het voorstel niet wordt gerept.
Het ontbreken van het perspectief op inkomensverbetering wordt geïllustreerd door de geringe mogelijkheden tot deelname aan
bedrijfsopleidingen door laagbetaalden. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat lager opgeleiden veel minder deelnemen aan
bedrijfsopleidingen dan hoger opgeleiden, hetgeen bijdraagt aan hun vlakker financieel carrièreverloop 3.
Op basis van deze onderzoeken en de in ons artikel uitgebreid geschetste problematiek rond het reserveringsloon hebben wij
geconcludeerd dat het aanvullen van een (lager) minimumloon met toeslag ertoe kan leiden dat, zo er al sprake is van een instroom van
werknemers in het nieuwe segment, werkgevers weinig in deze goedkope arbeidskrachten zullen investeren. De hoge marginale
werknemerswig leidt wel degelijk tot reële problemen, en De Goederen gaat daaraan in zijn plan geheel voorbij. Wat het plan verder
betekent voor participatie en terugdringing van de werkloosheid blijft een groot vraagteken.
Thema: De earned income tax credit, het (naast-)beste plan voor de arbeidsmarkt
Schuiven op de arbeidsmarkt, H.A. Keuzenkamp
Een contract voor schuldreductie, S.C.W. Eijffinger
Lastenverlichting met de earned income tax credit, E.B.K. van Koesveld
Reactie: De naast-beste oplossing, J.J.M. Theeuwes
Boek bespreking: Het belang van werk, J. Muysken
Discussie: Loonsubsidie voor werknemers, A.C. de Goederen
EITC, prikkel of beloning?, S. Cnossen
1 Ons pleidooi voor “een gelijktijdige inzet van loonkostensubsidies en toeslagen” (p. 129) is sommigen echter ontgaan. Zie K. Tamboer,
Een heilloze broederoorlog in Den Haag, Het Parool, 11 maart 1998.
2 P. van Nes, E. Stotijn en J. van Velden, Evaluatie van het gebruik van de afdrachtskorting lage lonen, VUGA, Den Haag, februari 1998.
3 J. de Koning, A. Gelderblom, A. Hammink en R. Olieman, Bedrijfsopleidingen: omvang, aard, verdeling en effecten, RVE Beleidsstudies
I, Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, 1991. Zie ook W. Groot, J. Hartog en H. Oosterbeek, Returns to within – company
schooling of employees: the case of the Netherlands, in L. Lynch (red.), Training and the private sector: international comparisons,
University of Chicago Press, Chicago, 1994, blz. 299-307
Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)