Ga direct naar de content

Overname en beschermingsconstructies

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: september 14 1988

Overname en beschermingsconstructies
Fusie, overname, concentratie van
ondernemingen zijn aan de orde van de
dag. De periodieke publikaties van de
Commissie
Fusieaangelegenheden
van de Sociaal Economische Raad geven een beeld van hetgeen zich op dit
gebied in ons land afspeelt. Aangenomen mag worden dat de melding van fusies aan de Commissie zozeer is ingeburgerd dat het een hoge uitzondering
zal zijn dat een fusie van enige importantie niet ter kennis van de Commissie
komt.
Wellicht kan men momenteel spreken van een nieuwe fusiegolf, die haar
oorzaak vindt in het vooruitzicht van een
zekere voltooiing van de Europese Economische Gemeenschap met ingang
van 1 januari 1993. Een sterkere concurrentiepositie
in de Europese Gemeenschap zonder nationale grenzen
krijgt meer en meer de aandacht van
vele ondernemingen. Samengaan van
ondernemingen onder een centrale leiding kan een middel zijn om zich te
handhaven onder gewijzigde marktomstandigheden.
Fusies en overneming plegen in der
minne met instemming van de bestuurders van de ondernemingen plaats te
vinden. Bij ondernemingen waarin management en kapitaalbezit samengaan
– hetgeen bij kleine ondernemingen
veelal het geval is – is het een vanzelfsprekende zaak. Fusie en overneming
geschieden door middel van erop gerichte overeenkomsten;
wilsovereenstemming is hiervoor nodig.
In het bijzonder bij ondernemingen
die in de rechtsvorm van een naamloze
vennootschap worden gedreven, kan
en zal niet zelden een verdere band tussen het management en de kapitaalbezitters – de aandeelhouders – ontbreken. De directie – de raad van bestuur
– van de NV heeft zelf geen aandeel in
de vennootschap, het aandelenbezit is
gespreid over een groot aantal personen; de directie beschouwt het niet als
haar primaire taak de – financiële – belangen van aandeelhouders te dienen.
Het meest voorkomende overnemingsprocédé van zulk een onderneming is
dat een bod wordt gedaan op de aandelen, zodat een aandelenfusie tot stand
komt. Indien de aandeelhouders-beleggers het bod aantrekkelijk achten, zuIlen zij het bod aanvaarden en de aandelen aan de bieder overdragen. Aldus
kan de bieder het overgrote deel van de
aandelen verkrijgen en daarmee de
zeggenschap in de vennootschap en
haar onderneming verwerven. Overneming kan aldus buiten het bestuur van
de vennootschap om plaatsvinden.

E8B 14-9-1988

W.CL van der Grinten

Het is begrijpelijk dat besturen van
vennootschappen
het in strijd achten
met hun taak en verantwoordelijkheid
dat buiten hen om de vennootschap in
een toestand van afhankelijkheid zou
kunnen worden gebracht. De overneming verandert fundamenteel de feitelijke status van de vennootschap. Zij is
niet langer zelfstandig, haar aandelen
worden niet meer verhandeld,
een
beursnotering
wordt opgeheven,
zij
wordt een onderhorige maatschappij in
een groep.
Reeds decennia lang hebben besturen van vennootschappen zich beraden
welke middelen kunnen worden aangewend om interessenten in overname te
weerhouden hiertoe pogingen te doen
anders dan met instemming van het bestuur. In de loop der jaren is een aantal
middelen tot ontwikkeling
gekomen.
Het oudste middel is de uitgifte van prioriteitsaandelen aan een bevriende instantie, aan welke aandelen de bevoegdheid wordt gegeven een bindende voordracht voor benoeming van directeuren en commissarissen te doen.
De Koninklijke Nederlandsche
Maatschappij tot Exploitatie van Petroleumbronnen in Nederlandsch
Indië verkreeg in 1898 de koninklijke bewiIliging
op een statutenwijziging die aan houders van prioriteitsaandelen
deze onbreekbare bevoegdheid verleende. De
wet van 1928 maakte het onmogelijk
een onbreekbare voordracht in de statuten op te nemen; een voordracht kan
worden doorbroken bij besluit genomen
met tweederde van de uitgebrachte
stemmen die meer dan de helft van het
geplaatste kapitaal vertegenwoordigen.
Sedertdien zijn andere beschermingsconstructies tot ontwikkeling gekomen,

in het bijzonder certificering van aandelen en de mogelijkheid tot uitgifte van
preferente beschermingsaandelen.
In december 1986 stelde het bestuur
van de Vereniging voorde Effectenhandel een breed samengestelde commissie in om hem te adviseren over het
door het bestuur te voeren beleid ten
aanzien van beschermingsconstructies. In november 1987 bracht de commissie haar advies uit. Het advies was
goeddeels
unaniem.
De commissie
concludeerde dat de Vereniging tot dusver een juist en evenwichtig beleid heeft
gevoerd en dat er, behoudens enkele
ondergeschikte
punten, onvoldoende
reden bestaat wijziging in het beleid te
brengen.
Het bestuur van de Vereniging legde
het advies van de commissie naast zich
neer. In maart 1988 bracht het bestuur
van de Vereniging een eigen rapport uit,
dat, zonder raadpleging van de ledenvergadering, als rapport van de Vereniging werd aangeduid. In dit rapport kondigde het bestuur zijn voornemen aan
om een veel stringenter beleid ten aanzien van beschermingsconstructies
te
gaan voeren. Het standpunt van het bestuur van de Vereniging heeft in het algemeen niet de instemming van de
meest betrokkenen, de ter beurze genoteerde vennootschappen. Deze vennootschappen willen in het algemeen
hun bestaande vrijheid in de hantering
van beschermingsconstructies
behouden.
Het rapport van de Vereniging heeft
veel rumoer verwekt, een vrij groot aantal publikaties is aan het rapport gewijd,
op studiebijeenkomsten
is het druk besproken. Het bestuur van de Vereniging
zou zich veel kritiek hebben bespaard
indien het zich had gerefereerd aan het
advies van de door hem ingestelde
commissie.
Het laatste woord is met het rapport
van de Vereniging niet gesproken. Aan
voorspellingen waartoe de huidige discussies zullen leiden, zal ik mij niet wagen. Volstaan wil ik met de opmerking
dat ‘onvriendelijke’ overnemingen bepaald niet bevorderlijk zijn voor een gezond economisch klimaat en dat tot
dusver niet is gebleken dat onwillige
vennootschapsbesturen
fusies en overnemingen die gunstig zouden zijn voor
de economische ontwikkeling van ons
land, door het gebruik van beschermingsconstructies hebben belemmerd.
Enige nuchterheid in deze materie is
wel geboden!

W.C.L. van der Grinten

835

Auteur