Internationaal
aanpassen aan veranderde omstandigheden. Het complex van problemen dat
door de overheid is geschapen, wordt wel
aangeduid als de crisis in de verzorgingsstaat en ook wel als de ondermijning van
het draagvlak van de economic. Een programma van economisch herstel moet in
die gedachtengang beginnen met een
herstel van de structuur. De OESO noemt
dat positieve-aanpassingspolitiek. Met
name de aanbodeconomen benadrukken
dat de aantasting van de economische
structuur zover is voortgeschreden dat
het pas weer mogelijk is om conjunctuurDR. M. CORPORAAL
politiek te bedrijven, d.w.z. de vraag op
het peil van volledige werkgelegenheid te
brengen, als het aanbod daarop kan reageren.
Nu zijn er twee richtingen onder de
Inleiding
de middelen beschikt om in eigen levensonderhoud te voorzien (minimum-be- supply-siders die een nogal verschillende
De teleurstellende economische ontstaanszekerheid) en/of de marktsector kijk op de Overheidsinterventie erop nawikkeling in de jaren zeventig en het ongenereert een te scheve verdeling. Op houden. De ene stroming trekt uit het
vermogen om werkloosheid en inflatie
particuliere liefdadigheid mag formeel onvoldoende functioneren van de markt
op aanvaardbare niveaus te houden,
geen wissel worden getrokken. De over- de conclusie dat de Overheidsinterventie
heeft het in de jaren zestig groeiende en
heid heeft het op zich genomen om een weliswaar moet worden omgebogen,
bloeiende geloof in de bestuurbaarheid
minimum-bestaanszekerheid te verschaf- maar toch vooral verder moet worden
van de economic een gevoelige knauw
fen en door middel van een verdere her- opgevoerd doorde marktsector gerichte,
gegeven en daarmee de kijk op de rol van
verdeling de beschikbare particuliere in- selectieve, specifieke, speerpuntachtige
de overheid veranderd. Terwijl de overkomens niet te sterk uiteen te laten lopen. aansporingen te geven. In deze visie
heidsinterventie gestaag is voortgeschreTot zover lijkt er niets aan de hand, moet, zeg maar, het subsidiepakket van
mils de premisse wordt onderschreven de Ministeries van Economische Zaken,
den en bij het dagen van crises werd geintensiveerd, is de economische ontwik- dat de overheid het beter weet en kan dan
Sociale Zaken, Volkshuisvesting, Landkeling gestagneerd. Behalve aan de oliede markt. De twijfel over de actualiteit bouw en Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk selectief verder worden
crises en de concurrentie uit Japan wordt
van die premisse is echter toegenomen,
de relatieve achteruitgang toegeschreomdat de feiten lijken uit te wijzen dat de geexploiteerd en moet de overheid door
ven aan de knellende last van het overoverheid op het gebied van stabilisatie, middel van voorlichting en overleg de
heidsoptreden, dat de inkomensvorming allocatie en distributie vaak faalt of con- enigszins bijziende marktsector het pad
in de marktsector langs allerlei kanalen
traproduktief is. Op het terrein van de van herstel wijzen. De marktsector moet
belemmert en vervolgens de beschikmacro-economische politick zijn het de ,,wegwijs in premieland” worden gekingsmacht van een toenemend aandeel
monetaristen en rationalisten die over- maakt en na de vervolmaking van het
van het op de markt gevormde inkomen
heidsonthouding in plaats van -interven- sociale vangnet moet nu het economisch
opeist om te herverdelen of aan publieke
tie aanprijzen. Hun stelling is dat de vangnet tot ontplooiing komen.
De andere stroming vindt dat de
voorzieningen te besteden.
overheid de kennis ontbeert om het beter
Musgrave heeft de motieven van de
te doen dan de markt. Als de overheid in- Overheidsinterventie moet worden terugoverheid om te intervenieren onder een
grijpt, is het meestal te laat of te vroeg, gedrongen door het wegnemen van negadrietal hoofdstukken gerangschikt: stazelden op tijd. Bovendien wordt sterk be- tieve prikkels zoals het verlagen van de
twijfeld of de labiliteit van de markt wel belastingen, het afschaffen van het minibilisatie, allocatie en distributie. De
zo inherent is als de interventionisten be- mumloon, het ontkoppelen van sociale
marktsector is van nature labiel omdat
de spaar-en investeringsbeslissingen niet
weren, en wordt meer geloof gehecht aan uitkeringen en minimumloon, het waar
in een hand zijn verenigd en de motieven de stelling dat de markt labiel wordt ge- mogelijk privatiseren van de gecollectivimaakt door het overheidsoptreden. Een seerde goederenvoorziening, het openom geld weg te zetten of te investeren verschillend zijn. Het kringloopevenwicht sterkere variant uit deze hoek is dat de breken van de door de overheid genestelt zich dus niet noodzakelijk op het
markt het beter weet dan de overheid zo- sanctioneerde toetredingsbeperkingen in
maatschappelijk gewenste niveau van
dat op elke (systematische) overheids- vele beroepen, het afschaffen van gedeactie tijdig wordt geanticipeerd en het ef- tailleerde prijsvoorschriften, het dereguvolledige werkgelegenheid zonder inflatie. Het is aan de overheid weggelegd om
fect daardoor in korte tijd wordt geneu- leren van het loonbeleid, en alles wat verde conjunctuur te stabiliseren door be- traliseerd. Zo gaat het wijd verbreide der kan bijdragen tot het afbouwen van
sparingen en investeringen te synchroniverhaal dat Wall Street nu al weet dat het de situatie waarbij de overheid als quasiseren. De marktsector is evenmin in staat
begrotingstekort in 1983 veel groter is draagvlak van de marktsector functioop eigen kracht alle goederen en diensten
dan de overheid denkt en dat daardoor neert. Daarmee zou de flexibiliteit van
te verschaffen die de consument begeert
de spanning op de kapitaalmarkt groot het marktmechanisme kunnen worden
en het marktmechanisme garandeert
zal blijven er er dus geen aanleiding is om vergroot en de consumenten- en produevenmin dat de goederen die het wel kan
de rentestand aan te passen. De stabili- centensoevereiniteit kunnen worden herverschaffen op maatschappelijk verantsatiepolitiek kan dus beter worden afge- steld.
Deze laatste stroming heeft in Ameriwoorde wijze en in voldoende omvang in
schreven; het activisme is uit den boze.
omloop worden gebracht. De overheid
Met de allocatieve en inkomensverde- ka de overhand en beheerst de discussie
heeft derhalve de taak om toe te zien op de lingsfunctie is het niet veel beter gesteld. over deregulatie, die enkele jaren geleden
allocatie van goederen en diensten en
De overheid heeft bij haar interventie van start is gegaan. Onder Carter is een
waar nodig de markt uit te schakelen of
onvoldoende acht geslagen op enkele groot aantal initiatieven genomen om
het netwerk van overheidsreguleringen
vergaand te reguleren. Ten slotte is de fundamentele gedragspatronen van ecomarktsector niet in staat om zonder hulp nomische subjecten, waardoor de fricties enigszins te saneren. Daarbij lag het acop de markt zijn vergroot en de econo- cent op de economische deregulatie
van buiten een zodanige inkomensverdemische structuur zich niet heeft kunnen (marktordening) en werd aan de sociale
ling tot stand te brengen dat een ieder over
Overheidsinterventie in Amerika
ESB 7-7-1982
697
regulatie (milieu, consumentenbescherming, veiligheid op het werk) niet ge-
Tabel 1. Kerngegevens van de overheidsinterventie 1961-1981
tornd. Onder Reagan heeft de deregulatiepolitiek een meer prominente plaats
1961-1970
gekregen als instrument in het sociaal-
1971-1975
1976-1981
Gemiddelde jaarlijkse procentuele mutaties
economisch herstel. Daarbij wordt de
sociale deregulatie niet ontzien en lijkt
zelfs een belangrijkere plaats in te nemen
VS
Nederland
VS
12,7
8,7
3,6
(2,4)
rugdringen van de rol van de overheid en
het verminderen van de ,,onzichtbare”
VS
8,2
(5,3)
dan de economische deregulatie. Het te-
Nederland
13,9
1,5
9,0
( 2,3)
11,3
1,1
(-7,3)
14,1
17,8
2,1
9,6
(10,8)
10,6
1,3
(-0,3)
Nederland
7,9
10,9
2,4
kosten van de overheidsinterventie moe-
ten het herstel van de arbeidsproduktiviteit, de investeringsquote en de groei be-
1960
werkstelligen.
1970
1975
1980
Niveau in procenten
Omvang en groei van de overheidsinterventie
Wie de cijfers van de overheidsinterventie in Amerika niet heeft gezien, en
vooral op indrukken en verhalen afgaat,
komt het paradoxaal voor dat juist in
Amerika het thema van de overheidsinterventie zo’n belangrijke rol is gaan
spelen. Immers, de argeloze waarnemer
aan de andere kant van de Atlantische
Oceaan weet niet beter of de verzorgingsstaat is bij uitstek een Europees verschijnsel en meent dat de omvang van de
overheidssector in Amerika nog lang
niet tot voile wasdom is gekomen. Om
dat beeld enigszins te nuanceren, verdient het aanbeveling label 1 nader te beschouwen.
Het is verrassend hoe groot in Amerika het aandeel van de publieke werkgelegenheid in de totale werkgelegenheid
is, ook als dat cijfer wordt gecorrigeerd
voor de werkgelegenheid bij het leger, die
in de jaren zestig aanmerkelijk werd uitgebreid en in de jaren zeventig aanmerkelijk werd ingekrompen. In de jaren zeventig loopt de groei van de publieke werkgelegenheid drastisch terug en is de uitbreiding van de particuliere sector de belangrijkste bron van werkgelegenheidsgroei.
In Nederland zien we precies het omgekeerde: volledige stagnatie in de particuliere sector in de jaren zeventig en een
sterke expansie van de publieke werkgelegenheid. Dit beeld wordt nog geprononceerder als de groei van de rechtstreeks door de overheid gesubsidieerde
werkgelegenheid in de zogenaamde
kwartaire sector erbij wordt gehaald.
Voor Amerika lijkt dit verschijnsel van
veel minder belang, omdat vele non-profit-organisaties in belangrijke mate door
de particuliere sector worden gefinancierd.
De andere twee maatstaven in label 1,
de overheidsbestedingen en overheidsuitgaven, laten op een andere manier
zien hoe de uilbreiding van de collectieve
sector is verlopen. Daaruit blijkt dat de
beheersing van de collectieve-uitgavendruk in Amerika aanmerkelijk beter isgehikt dan in Nederland. Na 1975 is die gedaald in plaats van explosief gestegen,
vooral omdat in Amerika het sociale
vangnet van de welvaartsslaal minder
698
VS
Overheidsbestedingen (in % van BNP) …. 19,8
Overheidsuitgaven (in % van het BNP) … 26,9
Publieke werkgelegenheid a) (in % van de
16,6
Nederland
VS
Nederland
VS
Nederland
VS
Nederland
17,3
32,9
22,2
31,6
21,0
44,2
21,9
34,5
22,3
55,1
20,4
33,1
21,3
58,3
11,7
19,8
12,1
19,5
13,5
18.1
14,9
Bronnen: CPB, Cemraal Economisch Plan 1981. Macro Economische Verkenning 1982: Council of Economic Advisers,
Annual Report, februari 1982, Statistical abstract of the United States 1981.
a) Als we de werkgelegenheid in de semi-collectieve sector in Nederland tot de publieke werkgelegenheid rekenen dan komen
we volgens berekeningen van Kessler tot de volgende percentages: 14,5 (1963); 21.4 (1973) en 22,8 (1980). Zie: G. A. Kessler,
De crisis in de verzorgingsstaat. Pre-advies voor de Vereniging voor de Staathuishoudkunde, 1981.
elastisch is dan in Nederland. Het ontbreken van volksverzekeringen en welvaartsvaste koppelingsmechanismen, een
federale regulerende instanties. Terwijl in
de jaren zestig het aantal regulerende in-
minder uitgebreid stelsel van sociale
daar in de jaren zeventig nog eens zo’n 20
bij.
Concluderend mogen we vastslellen
dat het niveau van de overheidsinterventie, gemeten naar de overheidsbestedingen en gerelateerd aan het bruto nationale produkt in een periode van 20
jaar weinig verandering heeft ondergaan
voorzieningen en een ruimere loepassing
van eigen-bijdrageregelingen verklaren
grolendeels de beheerste groei van de
overdrachtsinkomens.
Een voor de hand liggend bezwaar
tegen de macro-economische maatstaven is dat deze niet laten zien in hoeverre
de administratieve interventie in de vorm
van geboden en verboden is toegenomen.
Dit onderdeel is kwantitalief moeilijker
in kaart te brengen omdat we niet kunnen rekenen in prijzen en hoeveelheden.
Hoewel gevoeglijk kan worden aangenomen dat er een posilief verband bestaat
tussen de groei van het ambtenarenapparaal en de afzel van wetten is het interessanl om enkele meer rechtstreekse in-
dicaloren van de overheidsregulering te
hebben. Een even eenvoudige als doel-
treffende karakterisering van de toegenomen overheidsregulering voert de
Council of Economic Advisers in haar
jaarverslag van 1981 op door de groei van
het aantal pagina’s in het slaatsblad
(,,Federal Register”) op te nemen, dat de
wettenmakerij van de federate regering
weergeeft en dus geen inzicht geeft in de
regulering van staten en lokale over-
heden.Tussen 1960 en 1965 groeide hel
aanlal pagina’s in het staatsblad met ge-
slellingen zich uitbreidde tot 36 kwamen
en dat Amerika en Nederland hier weinig
uiteenlopen. Het grote verschil zit hem in
de ontwikkeling van de overdrachtsuitgaven en de publieke werkgelegenheid 1).
Ten aanzien van de groei van de over-
heidsuitgaven en de publieke werkgelegenheid heeft er in Amerika in de Iweede
helfl van de jaren zeventig een duidelijke
aanpassing plaatsgevonden.
Als wij deze conclusie confronteren
met enkele kenmerken van de algemene
economische ontwikkeling, zoals die in
label 2 wordt weergegeven, dan valt het
volgende op.
De terugval in de groei van het ree’le
nationale produkt in de jaren zeventig in
Nederland is aanmerkelijk sterker geweesl dan in de Verenigde Staten.
Amerika paart een relatief lage arbeidsproduktiviteitsgroei aan een relatief
hoge werkgelegenheidsgroei. Die langzamere produktivileitsgroei is het gevolg
middeld 7,6% per jaar, terwijl in de
periode 1974-1979 bijna een verdubbeling oplrad met een gemiddelde groei
van 13,9% per jaar. In dezelfde periode
groeiden de directe kosten (uitgaven) van
federale regulerende inslanlies mel 14,2%
per jaar, hetgeen aanzienlijk meer is dan
het groeicijfer van de totale overheidsuit-
gaven. Nog een andere indicator kan gevonden worden in de groei van het aantal
1) Uit het feit dat de relatieve overheidsbestedingen weinig verschillen, maar het aandeel
van de publieke werkgelegenheid in de VS
aanmerkelijk groter is, kan worden afgeleid
dat het gemiddelde beloningsniveau van amb-
tenaren in yerhpuding tot de particuliere sector
daar aanzienlijk lager ligt (ruwweg 25%) dan
in Nederland.
van een relatief lage investeringsquote en
een relatief bescheiden loonontwikkeling. Daardoor werd er ruimte geschapen voor een forse groei van de werkgelegenheid en kon de stijging van de werk-
ledige mededinging, waarbij individuele
vragers en aanbieders geen invloed op de
prijs kunnen uitoefenen, een maatschap-
economische machtsvorming. De anti-
pelijk optimale goederenvoorziening tot
den verbindt, is hier een voorbeeld van.
stand kan worden gebracht omdat goede-
loosheid worden beperkt. Voor de con-
ren worden geprijsd volgens de margi-
Op het gebied van de mededingingspolitiek wordt echter een veranderende hou-
sument is de relatief grotearbeidsintensiteit van de produktie, die dus het gevolg
is van de gematigde loonontwikkeling,
en die ook te maken heeft met de in-
trustwet; die het aangaan van fusies en
kartelafspraken aan strikte voorwaar-
heeft in Amerika daarentegen een aan-
merkelijk sterkere versnelling gekend in
de eerste helft van de jaren zeventig, ter-
wijl in de tweede helft de inflatie verder is
toegenomen. Dit in tegenstelling tot
Nederland.
ding gesignaleerd die monopolies niet
per se verkeerd vindt, maar zich meer op
richtlijnen opgesteld, waardoor bepaalde
twee vormen voor. De ene is dat zich georganiseerde monopolies vormen, die
samenspannen tegen de consument door
soorten fusies niet langer meer worden
verboden.
Onder marktordening moet in de prak-
meer te vragen dan een normale kostprijs
tijk ook worden begrepen de bescher-
rechtvaardigt. Het antwoord van de overheid hierop is gekomen met het tot stand
ming van bedrijfstakken die nog in de
kinderschoenen staan en waaraan de
brengen van een uitgebreide mededin-
komensverdeling, dagelijks zichtbaar in
de dienstverlenende sector 2). De inflatie
nale-kostenregel en dus de prijsverhoudingen de schaarsteverhoudingen weerspiegelen. Monopolievorming.d.w.z.het
misbruik ervan, is de grootste bedreiging
van de vrije markt. Daarbij doen zich
kans moet worden gegeven om te profiteren van schaalvoordelen. De transportsector te land en in de lucht is daar-
Wie dat wil kan een verband leggen
gingswetgeving die preventief werktdoor
tussen de relatief slechte economische
fusies te verbieden dan wel curatief te
werk gaat door het misbruik van mono-
prestatie in Nederland en de relatief
sterke uitbreiding van de collectieve sector. Zo’n verband moet dan ge’interpreteerd worden als een herleide-vormver-
het misbruik ervan richt 3). Het Ministerie van Justitie heeft daartoe nieuwe
van een voorbeeld. Toetredingsbeper-
polieposities te bestraffen. De tweede
kingen en prijsvoorschriften hebben de-
ze bedrijfstak gedurende decennia de
kans gegeven om tot voile wasdom te ko-
gelijking, waarvan we de structuurver-
vorm komt uit de hoek van de natuurlijke
monopolies. Bedrijvendie onder dalende
kosten werken hebben een natuurlijke
gelijkingen niet precies kennen.
neiging tot groeien omdat ze van schaal-
geworden) met als tegenprestatie dat es-
Het falen van de markt
voordelen kunnen profiteren en zo de bedrijfstak in handen kunnen nemen. Als
het zover gekomen is, dan is de kans groot
dat de consument achteraf de rekening
krijgt gepresenteerd en hij heeft dan geen
verweer door naar een ander te lopen.
sentiele diensten ook op onrendabele
plaatsen moeten worden verschaft. Ten
slotte kan als voorbeeld van marktordening met sterke inkomenspolitieke en
wellicht strategische aspecten worden
genoemd desubsidieringen bescherming
Deze natuurlijke monopolies doen zich
van de landbouw.
De theorie van het falen van de markt
biedt een ware uitstalkast van gevallen
van waarom het op de markt fout kan
gaan en wat de overheid daaraan kan
doen. Op de keper beschouwd is het gebied waarop het marktmechanisme optimaal kan functioneren zeer beperkt en
wanneer men streng is in de leer en niet te
veel let op het alternatief, dan is er goed
met name voor bij nutsbedrijven, het
openbaar vervoer, de telefoon en de posterijen. Van een private ondernemingdie
onder dalende marginale kosten produceert, kan niet worden verwacht dat zij de
marginale-kostenregel toepast, want dan
beschouwd weinig dat zich aan over-
wordt er verlies geleden. Er moet dus iets
heidsregulering kan onttrekken.
De noodzaak van overheidsingrijpen
kan op drie gebieden worden gevoeld:
1. marktordening, 2. voorziening in collectieve en semi-collectieve goederen,
3. produkt- en produktieregulering van
anders op worden gevonden.
De overheid heeft twee antwoorden
klaar liggen . Zij kan de particuliere ondernemingen reguleren door in ruil voor
een monopoliepositie voorschriften te
geven met betrekking tot produktie en
particuliere goederen. We gaan kort op
prijsvorming, en wel zodanig dat een
deze drie gebieden in, waarbij wordt getracht de theorie — hoe onvolledig soms
ook — af te zetten tegen de Amerikaanse
praktijk.
redelijk geachte winst wordt gemaakt, of
zij kan van dit type bedrijven staatsmonopolies maken en de verliezen die door
toepassing van de marginale-kostenregel
De marktordening
len. De eerste vorm heeft in de VS de
ontstaan, dekken uit de algemene middeoverhand.
De marktordening heeft betrekking
De Amerikaanse mededingingspoli-
op het leerstuk dat uitsluitend onder vol-
tiek heeft zich altijd fel gekant tegen
Tabel 2. Kerngegevens van de economische ontwikkeling 1961-1981
1960-1970
1971-1975
1976-1981
Gemiddelde jaarlijkse procentuele mulaties
VS
Nederland
VS
Nederland
VS
Nederland
3,9
2,9
1.8
5,1
5,1
1,2
2,6
6,5
1,5
3,1
9,3
-0,2
3,4
7,5
2,6
1,4
4,6
6,1
1.9
3,2
3,8
6,9
1,0
5,2
2,2
Werkloosheid (gemiddeld niveau in procenten van
a) Geflatteerd door de revisie van de Nationale Rekeningen, waardoor van 1976 op 1977 een volumegroei van 7,7% werd geregistreerd. Hiervoor gecorrigeerd zou de gemiddelde groei op 2% ztjn uitgekomen.
Bronnen: CPB, Centraal Economisch Plan 1981, en Macro Economische Verkenning 1982: Council of Economic Advisers,
Annual report, februari 1982.
ESB 7-7-1982
Voorziening van collectieve en
semi-collectieve goederen
Zuiver collectieve goederen worden
gekarakteriseerd door een combinatie
van de eigenschappen non-exclusiviteit
(het individu is niet in staat zijn eigendomsrecht (ten voile) uit te oefenen, zo-
dat hij deze goederen niet alleen wil betalen), en non-rivaliteit (de consumptie
van de een gaat niet ten koste van de
ander). Externe effecten in produktie en
consumptie hebben te maken met het gelijktijdig voorkomen van een beetje nonexclusiviteit en een beetje non-rivaliteit.
Die externe effecten kunnen positief of
negatief zijn. Bij positieve externe effec-
ten zijn de maatschappelijke opbrengsten groter dan de particuliere marginale
opbrengsten. De individuele consument
gaat niet verder dan het punt waarop de
particuliere marginale opbrengsten ge-
lijk zijn aan de particuliere marginale
kosten. Als de maatschappij oordeelt dat
er aan de consumptie van goederen positieve externe effecten zitten, dan volgt
daaruit dat zonder interventie de produktie te laag is. Onderwijs, wetenschap,
sport en cultuur zijn de favoriete gebieden waarop naar veler inzicht de afzet
2,8 a)
5.7
0,2
4,7
2,8
men (het kind is inmiddels een grijsaard
2) Deze bewering is gebaseerd op alledaagse
waarnemingen in winkels, aan de benzinepomp en in de horeca.
3) Als signaal van deze veranderde houding
wordt wel gezien de beeindiging van twee
langlopende anti-trustzaken tegen IBM en
Bell.
699
moet worden gestimuleerd door deze
voorzieningen beneden kostprijs te verschaffen.
de overheid op het gebied van de individuele produktregulering moet gaan is
der duidelijk en gericht. Waar de vraag
naar publieke diensten vandaan komt, is
een interessante vraag, waarvan de be-
niet altijd eenvoudig vast te stellen. Soms
De Amerikaanse traditie is hier in
antwoording afhangt van het geloof in
lijkt het crop dat die van binnen in plaats
twee opzichten gemengder dan de Ne-
de autonomie van de consument en het
van van buiten komt. De afwezigheid
derlandse. In de eerste plaats wordt er
vermogen van de markt om de informatie te verschaffen die de consument
nodig heeft om te beoordelen wat goed
collectiviseerde sector maakt dat uitslui-
de tweede plaats valt de afweging van
voor hem is. Sommige mensen worden
kriegelig als ze niet alleen een veilig-
getoetst. Die toets kan niet anders dan
maatschappelijk en privaat nut meestal
anders uit dan in Nederland, wat tot uit-
heidsgordel in de auto moeten hebben,
globaal zijn, omdat de politicus niet be-
maar hem ook verplicht moeten omdoen. Sommige mensen vinden het redelijk als een motorrijdereen helm op moet
hebben, maar zouden het idioot vinden
als roken bij de wet zou worden verboden.
schikt over het apparaat om de bedrijfsvoering in de publieke sector in detail
te evalueren. Van de vierde macht kan
moeilijk veel zelfbeperking worden verwacht, omdat expansie beter beloont
dan contractie.
niet bij voorbaat van uitgegaan dat uit-
sluitend de overheid de voorziening van
dit soort goederen moet bevorderen. In
drukking komt in een intensievere toepassing van het profijtbeginsel. De cultuur in Amerika wordt bij voorbeeld na-
genoeg geheel gesponsord door private
instellingen. Ondanks de geringe over-
van een directe succesindicator in de ge-
tend via het politieke proces het maatschappelijk nut van de produktie wordt
heidsbemoeienis bestaat de indruk dat
De deregulatiepolitiek die in Amerika
het culturele leven niet minder intensief
op gang is gekomen, is niet gebaseerd
is dan in Nederland, en niets wijst crop
dat er sprake is van een relatieve onder-
Deregulatiepolitiek
produktie. Bij het onderwijs in Amerika
is de situatie ook gemengd. Ook hier
geldt dat het individuele nut hoog wordt
Het besef dat de overheid niet perfect
werkt en het budgetmechanisme niet
vlekkeloos maatschappelijke wensen en
beoordeeld. Dientengevolge is de marktprijs hoog.
Van negatieve externe effecten is spra-
ke als de maatschappelijke marginale baten kleiner zijndan particuliere marginale baten. De produktie is daardoor te
hoog, en dat is wederom een reden om te
intervenieren. Negatieve externe effecten
in produktie en consumptie hebben
vooral betrekking op het milieu (stank,
lawaai, vuile lucht). Als bijprodukt van
de welvaartsgroei is de overheidsinter-
ventie op dit gebied van recentere datum.
prioriteiten vertaalt, geeft het onzekere
gevoel dat de uitkomst van de overheids-
interventie niet noodzakelijk een beter
resultaat afwerpt dan de onvolmaakte
markt. De kern van het falen van het
budgetmechanisme is volgens de Council
of Economic Advisers de overgevoelig-
heid van het politieke besluitvormingsproces voor de wensen van belangengroepen. De zichtbare opbrengsten van
overheidsinterventie ten behoeve van
een belangengroep zijn in het algemeen
zeer groot, terwijl de kosten, die worden
particuliere goederen
gespreid over de belastingbetalers of indirect drukken op de consument, in het
algemeen klein zijn. Voor de consument
loont het dus niet om per geval in actie
Het derde terrein van bemoeienis is
dat van de regulering van individuele
te komen en dat geeft belangengroepen
Produkt- en produktieregulering van
goederen en diensten. Het toezicht op
wat op de markt verschijnt en de con-
vrij spel om in het ,,algemeen belang”
overheidsinterventie te bepleiten. Slechts
de cumulatie van overheidsinterventie
dities waaronder het wordt geprodu-
brengt voor de consument-belastingbe-
ceerd, wordt uitgeoefend ter bescherming van het individu als consument en
taler zichtbare kosten met zich mee in de
vorm van een hogere belastingdruk, een
hogere prijs op de markt of een verminderde dienstverlening. De asymmetric
werknemer. Het argument is meestal dat
de consument niet weet wat goed voor
hem is, dat de kosten van informatie om
dat uit te vinden te hoog zijn, en dat hij
zelfs bij gratis voorziening van die informatie geen zin heeft om die in zich op te
nemen en daarnaar te handelen. De
overheid neemt daarom het zekere voor
tussen zichtbare kosten en opbrengsten
is voor de Council of Economic Advisers
een belangrijke reden om te pleiten voor
een generieke beperking van de macht
van de overheid. Met het sluiten van een
groot aantal loketten zou de groei van de
het onzekere en verbiedt of ontmoedigt
overheidsinterventie belangrijk kunnen
dingen waarvan zij vindt dat ze slecht
worden ingedamd. Voor het welslagen
zijn (drugs, tabak, alcohol), of gebiedt
van een deregulatiepolitiek wordt veel
dingen aan te schaffen omdat ze vindt
waarde gehecht aan de ,,grote klappen”-
dat dat goed is voorde consument (autogordels, bromfietshelmen).
theorie.
Behalve aan de vraagzijde is er ook
De regulatie heeft hier een sterke ont-
aan de aanbodzijde een verstorende fac-
wikkeling doorgemaakt. De Food and
Drug Administration (keuringsdienst
voor waren), de National Highway
tor, die zich met name beweegt op het ni-
Traffic Safety Commission, de Consumer Product Safety Commission, de
Occupational Safety and Health Association (een Amerikaanse arbeidsinspec-
veau van de vierde macht. Prod ucenten
van collectieve goederen zitten niet anders in elkaar dan producenten voor de
heeft meer weg van de ,,stap voor stap”benadering, al moet worden gezegd dat
de geplande ontmanteling naar Nederlandse maatstaven fors is. De deregulatie
is onder de regering-Carter van start gegaan met de introductie van een aantal
deregulatiewetten, terwijl tot nu toe onder Reagan de budgettaire kant van de
zaak sterk de aandacht heeft gekregen.
In het transport, de energie en het bankwezen zijn met name initiatieven geno-
men om de economische deregulatie van
degrond te krijgen. De Airline Deregulation Act van 1978 voorziet in een geleidelijke opruiming van toetredingsbeperkingen en prijsvoorschriften voor het
binnenlandse luchtverkeer. De Motor
Carrier Act van 1980 voorziet in een deregulatie van prijzen in het wegtransport,
terwijl het openbreken van de ,,closed
shop” ook aan niet-vakbondsleden de
gelegenheid moet geven om werk te vinden in die branche. De Natural Gas
Policy Act uit 1978 kondigt een deregulatie van gasprijzen aan. De Depository
Institutions Deregulations and Monetary
Control Act van 1980 heeft het kader geschapen voor de opheffing van beperkingen die de spaarbanken ondervinden bij
het aantrekken van gelden en verstrekken van kredieten. In het kader van een
vergrote aandacht voor de economische
effecten van regulering en deregulering
werd de Regulatory Analysis Group opgericht onder voorzitterschap van de
Council of Economic Advisers, die
de belangrijkste reguleringsvoorstellen
moet evalueren. Ook werd een Regulatory Council opgericht, bestaande uit
vertegenwoordigers van ministeries en
regulerende overheidsinstanties, die een
halfjaarlijkse agenda moet publiceren
van de meest belangrijke regulerende
voorstellen 4). De suggestie is wel geopperd, maar niet ten uitvoer gebracht, om
een regulatiebudget op te stellen, te ver-
markt. Het verschil zit hem in de signa-
tie), om maar enkele instanties te noe-
len die worden uitgezonden en opgevangen. Marktproducenten passen hun aanbod aan aan de koopkrachtige vraag op
men, waken over het individuele welzijn
straffe van verlies of minder winst. Bij
van consument en werknemer. Hoever
de publieke sector zijn de signalen min-
700
op de ,,grote klappen”-theorie, maar
4) Deze ,,Council” is inmiddels (maart 1982)
opgeheven, terwijl de publikatie van de kalender in zijn huidige vorm is stopgezet.
I
gelijken met een uitgavenbegroting, die
dient als kader voor de bepaling van de
financiele last (de ,,onzichtbare” kosten)
van regulering.
De eerste stap die Reagan op het gebied van de deregulatie zette, was de af-
schafflng van de maximumprijzen op
ruwe olie en benzine aan de pomp. Vervolgens werd de organisatie van de deregulatie aangepakt door de oprichting
van een Task Force on Regulatory Relief
onder leiding van de vice-president en de
uitvaardiging van een besluit dat alle re-
gulerende instituten die onder het Witte
Huis staan voortaan een koslen-balenanalyse moeten ma ken van enigszins belangrijke nieuwe regelgevingen. Deze
analyses plus de voorgestelde regulering
moeten voor advies worden voorgelegd
aan het begrotingsbureau van Stockman. De Council on Wage and Price
Stability (CWPS), die in 1974 was opgericht om loon- en prijsmatiging te bevorderen en de inflatoire gevolgen van over-
heidsprogramma’s te bestuderen, werd
afgeschaft omdat, volgens een persbericht van het Witte Huis van 18 januari
1981, het CWPS ineffectief is geweest in
het beheersen van de inflatie en het in
dienst houden van een staf van 170 man
dus weggegooid belastingeld is.
Het geheel overziende moet worden
vastgesteld dat het groeitempo van de regulering aanmerkelijk is vertraagd. Het
aantal pagina’s in het Staatsblad is in 1981
met een derde gedaald en het aantal tot
stand gebrachte reguleringen is met meer
dan een kwart omlaag gegaan. De Federale begroting voor 1983, die nog niet is
aanvaard, voorziet in een verdere reductie
van uitgaven en personeel in de reguleringsbranche (zie label 3).
ten van de groei van de collectieve sector
jarenlang de discussie hebben beheerst,
en nog beheersen, is het op zijn minst
een verrijking dat de allocatieve aspecten
van het overheidsoptreden wat bredere
aandacht krijgen. Natuurlijk is het on-
derwerp niet nieuw, maar nu we zo langzamerhand uitgepraat zijn over de wenselijkheid dat de marktsector de overheidssector een paar jaar verdringt, ten
einde het evenwicht te herstellen, is het
van belang om te realiseren dat de mogelijkheden niet alleen liggen in het verlagen
van de collectieve-uitgavendruk maar
ook in het verlagen van de collectievelastendruk. De laatste wordt weliswaar
redelijk weergegeven door de belaslingen premiedruk, maar van de niet-gekwantificeerde lastendruk moet ook weer
niet een al te lichte voorstelling worden
gemaakt.
Over de kansen van een niet te snel
verslappende aandacht voor deregulatie
kan men niet te optimistisch zijn. Het
onderwerp is niet spectaculair, omdat
het zo moeilijk in geaggregeerde vorm
zichtbaar kan worden gemaakt. De populariteit van het onderwerp zou aanmerkelijk worden vergroot als het Centraal Planbureau in de label met kerngevens een reguleringsquole zou afdrukken.
De Amerikaanse ervaring leert onderlussen dal de organisalie van de deregu-
lalie een eerste stap is om iets van de
grond te krijgen. Het verplicht voor advies voorleggen van departementale regelgeving aan een centrale instantie en de
eis van een kosten-balenanalyse voor
elke enigszins belangrijke regulerende
activiteit blijkl een zichlbaar effecl uit te
oefenen op hel aanbod van overheids-
dienslen.
Besluit
M. Corporeal
Nadal de macro-economische aspec-
Tabel 3. Uitgaven van en werkgelegenheid bij 57 federate regulerende instanties
(in miljarden dollars en in duizenden arbeidsplaatsen)
1970
1979
1980
1981
I982a)
2,7
2,4
I983b)
Soci.lt regulatie:
2,5
— veiligheid op het werk en arbeidsmarkt0.8
1,9
2,1
2,2
0,3
0,3
0,3
0.3
0,4
0,3
0,4
0,4
0,3
64,2
24,0
24,1
23,0
0,5
Economische regulatie:
— overige bedrijfsgerichte regulering . . . . . . .
0,1
0,1
0,3
Arbeidsplaatsen (permanent, full time):
57,1
21,7
Bron: Center for the Study of American Business, aangehaald in het maart-april-nummer van het tijdschrift Regulation, jg. 6,
nr. 2, 1982.
a) Raining.
b) Begroting.
ESB 7-7-1982