Ga direct naar de content

Over metaforen en wetenschap

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 25 1984

Ingezonden

Over metaf oren en wetenschap
DRS. J.W. BLANKERT

Metaforen verdienen hun plaats in het
wetenschappelijk debat. Ze hebben een
nuttige functie en moeten niet worden uitgebannen. Dat is Pens boodschap in zijn
bijdrage in ESB van 13 juni. Pen heeft gelijk. Ik wist niet eens dat er serieus te nemen mensen waren die het gebruik van metaforen in het wetenschappelijk debat (tussen economen) afkeuren. Per slot maken
andere, zeer respectabele, niet van ,,story
telling” verdachte, wetenschappen er zonder terughoudendheid gebruik van.
Atoom, ether, graviteit, computergeheugen enz., allemaal metaforen. Waarom
zouden economen het dan zonder moeten
doen?
Gelukkig is de club van tegenstanders
van de metafoor niet groot. Pen vindt, althans vermeldt, slechts twee leden: Mark
Blaug en een niet met naam genoemde econoom (,,iemand”, ,,een econoom”, toch
niet de doorsnee-econoom hoop ik?).
Maar of de club nu groot is of niet, Pen
wijst hen terecht. Ik hoop dat we voortaan
niet meer van hen vernemen zullen. Immers, zonder het gebruik van metaforen
zal het wetenschappelijk debat niet alleen
inboeten aan geur en kleur en begrijpelijkheid, maar ook – en dat is veel ernstiger aan belang. Nieuwe kennis kan slechts begrepen worden door een brug die de verbinding legt met al aanwezige kennis.
Daarom zal iedereen die met Sets nieuws
komt onvermijdelijk gebruik moeten maken van voorbeelden, analogieen en – jawel – metaforen. Voor het nemen van de
irrationele sprong naar het nieuwe is een
bruggetje niet alleen welkom, maar zelfs
onmisbaar.
Metaforen hebben overigens ook in ander opzicht lets gemeen met bruggen: ze
hebben, anders dan Pen ons wil doen geloven, niets van doen met moraal. Metaforen, bruggen, woorden, auto’s, kunnen
van alles zijn, maar niet immoreel. De
door Pen immoreel genoemde metafoor
van de wereld als strijdtoneel wordt, behalve door die immorele marxisten, o.a. ook
door Popper gebruikt (en ik denk niet dat
Pen hem immoreel vindt). Niet alleen de
wereld is een strijdtoneel, ook het bos. Pen
verhaalt ons metaforisch over de rust die
daar heerst, maar de bioloog weet ons wel
anders te vertellen. Het is daar een strijd op
leven en dood tussen de soorten. Maar van
moraal of marxisme heeft het bos geen
weet.
Er valt wel meer aan te merken op Pens
artikel. Zo vrees ik zelfs dat hij verschillende keren eigenlijk metafysica bedoelt in
plaats van metafoor. Ook verbaast het me
754

om verifieerbaarheid en falsifieerbaarheid
in een adem genoemd te zien, waardoor het
bijna lijkt of het gaat om twee woorden
voor hetzelfde begrip in plaats van om
twee woorden voor twee fundamenteel verschillende opvattingen over wetenschap.
Maar wat doet het er toe. Pen zij dank voor
zijn terechtwijzing aan het adres van de
anti-metaforisten.
Niettemin is Pen nog erg voorzichtig in
zijn verdediging van het gebruik van metaforen (in het wetenschappelijk debat). Hij
laat metaforen slechts node toe: omdat hij
er niet omheen kan, omdat ze nieuwe wegen kunnen openleggen en omdat ze kleur
geven aan het wetenschappelijk debat.
,,Maar”, waarschuwt hij ons ,,wat er
tenslotte aan wetenschappelijks uitrolt
moet de toets van de wetenschappelijke
methode doorstaan. Dan wordt de metafoor verlaten en komen we in het rijk van
de falsificatie”. Wat nu? Als er sprake is
van ,,wetenschappelijke methode” en
,,falsificatie” (wordt bedoeld echte wetenschap?) dan mogen metaforen toch weer
niet. Het lijkt of metaforen slechts zijn toegestaan als franje, voor de aardigheid.
Maar denk erom, zodra het serieus wordt,
mogen ze niet meer meedoen.
Pens artikel weerspiegelt een opvatting
over het wetenschappelijk bedrijf die, als
ik het goed begrijp, de zijne is (al weet je
het nooit zeker met zo’n speels geschreven
stukje; misschien ben ik er wel ingetuind en
door een of twee dubbele bodems gezakt)
en die verklaart waarom hij het gebruik
van metaforen toch buiten het ,,rijk van de
falsificatie” wil houden. Met die opvatting
bevindt Pen zich, denk ik, in het gezelschap van de anti-metaforisten. Zijn conclusie – metaforen mogen – komt slechts
voort uit zijn ruimheid van geest en hart,
niet uit een werkelijk verschil in inzicht
over het functioneren van het wetenschappelijk bedrijf.
Die nogal fundamentele opvatting over
het wetenschappelijk bedrijf is vervat in
Pens woorden: ,,De economie is een koele
wetenschap (…). Ons vak is een combinatie van logica en empiric”. Aldus wordt de
niet met naam genoemde econoom geciteerd die tegen het gebruik van metaforen
is. Maar met die bewering is Pen het niet
oneens. Ook hij vindt ,,dat de kern van de
economie natuurlijk ligt bij de strenge logica en bij het aan spelregel gebonden empirisch onderzoek”. Het is het hardnekkig
misverstand dat wetenschap een ,,koel” en
,,rationed” bedrijf is waar logica, ratio en
empiric regeren. De discussie over economische politick en economische weten-

schap — o.a. in dit blad — laat zien dat
ook andere, niet rationele factoren een rol
spelen. De ontwikkeling in de natuurwetenschappen leert – anders dan veel buitenstaanders denken – hetzelfde: bij het
ontstaan en formuleren van nieuwe theoriee’n spelen ook – of juist — irrationele
elementen een rol van belang. ,,Met name
is van invloed geweest (op de inhoud van de
algemene methodologie, Bl.) de schepping
van de relativiteitstheorie en de kwantummechanica, waarvan de eerste fase door
Reichenbach zelf werd beschreven als ,,an
amazing triumph of mathematical technique which, masterly applied and guided by
a physical instinct more than by logical
principles determined the path to the discovery of a theory which was able to embrace
all observable data”) 1). Akkoord, een statistische test, ter toetsing van een theorie,
valt met enige goede wil te omschrijven als
een ,,koel” of ,,rationed” (of mechanisch) proces, maar wie dat gelijk stelt met
,,de inhoud van wetenschap” stelt het
doorknippen van een lint ter opening van
een brug gelijk met het bouwen van
bruggen.
Uit de opvatting dat wetenschap een
koel en rationeel bedrijf is, valt ook Pens
geringe waardering voor Feyerabend te
verklaren. Die nu juist laat zien, niet zonder retoriek, trues, grappen en — jawel metaforen, en puttend uit een rijk arsenaal
van voorbeelden hoeveel irrationele elementen een rol hebben gespeeld en spelen
in de ontwikkeling van de wetenschap. Pen
concludeert slechts: ,,Op dat terrein heeft
Feyerabend weinig zinnigs te zeggen – hij
wil alle remmen losgooien en de wetenschap verkopen aan de goochelaars en de
zwendelaars”. Kom kom, Feyerabend
mag dan nog al eens overdrijven (zijn
,,anything goes” is er een voorbeeld van),
nu doet Pen het. De door Feyerabend bewonderde Galilei’, wiens theorieen en uiteenzettingen hem – Feyerabend – veelvuldig tot voorbeeld dienen, is toch beter
bekend geworden als wetenschappelijk
vernieuwer dan als goochelaar. De uiteenzettingen van de pioniers van de
differentiaal- en integraalrekening bevatten allerlei tegenstrijdigheden en irrationele elementen. Toch staan die pioniers niet
bekend als zwendelaars. Met louter logica,
ratio en empiric komen we niet verder, om
het even of het gaat om kunst, schaken, het
leiden van een bedrijf of wetenschap. Wat
de overtuigde gelovigen, de orthodoxe rationalisten, nu juist weer zo sympathiek
maakt, is het irrationele van hun geloof:
op puur logische, rationele gronden is het
niet te verdedigen dat slechts logica en ratio voor wetenschappelijke vernieuwingen
hebben gezorgd.
Voor de irrationele sprong naar het nieuwe hebben we vaak een zetje nodig. Een
metafoor kan ons over de brug helpen. Pen
heeft gelijk, metaforen mogen. Sterker
nog, hij heeft ongelijk, metaforen m6eten.

1) J.J. Klant, Spelregels voor economen, Leiden, 1972, biz. 2.

We kunnen niet zonder. Ze vormen een onontbeerlijke schakel tussen oude en nieuwe
kennis.

J.W. Blanker!

Naschrift
Ars inveniendi & ars iudicandi

Blanker! en ik zijn het niet helemaal
eens. Wel als het gaat over het wetenschappelijk proces of bedrijf; niet als het gaat
over de beoordeling van de output van dat
bedrijf, de uitspraken of beweringen.
Blankert onderscheidt niet tussen het bedrijf en zijn output. Alles wat hij zegt gaat
over het eerste, over de ,,ars inveniendi”.
Het creatieve proces is irrationeel, metaforen zijn altijd prima, ze slaan bruggen.
Hier zijn we het over eens. Zelfs Feyerabend wil ik bijvallen: ..anything goes”.
Bij de toetsing van uitspraken ligt het anders. Dit is de ,,ars iudicandi” 1). Blankert
blijft hier de metaforen misschien ook wel
prima vinden, maar ik begin te twijfelen.
Dat komt omdat uitspraken of beweringen
moeten kunnen worden gefalsifieerd. Met

een metafoor wordt dat moeilijk, want die
is van stond af aan een beetje vals. Wie zegt
,,de wereld is een strijdtoneel” en daarop
wordt aangevallen kan zeggen ,,nou ja, je
moet het natuurlijk niet letterlijk nemen”.
Maar dat betekent dat iemand anders kan
volhouden dat de wereld een toneelstuk is.
Zo praat men langs elkaar been. Dat is
geen ramp, maar een zegen is het ook niet.
In de wetenschap.
Metaforen, die opduiken in de output
van het wetenschappelijk bedrijf, verdie-

nen volgens mij een zeker wantrouwen. Bij
Blankert bespeur ik daarvan weinig. Maar
ik verwerp de metaforen niet, ook niet als
ze de vorm aannemen van beweringen, dus
is het meningsverschil niet zo erg groot.
Wel kan ik begrip opbrengen voor mijn
vakgenoten, die eigenlijk niets van de metaforen moeten hebben.
Dat Blankert en ik toch niet gelijk denken blijkt uit zijn ,,kom kom” als het over
Feyerabend gaat. Feyerabend zegt ,,anything goes” en dat vinden Blankert en ik,
zie boven, uitstekend als het over het creatieve proces gaat. Maar ik kan toch moeilijk tolerant zijn als het gaat over uitspraken! De economic wordt geteisterd door
meningsverschillen, en een deel daarvan
ontstaat door baarlijke onzin. Onzinnige
uitspraken moeten intolerant worden be-

handeld. Feyerabend erkent het hele begrip onzin niet — welnu, schaf dan de wetenschap maar af. Dat willen Blankert en
ik geen van beide, denk ik.
J. Pen

1) Zie over dit onderscheid: J. P. Guepin, De beschaving, Amsterdam, 1983. Van hem valt veel
te leren.

ESB 15-8-1984

Auteur