Ga direct naar de content

Vrijhandel in West-Europa

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 25 1984

Europabladwijzer

Vrijhandel in West-Europa
DR. J.C.P.A. VAN ESCH*
Inleiding
Op 9 april 19.84 vond in Luxemburg een
gezamenlijke vergadering plaats van de
ministers van de Europese Vrijhandelassociatie (EVA) en de Europese Gemeenschap
(EG). In zekere zin was deze eerste ministersconferentie van de landen die in de jaren vijftig met de ,,zes” en de ,,zeven”
werden aangeduid, een historische bijeenkomst. De economische splitsing van
West-Europa is daarmee niet ongedaan gemaakt, maar uit het houden van deze conferentie blijkt wel dat beide economische
blokken een nauwe samenwerking nastreven.
Rol van Groot-Brittannie
Groot-Brittannie heeft een belangrijke
rol gespeeld bij het uiteenvallen van WestEuropa. Bij het totstandkomen van verschillende integratievormen in Europa zoals de Kolen- en Staalgemeenschap en de
Europese Defensie Gemeenschap liet dit
land het afweten op het ogenblik dat er serieus onderhandeld ging worden. Hetzelfde gebeurde bij de voorbereidende werkzaamheden voor het EG-verdrag. Toen
Engeland zich in het comite-Spaak moest
vastleggen, staple het eind 1955 op. Terwijl het EG-verdrag verder werd opgesteld
kwam Engeland met een plan voor ,,a
European-wide free trade area”, dat werd
ingebracht in de OEES. Met dit plan streefde Engeland een stelsel van vrijhandel na
dat het mogelijk zou maken de
voorkeursbehandeling van produkten uit
de Gemenebest-landen te laten bestaan.
Bovendien wenste Engeland de landbouw
buiten de afspraak te houden. In de OEES
nam een intergouvernementele commissie
van ministers het voorstel in behandeling
(z.g. Maudling-onderhandelingen).
Eind 1958 wees de Franse president De
Gaulle – net een half jaar aan de macht het Britse voorstel bruusk van de hand.
Frankrijk had om politieke redenen de
douane-unie moeten aanvaarden en gunde
Engeland het profijt niet van tariefafbraak
zonder gemeenschappelijk buitentarief en
zonder een gemeenschappelijk landbouwbeleid 1). Engeland zette zijn vrijhandelsplan vervolgens door met de ,,zeven”
en formeerde de Europese Vrijhandelsassociatie, welke op 3 mei 1960 in werking
trad. Toen Engeland en Denemarken in
748

1973 tot de EG als lid toetraden, verlieten
zij de EVA.
Eurpese Vrijhandelsassocialie
Zes landen zijn thans lid van de EVA:
Noorwegen, Oostenrijk, Portugal, IJsland, Zweden en Zwitserland. Finland is
om politieke redenen slechts geassocieerd
aan de EVA, maar fungeert in feite als zevende lid. Op het vorstendom Liechtenstein, dat met Zwitserland in een douaneunie is verbonden, is het EVA-verdrag ook
van toepassing.
De EVA is een intergouvernementele organisatie met een ministerraad als beleidsorgaan dat enkele malen per jaar bijeenkomt. Er zijn permanente vertegenwoordigingen per lidstaat. Er zijn acht comites waaronder een voor parlementsleden. In Geneve is het secretariaat gevestigd.
De doelstelling van de EVA is kortgezegd het vrijmaken van invoerrechten en
kwantitatieve belemmeringen van de
onderlinge handel in industrieprodukten.
Daarbij wordt gebruik gemaakt van verklaringen van oorsprong. Het thans geldende systeem is in 1973 ingevoerd bij gelegenheid van het afsluiten van vrijhandelsakkoorden met de EG. In het verdrag zijn
voorzieningen opgenomen om handelsverlegging tegen te gaan, want elke lidstaat
heeft zijn eigen buitentarief ten opzichte
van derde landen behouden. Verder zijn
regels opgenomen om teruggaaf van heffingen bij uitvoer te verbieden; de samenwerking van de douane-instanties te bewerkstelligen bij een minimum aan formaliteiten, vrijwaringsmaatregelen mogelijk
te maken en concurrentievervalsing tegen
te gaan. Handel in landbouw- en visserijprodukten valt niet onder de vrijhandelsafspraak. Er zijn regels om industrieprodukten te onderscheiden van landbouw- en
visserijprodukten. Landbouw- en visserijprodukten kunnen onder het vrijhandelsregime worden gebracht. Sommige lidstaten hebben bilaterale landbouwovereenkomsten gesloten om rechten op landbouwinvoer, zoals bij voorbeeld Portugese
wijn, te verlagen; deze overeenkomsten
gelden dan voor alle lid-staten.
Vrijhandel kan ook worden belemmerd
door technische belemmeringen zoals uiteenlopende produktiestandaarden, vereisten voor testen en inspectie, registratiepro-

cedures enz. Om deze verschillen ongedaan
te maken is de EVA actief ook in de internationale organisaties die op deze terreinen
opereren 2).
Voor Portugal zijn bepaalde uitzonderingen op de regels toegestaan vanwege onder meer het ,,infant industry”-argument.
Bovendien werd voor dit land een industrieel ontwikkelingsfonds gesticht. Omdat IJsland van de export van visserijprodukten leeft en deze produkten niet onder
het verdrag vallen, tenzij geheel of ten dele
beperkt, wordt IJsland door de meeste
EVA-landen tegemoetgekomen door een
liberaal beleid ten aanzien van hun visinvoer. Noorwegen heeft daar ook voordeel
van.
De EVA onderhoudt bijzondere relaties
met de EG, Spanje en Joegoslavie. Bij gelegenheid van de toetreding van Groot-Brittannie en Denemarken in 1973 tot de EG
zijn bilaterale vrijhandelsakkoorden afgesloten tussen de individuele EVA-landen
en de EG Een multilateraal akkoord zat er
niet in omdat de EG vanaf haar oprichting
multilaterale Europese handelsbesprekingen heeft geweigerd. Door deze bilaterale
akkoorden eveneens in 1973 te laten ingaan
werd voorkomen dat er weer handelsbelemmeringen tussen uittredende en achterblijvende EVA-landen zouden ontstaan.
De overgangsregeling liep tot 1977. Sindsdien is in West-Europa nagenoeg volledig
vrijhandel voor industrieprodukten bereikt. Een aantal gevoelige produkten waren nog uitgezonderd. In 1980 vervielen de
meeste uitzonderingen zoals die voor textiel. Per 1984 is alles vrij (papier was de
laatste uitzondering).
De kloof die na de mislukte Maudlingonderhandelingen in 1958 was ontstaan, is
nu gedicht. De EVA heeft haar brugfunctie
vervuld, zij het met Groot-Brittannie aan
de andere kant. De EG verlangde invoering
van de oorsprongsregeling die toen in EGassociatie-akkoorden van het Yaoendetype werd gebruikt. Meer dan een stelsel
van oorsprongbepaling vond de EG ongewenst. Hoewel de EVA het eigen stelsel beter vond, moest zij het EG-stelsel aanvaarden, niet alleen in het handelsverkeer met
de EG maar ook voor de intra-EVA-handel. Doordat de EG telkens met een EVAland een bilateraal akkoord afsloot kon het
stelsel van oorsprongbepaling niet cumulatief worden toegepast. Waardetoevoeging
in achtereenvolgende EVA-landen kon
niet worden opgeteld om voor tariefvrijstelling in aanmerking te komen.
Institutioneel werken de EG en EVA samen in gemeenschappelijke comites die op
de uitvoering van de vrijhandelsakkoorden
toezien en door middel van de diensten van
de Europese Commissie en het EVA-secretariaat. Verder zijn er technische comites.

* De auteur is verbonden aan de Faculteit der
Rechtsgeleerdheid van de Rijksuniversiteit

Leiden.
1) Zie Nora Beloff, The general says no, Penguin special, 1963.
2) R. Middleton, Negotiating on non-tariff distortions of trade, Londen, 1975.

op gespannen voet staan met de vrijhandelsovereenkomsten;
— toegang verschaffen tot overheidsaanbestedingen.

van de Nederlandse export bedroeg 6). Fervente verdedigers van de EVA denken daar
anders over 7). Dat het hanteren van oorsprongregels ook een discriminerende wer-

Buiten de normale diplomatieke contacten
– voornamelijk te Brussel – vinden regelmatig vergaderingen plaats tussen het Economisch en Sociaal Comite van de EG en
het Consultatieve Comite van de EVA.
Ook leden van het Europees Parlement en
leden van parlementen van de EVA-landen
ontmoeten elkaar.
Toen het de EVA duidelijk werd dat

Het streven van de EG tot versterking
van de interne markt wordt met zoveel
woorden van speciaal belang genoemd.
Naast deze binnen de geldende verdragen

tie van het Amerikaanse Department of
Commerce uit 1974 8).
Bij de EVA zit oud zeer over het feit dat
zij haar oorsprongregeling 9) in 1973

Spanje het lidmaatschap van de EG zou

werkende maatregelen wordt ook de be-

moest aanpassen aan die van de EG. Het

nastreven sloten de zeven EVA-landen in
1979 een multilateraal vrijhandelsakkoord
met Spanje af. Dit geldt tot de toetreding
van Spanje tot de EG een feit zal zijn en
houdt in dat de EVA-landen Spanje op gelijke voet zullen behandelen als de EG doet
3). Na toetreding geldt uiteraard het EGvrijhandelsakkoord ook voor Spanje.
Voor de handel tussen Portugal en Spanje
zijn bijzondere regelingen getroffen.
Hoewel Joegoslavie noch lid van de
EVA is, noch er mee geassocieerd is, is er
een nauwe economische samenwerking,
waartoe een speciaal comite in het leven is
geroepen. De meeste Joegoslavische industrieprodukten hebben vrij toegang tot
de EVA-markten op grond van het Algemeen Preferentieel Schema. Te vermelden

reidheid uitgesproken tot samenwerking

oorspronkelijke systeem kende globaal
twee criteria, namelijk:
— een percentagecriterium, dat een bepaald percentage aan waardetoevoeging uit de EVA-landen eiste;
— een bewerkingscriterium, dat een
sprong in de tarieflijst inhield (met regelingen voor grensgevallen).

king kan uitoefenen blijkt uit een publika-

op gebieden die verder strekken dan deze
verdragen. Deze worden als een ,,natuurlijke uitbreiding” van de steeds groeiende
handelsrelaties aangeduid. Voor een deel
zijn ze in de afgelopen jaren reeds op gang

gekomen. Ze moeten nu ,,verbreed en verdiept” worden. Het gaat om samenwerking; overleg en uitwisseling van informa-

tie op het gebied van:
– onderzoek en ontwikkeling;
– vervoer, landbouw, visserij en energie;
— arbeidsvoorwaarden,
arbeidsveiligheid, cultuur, consumentenbescherming, milieubeleid, toerisme en intellectuele eigendom.
Verder noemt de verklaring nog het op

valt nog dat een aantal EVA-landen door

elkaar af stemmen van het beleid gericht op

hun ligging aanzienlijke handelsbetrekkingen met het Oostblok onderhouden. Oostenrijk spant de kroon, gevolgd door Finland en Zweden 4).

herstel van de economische bedrijvigheid,

bestrijding van het onacceptabel genoemde hoge niveau van werkloosheid en van de
inflatie. In dit proces zouden de sociale

partners in de industrie een actieve rol
De Verklaring van Luxemburg

moeten spelen.
Ten slotte kondigen de ministers samenwerking aan in Internationale fora als de
OESO, GATT, IMF Wereldbank en eerder in de verklaring genoemd — COST
en Raad van Europa. De belangrijkste uit-

Het per 1 januari 1984 verdwijnen van
de laatste handelsbelemmeringen voor industrieprodukten in het handelsverkeer
tussen de EG en de EVA is aangegrepen
voor de gemeenschappelijke ministersconferentie van de 17 lidstaten. Plannen voor
zo’n bijeenkomst bestonden overigens al
sinds het voorjaar van 1982, maar om uit-

cooperation, Europe will be in a better position to create conditions for growth and
to play a more important role in the world;
particularly by increasing contacts in the

eenlopende redenen gingen deze steeds niet

sphere of economic and monetary policy.

door. Het werd een besloten bijeenkomst
waarvan slechts korte uittreksels van de redevoeringen van de twee ministers die optraden als voorzitter van de twee blokken
circuleerden. Er werd een gemeenschappelijke verklaring uitgegeven die als Verklaring van Luxemburg werd geannonceerd.

With this in mind, Ministers agreed to increase their consultations and exchanges of
information on economic problems and
current trade difficulties with a view to finding equitable solutions with their principal trading partners in particular, with
the aim of strengthening the open and multilateral trading system” (blz.4).
In deze verklaring die door het noemen

In deze verklaring wordt uiteraard gewe-

zen op het belang van tien jaar samenwerking in de vrijhandelsassociaties voor industrieprodukten tussen beide blokken.
Enigszins verheerlijkend wordt dit het
grootste stelsel van vrij handel in de wereld

genoemd, waarbinnen een kwart van de
wereldhandel plaatsvindt. In de 17 landen
bestaat een markt met 300 mln. consumenten.
In de gezamenlijke verklaring worden ten

spraak is wel deze:,,Lastly, through closer

van zo’n groot aantal werkgebieden uitblinkt door een verregaande vrijblijvend-

heid, zijn eigenlijk maar twee onderwerpen
van praktisch belang, namelijk de oorsprongregeling en de samenwerking inzake
het economisch en monetair beleid.

Oorsprongregeling

aanzien van het functioneren van de be-

De regeling van de oorsprongbepaling is

staande vrijhandelsafspraken vermeld 5):
— harmonisatie van standaarden;
— wegnemen van technische belemmeringen;

de hoeksteen van elke vrijhandelsafspraak. Het is tegelijk de grootste steen des

aanstoots. Het leidt namelijk tot een geweldige papierwinkel.

Het percentagecriterium is in 1973 vervallen. Dit te zamen met het niet toekennen
van de cumulatie van oorsprong is nadelig
gebleken voor de EVA. Vandaar dat zij

voortdurend probeert de regeling terug te
buigen.
In de gemeenschappelijke verklaring
wordt nu de wens tot het vereenvoudigen
van de grensfaciliteiten en van de oorsprongregeling uitgesproken, ook door de
EG! Wat de EVA hierbij voor ogen staat is
af te lezen uit haar laatste jaarverslag 10).
Daarin wordt gepleit voor het opnieuw invoeren van een percentagecriterium als alternatief voor het bewerkingscriterium.
Verder wordt gevraagd om een uitgebrei-

3) F.A. Blankart, Die Bedeutung des Abkom-

mens zwischen den EFTA-Landern und Spanien
im rahmen der europaischen Integration, Aussenwirtschaft, 1980, nr. 1, biz. 88-99. Zie ook:
EFTA, Consolidating free trade, Journal of
World Trade Law, mei/juni 1979, biz. 269-273.
4) I. Nadory, Hungary’s economic relations

with EFTA countries, Marketing in Hungary,
1983, nr. 1, biz. 30-33.

5) De tekst van de gemeenschappelijke verklaring is gepubliceerd in: Eftareporter, nr. 2/84,
mei 1984.
6) de Volkskrant, 9 September 1980.
7) ,,(..) the EFTA origin rules have operated
successfully and therefore proved that their implementation does not raise insurmountable
obstacles, as sometimes alleged by EC negotiators.”, B.S. Hass-Hiirni, EFTA and its relations
with the EC, Intereconomics, 1977, nr. 5/6, biz.
144. Evenzo: Victoria Curzon, The essentials of
economic integration; Lessons of EFTA experience, Londen, 1974, biz. 18.
8) W.K. Krist en S. J. Kristoff, EEC and EFTA
rules of origin governing preferential trade,
Overseas business report, april 1974, biz. 1-8.
9) R. Senti, Diskriminierungseffekt der Ursprungsregelung EFTA-EWG?, Aussenwirtschaft, maart 1974, biz. 40-57; W.K. Krist en

S.J. Kristoff, op.cit.; C. Jacquemart, Les regies
d’origine dans les accords de libre echange conclus entre la CEE et les pays d’AELE, Revue du
Marche Commun, nr. 174, april 1974, biz.

182-188; Victoria Curzon, op.cit., met name
hoofdstuk 6, Rules of origin and deflections of

trade and production, biz. 147-173; M. von Wal-

— vereenvoudiging van grensformalitei-

Enige jaren geleden heeft Wellenstein

ten in het bijzonder van de regels van
oorsprongbepaling;
— wegnemen van ,,unfaire” handelspraktijken;
— beeindigen van overheidssubsidies die

tijdens een lezing in Leiden de ,,papieren
oorlog” de belangrijkste handelsbelemmering genoemd. De Nederlandse Export

tersktrchen, Die Anwendung der Ursprungsregeln des Abkommens zwischen den EFTALandern und Spanien, Aussenwirtschaft, maart

Combinatie berekende in 1980 dat de papierwinkel gemiddeld 7,5% van de waarde

10) 23e Jaarverslag van de EVA, 1982/1983,
biz. 9-19.

ESB 15-8-1984

1980, biz. 78-88.

749

der gebruik van de mogelijkheden van originecumulatie voor goederen die achtereenvolgende bewerkingen in meer dan een
land in het Europese vrijhandelssysteem
ondergaan. Zoals gezegd vloeit het probleem voort uit het feit dat de EG niet een
vrijhandelsakkoord met de EVA wilde

Concusie

mulatieprobleem zou dus multilaterale elementen in de toepassing van de bilaterale
akkoorden brengen. Uit een oogpunt van
het nastreven van een werkelijk vrij han-

De EVA is in 1958/1960 opgezet als een
noodverband. Het was als tijdelijk bedoeld
14). Door de loop der gebeurtenissen is zij
een blijvende Internationale organisatie geworden. Naar Brits model bezit zij een lichte institutionele structuur en is zij pragmatisch en flexibel. De werking van de EVA
doet aan die van de GATT denken; Meyer
duidt de dagelijkse administratie dan ook
aan als “a GATT-style secretariat” 15).

delsverkeer in West-Europa zou zo’n uit-

Zwitserland eveneens – tevergeefs – naar
zo’n associatie gedongen. Aangenomen
dat het volledige lidmaatschap van de EG
uitgesloten blijft, zou het overweging kunnen verdienen als tussenvorm een nieuwe
associatievorm te ontwerpen. Dit zou stroken met de politieke doelstelling van de

De verdienste van EVA is dat sneller dan

sluiten. Erkenning en oplossing van het cu-

breiding zijn toe te juichen.

Een andere vereenvoudiging die in het
jaarverslag wordt bepleit, bestaat uit het

vervangen van de oorsprongcertificaten
door verklaringen op te maken door de ex-

porteur. Dit is een methode die door Nederland al jaren is bepleit en in de Benelux

in praktijk wordt gebracht.
De vermelding van het streven van de
EG naar versterking van de interne markt
verdient aandacht. De EVA is hiervoor bevreesd. Men is bang dat de EG een eigen
systeem van technische normen gaat ontwikkelen en dat de EVA-landen als derde
landen zullen worden behandeld. Men
wenst op voet van gelijkheid met de EG-

lidstaten om te gaan en wil een eigen bijdrage leveren. De EVA kan wijzen op resultaten met betrekking tot het wegnemen

van technische handelsbarrieres 11).

EG, namelijk geheel West-Europa verenigen, en aan de gebleken wens van de EVAlanden tegemoet komen.
J.C.P.A. van Esch

anders het geval zou zijn geweest de kleinere Europese landen die buiten de EG bleven aan de Europese vrijhandel deel konden nemen. Door de rolverwisseling van
Groot-Brittannie is de EVA in de verhouding tot de EG altijd de mindere. Dif geldt
zowel de omvang van de produktie als de
mate van intensiteit van de integratievorm.
Over de vraag welke integratievorm het
meeste bijdraagt tot optimale allocatie van
produktiefactoren zijn de meningen ver-

deeld. Kreinin komt op grond van een partie’le analyse tot de conclusie dat de EVA in tegenstelling tot de EG – op de Internationale arbeidsverdeling eerder een ongunstige dan een gunstige invloed doet gelden

en dat de tariefafbraak binnen de EVA de
weerstanden tegen een de ,,zes” en de ,,ze-

ven” omvattende economische integratie
eerder zal doen toenemen dan afnemen
16). Victoria Curzon komt in navolging
van Meade en H.G. Johnson tot de conclusie dat — met uitzondering van landen met

erg uiteenlopende tariefstructuren — vrijEconomische en monetaire samenwerking
De opening die de EVA-landen in de
richting van samenwerking op het terrein
van de economische en monetaire politick
maken wekt enige verwondering. Abeln

stelde al in 1958 ,,dat de integratievorm
welke de naam draagt van vrijhandelszone
zich hierin onderscheidt van de douaneunie, dat de vrijhandelszone gebaseerd is
op een grotere mate van behoud van auto-

nomie op het gebied van economisch beleid” (cms. JvE) 12). De EVA-landen bleven juist om deze reden buiten de EG. Het
ging daarbij niet uitsluitend om de autonomie inzake de tariefpolitick; want naarmate de vrijhandel – bij voorbeeld in de
GATT – in zicht komt, schrompelt deze
autonomie ineen. Men stond op het behoud van de autonomie met betrekking tot
het macro-economisch beleid. De positieve
integratie, dus de beleidsintegratie, van de
EG wilde men niet aanvaarden. Het is dan
ook niet toevallig dat voorstanders van de
EVA zich nogal venijnig over de EG uitlaten 13).
Bij flexibele wisselkoersen en bij tarief-

handelsassociaties een efficientere weg zijn
tot het bevorderen van economische integratie dan douane-unies. Daarbij gaat zij
er van uit dat het buitentarief van de

douane-unie gelijk is aan het gemiddelde
van tarieven van de lid-staten van de

douane-unie eerdat deze laatste tot stand
was gekomen 17). Meyer wijst er op dat de
EVA – in tegenstelling tot de EG – geen
Internationale onderhandelingsidentiteit
heeft. Hij wijt dit aan het ontbreken van

een gemeenschappelijk buitentarief. Daardoor kan zij minder invloed op de Internationale economische betrekkingen uitoefenen. Immers, de onderhandelingen op het
gebied van de handel zijn in handen van in-

dividuele regeringen van de EVA-landen

this economic European free trade area will be

den ooit tot de EG zullen toetreden. Om
politieke redenen zijn Oostenrijk en Finland daartoe niet in staat. Noorwegen

on. It seems as if its customs union, with a common external tariff, so grossly undermined by

heeft bij referendum het lidmaatschap af-

gewezen. Zweden, dat vroeger wel eens aan
een douane-unie heeft gedacht, zal wel in
de buurt van Noorwegen blijven. Zwitserland is in de afgelopen tijd toegetreden tot
verschillende Internationale organisaties,

maar zal de stap naar de EG nog wel te
groot achten.

beleid. De drang tot verdere samenwerking

Gezien de wens van de EVA-landen tot

kan echter ook gelegen zijn in de noodzaak

nauwere economische en monetaire samenwerking is er aan die zijde klaarblijkelijk behoefte aan meer dan een vrijhandelsakkoord. Dat is in het verleden ook al ge-

750

Leiden, 1958, biz. 2.
13) B.S. Hass-Hurni, op.cit., biz. 147, ,,In the
press, these agreements were described as EFTA’s association with the EC. Technically speaking however, one could say that the EC joined
the free trade area as it was originally planned
during the ,,Maudling-negotiations”, which
means an economic unification of Western Europe following the less ..integrated” method of
free trade without political goals. In 1977, when

completed, one might ask just how successful

stemming van het economisch en monetair

delen opleveren, dan zouden de EVA-landen hun heil eerder in de Verenigde Staten
en Japan moeten zoeken.

nical barriers to trade; The arrangements introduced by EFTA, biz. 10.
12) G.H.J. Abeln, De vrijhandelszone als economische integratievorm voor West-Europa,

gebleven 18).
Ten slotte blijft de vraag of de EVA-lan-

autonomie lijkt er geen noodzaak tot af-

tot het deelachtig worden van technologic.
Dat wordt dan meer industriele samenwerking a la het Oostblok. Maar wil dit voor-

11) Zie bij voorbeeld de Ipsse bijlage bij het
EVA-jaarverslag 1982/1983, Overcoming tech-

bleken. De Scandinavische landen en Oostenrijk waren geassocieerd aan het slangarrangement. Midden jaren zeventig heeft

the EC was on the way to its political integratinumerous exceptions and complicated waiving
procedures that it can hardly be called ,,common”, and its ,,integrated” agricultural policy
ensuing enormous costs with not much efficiency, did not bring about a very deep integration

process nor strengthen any supranational approach to political unity. Rather it might appear
that the EC members have each built up an insistence on their national sovereignty and the defence of their political and economic selfinterest.”
14) Victoria Curzon, op.cit., biz. 59.
15) F.V. Meyer, International trade policy,
Londen, 1978, biz. 165.
16) M.E. Kreinin, The ..Outer-Seven” and European integration The American Economic Review, juni1960.
17) Victoria Curzon, op.cit., biz. 285.

18) F.V. Meyer. op.cit., biz. 164-165.

Auteur