ECONOMIE DEZE WEEK
Optimisme
over Japan
Groei VS zwakt licht af
Het macro-economische nieuws uit
de VS wijst op een doorgaande, zij
het enigszins afvlakkende groei van
de economie. In juni steeg het aantal
werkloosheidsuitkeringen
met
19.000, tegenover een verwachte
8.000. De werkgelegenheid nam overigens toe met 379.000 nieuwe banen, ver boven de 250.000 banen
waarop was gerekend. De industriële
produktie groeide voor de dertiende
maand in successie en lag 5,8% hoger dan een jaar geleden. De bezettingsgraad van de industrie steeg tot
83,9%. De inflatie bedroeg 0,2%,
waarmee het prijspeil 2,5% hoger uitkwaniJ.dan een jaar geleden. In zijn
halfjaarlijkse rapportage aan de Senaat stelde Fed-voorzitter Greenspan
een afvlakking van de economische
groei te voorzien van 2,75% – 3% in
het lopende jaar tot 2,5% – 2,75% in
1995. Voor beide jaren wordt gerekend met een inflatie in de orde van
grootte van 2,75% tot 3,5%. De Amerikaanse exportprestatie in mei is tegengevallen, met als gevolg dat het
Amerikaanse handelstekort over die
maand steeg tot $ 9,2 miljard, tegenover $ 8,2 miljard in de voorgaande
maand.
Optimisme over Japan neemt toe
Het Japanse handelsoverschot in juni
lag met $ 11,4 miljard 14,8% hoger
dan een jaar geleden. Hogere exporten naar de VS en Azië lagen aan de
stijging ten grondslag. Over de eerste
zes maanden is het overschot met
ruim 5% opgelopen tot $ 60 miljard.
Overigens dient bij deze cijfers wel te
worden bedacht dat zij in dollars zijn
gesteld, terwijl de yen in het eerste
halfjaar ten opzichte van de dollar
met ongeveer 10% in koers is gestegen. Het voorlopige cijfer ten aanzien
van de industriële produktie in juni
moest neerwaarts worden bijgesteld
van minus 1,4% naar minus 1,8%.
Per saldo neemt het optimisme
over de Japanse economie overigens
toe, hetgeen ook bleek uit het kwar-
E5B 27-7-1994
taalverslag van de Bank of Japan. De
negatieve gevolgen van de koersstijging van de yen moeten volgens de
Bank of Japan niet worden overdreven, want hier tegenover staan de
groei van de wereldeconomie en kostenbesparende maatregelen van het
Japanse bedrijfsleven. Belastingverlagingen en stabiele prijzen zullen de
consumptie verder stimuleren. De
overheidsinvesteringen
nemen toe en
de daling van de particuliere investeringen lijkt na drie jaar tot staan te komen.
Ten aanzien van het begrotingsbeleid maakt het Ministerie van financiën zich overigens zorgen. Na jaren
van overschotten is de Japanse overheid in de tekorten beland en deze tekorten zijn volgens waarnemers veel
groter dan ze lijken. Het gepresenteerde tekortcijfer van 1,9% van het
bnp wordt namelijk gedrukt door een
fors overschot op de sociale-zekerheidsfondsen ter hoogte van 3,8%. In
Japan is dit, mede door technische
factoren, drie maal hoger dan het
OESO-gemiddelde. Wordt de bijdrage
!
Fvan Lanschot
Bankiers nv
SINDS 1737
van de sociale-verzekeringsfondsen
geëlimineerd, dan komt het tekort uit
op 5,7% van het bnp en dat is een
hoog percentage. Tegen een verdere
vergroting van de overheidstekorten
verzet het Japanse Ministerie van financiën zich dan ook heftig.
OESO positief gestemd over VK
De OESO verwacht voor Groot-Brittannië dat de economische groei van
2,8% in het lopende jaar aantrekt tot
3,2% in 1995. De werkloosheid, die
in juni 9,4% bedroeg, zal evenwel
slechts langzaam dalen tot 8,9% in
1995. Het begrotingstekort, dat in begrotingsjaar 1993/94 uitkwam op
7,25% van het bbp, zal snel afnemen
tot 2,75% in begrotingsjaar 1996/97.
De inflatie zal volgens de OESO zowel in 1994 als 1995 rond de 3% bedragen.
Ook in Duitsland kwam de werkloosheid voor het eerst sedert maanden iets lager uit. Momenteel zitten
3,6 miljoen Duitsers zonder werk.
Het Westduits werkloosheidspercentage ligt op 8%. De grote Duitse concerns verwachten overigens het personeelsbestand dit jaar met 6% terug
te brengen, met een verder dalende
tendens in latere jaren. Het overheidstekort blijft een probleem. Voor volgend jaar is een tekort van DM 69 miljard begroot, nauwelijks minder dan
in het lopend jaar. Rente en aflossing
op de staatsschuld vergen DM 99 miljard, tegenover dit jaar DM 52 miljard. De stroom hulpgelden naar de
oostelijke staten neemt met DM 10
miljard toe tot DM 140 miljard.
Dollar houdt valutamarkt bezig
Op de valutamarkten bleef de meeste
aandacht de afgelopen weken uitgaan naar de Amerikaanse dollar.
Ten opzichte van de Japanse yen
moest de munt aanvankelijk verder
terug tot een koers onder de 97 yen,
opnieuw een naoorlogs dieptepunt.
En ook ten opzichte van de Europese
valuta’s moest de dollar fors inleveren. Zo noteerde de dollar tijdelijk
zelfs nog maar net boven de! 1,70,
een daling van bijna negen cent in
een week tijd. Belangrijkste oorzaak
van de scherpe daling was dat tijdens
de G7-bijeenkomst in Napels steeds
duidelijker werd dat niet op steunmaatregelen voor de dollar behoefde
te worden gerekend. Later volgde
een snel herstel van de dollarkoers
tot! 1,79, respectievelijk Yen 99.
Deze opmerkelijke koersstijging
werd gevoed door uitspraken van officiële zijde in zowel Duitsland als de
Verenigde Staten dat een sterkere dollar wenselijk is, maar ook door de
langzamerhand groeiende overtuiging dat de Fed op korte termijn de
rentetarieven zal moeten verhogen.
Voorzitter Greenspan van de Fed
heeft in zijn halfjaarlijkse toespraak tegenover de Senaat aangegeven reeds
een aantal signalen te hebben waargenomen die kunnen duiden op een
hogere inflatie. Hij benadrukte onder
meer dat uiterste discipline in het monetaire beleid een noodzakelijke
voorwaarde is om een gezonde economische groei te kunnen continueren. Zolang een renteverhoging echter uitblijft zal de onrust rond de
dollar aan kunnen houden.
(zie vervolg op bladzijde 680)
(Veroolg van .bladzijde 675)
Rust keert terug aan rentefront
De rentemarkten waren de afgelopen
weken in gespannen afwachting van
eventuele acties door de Bundesbank
en de Amerikaanse Fed. In Duitsland
werd bekendgemaakt dat de groei
van de geldhoeveelheid (M3) in juni
is uitgekomen op 11,3%, waarmee de
dalende tendens wordt voortgezet.
Een meevaller, zo oordeelde de
markt, die een hogere groei had verwacht, ondanks het feit dat de groei
nog steeds beduidend hoger is dan
de door de Bundesbank gewenste
maximale 6%. Tot een discontoverlaging, waar hier en daar op was gerekend, werd niet besloten. Wel werd
de reporente wederom verlaagd, dit
keer met drie basispunten tot een
vast tarief van 4,85 % en wel voor
een ongebruikelijk lange periode van
vier weken. Men gaat ervan uit dat
dit rust zal brengen op de rentemarkten en het geeft, mede gelet op de
nog aanwezige ruimte tussen het disconto (4,5 %) en het repotarief, de
Bundesbank in ieder geval de gelegenheid nieuwe cijfers over de economie af te wachten alvorens eventueel
over te gaan tot verdere rentestappen.
De Fed ondernam evenmin actie. Belangrijk waren echter de verklaringen
van Fed-voorzitter Alan Greenspan tegenover de Senaat. Greenspan stelde
onder meer dat een verhoging van de
tarieven nodig kan zijn om de inflatie
te remmen, maar gaf tegelijkertijd
niet de indruk op korte termijn actie
te zullen ondernemen.
Aan het obligatiefront is de grote verkoopdruk van de voorgaande maanden per saldo weggevallen, hetgeen
met name in Europa in veel landen
een snelle daling van de rentetarieven tot gevolg heeft gehad. De ontwikkeling van de rente in Europa
lijkt thans ook minder afhankelijk te
worden van de ontwikkelingen in de
Verenigde Staten en meer bepaald te
worden door fundamentele ontwikkelingen. In Nederland en Duitsland
daalden de rendementen op de lO-jarige staatsleningen in de verslagperiode tot 6,82% respectievelijk 6,75%, terwijl de tienjaarsrente in de Verenigde
Staten licht opliep tot 7,25%. In Japan
bleef de lange rente nagenoeg onveranderd op een niveau van 4,3%.
Deze bijdrage is ontleend aan de tweewekelijkse publikatie Beleggen met Van
Lanschot