Ga direct naar de content

De nationale vervuilingsrekening

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 13 1994

De nationale vervuilingsrekening
Tussen 1989 en 1991 is het bruto binnenlands produkt sneller gegroeid dan de milieuvervuiling. Dit
blijkt uit de zogenaamde milieu-module van de nationale rekeningenl. De indicator voor de aantasting
van de ozonlaag nam af met 12,4%, de verzuring daalde met 2,2% en de vermesting met 3,5%. De produktie van afval en de uitstoot van broeikasgassen namen toe, maar minder dan de 3,2% groei van het
bbp. De Nederlandse bedrijven zijn de produktiefactor milieu dus efficiënter gaan gebruiken. Bevestigen
deze cijfers de stelling dat economische groei niet
schadelijk is voor het milieu, maar juist nodig om de
vervuiling te verminderen?
Het verband tussen het nationaal produkt en de
milieuvervuiling wordt bepaald door de produktiestructuur van een land (sommige sectoren vervuilen
meer dan andere), en door de vervuiling van afzonderlijke sectoren. Wanneer een economie milieuvriendelijker wordt, kan onderscheid worden gemaakt
tussen het effect van verandering van de produktiestructuur (als gevolg van sterke groei van de dienstensector bij voorbeeld), en van het schoner gaan produceren door bedrijven.
Produktiestructuren zijn aan verandering onderhevig. Dat gaat grotendeels ‘vanzelf. Met groei van het
inkomen verschuiven preferenties; de consumptie
van produkten die in basisbehoeften voorzien neemt
vanaf een zeker inkomensniveau nog maar weinig
toe. Dit houdt in dat de betekenis van de landbouw
en de industrie afneemt, ten gunste van de, over het
algemeen minder vervuilende, dienstensector. Het
stijgend inkomen leidt tegelijkertijd tot hogere loonkosten, zodat het voor bedrijven die veellaagwaardige arbeid inzetten aantrekkelijk wordt zich in een
ander land te vestigen. Omdat diensten meer dan industrie land-gebonden zijn, zal ook deze ontwikkeling tot een afname van de vervuilende activiteiten in
een rijk land leiden. Het is overigens niet helemaal
correct om hieruit te concluderen dat een economie
milieuvriendelijker wordt: wanneer verplaatsing van
vervuilende sectoren samengaat met import van hun
produkten, neemt de vervuiling elders toe en is er in
feite sprake van de export van milieuproblemen.
Een sector wordt schoner door over te gaan op
andere produkten (produktinnovatie,
zoals zuiniger
auto’s met katalysator), of op milieuvriendelijker produktiewijzen (procesinnovatie; minder energieverbruik in de produktie, filters op de schoorsteen). Dergelijke innovaties kunnen uitgelokt worden door de
ontwikkeling van factorprijzen: bij duurdere energie
zijn investeringen in zuinige apparatuur eerder rendabel. Een andere mogelijke oorzaak is toenemend milieubewustzijn in een samenleving. Dat kan zich uiten in stringent milieubeleid, maar niet alleen daarin:
produktvernieuwingen
zoals fosfaatvrije wasmiddelen en eieren van scharrelende kippen zijn er ook gekomen omdat de consument er naar vroeg.
Uit de jongste cijfers van de CBS-milieumodule
blijkt nu dat sommige vormen van vervuiling in abso-

ESB 27-7-1994

lute zin zijn afgenomen, en andere alleen relatief
(t.o.v. het bbp). Hoe is deze afname van de ‘vervuilingsintensiteit’ van de Nederlandse economie tussen
1989 en 1991 te verklaren? Een verschuiving van de
sectorstructuur in milieuvriendelijke richting heeft
zich in de (korte) periode nauwelijks voorgedaan. De
industrie als geheel groeide weliswaar minder dan
het bbp, vooral als gevolg van nulgroei in de chemische industrie en krimp van de basismetaal, maar de
vervuilers landbouw en visserij, aardolie-industrie en
(de dienst) transport- en opslagbedrijven groeiden relatief sterk. Voor de, in absolute termen gedaalde, indicatoren voor ozonlaagaantasting, verzuring en vermesting geldt dan ook, dat de vervuiling door alle
sectoren is afgenomen (m.u.v. de aardolie-industrie).
Naast de ontwikkeling van factorprijzen (de invloed
hiervan is echter moeilijk na te gaan), kan dit er op
wijzen dat het gevoerde milieubeleid op deze terreinen succesvol is geweest. Dat geldt in mindere mate
voor het beperken van de Nederlandse uitstoot van
broeikasgassen en de afvalproduktie: hoewel de
groei van deze indicatoren lager is dan die van het
bbp, zijn er enkele sectoren, waaronder de chemie,
die hier juist vervuilings-intensiever zijn geworden!
Kan er uit de CBS-cijfers een trend voor de toekomst worden afgeleid? Nauwelijks; de onderzochte
periode is met drie jaar immers veel te kort om iets
zinvols over de lange-termijnontwikkeling
te kunnen
zeggen. Of sectoren ook in de komende tijd ‘schoner’ zullen worden, hangt in de eerste plaats af van
het milieubewustzijn van politiek en consument. De
wil om een stringent milieubeleid te voeren lijkt in
de huidige werkloosheids-tijd echter af te nemen.
Ten tweede moeten vele mogelijkheden om de vervuiling terug te dringen voortkomen uit de technologische ontwikkeling, en die is moeilijk te voorspellen. Het is best denkbaar dat in de ‘milieugoif van de
afgelopen jaren vooral eenvoudige innovaties zijn
doorgevoerd, en dat de volgende besparingen moeilijker te realiseren zijn. En ten slotte: in de onderzochte periode van drie jaar bedroeg de groei van het
bbp 3,2% en de groei van de consumptieve bestedingen 3,8%. Dit is relatief bescheiden. Wanneer de bestedingen verder toenemen, is het heel wel mogelijk
dat een daling van de vervuiling per produkt méér
dan gecompenseerd gaat worden door een toename
van het aantal geproduçeerde produkten. In dat geval zal de totale vervuiling niet verder afnemen. Voorlopig lijkt de stelling dat economische groei het milieu ten goede komt even zo gewaagd als die, dat
groei en milieubehoud niet kunnen samengaan.
E.S. Pelle
1. Zie SJ. Keuning en M. de Haan, Nationale rekeningen en
milieu, ESB, 12 januari 1994, blz. 34-38. De cijfers over 19891991 zijn afkomstig uit het persbericht van het CBS d.d. 20
juli 1994. Zie ook: M. de Haan en SJ. Keuning, Een uitbrei-

ding van de nationale rekeningen met een systeem voor
milieu rekeningen, CBS, juli 1994.

Auteur