Boeken
Ondernemerschap in de VS
/. Case, From the ground up: the resurgence of American entrepre-
neurship, Simon and Schuster, New York, 1992.
Onder economen is er altijd veel belangstelling geweest voor het vraagstuk van de optimale ondernemingsomvang, en op de verschuivingen
daarin in de tijd.
Toen de Amerikaanse economic in
de jaren zestig steeds meer werd gedomineerd door grote ondernemingen, vereenzelfigde Galbraith deze
ondernemingen zelfs met ‘the heartland of the modern economy’. In de
jaren tachtig is nun belang echter
weer flink afgenomen. Het aandeel
van de Fortune 500 in het Amerikaanse bruto nationaal produkt Hep
terug van 58% in 1979 tot 42% tien
jaar later. In dezelfde periode daalde
hun werkgelegenheid van 16 tot
12,5 miljoen banen, terwijl de werkgelegenheid van de totale Amerikaanse economic juist met bijna
twintig miljoen banen toenam. Ook
de samenstelling van de Fortune 500lijst heeft in deze periode een dramatische verandering ondergaan.
Voor een verklaring van deze aardverschuiving in de structuur van de bedrijvigheid wordt in de populaire
pers veelal verwezen naar de megatrends van de jaren tachtig: de inflatie en de rentevoet in de dubbele
cijfers, de opkomst van de microelektronica, Japan, de tweede energiecrisis, de excessen op de beurs
van Wallstreet, de toevloed van goedkope arbeid (immigratie), veranderende consumentenvoorkeuren, de
geboortegolf, enzovoort. Voor de
meer serieuze econoom is een vage
verwijzing naar megatrends natuurlijk niet voldoende. De plenaire spreker op de laatste Ecozoekdag, David
Audretsch, heeft aandacht geschonken aan enige toetsbare hypothesen
omtrent de vergroting van het aandeel van kleine bedrijven op veel
markten. Deze hypothesen hebben
betrekking op de invloed van technologische veranderingen, segmentatie
van vraagmarkten, internationale integratie van aanbodmarkten, toegenomen participate van vrouwen,
deregulering, effecten van ‘creative
destruction’ bij de opkomst van
jonge bedrijfstakken en ‘back-tobasics’-sentimenten . Voor zover mij
bekend is er echter nog geen econometrische toetsing voorhanden van
de vele hypothesen waarom de grootteklasseverdeling veranderd is. Deze
aanpak is misschien ook nog niet zinvol. Wij weten nog te weinig van wat
er in de jaren tachtig is gebeurd.
Empirische benadering
Een totaal andere route wordt gevolgd door John Case in zijn boek
From the ground up: the resurgence
of American entrepreneurship. Aan
de hand van een groot aantal casestudies van zowel grote als kleine bedrijven weet hij een beeld te scheppen van wat er in de jaren tachtig in
Amerika is gebeurd. Er is geen sprake van losse case-studies. Door de
opbouw van het boek worden zij
systematisch aaneengeregen.
Case is redacteur van Inc., een tijdschrift voor ondernemers van kleinere bedrijven. Case weet op een boeiende manier zijn journalistieke
feitenkennis te combineren met wat
de economische literatuur ons biedt.
Helaas beperkt hij zich daarbij tot de
wat lichtere kost. Zo legt hij geen verbinding tussen inzichten uit de transactiekosten-economie en de grote
verschuivingen in het industriele
landschap. Daardoor mist zijn boek
de intellectuele lading en compactheid van bij voorbeeld Galbraith. Dit
neemt niet weg dat het voor industrieel-economen en Amerika-kenners
belangrijk en aangenaam leesvoer is.
Verdwenen zekerheden
De centrale boodschap van Case is
dat de stabiliteit en de zekerheden in
de economie, die de oorzaak zijn
van het succes van de grote ondernemingen, beide verdwenen zijn. Daarvoor in de plaats komen nieuwe vormen van onzekerheid als ontrouwe
consumenten, snelle technologische
1. Zie ook A.R. Thurik, ESB, 4 September
1991.
vernieuwingen, buitenlandse concurrentie en het optreden van overname-artiesten en junk-bond jongleurs.
Hun invloed varieert sterk over de
bedrijfstakken. Vandaar dat de auteur ons op een breed spectrum aan
cases trakteert. Zo zijn er spannende
uiteenzettingen over de neergang
van het electronicaconcern RCA, het
succes van de ijzergieterij Kennedy
Die Castings en van ‘toilethokjesbouwer Thrislington Cubicles, de teloorgang en wederopstanding van
Akron, ‘the rubber city of America’
en de herstructurering van de Amerikaanse staalindustrie. Daarnaast zijn
er rapportages over eigenwijze onderzoekers, zoals David Birch die de
herkomst van nieuwe werkgelegenheid bestudeert, of AnnaLee Saxenian die de samenwerkingsstructuur
en -cultuur van Silicon Valley analyseert. Deze rapportages geven een
goed beeld van de werkwijze van
empirische economen.
Cases
Ik zal twee voorbeelden geven van
de door Case naar voren gebrachte
cases: dat van RCA en van Kennedy
Die Castings. Deze twee cases omspannen eigenlijk de hele transformatie die het Amerikaanse bedrijfsleven heeft doorgemaakt.
nisch zeer voortvarende Japanse concurrentie. Deze achterstand betekende dat de televisies van RCA minder
compact, minder betrouwbaar en
legde ook zijn afzetgebied van het
struikelende Chevrolet naar het snel
veel duurder werden dan hun Japan-
siegevoelig bedrijf ontwikkelde zich
tot een groeiend, technisch en bestuurlijk modern bedrijf.
se concurrenten.
RCA is ook een verliezer geworden
bij de introductie van de video-apparatuur. In de jaren zeventig lag het in
de lijn der verwachtingen dat er een
of andere vorm van video-opname
of -afspeelapparatuur gei’ntrodu-
ceerd zou worden. Van een wereldleider op vele gebieden van consumentenelektronica werd er uiteraard
een dominant produkt verwacht.
RCA gokte op de videodisc, een
soort beeldplaat, maar draalde zo
lang met de introductie dat het de
strijd tegen het VHS-systeem hopeloos verloor. Het videodisc avontuur
werd in 1983 definitief afgeblazen.
Dit werd pas gedaan nadat er substantiele verliezen waren geleden en
nadat er voortdurend werd gesteld
dat RCA zou doorgaan met de produktie van videodiscs. In 1985 was
de prijs van het aandeel RCA zo ver
gezakt dat het werd opgekocht door
General Electric. Op dat moment
kwam de geschatte waarde van NEC
en Hertz al in de buurt van de totale
marktwaarde van de RCA-aandelen.
Kennedy Die Castings
RCA
In 1969 stond RCA (Radio Corporation of America) op de 21e plaats
van de Fortune-500. Het was de
grootste Amerikaanse producent van
kleurentelevisies en een van de
grootste producenten van radio’s,
platenspelers en spoelenrecorders.
RCA had grote belangen in de opnamewereld en wist daarnaast vele
defensie-opdrachten te verwerven.
RCA was eigenaar van het televisienetwerk NEC, de uitgeverij Random
House en de autoverhuurder Hertz.
Kortom, deze ondernemieng wa een
typisch Amerikaanse gigant. Na de
dood van David Sarnoff, die RCA
jarenlang goeddeels alleen had bestierd, geraakte RCA bestuurlijke
problemen. RCA had voldoende vet
om het verlies dat gepaard ging met
allerlei emoties in de directieburelen
op te vangen. Het vervelende was
echter dat er toch veel aandacht
werd afgeleid van een technische
revolutie, namelijk de vervanging
van buizen tot ‘integrated circuits’ bij
de produktie van televisies. En de
produktie van televisies was het hart
van het RCA-imperium. RCA raakte
met de introductie van ‘integrated
circuits’ ver achterop bij de tech-
ESB 18-11-1992
Het verhaal van de toeleverancier
Kennedy Die Castings is het spiegel-
beeld van dat van RCA. Als kleine
ijzergieterij met ongeveer honderd
werknemers werd het familiebedrijf
hard getroffen door de recessie van
1982. Daarbij kwam nog de toenemende concurrentie uit Aziatische
landen, de vervanging van ijzerprodukten door plastic en de lange afstand tussen de vestigingsplaats van
het bedrijf in Massachusetts en veel
van zijn klanten zoals de automobielfabrieken in Michigan. Door een om-
schakeling op bijna alle denkbare
terreinen heeft het bedrijf de recessie overleefd en voor zichzelf een
nieuwe veelbelovende toekomst
geschapen. Het heeft de traditionele,
droefgeestige ijzergiettechnieken terzijde geschoven en een moderne, innovatieve techniek ge’introduceerd.
Het heeft zich toegelegd op een ver-
dere bewerking van zijn produkten,
op een hoge mate van kwaliteitscontrole en het leveren van kleine series
‘just-in- time’ zoals voorgeschreven
door de tijdgeest. Tegelijkertijd werd
ook de paternalistische, autoritaire
managementstijl van het familiebedrijf verruild voor een open, flexibe-
le en participerende aanpak. Het ver-
groeiende Digital Equipment Corporation. Een traditioneel, klein, reces-
Naar flexibele specialisatie
Het boek van John Case is een illustratie van het feit dat Piore en Sabel
het in 1984 met hun The second industrial divide bij het rechte eind
hadden. Zij zetten twee voortbrengingsprocessen tegenover elkaar, dat
van massaproduktie en dat van flexibele specialisatie. Ondernemingen
in sectoren of regie’s gedomineerd
door flexibele specialisatie proberen
niet de markt te beheersen, maar
proberen zich er juist snel aan aan te
passen. Deze ondernemingen zijn
niet in de eerste plaats gericht op
het reduceren van kosten, maar op
het introduceren van steeds nieuwere of betere produkten. Piore en
Sabel voorspelden een industriele
toekomst met veel ruimte voor flexibele specialisatie. Overigens koppelt
Case uitgebreid terug naar de studie
van Piore en Sabel.
Evaluatie
From the ground up: the resurgence
of American entrepreneurship is
waardevol voor diegenen die bij de
bestudering van de economic beginnen bij de empirische feiten in plaats
van bij de voorhanden zijnde economische theorie. Het koppelt ontwikkelingen op het gebied van ondernemerschap aan die op het gebied van
de macro-economic. Het is jammer
dat de auteur nogal terughoudend is
bij het geven van zijn visie op de toekomst. Een mening over de toekomst mag je toch verwachten van
iemand die zich niet bekneld voelt
door alle proviso’s van zwaar wetenschappelijk onderzoek. Ik hoop dat
dit boek inspiratie biedt voor iemand die een Nederlandse tegenhanger wil produceren. Dit zou een goe-
de aanvulling geven aan EZ-nota’s
als Economic met open grenzen
(1990) en de Vervolgrapportage economic met open grenzen (1992).
Voorts zou het bij kunnen dragen
aan de onderbouwing van de toekomstige Nederlandse industriepolitiek, waarover nu steeds indringender wordt gesproken.
A.R. Thurik
De auteur is werkzaam bij het EIM en de
Eramus Universiteit Rotterdam.
1.1129..