Ga direct naar de content

Ondernemen is vernieuwen

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: mei 9 1990

Ondernemen is vernieuwen
In dit artikel worden de resultaten gepresenteerd van een onderzoek naar de mate van
innovativiteit van het industriele bedrijfsleven en de kenmerkende factoren die
innovativiteit bevorderen. Innovativiteit blijkt niet alleen samen te hangen met de
grootte van het bedrijf of de sector waartoe het bedrijf behoort. De auteurs geven een
overzicht van de diverse innovatieprofielen en stellen op grond hiervan enkele
aanknopingspunten voor innovatie-stimulerend overheidsbeleid op.

DRS. H. J. DOCTER – DR. S. WAGENAAR*
Achtergrond
Het industriele bedrijfsleven ondervindt een steeds grotere concurrentie. Daardoor neemt de noodzaak om te
vernieuwen sterk toe. De verwachting is dat deze tendens
nog wordt versterkt in de jaren negentig. Kortere produktlevenscycli en een toenemende internationalisatie van de
economie stellen steeds hogere eisen aan het bedrijfsleven. Niet alleen moet de produktie perfect zijn afgestemd
op de markteisen, ook moet de tijd die nodig is om nieuwe
produkten te ontwikkelen worden verkort. De concurrentie
uit de andere Europese landen zal verder toenemen door
het ontstaan van een interne Europese markt. Daarnaast
vestigen veel Japanse en Amerikaanse bedrijven een produktiebasis in Europa.
Behalve het grootbedrijf zal ook het midden- en kleinbedrijf zich moeten aanpassen aan internationale standaarden om zichzelf niet uit de wereldmarkt te prijzen. Dit geldt
niet alleen voor het midden- en kleinbedrijf in het algemeen,
ook het toeleverende midden- en kleinbedrijf wordt geconfronteerd met de noodzaak om te vernieuwen. Veel kleinere bedrijven zijn voor hun afzet direct afhankelijk van toelevering aan andere, veelal grotere bedrijven. Met name de
Japanse bedrijven stellen bijzonder hoge kwaliteitseisen
aan de toeleveringsindustrie. Verwacht mag worden dat de
grote Europese uitbesteders hun eisen eveneens zullen
opvoeren als gevolg van de Japanse concurrentie.
Voor toeleveringsbedrijven ontstaan echterookkansen.
Grote, uitbestedende bedrijven, bij voorbeeld in de automobielindustrie en in de elektronika, beperken zich steeds
meer tot hun kernactiviteiten. Als gevolg daarvan worden
taken afgestoten, die worden overgenomen door toeleveranciers. Dit betekent in feite ook dat multinational ondernemingen afhankelijker worden van hun toeleveranciers.
Het midden- en kleinbedrijf kan van deze situatie profiteren
door heel bewust know-how naar zich toe te trekken en zelf
initiatieven te ontplooien als het gaat om produktvernieuwing. Op deze wijze is het midden- en kleinbedrijf in staat
een belangrijke bijdrage te leveren aan het concurrentievermogen van de grote, uitbestedende bedrijven. Deze
taak zal voornamelijk zijn weggelegd voor de zeer goede
toeleveranciers met een hoog technologisch niveau. Deze
primal re toeleveranciers maken op hun beurt weer gebruik
van secundaire en zelfs tertiaire toeleveranciers. In de

444

toekomst zullen de hoge eisen waarmee de primaire toeleveranciers worden geconfronteerd, worden doorgegeven
aan de andere leveranciers binnen de produktieketen.
Toch zijn veel (vooral kleine en middelgrote) ondernemingen nog nauwelijks doordrongen van de noodzaak om
te vernieuwen. Om inzicht te krijgen in het vernieuwingspotentieel van de Industrie hebben het Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (EIM) en de Overijsselse Ontwikkelingsmaatschappij (OOM) een onderzoek
uitgevoerd onder 500 bedrijven. Hoewel het onderzoek
beperkt is gebleven tot de Overijsselse Industrie is de
indruk dat de resultaten in sterke mate overeenkomen met
het landelijke beeld1. Aan de hand van de onderzoeksresultaten wordt in dit artikel antwoord gegeven op drie
vragen:
– wat is de mate van innovativiteit van het industriele
bedrijfsleven;
– vertonen bedrijven met een gelijksoortige combinatie
van innovaties ook op andere punten overeenkomsten;
– zijn er aanknopingspunten om het innovatievermogen
van het bedrijfsleven te vergroten?

Mate van innovativiteit
In het onderzoek zijn drie soorten innovaties onderscheiden, namelijk produkt-, proces- en marktinnovaties. Bovendien is bij de verschillende soorten innovaties een onderverdeling gemaakt naar nieuw voor het bedrijf, nieuw voor
Nederland, nieuw voor de EG en nieuw voor de wereld.
Zoals blijkt uit tabel 1 is de helft van alle industriele bedrijven er de afgelopen drie jaar in geslaagd om nieuwe
produkten op de markt te brengen. Bij 26% was zelfs
sprake van een produkt dat ten minste nieuw was voor
Nederland. Dit komt in sterke mate overeen met de resultaten van een landelijk onderzoek dat enkele jaren geleden
* H.J. Docter is werkzaam bij de afdeling industrie-pnderzpek van
het Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (EIM).
S. Wagenaar is verbonden aan de vakgroep Regionaal Economisch Onderzoek van de Erasmus Universiteit Rotterdam. De
auteurs danken drs. A.A.W.M. Kremers (OOM) en drs. R.E. van
der Horst (EIM) voor hun bijdrage aan dit artikel.
1. Voor een volledig verslag van dit onderzoek zie Ondernemen =
vernieuwen, EIM/OOM, Zoetermeer/Zwolle, 1989.

Figuur. Innovativiteit naar grootteklasse (% bedrijven)

Tabel 1. Mate van innovatie (percentage bedrijven)
Type innovatie
Niet innovatief
Nieuw voor net bedrijf
Nieuw voor Nederland
Nieuw voor de EG
Nieuw voor de wereld

Produkt

Proces

Markt

50
24
11
6
9

54

47

35
5
3
3

nvt
24
17
12

produkt
proces
markt

heeft plaatsgevonden. Daaruit kwam naar voren dat 22%
van de industriele bedrijven produktinnovaties had die ten
minste nieuw waren voor Nederland. Ook het aantal bedrijven dat procesinnovaties heeft geTntroduceerd komt in
grote lijnen overeen met het landelijk gemiddelde2. Naar
schatting 46% heeft procesinnovaties doorgevoerd. Van
marktinnovaties is sprake wanneer een bedrijf er in geslaagd is om nieuwe afzetmarkten aan te boren in Nederland of daarbuiten. lets meer dan de helft van de bedrijven
(53%) heeft sinds 1987 dit soort innovaties gerealiseerd.
Innovativiteit hangt over het algemeen nauw samen met
de grootte van de bedrijven: hoe groter een bedrijf, des te
groter de kans op innovaties. Uit de figuur blijkt echter dat
zodra bedrijven een zekere omvang hebben bereikt (circa
20 werknemers) het aantal innovaties niet meer zo sterk
toeneemt. Aangezien met name in heel kleine bedrijven de
ondernemer een cruciale rol vervult en betrokken is bij een
groot aantal verschillende zaken, speelt tijdgebrek bij deze
groep bedrijven een belangrijke rol. Men komt er niet snel
toe vernieuwingen door te voeren. Bij de wat grotere bedrijven is er vaak een bedrijfsleider die een groot deel van
de taken van de ondernemer overneemt. Daardoor ontstaat er meer ruimte om aandacht te besteden aan het
strategische beleid van de onderneming. Wel is het zo dat
de nieuwheid van de innovaties gestaag toeneemt met de
bedrijfsomvang. Bij kleine bedrijven blijven innovaties dikwijls beperkt tot nieuw voor het bedrijf of nieuw voor Nederland. Grotere bedrijven daarentegen komen vaak met innovaties die ook op internationaal niveau baanbrekend
genoemd kunnen worden.
Innovativiteit hangt niet alleen samen met de grootte van
een bedrijf, ook de sector speelt een belangrijke rol. In label
2 is daarom per sector aangegeven in hoeverre het perTabel 2. Innovativiteit van verschillende sectoren ten opzichte van de gehele Industrie
Produkt

Proces

Sec/or
Rubber en kunststof
Elektro

Textiel
Machines
Transportmiddelen

Chemisch
Instrumenten
Bouwmaterialen
Voeding

Hout en meubel
Kleding
Overig

20-49

50-99

>/100

aantal werknemers

centage innovatieve bedrijven afwijkt van het gemiddelde
in de totale Overijsselse Industrie . Positieve afwijkingen
ten opzichte van dit gemiddelde zijn aangegeven met een
of meer plussen, negatieve afwijkingen zijn aangegeven
met een of meer minnen.
Uit label 2 blijkt dat de rubber- en kunststofverwerkende
Industrie verreweg de meest innovatie sector is. Andere
zeer innovatieve sectoren zijn de textielindustrie, de machine-Industrie en de transportmiddelenindustrie.
Veruit het minst innovatief zijn de hout- en meubelindustrie, de kledingindustrie, de zogenoemde ‘overige’ Industrie, de grafische industrie/uitgeverijen en ten slotte de
metaalproduktenindustrie. Met name de positie van de
metaalproduktenindustrie valt op, aangezien deze sector
door de ‘Commissie-Van der Zwan’ als een van de innovatiefste sectoren van Nederland wordt genoemd4. Niet alleen is het percentage bedrijven met produkt- en marktinnovaties bijzonder laag, opmerkelijk is vooral het lage
percentage bedrijven met procesinnovaties, ondanks de
grote aandacht die besteed wordt aan de invoering van
computergestuurde machines (bij voorbeeld CNC-machines) en andere vormen van automatisering.

Innovatieprofielen_________________
Hoewelde mate van innovativiteit sterk samenhangt met
bedrijfsgrootte en sector, zijn dit zeker niet de enige bepalende factoren. Talloze kleine bedrijven in minder innovatieve sectoren blijken paradoxaal genoeg innovatief te zijn.
Omgekeerd zijn er ook diverse niet-innovatieve grote bedrijven (met bij voorbeeld meer dan vijftig werknemers). De
vraag doet zich daarom voor welke andere factoren verantwoordelijk zijn voor de innovativiteit van een bedrijf.
Om deze vraag te beantwoorden is allereerst onderzocht of bepaalde combinaties van innovaties zijn te onderscheiden. Aangezien binnen een bedrijf sprake kan zijn
van zowel produkt-, proces- als marktinnovaties, elk met
verschillende nieuwheidsgraad, is een groot aantal combinaties van innovaties denkbaar. Verwacht mag worden dat
in de praktijk bepaalde combinaties vaker voor zullen komen dan andere. Met behulp van clusteranalyse is daarom
nagegaan in hoeverre er groepen bedrijven zijn die qua
aard en qua niveau ongeveer dezelfde combinatie van
2. H.J. Docter en C.T.M. Stokman, Diffusie van innovaties: met

Grafisch/uitgeverijen
Metaalprodukten
Afwijkingen van het gemiddelde:
++++ = meer dan 30%
+++ = 21 tot 30%
++ =11 tot 20%

Markt

10-19

kennis meer kans, EIM, Zoetermeer, 1987.

3. Een aantal sectoren is in de tabel buiten beschouwing gelaten.
Het gaat om vier sectoren die nauwelijks voorkomen in Overijssel:
+ = 1 tot 10%
– = -1 tot-10%
— = -11 tot-20%

lederwarenindustrie, papier- en papierwarenindustrie, aardolie-in-

dustrie en basismetaal.
4. Zie Een keuze voor de Industrie: strategische positiebepaling in
Europees perspectief, Rapport van de Stuurgroep “Nederland

Industrieland”, AWV-FME, Den Haag, 1990.

ESB 16-5-1990

445

innovaties hebben. Deze bedrijven hebben met andere
woorden een vergelijkbaar ‘innovatieprofiel’. Op deze wijze
zijn zes verschillende innovatieprofielen onderscheiden.
Door de profielen te beschrijven aan de hand van een
groot aantal kenmerken is vervolgens nagegaan of bedrijven met hetzelfde innovatieprofiel ook op andere punten
overeenkomsten vertonen. De veronderstelling is dat het
innovatieprofiel door verscheidene factoren wordt beTnvloed, die niet alleen te maken hebben met het bedrijf zelf,
maar ook met de markt en de externe omgeving waarin een
bedrijf opereert.

Niet-innovatief profiel
Dit profiel heeft betrekking op bedrijven waarbij nauwelijks sprake is van produkt-, proces- of marktinnovaties.
Veruit de meeste bedrijven behoren tot deze categorie
(56%). De bedrijven zijn afkomstig uit verschillende sectoren, met een lichte oververtegenwoordiging van de metaalproduktenindustrie, de voedings- en genotmiddelenindustrie en de grafische Industrie. Het merendeel van deze
bedrijven (85%) heeft minder dan twintig werknemers.
Veel maatregelen die gericht zijn op deze niet-innovatieve bedrijven missen hun doel. Subsidieregelingen zijn dikwijls onbekend en overheids- en adviesinstellingen worden
nauwelijks geraadpleegd. Een van de redenen hiervoor is
dat veel bedrijven onvoldoende doordrongen zijn van de
noodzaak om te innoveren. Bewust of onbewust heeft men
het gevoel dat de huidige gang van zaken de optimale is.
Een groot deel van de bedrijven bestaat bovendien uit
toeleveringsbedrijven die sterk afhankelijk zijn van een
klein aantal afnemers (uitbesteders). Door de schijnbare
zekerheid die men op deze wijze heeft weten te creeren
lijkt er nauwelijks een reden te zijn om te innoveren. Men
houdt er geen rekening mee dat de behoefte van afnemers
zich in de toekomst zal wijzigen. Evenmin realiseert men
zich dat men met geringe extra inspanningen de vraag naar
het betreffende produkt aanzienlijk kan vergroten, terwijl
ook de mogelijkheden om met nieuwe machines kostenbesparingen te realiseren of nieuwe produkten te maken
onvoldoende worden onderkend.

Licht innovatief profiel
Een tweede belangrijke groep (23%) wordt gevormd
door de licht innovatieve bedrijven. Bedrijven met dit profiel
kenmerken zich niet alleen door produkt- en procesinnovaties die nieuw zijn voor het bedrijf, maar ook door het
aanboren van nieuwe afzetmarkten binnen Nederland.
Hoewel deze innovaties niet echt baanbrekend genoemd
kunnen worden zijn de vooruitzichten voor deze groep
tamelijk rooskleurig: bij veel bedrijven is sprake van een
groeiende markt, hetgeen tot uiting komt in een stijgende
omzet. Doordat men innovatief is, weet men een grotere
markt te bereiken dan de niet-innovatieve bedrijven. Dat
blijkt bij voorbeeld uit het afzetgebied: men produceert niet
alleen voor de regionale markt maar voor de gehele Nederlandse markt.
Sterk produktinnovatief profiel
De groep bedrijven die tot deze categorie behoort is
bijzonder klein: in totaal gaat het om 2% van de bedrijven.
Hoewel de meeste van deze bedrijven wel procesinnovaties doorvoeren, worden zij vooral gekenmerkt door sterk
innovatieve produkten. Deze bedrijven slagen erin om
produkten te ontwikkelen die nieuw zijn voor de wereld.
In het algemeen gaat het om middelgrote bedrijven. Dat
de metaalproduktenindustrie sterk vertegenwoordigd is in
deze categorie, is wellicht een indicatie dat er ook voor
niet-innovatieve bedrijven uit deze sector mogelijkheden
zijn om te innoveren.
Opvallend is dat het hoge innovatieniveau niet overeenkomt komt met de intensiteit van de R&D-activiteiten.
446

Zeker vergeleken met andere sterk innovatieve bedrijven
blijven inspanningen op R&D-gebied onder het gemiddelde. Een verklaring hiervoor is dat veel bedrijven onderdeel
uitmaken van een groter concern, zodat ze gebruik kunnen
maken van kennis die elders aanwezig is. Bovendien bestaat deze categorie grotendeels uit toeleveringsbedrijven.
De relaties met uitbesteders zijn van groot belang voor de
ontwikkeling van nieuwe produkten. Dit komt bij voorbeeld
tot uiting in het informatienetwerk, waarbij afnemers een
belangrijke rol spelen. Daarnaast wordt intensief gebruik
gemaakt van andere bronnen in de zakelijke sfeer, zoals
leveranciers, collega’s, banken en accountants. Bij de ontwikkeling van nieuwe produkten wordt bovendien veelvuldig gebruik gemaakt van verschillende onderzoek- en adviesbureaus. Overheids- en aanverwante instellingen worden vrijwel niet geraadpleegd.

Sterk marktinnovatief profiel
Bij de meeste bedrijven met dit profiel (7% van het totaal)
is sprake van geringe produkt- en procesinnovaties. Het
accent ligt voornamelijk op het aanboren van nieuwe afzetmarkten. Daar blijkt men uitstekend in te slagen: niet alleen
binnen de EG, maar ook daarbuiten is men in staat om
nieuwe afzetmarkten te vinden. Dit is echter vooral weggelegd voor de wat grotere bedrijven met eigen produkten.
Door het vinden van nieuwe afzetgebieden is sprake van
een sterk groeiende markt voor deze bedrijven. Dit wordt
weerspiegeld in de omzet; niet alleen voor 1989, maar ook
voor 1990 zijn de vooruitzichten positief. Als gevolg daarvan is het investeringsniveau van deze bedrijven bijzonder
hoog. De investeringen, die men vooral financier! uit eigen
vermogen, worden voor een belangrijk deel aangewend
om extra machines aan te schaffen, zodat men in staat is
om aan de toenemende marktvraag te voldoen.
Wat de overdracht van informatie betreft spelen afnemers een relatief bescheiden rol. Dit is opvallend, omdat
de bedrijven vooral getypeerd worden door marktinnovaties. Informatie over nieuwe afzetmogelijkheden is blijkbaar
afkomstig uit andere bronnen, zoals marktonderzoekbureaus.
Sterk produkt-/marktinnovatief profiel
Tot deze categorie behoort 8% van de bedrijven. De
bedrijven ontwikkelen sterk innovatieve produkten, die
nieuw zijn voor de wereld. Tegelijkertijd weet men nieuwe
afzetmarkten aan te boren. Overigens is dit met name
weggelegd voor de wat grotere bedrijven. De markt van de
belangrijkste produkten en de omzetontwikkeling vertonen
een sterk stijgende lijn.
Gezien de nadruk op produktinnovaties is het niet verwonderlijk dat R&D van groot belang is voor deze bedrijven. Behalve dat het merendeel beschikt over een eigen
R&D-afdeling, wordt doorgaans ook meer dan/25.000 per
jaar besteed aan externe R&D. Als gevolg daarvan doen
veel bedrijven een beroep op Subsidieregelingen zoals de
INSTIR. Veel bedrijven opereren in concernverband (56%).
Daarnaast wordt intensief gebruik gemaakt van het externe
informatienetwerk, dat zeer gevarieerd is qua samenstelling. Met name afnemers en beurzen zijn zeer belangrijk,
maar ook wordt regelmatig gebruik gemaakt van onderzoek- en adviesbureaus en van overheids- en semi-overheidsinstellingen.

Sterk innovatief profiel
De bedrijven met dit profiel zijn veruit het innovatiefst.
Deze groep, bestaande uit 4% van het totaal aantal bedrijven, ontwikkelt produkten die zelfs op internationale schaal
baanbrekend zijn. In combinatie hiermee vinden procesinnovaties plaats die nieuw zijn voor de wereld. Door de
nieuwe produkten en door de geavanceerde produktiemethoden is men in staat om constant nieuwe afnemers te

vinden. Dat deze relatief grote bedrijven zo innovatief zijn
is direct het gevolg van de wijze waarop de markt zich
ontwikkelt: veel bedrijven hebben te maken met een zich
stabiliserende markt. Wil men blijven concurreren, dan is
men gedwongen om op allerlei mogelijke manieren te
innoveren.
Meer dan de helft van deze bedrijven behoort tot de
textielindustrie. Door de problemen in het verleden heeft er
een grote sanering plaatsgevonden. Dit heeft ertoe geleid
dat inmiddels sprake is van een aanzienlijke modernisering. Niet alleen is de textielindustrie erin geslaagd nieuwe
technologies’n te implementeren (procesinnovaties), ook
heeft men op succesvolle wijze nieuwe produkt-/marktcombinaties weten te vinden. Naast de textielindustrie kent
deze groep bedrijven een sterke oververtegenwoordiging
van de kunststofverwerkende Industrie en de elektrotechnische Industrie.
Voordeze sterk innovatieve bedrijven is het noodzakelijk
om zich intensief bezig te houden met R&D: bij 74% is
sprake van interne R&D. Bedrijven zonder eigen R&D
compenseren dit door extern R& D te laten verrichten. Maar
liefst 50% besteedt jaarlijks meer dan / 50.000 aan extern
uitgevoerde R&D. Daarom is het niet verwonderlijkdatjuist
deze bedrijven het meest gebruik maken van de INSTIR.
Bovendien maaktde meerderheid van de bedrijven deel uit
van een groter concern. Daarnaast wordt intensief gebruik
gemaakt van externe kennis en kunde. Het zijn juist de
bedrijven met een sterk innovatief profiel die veruit het
meest gebruik maken van onderzoek- en adviesbureaus
en van overheidsinstellingen en aanverwante instellingen.
Zo is bij voorbeeld het gebruik van het InnovatieCentrum
heel opvallend. Maar liefst 29% van deze bedrijven maakt
gebruik van deze instelling tegenover slechts 1% van de
niet-innovatieve bedrijven.

Aanknopingspunten

_______

Verschillen in innovativiteit hangen niet alleen samen
met de grootte van een bedrijf of de sector waartoe het
behoort. Uit de beschrijving van de innovatieprofielen komen nog diverse andere kenmerken naar voren. Wil men
innovativiteit stimuleren, dan is het noodzakelijk om maatregelen te nemen die geent zijn op de behoefte van de
verschillende doelgroepen. Inzicht in de innovatieprofielen
en de bijbehorende, uiteenlopende kenmerken maken een
doelgerichte aanpak mogelijk en zelfs noodzakelijk.
Het merendeel van de bedrijven is nauwelijks innovatief.
Niet alleen voor de nationale maar ook voor de regionale
overheid is hier een belangrijke taak weggelegd. Deze
niet-innovatieve bedrijven hebben namelijk een sterk regionale binding. Vanuit het oogpunt van werkgelegenheid
leveren zij een belangrijke bijdrage aan de regionale economie. Bovendien is een groot aantal regionale bedrijven
afhankelijk van deze niet-innovatieve bedrijven, hetzij als
leverancier, hetzij als afnemer. Hulp aan deze bedrijven is
vooral een bewustmakingsproces: ondernemers moeten
ervan doordrongen worden dat innoveren een absolute
noodzaak is voor het voortbestaan van hun bedrijf. Een van
de manieren om dit te bereiken is het stimuleren van
ondernemersgerichte opleidingen.
Opvallend is dat het InnovatieCentrum nauwelijks een
rol speelt bij dit bewustmakingsproces. Alleen de meest
geavanceerde bedrijven weten de weg naar het InnovatieCentrum te vinden. Het InnovatieCentrum weet dus vooralsnog zijn doelgroep niet te bereiken.
Een kwart van de bedrijven is licht innovatief. Dat deze
bedrijven slechts licht innovatief zijn, is vooral een ‘technisch probleem’. Door ondersteuning te geven op het gebied van produktontwikkeling, produktieautomatisering en

ESB 16-5-1990

export zijn er talloze mogelijkheden om het innovatievermogen van deze groep bedrijven te vergroten. Met name
het gebruik van reeds aanwezige kennis is van groot
belang. Ook het belang van samenwerking kan wat dat
betreft niet genoeg worden benadrukt. Interessant is in dit
verband het in de drie noordelijke provincies gestarte TUSproject’ (= toeleveren, uitbesteden en samenwerken),
waarbij de provincies en de Metaalunie samenwerken om
de contacten tussen regionale toeleveranciers en uitbesteders te verbeteren.
Voor bedrijven die afhankelijk zijn van een klein aantal
afnemers zijn marktonderzoek en effectieve marktbewerking van cruciaal belang. In het bijzonder geldt dit voor
bedrijven die zich concentreren op produktinnovaties. Dat
deze bedrijven onvoldoende aandacht hebben voor de
markt, blijkt bij voorbeeld uit het feit dat zij er niet in slagen
om nieuwe afzetmarkten aan te boren. Daardoor zijn zij niet
in staatom optimaal te profiteren van de produktinnovaties.
Voor de overheid zijn er verschillende mogelijkheden om
deze situatie te verbeteren. Behalve het stimuleren van
marktonderzoek kan bij voorbeeld gedacht worden aan het
subsidieren van deelneming aan buitenlandse beurzen.
De verwachting is dat bedrijven met een sterk marktinnovatief profiel over een aanzienlijk innovatiepotentieel
beschikken. Voor veel van deze bedrijven is het interessant
om (intensiever) gebruik te maken van licenties. Daarnaast
zijn er nog talloze mogelijkheden om sterk innovatieve
produkten te ontwikkelen door gebruik te maken van nieuwe materialen. Door verschillende technologische ontwikkelingen nemen de toepassingsmogelijkheden van diverse
materialen nog steeds toe. Deze potentie wordt nog maar
gedeeltelijk benut. Dat geldt niet alleen voor ‘geavanceerde’ materialen als composieten en keramiek, maar ook
voor de toepassing van kunststoffen en nieuwe metalen.
Voor kleinere bedrijven liggen hier duidelijk kansen. Zij zijn
door hun directe contacten met afnemers in staat om
nieuwe produktmogelijkheden in een vroeg stadium te
signaleren. Een actievere houding van het bedrijfsleven bij
de toepassing van nieuwe materialen maakt het mogelijk
om de kansen ook te gaan benutten.
Naast de ontwikkeling van produktinnovaties zijn er voor
deze bedrijven ook nog diverse mogelijkheden om het
produktieproces te verbeteren. Dat geldt eveneens voor
bedrijven met een sterk produkt-Anarktinnovatief profiel.
Verbetering van de kwaliteit en de flexibiliteit is veelal
mogelijk door gebruik te maken van technologieen zoals
flexibele produktieautomatisering. In de praktijk is de toepassing van produktieautomatisering nog maar beperkt.
Van ge’i’ntegreerde vormen van produktieautomatisering is
vrijwel geen sprake5. De overheid kan hierop inspelen door
maatregelen te nemen om het gebruik van geavanceerde
produktiemiddelen te stimuleren. Demonstratieprojecten
voor produktieautomatisering die toegesneden zijn op
praktijkervaringen van het midden- en kleinbedrijf kunnen
de kennis van deze bedrijven aanzienlijk vergroten.
Voor bedrijven met een sterk innovatief profiel zijn er
slechts geringe mogelijkheden om het innovatiepotentieel
te vergroten. De belangrijkste taak waarmee deze bedrijven worden geconfronteerd is om het sterk innovatieve
niveau te handhaven. Internationale samenwerking en het
optimaal profiteren van de aanwezige kennisinfrastructuur
vormen voor deze bedrijven de grootste uitdaging.

Jaap Docter
Sjoerd Wagenaar

5. Zie: C.T.M. Stokman, A.G.A. de Groot en R.W.C. Leurs, Flexibele produktieautomatisering in het midden- en kleinbedrijf, HIM,

Zoetermeer, 1989.

447

Auteurs