Omslag in sentiment
Aute ur(s ):
DNB (auteur)
Deze rub riek wordt maandelijks samengesteld door Bouke Buitenkamp en Maarten van Rooij van de Nederlandsche Bank
Ve rs che ne n in:
ESB, 86e jaargang, nr. 4297, pagina 211, 2 maart 2001 (datum)
Rubrie k :
DNB-indicator
Tre fw oord(e n):
conjunctuur
In de loop van vorig jaar is de economische groei vertraagd. Deze teruggang wordt de komende maanden mogelijk versterkt door
verminderd vertrouwen.
De DNB-conjunctuurindicator, die ditmaal vooruitblikt tot en met juli 2001, duidt op een conjunctuuromslag in de komende maanden,
waarbij de groei van de industriële productie terugkeert tot haar trendmatige niveau (figuur 1). De neergang van de indicator hoeft
geen voorbode van een recessie te zijn, maar zij duidt wel ondubbelzinnig op een verdere vertraging van de industriële productie en de
economische groei.
Figuur 1. DNB-conjunctuurindicator
Indicator en economische groei
Wat voorspelt de DNB-conjunctuurindicator precies? De indicator geeft een voorspelling van de industriële productie rondom een trend
1. Deze wordt in de figuur weergegeven door de nul-as. De afwijkingen van de trendwaarde worden doorgaans conjunctuur-cycli
genoemd. De industriële productie maakt in Nederland ongeveer een zesde van de totale toegevoegde waarde van goederen en diensten
uit en dit aandeel laat een neerwaartse trend zien; de Nederlandse economie raakt meer en meer op diensten georiënteerd. Desalniettemin
is de conjunctuurindicator een goede maatstaf voor de totale conjunctuur, aangezien de conjuncturele schommelingen van de industrie
het meest gepro-nonceerd zijn, onder andere vanwege het relatief open karakter van de industrie. Ook de productie van diensten kent
conjuncturele schommelingen, doch de timing van de dienstencyclus komt in belangrijke mate overeen met die van de industrie. Hiermee
blijft een indicator gebaseerd op industriële productie waardevol voor het signaleren van omslagpunten voor de economie als geheel.
Afnemend producenten-vertrouwen…
De DNB-conjunctuurindicator is opgebouwd uit een aantal deelreeksen. De mate waarin de totale indicator voorloopt, wordt bepaald
door de reeksen die het kortst voorlopen op de industriële productie. Dit zijn de verwachte bedrijvigheid die onderdeel vormt van het
door het CBS samengestelde producentenvertrouwen en de West-Duitse IFO-indicator (figuur 2). Beide indicatoren lopen zeven
maanden voor op de industriële productie en zijn de afgelopen maanden gedaald. Deze daling was het meest nadrukkelijk voor de IFOindicator, welke duidt op een afzwakkende Duitse conjunctuur. De recente opleving van de IFO-indicator lijkt weinig af te doen aan de
neerwaartse trend, omdat de deelindex die de verwachtingen op de langere termijn weergeeft, verder verslechtert.
Figuur 2. Diverse vertrouwensindicatoren
…wordt gedeeld door consumenten
Een zelfde beeld volgt uit het consumentenvertrouwen, welke overigens geen deel uitmaakt van de conjunctuurindicator. Dit toont een
minder gunstige beoordeling van het economisch klimaat, waarschijnlijk onder invloed van de negatieve berichtgeving omtrent de
Amerikaanse economie. Ook vinden consumenten het nu een minder goede tijd voor het doen van grote uitgaven. De inschatting van de
eigen financiële situatie laat evenwel geen daling zien. Gezien de gemiddelde verbetering van de netto inkomenspositie door het
belastingplan 2001, hoeft dit niet te verbazen. Het merendeel van de consumenten heeft inmiddels de gevolgen van het belastingplan
voor de eigen situatie kunnen overzien. Paradoxaal genoeg zou de gedaalde bereidheid tot het doen van grote uitgaven eveneens
veroorzaakt kunnen zijn door het belastingplan, omdat consumenten grote uitgaven mogelijk hebben vervroegd om zo te profiteren van
het nog niet verhoogde btw-tarief dat tot eind vorig jaar gold. Dit beeld wordt bevestigd door het kwartaalpatroon van de
consumptiegroei van gezinnen. Deze liep in de loop van 2000 terug, om in het vierde kwartaal van dat jaar weer aan te trekken. De lagere
bereidheid tot het doen van grote uitgaven is daarmee mogelijk slechts tijdelijk van aard. Een meer structureel neerwaarts risico voor de
groei van de consumptieve uitgaven en daarmee voor de Nederlandse conjunctuur, komt van de toegenomen onzekerheid op de
aandelenbeurzen en de afvlakkende stijging van de huizenprijzen 2
1 Zie ook L. de Haan en F.W. Vijselaar, De vernieuwde dnb-conjunctuurindicator, ESB, 4 september 1998, blz. 660-664.
2 Zie ook Tempering consumptiegroei?, ESB, 1 december 2000, blz. 983.
Copyright © 2001 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)