Ga direct naar de content

Omekeer in Latijns-Amerika

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 6 1985

L.J. Emmerij

Ommekeer in
Latijns-Amerika?
In 1984 is veel gesproken over het ,,internationaal herstel” van de wereldeconomie. De
economie van de Verenigde Staten heeft zich
gedurende het afgelopen jaar voorspoedig
ontwikkeld en is uitgekomen op een groeivoet
van meer dan zes procent. De Europese economie heeft zich weliswaar laten aantrekken
door de Amerikaanse locomotief, maar minder dan men gedacht zou kunnen hebben, gezien de kracht van de motor en het hoge octaangehalte van de brandstof. Tegelijkertijd
weten we maar al te goed in welke zeer moeilijke economische omstandigheden het grootste gedeelte van het Afrikaanse continent zich
bevindt. Het is daarom interessant te zien hoe
Latijns-Amerika – het continent van de Internationale schulden – het in economisch
opzicht in 1984 heeft gedaan.
In de jaren zeventig ging de economische
groei in Latijns-Amerika nog flink door, terwijl de Europese groei reeds stagneerde: de
groeivoet in Latijns-Amerika was gemiddeld
zes procent per jaar gedurende het decennium
tegen nog geen drie procent in Europa. Vanaf
1981 sloeg de wereldcrisis echter ook hard toe
in Latijns-Amerika. Nu, vier moeilijke jaren
later, is het gemiddelde inkomen per hoofd op
hetzelfde niveau als in 1976 en negen procent
lager vergeleken met de situatie in 1980. De
bewegingen van het bruto nationaal produkt
van de gehele Latijnsamerikaanse regio en
van het gemiddelde inkomen per hoofd zijn
weergegeven in de label. De vrije val die zich
na 1980 voordeed, komt daarin duidelijk tot
uiting.
Maar 1984 schijnt ook daar een weliswaar
kleine, doch niettemin ree’le opleving te hebben gebracht, bij voorbeeld als men ziet hoe
de zware negatieve groei is omgeslagen in een
positieve groei van het bruto nationale produkt van 2,6%. De economische groei is daar,
evenals hier, vorig jaar teruggekomen. Maar
net zo min als in Europa betekent dat in
Latijns-Amerika, dat alle andere indicatoren
daarmee ook op groen staan. Bij voorbeeld de
stedelijke werkloosheid gaat, ook in 1984,
nog steeds omhoog. De lonen gaan omlaag en
staan nu op hetzelfde niveau als zo’n tien jaar
geleden. De inflatie, die in Europa op dit
ogenblik min of meer onder controle is, voert
in Latijns-Amerika haar rondedans nog
steeds op: het niet gewogen gemiddelde voor
de regio was 60% in 1983 en 145% in 1984.
Wanneer we de gewogen gemiddelden nemen,
zijn de cijfers nog schrikaanjagender, zoals
weergegeven in de tabel, namelijk 130% in
1983.en 175% in 1984.

De meest spectaculaire verbetering deed
zich voor in de externe sector. Het tekort op
de betalingsbalans viel terug van $ 40 mrd. in
1982 naar $ 3 mrd. in 1984. Een groot gedeelte van deze verbetering moet op het conto van
Brazilie worden geschreven, dat zijn tekort op
de betalingsbalans terugbracht van $ 16,3
mrd. tot $ 0,5 mrd. Het positieve is vooral
hierin gelegen dat deze verbetering in 1984
niet alleen werd bereikt door een beperking
van de invoer, doch evenees door een verhoging van de uitvoer. De externe schuld stond
aan het eind van 1984 op $ 360 mrd., zo’n
5’/i% meer dan in 1983. Dat is eveneens een
verbetering, want de Internationale schuld
gaat nu veel langzamer omhoog dan in voorgaande jaren. Daarentegen is ook de gemiddelde ree’le rente die Latijns-Amerika moet
betalen op zijn Internationale schuld in 1984
verder gestegen. Mede daardoor was de uitvoer van kapitaal ($ 37,3 mrd.) nog hoger dan
in 1983. Voor de derde achtereenvolgende
maal effectueerden de Latijnsamerikaanse
landen in 1984 een netto kapitaaloverdracht
naar de gemdustrialiseerde wereld, ditmaal
van een kleine $ 27 mrd. tegen $ 30 mrd. in
1983.
In 1984 heeft de Latijnsamerikaanse uitvoer naar de Verenigde Staten een sprong
vooruit gemaakt van 20%, dank zij de wisselkoers, de Amerikaanse groei en het tekort op
de Amerikaanse handelsbalans van $ 125
mrd. Een positief oordeel moet ook worden
uitgesproken over de schuldenkwestie. Deze
is nog niet onder controle, maar de Latijnsamerikaanse economieen hebben een veel
grotere soepelheid aan de dag gelegd dan velen hadden verwacht.
Onder de zwakheden moet worden gerekend de te grote afhankelijkheid van de Verenigde Staten, positief in een jaar als 1984,
maar negatief in vele andere perioden en omstandigheden. Het spiegelbeeld hiervan is dat
er te weinig impulsen van Europa naar

Tabel. De ontwikkeling van een aantal indicatoren, in procentuele mutaties per jaar, gemiddeld voor geheel Latijns-Amerika
1979

Bruto nationale produkt
BNP per hoofd
Bruto nationale inkomen per
hoofd
Consumptieprijzen
..Terms of trade” (goederen)

1980

6,5

3,9

5,6
3,1

1.7
– 0,7

4,5
54,1
4,1

3,5
56,5
3,3

– 2,3
56,8
– 8,4

1981

1983

1984

– 1,0

-3,1

– 3,3

-5,3

2,6
0,2

– 5,3
84,5
– 9,0

-5,7
130,8
-6,2

1982

Latijns-Amerika uitgaan. Ook het renteverloop toont nog zeer vele onzekerheden.
Onder de sterk negatieve factoren die in
Latijns-Arnerika spelen, moeten de volgende
worden genoemd. In de eerste plaats zijn de
,,terms of trade” nog steeds zeer ongunstig
voor Latijns-Amerika, zoals te zien is in de tabel. Dat geldt ook voor zulke zeer belangrijke
produkten als koper en suiker. Ten tweede
zijn daar de netto kapitaaloverdrachten,
waaraan reeds is gerefereerd. Deze negatieve
overdrachten verhogen eveneens de inflatoire
druk, met de explosieve uitwerking die eveneens is weergegeven in de tabel. Ten derde is
er veel particulier kapitaal buitengaats geraakt dat nog geen aanstalten maakt om terug
te komen, hoewel lichtpuntjes (bij voorbeeld
in Mexico) zijn te constateren.
Ten slotte zal het duidelijk zijn dat de zeer
grote aanpassingsprogramma’s die de Latijnsamerikaanse landen zich gedurende de
afgelopen vier jaar hebben moeten opleggen
natuurlijk grote sociale en politieke implicaties hebben gehad. De sociale spanningen zijn
opgevoerd, soms tot dichtbij het breekpunt.
De politieke consequenties zijn niet altijd negatief geweest in de zin dat er een duidelijke
beweging naar democratischer politieke stelsels in Latijns-Amerika valt te constateren.
De situatie in Latijns-Amerika is dus nog
steeds moeilijk, maar zeker niet uitzichtloos.
Er zijn natuurlijk onzekerheden. In de eerste
plaats is er de vraag in hoeverre de zogenaamde Internationale opleving zich zal bestendigen. In de tweede plaats is daar de Noordamerikaanse locomotief. Men krijgt de indruk dat
Latijnsamerikaanse regeringen de rol van deze locomotief kleiner willen maken. Zij zouden graag een Europese locomotief zien arriveren, maar in het licht van de algemene Europese lethargie van de laatste jaren proberen
zij meer en meer een eigen locomotief te maken, bij voorbeeld door meer dingen gezamenlijk te doen, zoals de vergaderingen van
Quito, Cartagena en Mar del Plata gedurende
1984 reeds hebben aangetoond. In de derde
plaats is er de onzekerheid hoe de Latijnsamerikaanse economieen zich moeten herstructureren in het licht van bij voorbeeld het
Zuidoostaziatische geweld. In de vierde
plaats is er de meer algemene kwestie van het
juiste evenwicht dat weer moet worden gevonden tussen de rol van de particuliere en
collectieve sectoren.
Latijns-Amerika heeft zijn ernstigste crisis
van de afgelopen vijftig jaar gekend. De herstructurering van zijn economieen en de daarbij behorende aanpassingsprogramma’s zijn
tot op heden zonder al te grote sociale rampen
geschied. Met een beetje geluk komt het continent beter uit deze crisis dan het erin is gegaan, zowel op het politieke als op het economische vlak. Europa zou Latijns-Amerika
daarbij moeten helpen en misschien wordt de
toelating van Spanje tot de EG hiervan het
grote beginsignaal. Er zijn 400 miljoen
Latijns-Amerikanen die zich in overgrote
meerderheid zeer Westers voelen en graag de
invloed van de machtige Noorderbuur zouden willen temperen door het aanhalen van de
politieke, culturele en economische banden
met Europa.
Dit alles is des te belangrijker nu LatijnsAmerika zich in versneld tempo beweegt van
een militaire naar een civiele maatschappij.
De ware vrienden van dat turbulente, hartstochtelijke en rijke continent moeten nu
opstaan.

-0,2
175,4
0,2

Bron: Economic Commission for Latin Anerica and the Caribbean.

ESB 6-2-1985

127

Auteur