Ga direct naar de content

Olieprijsstijging en dollardaling: risico’s voor de Nederlandse economie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 15 1990

Olieprijsstijging en
dollardaling: risico’s voor
de Nederlandse economie
De ontwikkeling van de Nederlandse
economie was de laatste jaren zeer
voorspoedig, met een aanzienlijke
groei van produktie en werkgelegenheid. Door een jarenlange loonmatiging
en een grote investeringsactiviteit is de
concurrentiepositie van Nederlandse
bedrijven op de wereldmarkt sterk verbeterd, terwijl rentabiliteit en solvabiliteit van het bedrijfsleven weer tot gezonde niveaus konden opklimmen. De
structureel versterkte uitgangspositie
van de Nederlandse economie wordt
momenteel door een aantal externe
factoren op de proef gesteld:
– de crisis in het Midden-Oosten zou
de olieprijs langdurig naar een hoger
niveau kunnen tillen;
– de nu reeds zwakke Amerikaanse
economie zou in een recessie terecht kunnen komen, mede onder
invloed van een restrictief begrotingsbeleid en hoge olieprijzen. In dat
geval is een forse daling van de dollarkoers waarschijnlijk.
In dit artikel worden de mogelijke gevolgen van de bovengenoemde factoren voor de Nederlandse economie in
kaart gebracht. Volledigheidshalve
dient te worden opgemerkt dat de beschouwde factoren risico’s zijn waarvan
nog geenszins vaststaat of deze van
tijdelijke aard zijn of op langere termijn
de economische ontwikkeling in Nederland zullen beTnvloeden.

Gevolgen Olieprijsstijging
Op het moment van schrijven is de
olieprijs in reactie op de spanning in het
Midden Oosten opgelopen tot bijna $ 30
per barrel en daarna geleidelijk teruggevallen. Vooralsnog veronderstellen
wij dat de olieprijs op wat langere termijn terug zal zakken tot ca. $ 23 per
barrel.
Macro-economische gevolgen
De energiebalans in Nederland is,
met name door de aardgasexport, globaal in evenwicht. Op de handelsbalans zullen hogere olieprijzen op termijn
goeddeels worden gecompenseerd
door hogere aardgasexportbaten.

ESB 22-8-1990

Een hogere olieprijs leidt (soms met
enige vertraging) tot hogere energieprijzen voor de consument. Bovendien worden bedrijven met hogere kosten geconfronteerd. Omdat deze kostenstijging
(gedeeltelijk) zal worden afgewenteld
leidt dit indirect tot enige acceleratie van
de binnenlandse prijsstijging. De felle
concurrentie op binnen- en buitenlandse
markten maakt doorberekening van hogere kosten momenteel echter moeilijk.
In totaal blijft het effect van een 30%
hogere olieprijs op het binnenlands prijspeil derhalve naar verwachting beperkt
tot minder dan een procentpunt.
Door de hogere inflatie wordt de
koopkrachtstijging beperkt en vertraagt
de groei van de binnenlandse bestedingen. Bovendien doet een ongunstiger
inflatieperspectief de kans op rentestijging toenemen. Een hogere rente zal
een dempend effect hebben op de bedrijfsinvesteringen en, zij het zeer beperkt, op de economische groei. Per
saldo zal deze licht vertragen.
De effecten op de wereldeconomie
zijn vooralsnog onzeker. Het lijkt evenwel niet irreeel te veronderstellen dat
mondiaal enige vraaguitval zal plaatsvinden, met als gevolg een wat lagere
groei van de wereldhandel en de Nederlandse export. Indirect worden hierdoor de negatieve effecten van een
Olieprijsstijging voor de Nederlandse
economie versterkt.
Gevolgen voor de bedrijfsresultaten
De financiele positie van bedrijven
komt, bij ongewijzigd beleid, verder on-

der neerwaartse druk te staan, vooral in
bedrijfstakken die relatief energie-intensief produceren zoals de chemie,
tuinbouw en transportsector.
Gemiddeld genomen zijn de gevolgen van een hogere rente voor het resultaat van Nederlandse ondernemingen, in vergelijking metde situatie bij de
vorige oliecrisis, beperkt door de sterke
verbetering van de solvabiliteit en liquiditeit. Op lange termijn leidt een 1%
hogere rente per saldo tot een druk op
de rentabiliteit van ondernemingen met
gemiddeld 0,25 a 0,5 procentpunt.
Gevolgen voor de overheidsfinancien
De aardgasbaten voor het Rijk zullen
in lijn met de olieprijzen toenemen.
Door de vertraagde koppeling (ca. zes
maanden) van de aardgasprijzen aan
de olieprijzen doet dit effect zich pas in
1991 voor. Als vuistregel geldt dat een
stijging van de olieprijs met een dollar
per barrel leidt tot ruim / 0,5 mrd. hogere aardgasbaten voor de Staat. Een
olieprijs van ca. $ 23 per barrel betekent
ruwweg / 3 a 3,5 mrd. extra ontvangsten voor het Rijk in 1991.
Voor de overheid leidt een procentpunt hogere rentestand, met een vertraging van een jaar, tot ca. / 0,5 mrd.
extra rente-uitgaven per jaar.
De Olieprijsstijging leidt tot een binnenlandse herverdeling van middelen:
de ontvangsten van het Rijk nemen toe,
maar de lasten liggen bij de bedrijven
en gezinnen. Het Rijk zou de inkomstenstijging kunnen gebruiken om deze
kostenstijging te compenseren door
verlaging van belastingen/accijnzen.

Voortgaande daling dollar
Hoewel in ons basisscenario reeds
werd uitgegaan van een scherpe groeivertraging in de VS en een geleidelijke
daling van de dollarkoers, is het risico
van een economische recessie niet uit
te sluiten. Een dergelijk scenario gaat
gepaard met een verdere daling van de
dollarkoers.

label. Samenvatting macro-economische gevolgen voor Nederland. Globale indicatie van de additionele effecten in 1991 (mutaties ten opzichte van basisscenario
in %-punten, exclusief eventuele compenserende overheidsmaatregelen)
Dollarkoers

Volume van:
– particuliere consumptie
– bedrijfsinvesteringen
-export
– produktie bedrijven
Inflatie
Financieringssaldo overheid
(in/ mrd.)

Olieprijs

Gecombineerd

/ 1,60

$ 23/b.

effect

+0,25
-0,75
-1,0
-0,5
-0,5
-/ 1 mrd.

-0,5
-0,75
-0,25
-0,25
+0,75 a 1
+/3,5 mrd.

-0,25
-1,5

-1,25
-0,75
+0,25 a 0,5
+/ 2,5 mrd.

773

Macro-economische gevolgen
De directe invloed van een recessie
in de VS op de Nederlandse economie
is beperkt. Slechts ca. 7% van de Nederlandse export heeft bestemming VS.
Daarentegen ondervindt ca. 30% van
de Nederlandse export op afzetmarkten
in dollars geprijsde concurrentie. De
prijsconcurrentiepositie van Nederlandse bedrijven verslechtert als gevolg van
een nominale (en op korte termijn ook
reele) appreciatie van de gulden ten
opzichte van de dollar. Als gevolg van
de teruggang in concurrentiekracht zullen export en investeringen minder
sterkstijgen. Globaal geldtdat een twintig cent lagere dollarkoers leidttot circa
1% minder goederenuitvoer en een
0,5% minder grote stijging van de produktie van bedrijven.
Een nominale appreciatie van de
gulden leidttot een geringeretoename
van de inflatie, met gunstige gevolgen
voor de inkomensontwikkeling en particuliere consumptie. Dit effect kan
derhalve enige compensatie bieden
voor de hogere olieprijs. Als vuistregel
geldt dat een twintig cent lagere dollarkoers een matigende invloed heeft op
de invoerprijzen van uiteindelijk ca.
3% en op de binnenlandse inflatie van
ca. 0,5 a 1%.

Gevolgen voor de bedrijfsresultaten
De financiele positie van bedrijven
zal gemiddeld genomen verder onder
druk komen, hoewel dit per bedrijfstak
sterk zal verschillen. Met meest getroffen worden die bedrijven die in hoge
mate in EMS-valuta’s inkopen en in dollars verkopen. Gevoelig zijn onder meer
de sectoren vliegtuigbouw, machinebouw- en elektrotechnische Industrie,
chemie, dranken en staal.
Gevolgen voor de overheidsfinancien
Een daling van de dollarkoers met 10
cent leidt tot / 0,4 a 0,5 mrd. lagere
aardgasbaten. Hierdoor wordt een deel
van de extra aardgasbaten van de overheid als gevolg van de hogere olieprijs
ten let gedaan.
Daarnaast kunnen de belastingontvangsten tegenvallen als gevolg van
een iets lagere economische groei.

Samenvatting en conclusies
Het gecombineerde effect van een
dollarkoersdaling en een stijging van
olieprijs en rente zal slechts een beperkt effect hebben op de Nederlandse
economie. Wat betreft export, investeringen en produktie van bedrijven moet
rekening gehouden worden met iets lagere groeipercentages. Afhankelijk van
de mate waarin de kostenstijging kan
worden doorberekend zal de inflatie
licht accelereren.

774

De bedrijfsresultaten zullen een duidelijke tegenslag ondervinden van de
gecombineerde effecten van de dollardaling en stijging van olieprijs en rente.
Alle factoren werken in de richting van
een verder afnemende winstgroei. In
het algemeen moet rekening worden
gehouden met inkrimpende winstmarges, hoewel de situatie per sector zal
verschillen. Essentieel is echter dat in
vergelijking met de uitgangspositie eind
jaren zeventig de Nederlandse bedrijven er thans gemiddeld genomen aanzienlijk beter voorstaan.
De regering zou in 1991 door hogere
aardgasbaten kunnen beschikken over
een meevaller van ca / 3 mrd., waar-

mee in de begrotingsvoorbereiding tot
nu toe geen rekening was gehouden. In
het regeerakkoord is afgesproken dat
dergelijke meevallers in principe gebruikt worden voor een verdere verlaging van het financieringstekort.
In deze specifieke situatie lijkt het
echter niet onverstandig de directe gevolgen van een olieprijsstijging voor bedrijven en gezinnen voor een groot deel
te compenseren door verlaging van belastingen en/of accijnzen.

P.M. Feenstra
De auteur is hoofd van het Economised Bureau Binnenland van de AMRO Bank. Het

artikel is op persoonlijke titel geschreven.

Auteur