Neergang als alle anderen
Aute ur(s ):
DNB (auteur)
Deze rub riek wordt maandelijks samengesteld door Maarten van Rooij, Bouke Buitenkamp, Hans Pijl en Ad Stokman van De Nederlandsche Bank.
Ve rs che ne n in:
ESB, 87e jaargang, nr. 4370, pagina 563, 26 juli 2002 (datum)
Rubrie k :
DNB-indicator
Tre fw oord(e n):
conjunctuur
De conjunctuurindicator voorziet een krachtig economisch herstel. De huidige economische groeivertraging wijkt daarmee weinig af
van eerdere conjunctuurbewegingen.
De conjunctuurindicator, die ditmaal vooruitblikt tot en met november, laat reeds enige maanden een omslagpunt zien (zie figuur 1).
Ook de daling in de referentiereeks voor de industriële productie lijkt – met een eerste stijging in mei – ten einde te komen. Indien dit
herstel in de tweede helft van dit jaar doorzet, kan de huidige neergang als relatief kort doch ook relatief intensief worden bestempeld
.
Figuur 1. De dnb-conjunctuurindicator
Neergang in perspectief
Het is een empirische wetmatigheid dat de economie om de acht tot tien jaar wordt gekenmerkt door een relatief sterke vertraging in de
doorgaans gestage toename van de economische activiteit. Deze groeivertraging vormt het einde van de zogenoemde Juglarcyclus die
wordt gedreven door investeringen in vaste activa, zoals machines. In de loop van de Juglar- of investeringscyclus komt er een moment
dat de productiecapaciteit groter is dan benodigd. Doordat het investeringsniveau vervolgens wordt teruggeschroefd treedt de
neergaande Juglarfase in. Deze perioden van economische neergang worden, op basis van de hier gebruikte technieken, voor de
industriële productie gedateerd in 1964/1967, 1974/1975, 1979/1983, 1990/1993 en naar het zich laat aanzien in 2000/2002. Indien we deze
perioden met elkaar vergelijken valt op dat de huidige neergang relatief kort, maar tegelijkertijd relatief krachtig is. Per saldo is de
neergang, gemeten van top naar dal in figuur 1, evenwel goed vergelijkbaar met vorige cycli. Alleen in de nasleep van de eerste oliecrisis
was de neergang korter, krachtiger en dieper. Dit patroon in de referentiereeks voor de industriële productie spoort met het beeld dat de
jaarlijkse mutaties in de bbp-volumegroei laten zien (figuur 2).
Figuur 2. Neergang Juglarcyclus en bbp-volumegroei, 1963-2002
Overeenkomsten Juglarcycli
Puur cijfermatig vertoont de huidige economische neergang sterke overeenkomsten met eerdere eindfasen van Juglarcycli. Wel is een
afwijking te zien binnen de Juglarcyclus. Doorgaans is sprake van één subcyclus binnen de grotere conjunctuurbeweging. De
conjunctuur beweegt zich dan als het ware volgens een m-patroon 1. Deze keer zijn evenwel twee kleinere subcycli te zien. Gelet op de
timing van de laatste opleving hangt dit mogelijk samen met de extra investeringen die zijn gedaan met het oog op een soepele
milleniumovergang. Deze hebben wellicht de traditionele neergang aan het einde van de m-beweging uitgesteld.
Vooruitblik
Als een Juglarcyclus ten einde komt, volgt doorgaans een krachtig herstel. Zo lag bij de vorige vier cycli de bbp-volumegroei het eerste
jaar na het dieptepunt minstens tweeënhalf procentpunt hoger dan in het jaar van het dieptepunt. Voorwaar een bemoedigende
constatering tegen de achtergrond van de huidige onzekerheid over de kracht van het nog prille economisch herstel. Uitgaande van de
verwachte economische groei van 0,7 procent voor dit jaar, zou een mechanische berekening voor de groei in volgend jaar derhalve
uitkomen op circa drie procent, ruim boven de jongste dnb-voorspelling van 2,1 procent 2
1 Zie ook N.J. Nahuis en M.C.J. van Rooij, Duur van de economische vertraging, ESB, 5 maart 1999, blz. 174.
2 Zie De Nederlandsche Bank, De Nederlandse economie in 2002-2004: een voorspelling met MORKMON, Kwartaalbericht, juni 2002, blz.
63-75.
Copyright © 2002 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)