Nee durven verkopen
Aute ur(s ):
Jong, E., de (auteur)
Hoogleraar Internationale Economie, Katholieke Universiteit Nijmegen.
Ve rs che ne n in:
ESB, 85e jaargang, nr. 4246, pagina 191, 10 maart 2000 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):
Er is een ongekend hevige strijd losgebroken over de opvolging van de op 14 februari afgetreden bestuursvoorzitter (Managing
Director) van het Internationaal Monetair Fonds, Michel Camdessus. De Verenigde Staten vinden dat de Duitser Caio Koch-Weser
geen geschikte kandidaat is, omdat hij als voormalig medewerker van de Wereldbank te veel een ontwikkelingswerker zou zijn. Als
bestuursvoorzitter zou hij wel eens te mild kunnen zijn tegen landen als Rusland en verschillende ontwikkelingslanden. Een verwijt
dat de vertrokken Camdessus toch al vaak heeft moeten horen.
Hoewel de kansen voor Koch-Weser inmiddels klein zijn geworden, blijft de vraag relevant of het IMF het afgelopen decennium te veel
taken op zich heeft genomen die het werkterrein van de Wereldbank betreffen. Voor de bepaling van mijn standpunt grijp ik terug op de
Conferentie van Bretton Woods. Daar is de Wereldbank opgericht omdat er sprake was van een “algemeen gevestigde overtuiging dat
Fonds en Bank elkaar aanvullen en dat in het bijzonder het Fonds zonder de Bank onder druk onvermijdelijk zal worden gebruikt voor
financieringen op langen termijn” 1. Het Fonds heeft dan ook als doel de leden in staat te stellen tijdelijke verstoringen in het evenwicht
van hun internationale betalingsbalans te overbruggen. Als logische consequentie is het Fonds georganiseerd als een coöperatieve
verzekering die alleen tijdelijk middelen van de leden kan uitlenen. Teneinde deze tijdelijkheid te waarborgen, worden aan de kredieten
(trekkingen) voorwaarden verbonden. De Wereldbank kan voor een langere termijn middelen op de kapitaalmarkt aantrekken en die tegen
gunstige voorwaarden doorlenen.
Waar zijn nu in de afgelopen decennia principiële fouten gemaakt? Niet bij de hoogst controversiële lening aan Mexico in 1995. Ook niet
bij de kredietverlening aan veel Aziatische landen. Hoewel over de precieze implementatie valt te twisten, geldt in deze gevallen dat in
essentie het IMF op een succesvolle wijze heeft bijgedragen aan het oplossen van tijdelijke betalingsbalansproblemen. Nee, fout is het
gegaan bij de kredietverlening aan arme landen in Afrika en aan Rusland. Deze landen hebben gemeen dat ze niet in staat bleken, of niet
de politieke wil hadden, die maatregelen te nemen die ervoor hadden kunnen en moeten zorgen dat de geleende bedragen binnen de
geldende termijn (drie tot vier jaar) terug betaald werden. Bij gevolg is het IMF “gebruikt voor financiering op langen termijn” en heeft
het zich ingelaten met structurele problemen van de landen. Problemen waarvoor ze zelf niet de deskundigheid en middelen in huis heeft
maar de Wereldbank wel. Vaak moest onder tijdsdruk worden gehandeld, waardoor in de betrokken landen zelf een scheiding ontstond
tussen dat deel van de regering dat bij de overeenkomst betrokken was en de rest van de regering en de bevolking. Dit resulteerde in een
gebrek aan betrokkenheid bij de noodzakelijke structurele aanpassingen.
Hier wreekt zich naar mijn mening dat leden nooit vooraf zijn onderzocht op hun onmogelijkheid dan wel onwil de geleende bedragen op
tijd terug te betalen. Ik stel daarom voor om vooraf te bepalen of leden in staat zijn trekkingen op tijd terug te betalen, zonder de
samenleving te veel te schaden. Te denken valt aan de omvang van de geïnde belastingen, de kwaliteit van het sociale vangnet, het
gemiddelde inkomen per hoofd en de omvang van kwetsbare groepen. Een dergelijk beoordelingsproces zou ik als een tweezijdig proces
tussen het IMF in samenwerking met de Wereldbank en de leiding van de lidstaat willen opzetten. Omdat het niet onder tijdsdruk hoeft te
gebeuren kunnen grotere delen van het politieke apparaat erbij betrokken worden. Landen die niet voor IMF-leningen in aanmerking
komen of vrijwillig hiervan afzien en geen betalingsachterstanden hebben, hoeven hun quotum niet volledig vol te storten. Het beheer
van de bestaande lange termijnverplichtingen ten opzichte van het IMF zou ik willen overhevelen naar de Wereldbank. Voor deze landen
beperkt het IMF zich tot haar traditionele toezichthoudende taak (‘surveillance’). Door het behulpzaam zijn bij het verzamelen en
beoordelen van de macro-economische gegevens en bij het opzetten van instituties kan het Fonds meehelpen het vertrouwen van
investeerders te winnen, waardoor met name lang particulier kapitaal aangetrokken kan worden.
Voordeel van dit voorstel is dat een deel van de politieke druk op het Fonds verminderd kan worden en het zich niet gaat bezighouden
“met allerlei zaken in de sociale sfeer, die al gauw op het terrein van de Wereldbank liggen” 2. Voor de nieuwe bestuursvoorzitter
betekent dit dat hij of zij vooral moet durven kiezen en goed moet zijn in het ‘nee verkopen’ als dreigt dat het IMF een belangrijke rol krijgt
bij onderwerpen die het werkterrein van de Wereldbank betreffen
1 A. Broches, Verslag van de Monetaire en Financieele Conferentie der Vereenigde Volken, gehouden te Bretton Woods, New
Hampshire, van 1 tot en met 22 juli 1944, en in het bijzonder nopens de Nederlandsche deelneming daaraan, 1944, blz. 70.
2 De Beaufort Wijnholds in een interview met DNB Magazine, januari 2000, blz. 12.
Copyright © 2000 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl )