Ga direct naar de content

Monetaire strijd in G7

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: mei 8 1991

Monetaire
strijd in G7
In het vorige week gehouden overleg tussen de zeven grote industrielanden (VS, Canada, Japan, GrootBrittannie, Frankrijk, Italic en Duitsland), stonden enerzijds de VS, die
pleitten voor een wereldwijde renteverlaging, en anderzijds Duitsland
en Japan die geen ruimte voor renteverlaging zagen tegenover elkaar.
Het meningsverschil draait in feite
om de prioriteitsstelling bij het oplossen van de economische problemen,
en hoe het monetaire instrumentarium daarbij kan worden ingezet. De
VS, die in een mindere conjunctuurfase zijn terechtgekomen, zien in
een renteverlaging de mogelijkheid
de economic een impuls te geven.
De lagere rente kan dan via goedkopere kredieten leiden tot extra consumptieve bestedingen en investeringen. Daarvan zou ook de Internationale handel kunnen profiteren.
Duitsland en Japan zien echter niets
in een renteverlaging. Hun redenering luidt dat er, via verruiming van
de kredietmogelijkheden, te veel
geld in de samenleving komt, waar
te weinig nieuwe produktie tegenover staat. Het overtollige geld vindt
zijn bestemming in prijsverhogingen. Per saldo is er reeel dus niet
meer besteed, noch meer geproduceerd, maar is alleen de inflatie opgelopen. En als dit leidt tot hernieuwde inflatieverwachtingen bij het
publiek kan een loon/prijsspiraal
ontstaan. Daarnaast geldt voor Japan
en Duitsland de noodzaak tot renteverlaging minder dan voor de VS,
omdat zij nog een behoorlijke groei
kennen.

Het belang van Internationale afstemming van de maatregelen, die vanzelfsprekend in eerste instantie toch
op de binnenlandse economic zijn
gericht, ligt met name op het gebied
van de wisselkpersontwikkeling. Indien de renteverschillen tussen landen gelijk blijven als gevolg van een
gecoordineerde actie, ondervinden
de onderlinge wisselkoersen uit dien
hoofde geen effect. Als echter de
rente-ontwikkeling uit elkaar gaat lopen kan dit zijn invloed hebben op
valuta’s, hetgeen concurrentieverhoudingen aantast. Tevens zullen de
beleggers, die verantwoordelijk zijn
voor een groot deel van de Internationale kapitaalstromen, hun voorkeuren aanpassen aan de nieuwe
verhoudingen. Naast de keuze tussen wel of geen renteverlaging, hebben de centrale banken dus ook nog
te maken met de keuze voor het interne of externe beleid.

Kapitaalschaarste

Valutakoersen

1991

Amerikaanse dollar

Japanseyen

Koers
per

m%6″‘
144,16

129,30
125,36

142,38

In de economische discussie over de
rente speelt natuurlijk ook het politieke element, waarbij het wel vaker
voorkomt dat de regering een afwijkend standpunt inneemt tegenover
de eigen centrale bank. Het lijkt er
op dat ook deze keer in de VS het Internationale platform gebruikt werd
om de eigen centrale bank onder
druk te zetten. Hoewel men bij Duitsland en Japan geen succes kon boeken, werd de boodschap in eigen
land wel begrepen. De Fed verlaagde het disconto met een half procentpunt tot 5,5%.
Voor de bekendmaking van de discontoverlaging nam de dollar toch

Jil__

FvanLanschot
Bankiersnv
SINDS1737

Vanuit verschillende hoeken wordt
overigens betwijfeld of de hoge rentetarieven wel het werkelijke probleem zijn. Veeleer wordt dan gewezen op het wereldwijde gebrek aan
kapitaal, hetgeen de prijs ervan
hoog houdt. Organisaties als het IMF
pleiten dan ook al jaren voor verlaging van begrotingstekorten en hogere besparingen.
De wereldwijde kapitaalschaarste
kent aan de vraagkant een aantal
oorzaken. Zo speelde begin jaren
tachtig de schuldenproblematiek de
ontwikkelingslanden parten. Hoewel de discussie wat op de achtergrond is geraakt, speelt de behoefte
aan Westers kapitaal voor deze landen nog immer. Een andere factor
die in dit verband genoemd kan worden is de enorme kapitaalbehoefte
in Oost-Europa, waarvan de kosten
van de eenwording in Duitsland het
meest directe voorbeeld zijn. Een
nieuwe factor vormt de oorlog in het
Midden-Oosten. De wederopbouw
gaat miljarden kosten, maar ook de
oorlog zelf heeft veel geld gekost.

laagste

Verenigde Staten

Koers

112,70
133,50
140,22

even de drempel van twee gulden.
Het ontbreken van een uitspraak
over het niveau van de dollarkoers
op de bijeenkomst van de G-7, deed
de mening postvatten dat het huidige niveau niet als te hoog gezien
wordt. De weerspiegeling van de
kracht van de dollar kan echter ook
verklaard worden uit de zwakte van
de mark, vanwege de onzekerheden
over de (Oost-)Duitse economic,
want de opgelopen achteruitgang
ten opzichte van de yen ligt in dezelfde orde van grootte.
Toen echter de discontoverlaging bekend werd, moest de dollarkoers in
twee dagen met een dubbeltje terug.
Later werd de teruggang gedeeltelijk
ongedaan gemaakt. Overigens
kwam de renteverlaging als een verrassing en lijkt de timing zoals gezegd vooral te maken te hebben met
politieke druk. Juist nu men vooruitloopt op een verwacht economisch
herstel, en het feit dat een renteverlaging pas op termijn effect heeft op
de economische groei, voeden deze
opvatting. Daarnaast leek de meest
recente indicatie voor de inflatie-ontwikkeling (5,5%) weinig ruimte te
bieden voor een renteverlaging.
Na de eerdere publikatie van alle
economische indicatoren over de
eerste drie maanden van het lopende jaar kon in de VS de bekendmaking van het bnp over het eerste
kwartaal, een daling van 2,8%, de
markt nauwelijks meer verrassen.
Hoewel de daling fors groter is dan

die over het vierde kwartaal vorig

jaar (-1,6%) blijft de blik op het herstel in de toekomst gericht. Een positief teken kwam van de publikatie
van de index van inkoopmanagers,
die in april steeg tot 42,1 tegenover
40 in maart. De werkloosheid daalde
in april met 0,2% tot 6,6%. Daartegenover stonden ook wat mindere
cijfers, zoals de bekendmaking dat
de orders voor duurzame consumptiegoederen in maart zijn gedaald
met 4,9%. De index die het consumentenvertrouwen meet, daalde na
de sterke stijging in maart (tot 87,7)
tot 81 in april. De index van leidende economische indicatoren over
maart, +0,5%, weerspiegelt nog de
verbetering van een aantal indicatoren na het beeindigen van de Golfoorlog.

de monetaire eenwording op ongeveer 10% wordt gesteld en rekening
wordt gehouden met een normale
groei van 5%, blijft er een duidelijk
teveel aan liquiditeiten, aldus de
Bundesbank. Een versoepeling van
de Duitse monetaire politick zou het
vertrouwen in de mark ondermijnen,
aldus Pohl. Het meest recente inflatiecijfer, met 0,3% opgelopen tot
2,8%, lijkt hem gelijk te geven. Daarnaast zal de inflatie in juli gaan toe-

nemen als gevolg van de btw verhoging. Na traditioneel onder de
Amerikaanse rente gelegen te hebben, bevindt de Duitse rente zich
sinds enige tijd daarboven.

Nederland

Japan

In eigen land is het vierde kwartaal
met een groei van het bruto binnenlands produkt van 4,2% het beste
van 1990 geweest, zo maakte het

Het toeneming van de vraag naar ka-

CBS bekend. De belangrijkste trek-

pitaal komt bij voorbeeld tot uitdruk-

ker was de gezinsconsumptie, die in
volume met 4,2% steeg, ondanks het
eerder gesignaleerde sterk gedaalde
consumentenvertrouwen. Ook de investeringen waren weer expansief in
het vierde kwartaal. De bedrijfsinvesteringen namen in volume met 6%
toe en de overheidsinvesteringen
zelfs met 6,7%. Bij de presentatie
van het jaarverslag van De Nederlandsche Bank waarschuwde president Duisenberg voor al te groot optimisme. Hij was met name bang
voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid en financieringstekort. Ter
oplossing van de problemen werd
nog maar eens de oproep tot loonmatiging van stal gehaald. Daarnaast
moet de overheid ernst maken met
de beheersing van haar begrotingstekort.
Aanvankelijk ondervond de Nederlandse obligatiemarkt nauwelijks invloed van de Internationale renteperikelen, hoewel later toch nog een
reactie op de verlaging in de VS volgde. De Nederlandse staat kwam met
een nieuwe lening naar de markt. In
tegenstelling tot wat de laatste jaren
gebruikelijk is, bedraagt de looptijd
van deze lening, met een coupon van
8,5%, vijftien jaar. Dit zou beter aansluiten bij de wensen van (institutionele) beleggers. Alhoewel de binnenlandse belangstelling enigszins schijnt
op te drogen, lijkt het Agentschap
mede door de tussentijdse verlaging
van de uitgiftekoers alsnog de interesse bij het buitenland te hebben opgewekt. De staat heeft meer dan zes miljard gulden binnengehaald. Bij de
gehanteerde afgiftekoersen ligt het
rendement juist onder 8,6%.

king in de lopende rekening van Japan. Het overschot op de lopende

rekening bedroeg in maart nog
‘slechts’ 4,3 miljard dollar, tegenover
nog 8,5 miljard dollar een jaar eerder. Indien echter het handelsoverschot onder de loep genomen
wordt, een overschot van 10,5 miljard dollar tegenover 8 miljard dollar
vorig jaar, dan blijkt dat 6 a 7 miljard
dollar is overgeboekt als financiele
bijdrage aan de Golfoorlog. In het
fiscale jaar 90/91 is het overschot op
de lopende rekening met 36% gedaald tot 33,8 miljard dollar. Op de
handelsbalans werd een daling genoteerd van slechts 1% tot 69,5 miljard
dollar.

Duitsland
De Bundesbank weet zich nog geconfronteerd met aanzienlijke interne problemen. Naast de inflatiedruk
van binnenlandse aard, voornamelijk veroorzaakt door de eenwording, wordt de inflatie thans opgedreven door hogere importprijzen
die hoofdzakelijk het gevolg zijn van
de sterk gestegen koers van de dollar. De discontoverlaging in de VS
maakt het voor de Bundesbank minder noodzakelijk om de rente te verhogen. Wel is de groei van de geldhoeveelheid in de vijf nieuwe
deelstaten van Duitsland groter dan
op de langere termijn acceptabel, zo
was te lezen in het jaarverslag van
de Bundesbank dat recent verscheen. De groei van de geldhoeveelheid in het verenigde Duitsland
was in februari 20% hoger dan een
jaar eerder. Zelfs als het effect van

ESB 8-5-1991