mening
Een krimpende bevolking
is een kans
De Nederlandse bevolking krimpt en vergrijst. Deze demografische
constatering roept verschillende reacties op. Pessimisten stellen
dat overheidsbeleid noodzakelijk is. Van Bruchem en Neuteboom
(2006) bepleiten bijvoorbeeld een babybonus om het krijgen van
kinderen te stimuleren. Volgens Oudman (2007) is een geboortebeleid noodzakelijk om de dreiging van ontvolking en economische
neergang het hoofd te bieden. Volgens optimisten zal het echter
allemaal zo’n vaart niet lopen. Van Nederpelt (2007) constateert
terecht dat de aankomende grijze golf van tijdelijke aard is en zal
beschikken over veel vermogen. Het eigenlijke probleem is volgens hem niet de vergrijzing, maar de bevolkingsdichtheid. Ook
Verwest et al. (2007) betogen dat vergrijzing en bevolkingsdaling
in principe geen probleem, maar een uitdaging zijn. Groeidenken
zal volgens hen plaats moeten maken voor krimpdenken. Vanuit
psychologisch oogpunt is deze omslag niet eenvoudig, omdat groei
vaak met vooruitgang en krimp met stagnatie wordt geassocieerd.
Ter nuancering van deze discussie moet aandacht worden besteed
aan een aantal demografische feiten. Nederland heeft binnen de
EU een relatief hoge bevolkingsgroei. Pas sinds 2001 is sprake
van een afname van de bevolkingsgroei. Het CBS voorspelt dat in
ieder geval tot 2035 nog geen sprake zal zijn van bevolkingskrimp.
Volgens Van Nederpelt (2007) dient de demografische discussie
over de hoge bevolkingsdichtheid in Nederland te gaan. Hoewel dit
een relevant aandachtspunt is, verschilt de bevolkingsdichtheid in
Nederland per regio. Daarom is niet de bevolkingsdichtheid, maar
de onevenwichtige spreiding van de bevolking een betere insteek
van de discussie. Dit probleem zal zich overigens naar verwachting
vanzelf oplossen. Hoe drukker de Randstad wordt, hoe aantrekkelijker de andere delen van Nederland worden. Overheidsprikkels
zijn dus niet nodig.
De overheid moet ook afzien van het voeren van een eventuele
bevolkingspolitiek. De geschiedenis leert namelijk dat demografisch overheidsbeleid doorgaans niet of nauwelijks effectief is. De
Nederlandse overheid heeft bijvoorbeeld sinds de jaren veertig van
de vorige eeuw zonder succes een demografische politiek gevoerd.
Aanvankelijk maakte de overheid na de Tweede Wereldoorlog
aanspraak op Duitse gebieden, maar al snel werd van annexatiebeleid afgezien. Daarna werd ingezet op emigratiebeleid, gevolgd
door een vruchtbaarheidsafremmend beleid. Dat laatste beleid is
bijvoorbeeld ook door China gevoerd. Een onbedoeld gevolg van
het Chinese beleid is een mannenoverschot.
Het voeren van een geboortebeleid om vergrijzing tegen te gaan
is een kortzichtige oplossing. De nieuwe generatie wordt immers
ook oud en dat leidt op termijn weer tot een nieuwe vergrijzingsgolf. Het vermeende probleem wordt met geboortebeleid dus
niet opgelost, maar verschoven naar een volgende generatie.
Daarnaast kunnen morele argumenten tegen een geboortebeleid
worden aangevoerd. Iedere weldenkende burger kan en moet zelf
de keuze maken voor de aard en omvang van het gezin. Bovendien
is er onvoldoende politiek en maatschappelijk draagvlak voor een
geboorte olitiek. Indien er wel draagvlak zou zijn, dan is waarp
schijnlijk de daling van de bevolking noch met bevolkingspolitiek,
noch met immigratie tegen te gaan (Derks et al., 2006).
De laatste vraag is of een daling van de bevolking op termijn nu
wel zo problematisch is. De bevolkingsexplosie in de twintigste
eeuw heeft namelijk geresulteerd in veel aanspraken op schaarse
bronnen, zoals ruimte, milieu en natuur. De ecologische consequenties van een actieve bevolkingspolitiek zijn naar verwachting
dramatisch, omdat er nog weinig hoopvolle vooruitzichten op duurzame samenlevingen zijn. Bevolkingsdaling en vergrijzing hoeven
ook geen bedreiging voor de welvaart te vormen. Uit onderzoek van
het CPB (2004) blijkt namelijk dat de welvaart in Nederland ook
bij vergrijzing en een afname van de bevolkingsomvang nog blijft
toenemen. Technologische innovaties kunnen eveneens bijdragen
aan verantwoorde economische groei en een toenemende arbeidsproductiviteit. Verder wordt vergrijzing vaak eenzijdig in verband
gebracht met extra kosten, bijvoorbeeld in de gezondheidszorg.
Daar staan echter ook baten tegenover, zoals besparingen in de
(fysieke) infrastructuur en een lagere filedruk. Ook kan vergrijzing
en ontvolking de druk op schaarse goederen verminderen. De
kosten van vergrijzing hoeven bovendien niet allemaal afgewenteld
te worden op de overheid. Vergrijzing is een kans om de zorg en
verantwoordelijkheid voor hulpbehoevende ouderen weer (deels)
zelf ter hand te nemen. Dat is pas echte solidariteit.
De demografische ontwikkelingen in Nederland zijn geen bedreiging,
maar een uitdaging. Een actief overheidsbeleid is niet wenselijk,
wel een heroriëntatie op bestaand beleid. Daar is geen pessimisme,
maar realisme voor nodig.
LITERATUUR
Bruchem, R. van en M. Neuteboom (2006) Premie op kind zal Nederland laten
groeien. Trouw, 18Â februari.
Centraal Planbureau (2004) Vier vergezichten op Nederland. Den Haag: CPB.
Derks, W., P. Hovens en L.E.M. Klinkers (2006) Structurele bevolkingsdaling: een
urgente nieuwe invalshoek voor beleidsmakers. Den Haag: Ministerie van Verkeer en
Waterstaat.
Nederpelt, J. van (2007) Vergrijzing is golf die voorbijgaat. Trouw, 27 juli.
Oudman, J. (2007) Ontvolking zal armoede brengen. Trouw, 3Â augustus.
Verwest, F., F. van Dam en C. de Groot (2007) Krimp bestrijden of begeleiden?
Openbaar Bestuur, 17(4), 25–28.
DENNIS DE KOOL
Postdoc aan de Erasmus Universiteit Rotterdam
ESB
5 oktober 2007
603