Het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking is in Europa slechts twee derde van dat in de Verenigde Staten en ook de productiviteitsgroei blijft in Europa substantieel achter. Maar zijn Amerikanen daarmee ook beter af?
In het kort
- In Europa is welvaart beter verdeeld. Wie beneden modaal verdient, heeft het in Europa beter dan in Amerika.
- Vergeleken met de Verenigde Staten genereert Europa de welvaart tegen de helft van de CO2-uitstoot en het watergebruik.
- Een eenzijdige focus op financieel-economische indicatoren gaat ten koste van de aandacht voor duurzaamheid en inclusiviteit.
Het bruto binnenlands product (bbp) per hoofd van de bevolking is al sinds de Tweede Wereldoorlog hoger in Amerika dan in de Europese Unie, en vooral het toenemende verschil tussen beide landen vanaf de jaren negentig baart politici, beleidsmakers en analisten zorgen. Zo kopte de Volkskrant onlangs dat Amerika ‘mijlenver’ voor ligt op Europa. Ook Draghi (2024) wijst in zijn langverwachte rapport over het Europees concurrentievermogen op zorgwekkende verschillen: sinds 2000 is het gemiddeld besteedbaar inkomen in de VS dubbel zo hard gegroeid als dat in Europa. Bovendien raakt de Europese arbeidsproductiviteit sinds 1995 steeds verder achterop.
Vaak wordt aangenomen dat de bevolking in Amerika met een gemiddeld hoger besteedbaar inkomen ook beter af is dan de bevolking in Europa. Financiële indicatoren vertellen echter maar een deel van het verhaal. Als we breder naar de welvaart kijken (zie kader 1 en tabel 1), blijkt dat Europa in veel opzichten sterker presteert. Dit artikel maakt deze vergelijking stap voor stap.

Kader 1: Een breed perspectief op welvaart
De invloedrijke rapporten van Brundtland (1987), Stiglitz-Sen-Fitoussi (Stiglitz et al., 2009) en de Conference of European Statisticians (UNECE, 2013) hanteren een breder perspectief op de welvaartsontwikkeling dan het nationaal inkomen biedt (Jansen et al., 2024). In deze werken worden drie conceptuele dimensies onderscheiden om welvaart te meten. Ten eerste de huidige welvaart: de welvaart hier en nu, waarbij onder andere wordt gekeken naar thema’s als gezondheid, onderwijs, materiële welvaart en geluk. Ten tweede de inclusiviteit van de welvaart: de verdeling van welvaart, waarbij wordt gekeken naar armoede, ongelijkheid in inkomen, onderwijs en gezondheid, en naar specifieke thema’s als gendergelijkheid. En ten derde de duurzaamheid van de welvaart: dit betreft huidige condities die invloed hebben op welvaart in de toekomst. Thema’s als klimaatverandering, biodiversiteit, onderwijs en innovatie spelen hier een belangrijke rol.
Nederland hanteert deze methodiek eveneens in de Monitor Brede Welvaart, waarbij inclusie terugkomt in twee verschillende hoofdstukken: ‘De verdeling van brede welvaart’ en ‘Brede welvaart elders’. Er zijn ook meerdere internationale initiatieven die het raamwerk van Brundtland-Stiglitz volgen. Zo is er binnen de Verenigde Naties een traject opgezet om een geharmoniseerde meetstandaard te ontwikkelen en te institutionaliseren. Binnen OESO-landen zijn aanbevelingen van het Better Life Framework (OESO, 2011) reeds invloedrijk, hoewel ze op verschillende wijzen worden geïmplementeerd. De Europese Commissie heeft ook een initiatief voor Sustainable and Inclusive Wellbeing.
HDI en levenstevredenheid
Een eerste indicatie dat de welvaart in Europa wel eens hoger zou kunnen liggen dan in Amerika is de Human Development Index (HDI). Deze index geeft een score aan een land op basis van gezondheids-, onderwijs- en inkomensdata en wordt samengesteld door de Verenigde Naties. Amerika scoort er weliswaar in alle jaren sinds 1990 hoger op dan Europa, maar dit verandert als verdeling en duurzaamheid meegenomen worden. De voor ongelijkheid gecorrigeerde Human Development Index laat zien dat de EU het sinds 2018 beter doet dan Amerika (UNDP, 2024). De voor milieu gecorrigeerde HDI toont daarnaast dat de EU het sinds de start van de meting in 1990 beter doet dan Amerika. De gemiddelde welvaart in het hier en nu mag dan in veel aspecten hoger zijn in de VS, de EU slaagt er beter in om die welvaart te verdelen en minder schade te berokkenen aan het milieu.
Op subjectieve indicatoren, zoals enquêtes naar levenstevredenheid (life satisfaction, de meestgebruikte indicator voor geluk), scoort Amerika een beetje beter. De levenstevredenheid in de EU is in de periode van 2007–2020 toegenomen en daarna gedaald tot een niveau van 6,5 in 2022 (waarbij 0 het slechtst denkbare leven voor iemand is, en 10 het best denkbare leven). In Amerika is er al sinds 2007 sprake van een dalende trend in levenstevredenheid, waarbij het cijfer is gedaald van 7,5 naar 6,7 in 2022 (Helliwell et al., 2024).
Het hogere niveau van levenstevredenheid in Amerika kan voor een groot deel worden verklaard door het hogere bbp per hoofd van de bevolking. Daarnaast scoren Amerikanen beter op vrijheid om eigen levenskeuzes te maken. Qua sociale relaties, waarvan ook bekend is dat het levenstevredenheid beïnvloedt, scoort Europa vergelijkbaar met Amerika (Helliwell et al., 2024).
Materiële welvaart
Amerikanen zijn materieel welvarender. In 2023 bedroeg het Amerikaanse bbp per hoofd in PPP-eenheden van 2023 ruim 54.000 euro, tegenover afgerond 37.000 euro in de EU (data: World Inequality Database). Specifiek voor Nederland geldt dat het gemiddelde inkomen per hoofd van de bevolking lager is dan in 33 van de 50 Amerikaanse staten (Erixon en Guinea, 2023). Amerikanen zijn bovendien gemiddeld bijna een ton rijker dan Europeanen, met een gemiddeld bezit ter waarde van 320.000 euro in 2022, tegen 230.000 euro in Europa.
Als we de verdeling van de materiële welvaart meewegen, komt Europa beter uit de bus. Het hogere gemiddelde nationale inkomen in Amerika is vooral toe te schrijven aan een relatief kleine groep met een heel hoog inkomen: de inkomensongelijkheid is in Amerika zowel voor als na hervderling aanzienlijk groter dan in Europa (data: World Inequality Database). Zelfs na herverdeling via de belastingen, ontvangt de top één-procent in Amerika bijna vijftien procent van de totale inkomsten in 2022, een aandeel dat twee keer zo groot is als in Europa (figuur 1a). Veelzeggend is dat, sinds 2017, de onderste helft van de bevolking in Europa een hoger gemiddeld inkomen heeft dan de onderste helft in Amerika.
Dat het minder rijke deel van de samenleving in Amerika relatief slecht af is, vertaalt zich ook in de indicatoren van relatieve armoede, gemeten als percentage van de bevolking die minder dan de helft van het mediane huishoudensinkomen verdient. In Amerika ligt dit percentage op 15,2, wat volgens data van de Wereldbank aanzienlijk hoger is dan armoederatio’s voor de meeste Europese landen inclusief Griekenland (13,0), Italië (12,8), Litouwen (13,6), Nederland (10), Slovenië (7,7) en Spanje (14,4).
De Amerikaanse institutionele structuren, zoals de beperkte mobiliteit in het onderwijssysteem (Chetty et al., 2020), zorgen voor relatief grote ongelijkheid voorafgaand aan de herverdeling via belasting (Blanchet et al., 2022). Het Amerikaanse belastingsysteem, dat relatief veel herverdeelt in vergelijking met andere landen (Fisher-Post en Gethin, 2023), kan die initiële ongelijkheid vervolgens niet goedmaken. Daar komt bij dat de nivellering in Amerika voornamelijk via publieke uitgaven aan gezondheidszorg loopt, en omdat Amerika disproportioneel hoge zorgkosten kent, is dit relatief inefficiënt in termen van welvaartsopbrengsten per eenheid investering.
Het ongelijke inkomensbeeld herhaalt zich bij het vermogen. Ondanks dat de onderste helft van de bevolking zowel in de EU als in Amerika nauwelijks bezit heeft, staat ook hier de onderste helft van de bevolking er in Europa beter voor dan in Amerika (figuur 1b). De relatief goede positie van de middenklasse in Europa kan gelinkt worden aan huizenbezit. In Europa zijn de prijzen van vastgoed in de periode van 2000-2020 relatief hard gestegen ten opzichte van financiële instrumenten zoals aandelen en obligaties. In Amerika is dat andersom. Aangezien financiële instrumenten met name in handen zijn van de rijksten, heeft dit in Amerika tot een vergroting van de ongelijkheid geleid (Blanchet en Martínez-Toledano, 2023).

Niet-financiële welvaartsindicatoren
Op veel niet-financiële indicatoren scoort Europa beter dan de Verenigde Staten. Zo scoort Europa beter op fysieke gezondheid. De gemiddelde levensverwachting ligt sinds 2000 in Europa hoger dan in Amerika, met een levensverwachting van 76 in Amerika en 80 in Europa in het jaar 2020. Op het vlak van onderwijs lijkt Amerika het echter beter te doen met een gemiddeld aantal jaar van onderwijs van 13,7 jaar, tegen 12,2 in Europa (data: Wereldbank).
Wat betreft arbeidsinzet is het beeld gemengd. De werkloosheid is veelal hoger in Europa dan in de Verenigde Staten, maar in Europa werkt een groter deel van de bevolking (hogere arbeidsparticipatie) terwijl men gemiddeld minder uren maakt. In Amerika participeert 79 procent van de 25- tot 64-jarigen in 2023, terwijl dit in Europa 82,2 procent is. In Nederland lag dit in 2023 met 86 procent nog een stuk hoger (data: OESO). Het aantal gewerkte uren per jaar (door werkenden in loondienst en zelfstandigen) bedraagt 1.640 uur in Europa en 1.765 uur in Amerika. Binnen de EU zijn er daarbij wel aanzienlijke verschillen: in 2019 werkten mensen in Griekenland gemiddeld 2.036 uur, terwijl men in Nederland gemiddeld 1.440 uur werkte (Feenstra et al., 2015).
Een ander relevant aspect is veiligheid, waarvoor het aantal moorden doorgaans als maatstaf dient (OESO, 2014). Dat is aanzienlijk lager in Europa dan in Amerika. In Europa is het aantal gedaald van 2 moorden per 100.000 mensen in 1990 naar 0,8 in 2021. In Amerika daalde het aantal moorden van 9,8 in 1991 naar 4,4 in 2014. Sindsdien is het toegenomen naar 6,8 moorden in 2021 (data: Wereldbank).
Historisch gezien scoort Amerika weer beter op verschillende institutionele indicatoren die eveneens bepalend zijn voor de welvaart, doordat ze samenhangen met de bescherming van mensenrechten, vrijheid, veiligheid en stabiliteit. Figuur 2 laat zien dat Amerika het in 2020 op drie van de vijf indicatoren beter doet dan het EU-gemiddelde. Enkel op ‘politieke stabiliteit en afwezigheid van geweld’ doet Amerika het relatief minder, en sinds 2017 ook op inspraak en verantwoording (data: Wereldbank).
Wat verder opvalt is dat in Europa sinds 2014 drie van de vijf indicatoren verslechteren en in Amerika sinds 2017 zelfs alle indicatoren een dalende trend laten zien. Voor de periode na 2020 zijn nog geen cijfers bekend, maar het is aannemelijk dat deze dalende trend verder doorzet en mogelijk versnelt onder president Trump. In Nederland is deze dalende trend alleen zichtbaar voor de rechtsstaat.
Kijken we specifiek naar gendergelijkheid, dan doet Amerika het over het algemeen beter op indicatoren gelinkt aan de arbeidsmarkt, en Europa op gezondheid en politieke participatie (UNDP, 2024).

Milieu-impact
De welvaart in de EU wordt gegenereerd met minder milieu-impact. De CO2-voetafdruk per hoofd van de bevolking en het watergebruik zijn dubbel zoveel in Amerika als in Europa. De materiële voetafdruk is in Amerika vijftig procent groter dan die in Europa. Echter, ook de EU zit ruim boven de mondiale gemiddeldes voor de CO2-voetafdruk en materiële voetafdruk (UNDP, 2024).
Indicatoren voor landgebruik, zoals het percentage bossen en agrarische gebieden, laten geen duidelijke verschillen tussen beide regio’s zien. Daarentegen is er in Amerika aanzienlijk minder luchtvervuiling.
Qua voetafdrukongelijkheid zie je dat Amerika een grotere ongelijkheid heeft in CO2-emissies dan Europa (figuur 3). De top één-procent is hier verantwoordelijk voor een substantieel groter deel van de totale emissies dan in Europa het geval is. Meer algemeen toont deze grafiek duidelijk dat de ongelijkheid in het veroorzaken van broeikasgasemissies heel groot is. In Amerika veroorzaakt de top één-procent van de rijkste inwoners meer dan zestien keer zoveel uitstoot als de onderste vijftig procent.

Bredere blik op de concurrentiepositie
Amerika scoort doorgaans beter op indicatoren van gemiddelde welvaart, zoals de HDI en levenstevredenheid, maar Europa is beter in staat om welvaart te verdelen en berokkent daarbij minder schade aan het milieu. Desondanks staat ook Europa voor cruciale en grote opgaven, waarbij een brede blik noodzakelijk is.
Draghi (2024) wijst terecht op de buitenlandse afhankelijkheden die Europa kwetsbaar maken en de belangrijke rol die is weggelegd voor de overheid om te voorkomen dat transities niet tot grotere ongelijkheid leiden, zoals dat in Amerika het geval is.
Tegelijkertijd lijkt Draghi vast te zitten in een oud denken, waarbij een stimulans van de economische groei en toenemende productiviteit de enige manier zouden zijn om de de Europese waarden van ‘prosperity, equity, freedom, peace and democracy in a sustainable environment’ te borgen. Hij stelt zelfs dat Europa zijn reden van bestaan heeft verloren zodra er trade-offs optreden tussen deze waarden. Maar is het niet juist de eenzijdige focus op groei van het nationaal inkomen en productiviteit geweest die dergelijke trade-offs heel tastbaar heeft gemaakt? Het is van cruciaal belang om brede welvaartsontwikkelingen in acht te nemen bij discussies over onze concurrentiepositie.
Institutionele versterking
Het verleggen van het beleidsdoel van ‘smalle’ naar ‘brede’ welvaart kan alleen slagen als instituties, waaronder nationale overheden en internationale organisaties als de VN, inclusiever worden, waardoor zij effectiever kunnen inspelen op de uitdagingen en behoeften van deze tijd. Juist hier zijn wereldwijd zorgen: de recente verslechtering van institutionele indicatoren, het afnemende vertrouwen in instituties en de toename van polarisatie vormen potentieel serieuze obstakels voor welvaartsontwikkeling (Scharfbillig et al., 2021; OESO, 2024). De verkiezing van Donald Trump in de Verenigde Staten verscherpt die zorgen.
Om het vertrouwen in instituties mondiaal, regionaal en nationaal te verbeteren, dienen deze instituties representatiever en inclusiever te worden. Betere inspraak versterkt niet alleen het institutioneel vertrouwen, maar draagt ook bij aan beleid dat beter aansluit op lokale realiteiten en behoeften, zowel op korte als op lange termijn (Rovers, 2022). Institutioneel vertrouwen is ook van belang om de slagkracht van internationale instituties te waarborgen. Slagkracht die essentieel is om de uitdagingen van deze tijd, waaronder klimaatverandering, autocratisering en de macht van big tech, het hoofd te bieden.
Alle tegenwerking ten spijt is daarom de recente toezegging van staatshoofden en regeringsleiders in het Pact for the Future om de Verenigde Naties inclusiever en representatiever te maken een positief signaal. En op meer nationaal en lokaal niveau is de opkomst van burgerberaden een hoopvolle ontwikkeling.
Beter meten sowieso nuttig
Een politiek weinig omstreden, maar wel cruciale stap voor institutionele versterking is de ontwikkeling van nieuwe denk- en beleidskaders gericht op de welvaart. In Nederland zien we al stappen in deze richting, zoals de Monitor Brede Welvaart en de nieuwe missie van de Sociaal-Economische Raad voor “het bevorderen van brede welvaart waar samenleving, economie en milieu in balans zijn, hier en nu, later en elders”. Een volgende stap zou zijn om een brede welvaartstoets te integreren in de interne financieringskaders van zowel de EU als nationale overheden.
Ook internationaal ligt hier een grote opgave in het komen tot een mondiaal geharmoniseerd en geïnstitutionaliseerd systeem om brede welvaart te meten, analoog aan het systeem dat bestaat voor het bbp. Recente initiatieven van de VN, zoals de totstandkoming van een high-level expert group on beyond-GDP en herziening van de System of National Accounts, om ook (economisch) welzijn en duurzaamheid te erkennen zijn daarin belangrijke stappen.

Literatuur
Blanchet, T., en C. Martínez-Toledano (2023) Wealth inequality dynamics in Europe and the United States: Understanding the determinants. Journal of Monetary Economics, 133, 25–43.
Blanchet, T., L. Chancel en A. Gethin (2022) Why Is Europe More Equal than the United States? American Economic Journal: Applied Economics, 14 (4): 480–518.
Brundtland (1987) Our common future. World Commission on Environment and Development, Brundtland-rapport.
Chetty, R., J. N. Friedman, E. Saez, N. Turner en D. Yagan (2020) Income Segregation and Intergenerational Mobility Across Colleges in the United States. The Quarterly journal of economics 135, 1567–1633.
Draghi, M. (2024) The future of European competitiveness. Europese Commissie, Rapport, september.
Erixon, F., O. Guinea en O. du Roy (2023) If the EU was a State in the United States: Comparing economic growth between EU and US States. ECIPE Policy Brief, 07/2023.
Feenstra, R.C., R. Inklaar en M.P. Timmer (2015) The next generation of the Penn World Table. The American Economic Review, 105(10), 3150–3182.
Fisher-Post, M. en G. Amory (2023) Government Redistribution and Development: Global Estimates of Tax-and-Transfer Progressivity, 1980-2019. PSE Working Papers
Helliwell, J.F., R. Layard, J.D. Sachs et al. (red.) (2024) World Happiness Report 2024. University of Oxford, Wellbeing Research Centre.
Jansen, A., R. Wang, P. Behrens en R. Hoekstra (2024) Beyond GDP: A review and conceptual framework for measuring sustainable and inclusive wellbeing. The Lancet Planetary Health, 8(9), e695–e705.
OESO (2011) How’s life? 2011: Measuring well-being. OECD Publicatie, 12 oktober.
OESO (2014) How was life?: Global well-being since 1820. OECD Publicatie, 2 oktober.
OESO (2024) OECD survey on drivers of trust in public institutions – 2024 results: Building trust in a complex policy environment. OECD Rapport, 10 juli.
Rovers, E. (2022) Nu is het aan ons: Oproep tot echte democratie. Amsterdam: De Correspondent Uitgevers.
Scharfbillig, M., L. Smillie, D. Mair et al. (2021) Values and identities: A policymaker’s guide. Publications Office of the European Union, 17 november.
Stiglitz, J.E., A. Sen en J.-P. Fitoussi (2009) Report by the Commission on the Measurement of Economic Performance and Social Progress. Te vinden op ec.europa.eu.
UNDP (2024) Human Development Report 2023/2024: Breaking the gridlock –reimagining cooperation in a polarized world. United Nations Development Programme.
UNECE (2013) Conference of European Statisticians recommendations on measuring sustainable development. United Nations Economic Commission for Europe.
Auteurs
Categorieën