Ga direct naar de content

Maatschappelijk meten met gewicht

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 11 2003

Maatschappelijk meten met gewicht
Aute ur(s ):
Graafland, J.J. (auteur)
Eijffinger, S.C.W. (auteur)
Graafland is hoogleraar Economie en Ethiek en tevens directeur van het Centrum voor Maatschappelijk Ondernemen (CMO) aan de Universiteit
van Tilb urg. Eijffinger is hoogleraar Financiële Economie aan dezelfde universiteit. De auteurs danken Nelleke Stoffele, Hugo Smid en Annemieke
Coldeweijer voor hun b ijdrage aan het onderzoek. graafland@uvt.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 88e jaargang, nr. 4408, pagina 324, 11 juli 2003 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):
ondernemen

Het meten van maatschappelijk ondernemen is een donker bos met vele paadjes. Kwalitatief meten via individueel, sectoraal en door
ngo’s toegekende gewichten levert opmerkelijke resultaten.
Maatschappelijk ondernemen betekent dat bedrijven verantwoordelijkheid nemen voor de maatschappelijke effecten van hun
activiteiten1. De noodzaak daartoe wordt zowel door de overheid, het bedrijfsleven als door maatschappelijke organisaties
onderschreven. Hoewel de overheid een belangrijke regulerende rol heeft, mist zij de expertise om gewenst gedrag af te dwingen.
Individuele burgers en maatschappelijke organisaties spreken daarom het bedrijfsleven direct aan op zijn maatschappelijke bijdrage.
Aanspreken op verantwoordelijkheden kan niet zonder een evenwichtige beoordeling op grond van gerealiseerde resultaten. Daarvoor is
het nodig dat de maatschappelijke bijdrage van bedrijven zoveel mogelijk geobjectiveerd wordt. Als door maatstafvergelijking
(‘benchmarking’) zichtbaar wordt wat de maatschappelijke prestatie is van een onderneming, kunnen maatschappelijk actoren, zoals
consumenten en niet-gouvernementele organisaties, gerichter prikkels bieden om maatschappelijk ondernemen te bevorderen. Dit biedt
via het reputatiemechanisme bedrijven die zich in positieve zin onderscheiden een extra voordeel, waardoor de prikkel tot
maatschappelijk ondernemen toeneemt.
Ondanks deze belangrijke voordelen ontbreekt tot nu toe een systematisch en algemeen aanvaard beoordelingssysteem waarmee het
maatschappelijk ondernemen in kaart kan worden gebracht. De reden hiervoor is dat de maatschappelijke bijdrage van onder-nemingen
moeilijk te meten is. Het gaat immers om een veelheid van onderling moeilijk vergelijkbare aspecten, zoals handhaving van de
mensenrechten, voorkoming of reïntegratie van arbeidsongeschikten en bieden van gelijke kansen aan minderheden. Bovendien
verschilt de omgeving waarin bedrijven opereren vaak dermate, dat bij de beoordeling van de maatschappelijke bijdrage met
verschillende maatstaven rekening moet worden gehouden. Milieueffecten zijn bijvoorbeeld van groot belang voor een onderneming in
de bouwnijverheid of chemische industrie, maar spelen nauwelijks in de financiële dienstverlening.
Een ander probleem bij de beoordeling van de bijdrage op het gebied van maatschappelijk ondernemen is dat de weging van de
verschillende aspecten berust op waardeoordelen. Omdat belanghebbenden, zoals aandeelhouders, werknemers, leveranciers, afnemers
en niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) verschillende waarden en belangen kennen, is een objectieve weging van de verschillende
aspecten van maatschappelijk ondernemen niet mogelijk2
Moeten wij daarom concluderen dat de maatschappelijke bijdrage van een onderneming in het geheel niet meetbaar is en ondernemingen
in dit opzicht niet kunnen worden vergeleken? Naar ons oordeel is het wel degelijk zinvol verschillende maatstaven te definiëren die een
indicatie vormen van deze bijdrage. Mits onder-nemingen en belanghebbenden als geheel er mee instemmen dat deze maatstaven
inderdaad een relevante afspiegeling vormen van maatschappelijk ondernemen, zijn de scores van ondernemingen informatief en
vergelijkbaar.
Methode
Om de informatiewaarde en vergelijkbaarheid te onderzoeken, hebben wij een vragenlijst ontwikkeld met zeventig maatstaven. Bij ieder
van deze aspecten werden drie opties Wat voor opties? onderscheiden, gewaardeerd met 0, 1/2 of 1. De vragenlijst is toegestuurd aan
ruim driehonderd grote ondernemingen in de bouwnijverheid, de chemische sector, de handel en het bankwezen. De respons bedroeg
iets minder dan twintig procent. tabel 1 geeft een gecomprimeerd overzicht van de verschillende aspecten.

Tabel 1. Aspecten van maatschappelijk ondernemen onderscheiden naar belanghebbenden
werknemers
mensenrechten, gelijke kansen voor vrouwen, gelijke kansen voor minderheden,

training, veiligheid en gezondheid, partici-patie, integriteit, collegialiteit
leveranciers
productveiligheid, milieueffecten van product dan wel productieproces,arbeidsomstandigheden, respect voor leverancier
klanten
kwaliteit en veiligheid van product, aanbieden van duurzaam alternatief, respect
voor klant
samenleving als geheel
milieu effecten van product en productieproces, actieve dialoog met milieuorganisaties, reïntegratie van arbeidsongeschikten, bijdrage aan vermindering armoede
derde wereld, bijdrage aan lokale omgeving
aandeelhouders
voorkoming van handel met voorkennis, winstgevendheid
concurrenten
respect voor intellectueel eigendom van concurrenten, maatregelen ter voorkoming
van prijsafspraken, maatregelen ter voorkoming van steekpenningen
organisatie van ethiek
gedragscode, ISO-certificering, externe audits, sociaal verslag, sociaal handboek,
ethiekcommissie, ethische training

In vergelijking met andere recente pogingen in de literatuur (zie tabel 2), is het meest vernieuwende aspect van onze methode dat de
ondernemingen niet is alleen gevraagd om hun score met betrekking tot de verschillende aspecten van het maatschappelijk verantwoord
ondernemen te vermelden, maar in een tweede vragenlijst ook een gewicht aan te geven van het belang dat zij hechten aan ieder van deze
aspecten. Dit tweede deel van de vragenlijst werd ook aan niet-gouvernementele organisaties gestuurd, zoals de NOVIB, het Wereld
Natuur Fonds en Milieudefensie. Dit maakt het mogelijk de weging van de verschillende aspecten van maatschappelijk verantwoord
ondernemen te baseren op de mening van personen die werkzaam zijn binnen de onderneming of ngo’s. Ook gebruiken wij deze
informatie om te onderzoeken in hoeverre de gewichten van verschillende aspecten van maatschappelijk ondernemen afhangen van de
individuele situatie van het bedrijf, de sector waartoe deze behoort of van de belanghebbende (onderneming dan wel ngo).

Tabel 2. Enkele recente methoden van maatstafvergelijking
focus
Krut en Munis
Graves e.a.

Vlek e.a.
onze
benadering

kwantitatief/kwalitatief

methode van weging

ecologisch,
19 categorieën
economisch, sociaal
en ecologisch, 7
categorieën
economisch sociaal en
ecologisch
economisch, sociaal
en ecologisch, 70
categorieën

kwalitatief,
typografische symbolen
kwantitatief (gemeten op
een schaal van -2 tot
plus 2)
mix

geen weging
gelijke gewichten

verschillende
gewichten
gewichten
gebaseerd op
opinies van
ondernemingen en
ngo’s

kwantitatief (gemeten op
een schaal van 0, 1/2, 1)

Bronnen: R. Krut en K. Munis, Sustainable industrial development: benchmarking environmental policies and reports, Greener
Management International, nr. 21, 1998, blz. 88-98; 100 Best corporate citizens, Business Ethics, jrg. 11, nr. 2, 2002, blz. 8-13;
C.A.J. Vlek e.a. (zie noot 1).

Sectoren vergeleken
tabel 3 geeft de gemiddelde scores weer voor verschillende bedrijfstakken, waarbij de zeventig aspecten van maatschappelijk
ondernemen op vier verschillende manieren zijn gewogen. In de eerste plaats door per bedrijf de gewichten te gebruiken die het bedrijf
zelf aangaf. In de tweede plaats door middel van sector-specifieke gewichten, door de individuele gewichten te middelen over bedrijven
die behoren tot een bepaalde sector. In de derde plaats door middel van niet-sectorspecifieke gewichten; hier werd gemiddeld over het
totaal van bedrijven in alle vier sectoren. In de vierde plaats beoordelen we de bedrijven door de gemiddelde gewichten van de ngo’s te
gebruiken.

Tabel 3. Gemiddelde scores voor verschillende gewichten per bedrijfstak bij meten met gewichten
gewicht toegekend o.b.v.

bouwnijverheid

individuele gewichten
0,65
sectorspecifieke gewichten
0,59
niet-sectorspecifieke gewichten
0,59
ngo-gewichten
0,58

handel

chemie

0,46
0,45

0,70
0,69

0,44
0,43

bankwezen
0,70
0,60

0,68
0,66

0,60
0,58

Zoals verwacht zijn de individuele scores het hoogst indien deze worden gewogen met de gewichten die de bedrijven zelf aangeven.
Deze bevinding kan op tweeërlei wijze worden geïnterpreteerd. Enerzijds kan het erop duiden dat bij de weging van de aspecten rekening
moet worden gehouden met heel bedrijfsspecifieke aspecten die niet voor andere bedrijven binnen dezelfde sector gelden. Een andere

interpretatie van deze uitkomst is dat de weging door de bedrijven zelf zeer subjectief is. Immers, ondernemingen hebben de neiging om
vooral die aspecten als belangrijk te beoordelen waar zijzelf goed op scoren.
De gemiddelde score loopt verder terug als ook geen rekening wordt gehouden met sectorspecifieke gewichten. De laagste score wordt
bereikt wanneer de gewichten gebaseerd worden op de visie van de ngo’s. Blijkbaar zijn deze het meest kritisch bij het leggen van
accenten op bepaalde moeilijker vervulbare aspecten van maatschappelijk ondernemen. Overigens is het verschil tussen de laatste drie
vormen van weging betrekkelijk gering.
Wie presteert het best?
Vergelijken wij de uitkomsten per sector, dan blijkt dat de bedrijven uit de chemische sector in alle gevallen gemiddeld het hoogste
scoren. Verrassend genoeg doet de bouwnijverheid ondanks de bouwfraude het vrijwel even goed als het bankwezen, dat in het
algemeen minder goed scoort dan verwacht werd. Een verklaring kan zijn dat bouwbedrijven terughoudend zijn geweest bij het invullen
van de vragen die betrekking hebben op concurrentieverhoudingen. In de handel, tot slot, is maatschappelijk ondernemen nog het minst
aanwezig. Een belangrijke verklaring hiervoor is dat de bedrijven uit deze sector in ons onderzoek in vergelijking met de bedrijven uit de
andere sectoren relatief klein zijn. Zij staan derhalve minder aan publiciteit bloot, terwijl ook hun kleine schaal het moeilijk maakt om
professionele instrumenten voor maatschappelijk ondernemen te ontwikkelen, zoals het ontwikkelen van een gedragscode en de
onafhankelijke controle daarop. Het is dan ook evident dat hier een verantwoordelijkheid ligt voor de brancheverenigingen in de sector
om deze instrumenten verder te ontwikkelen.
Het neusje…
tabel 4 geeft de top tien van de Nederlandse bedrijven, die aan ons onderzoek deelnamen, overeenkomstig de vier verschillende
gewichten. In bijna alle gevallen blijkt DSM de hoogste score te krijgen, gevolgd door Cytec Industries. Verder komt Stauffer Chemical
tot de top tien. Toch ontbreken ook bedrijven uit andere sectoren niet. Van de bedrijven uit de bouwnijverheid doen vooral Dura Vermeer
Groep, Van Straten Groep en Grontmij het goed. Ook beheer- en beleggingsmaatschappij Teerenstra valt in deze sector. Bij het
bankwezen springen Fortis Bank Nederland, ING Bank, Bank Nederlandse Gemeenten en de Nederlandse Waterschapsbank eruit.
Ondernemingen uit de handel ontbreken in de top tien om eerder genoemde redenen. Letten wij uitsluitend op deze sector, dan doen
vooral we International en Walstraat Holding het goed.

Tabel 4. Top tien van Nederlandse bedrijven volgens de verschillende gewichten
individueel gewogen

sectoraal gewogen

niet-sectoraal gewogen

ngo-gewogen

1. Cytec Industries
2. DSM
3. ING Bank

DSM
Cytec Industries
Beheer- en Beleggingsmaatschappij

DSM
Cytec Industries
Beheer – en BeleggingsTeerenstra

4. Dura Vermeer Groep

Fortis Bank
Fortis Bank Nederland
Nederland
(Holding)
(Holding)
Dura Vermeer Groep Dura Vermeer Groep

DSM
Cytec Industries
Beheer – en
Beleggingsmaatschappij Teerenstra
Fortis Bank
(Holding)

5. Fortis Bank
Nederland (Holding)
6. Bank Nederlandse
Gemeenten
7. Nederlandse Waterschapsbank
8. Van Straten groep
9. Koninklijke Volker
Wessels Stevin
10. Grontmij

Dura Vermeer Groep

Stauffer Chemical

Stauffer Chemical

Stauffer Chemical

Bank Nederlandse
Gemeenten
ING Bank
Grontmij

Grontmij

ING Bank

ING Bank
Van Straten groep

Grontmij
Van Straten groep

Van Straten groep

Bank Nederlandse
Gemeenten

Koninklijke Volker
Wessels Stevin

…van welke zalm?
Belangrijker dan de precieze rangorde is de verrassende uitkomst dat deze rangorde nauwelijks wijzigingen ondergaat indien de wijze
waarop de zeventig aspecten worden gewogen zich wijzigt. Dit geldt niet alleen voor de top tien, maar ook voor de 47 andere bedrijven
die meewerkten aan het onderzoek. Dit blijkt bijvoorbeeld uit figuur 1, waarin de maatstafwaarden volgens de ngo-visie zijn afgezet tegen
de waarden volgens de gemiddelde visie van de ondernemers in alle sectoren.

Figuur 1. Maatstaf-vergelijking volgens ngo-visie en visie van ondernemers
Alle punten liggen zeer dicht bij de 45°-as. Een soortgelijke uitkomst wordt gevonden indien de maatstaf op basis van de
sectorspecifieke visie wordt afgezet tegen de maatstaf op basis van de gemiddelde gewichten van alle ondernemingen.
Alleen in het geval dat de score van een individueel bedrijf wordt gebaseerd op gewichten opgegeven door de onderneming zelf zijn de
afwijkingen groter, maar ook dan zijn deze beperkt. De top tien uit de eerste kolom treffen wij in iets gewijzigde volgorde ook aan in de
andere kolommen.
Conclusie
Informatie op het gebied van sociale en ecologische (naast economische) parameters kan wel degelijk een indicatie vormen voor de
maatschappelijke bijdrage van een onderneming. Bedrijven dienen meer te worden gestimuleerd om deze informatie te publiceren en de
transparantie van hun maatschappelijke bijdrage te vergroten. Deze vorm van open communicatie versterkt immers de zelfregulering op
het gebied van maatschappelijk ondernemen. Ook sectorale organisaties zouden, indien nodig, dit proces kunnen stimuleren door
hiervoor nadere gedragsregels op te stellen.
Johan Graafland en Sylvester Eijffinger
Dit artikel is gebaseerd op: J. J. Graafland, S.C.W. Eijffinger, N.C.G.M. Stoffele, H. Smid en A.M. Coldeweijer, Corporate social
responsibility of Dutch companies: benchmarking and transparency, Centrum voor Maatschappelijk Ondernemen, Universiteit van
Tilburg, februari 2003, www.uvt.nl/wijsbegeerte/cmo

1 Zie ook C.A.J. Vlek, E.M. Steg, D. Feenstra, W.Gerbens-Leenis, S. Lindenberg, H. Moll, A. Schoot Uiterkamp, F. Sijtsma en A. van
Witteloostuijn, Een praktisch model voor duurzaam bedrijfspresteren, ESB, 12 juli 2002, blz. 524-527.
2 Zie ook: C.A.J. Herkströter en G.J. de Graaf, Verantwoord ondernemen en rapportage, ESB, 12 juli 2002, blz. 528-529.

Copyright © 2003 – 2004 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur