Ga direct naar de content

Loonconcurrentie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 7 1993

Loonconcurrentie
Aan het eind van de jaren zestig, begin zeventig
wordt het duidelijk dat de Nederlandse samenleving
een prijs moet betalen voor de grote economische
prestaties in twee voorgaande decennia. De overlegeconomie heeft er belangrijk aan bijgedragen dat
Nederland zich niet alleen opmerkelijk snel heeft
hersteld van de in de tweede wereldoorlog opgelopen schade en het verlies van Nederlands-Indie,
maar daarenboven een enorme expansie en structuurwijziging van de economic heeft weten te realiseren.
Relatief geruisloos is men er gezamenlijk in geslaagd
Nederland om te bouwen van een handeldrijvende,
dienstverlenende en landbouwende natie naar een
land waarin de Industrie de boventoon voert naast
een sterke sector handel, dienstverlening en vervoer.
De sterk gemoderniseerde landbouw neemt vanaf
dan de derde plaats in. De overlegeconomie zorgt ervoor dat de toegenomen welvaart gelijkmatiger dan
voorheen wordt verspreid over de bevolking. Dat
leidt tot massaconsumptie en massa-afzet, tot betere
huisvesting en scholing van de beroepsbevolking en
meer in het algemeen tot emancipatie van de arbeidersklasse, de middenklassen en de vrouwen. In de
jaren zestig wordt op golven van de telkenjare toenemende welvaart de verzorgingsstaat vrijwel voltooid.
Daarvoor moet echter een prijs worden betaald, die
in fasen aan de bevolking wordt gepresenteerd.
De uit zijn krachten gegroeide Industrie betaalt
aan het begin van de jaren zeventig het eerste deel
van de rekening. Nederland blijkt in belangrijke industriele sectoren niet in staat om te concurreren op
de wereldmarkt. Te hoge loonkosten gepaard aan te
weinig innovatie zorgen ervoor dat heel wat bedrijven voor Nederland verloren gaan. Zij sluiten hun
poorten, verplaatsen hun bedrijvigheid naar goedkope-lonenlanden of weten het innovatieproces in
een zodanige stroomversnelling te brengen dat ze na
enige tijd weer concurrerend zijn. Veel banen gaan
verloren en overtollig en/of moeilijk plaatsbaar personeel wordt afgevoerd via riante WAO-regelingen. Het
is even slikken, maar met enige tegenzin geeft Nederland een deel van zijn industriele bedrijvigheid prijs.
De nieuwe insteek is loonmatiging, maar vooral het
kennisintensiever maken van de Nederlandse economic. Wij richten ons zoveel mogelijk op de bovenste,
kennisintensievere en beter renderende segmenten
van de markt. Terzelfder tijd wordt het voor laag opgeleiden steeds moeilijker om betaald werk te vinden. Het riante stelsel van sociale zekerheid, aanvankelijk bedoeld als vangnet voor hen die struikelen,
vangt de moeilijk plaatsbare groepen op. De hoogte
van de uitkeringen en het koppelingsmechanisme
zorgen ervoor dat de.loonhoogte aan de onderkant
van de arbeidsmarkt zich in opwaartse richting blijft
bewegen. Dan is reeds duidelijk dat de te dure arbeid aan de onderkant van de markt zichzelf uit de
markt prijst. De overlegeconomie blijkt bereid deze
prijs te betalen, al beweert zij in tal van nota’s en cen-

ESB 6-10-1993

traal akkoorden dat de langdurige
en hardnekkige werkloosheid van
laaggeschoolden met voortvarendheid dient te worden aangepakt.
Nederland wordt een automatenland bij uitstek en saneert keer op
keer zijn aanbod van werkgelegenheid voor lager opgeleiden. Ook in
de collectieve sector is inmiddels
het adagium: met minder mensen
meer verrichten en wel van een betere kwaliteit. De begin jaren tachtig gevreesde tweedeling is inmiddels een feit. Meer dan twee miljoen mensen die geheel of ten dele
zouden kunnen voorzien in de kosten van hun levensonderhoud staan
aan de kant. De kosten van het onderhoud van dit
W.S.P. Fortuyn
reserveleger houden economic en samenleving inmiddels in een ijzeren greep. Zij doen ons ten minste
1% economische groei per jaar mislopen en dragen
bij aan onveranderlijk hoge brutoloonkosten. De
overlegeconomie blijkt niet in staat om de neerwaartse spiraal van bescheiden economische groei en toename van het reserveleger van arbeidskrachten te
doorbreken. Dat is het tweede deel van de rekening,
die wij heden krijgen gepresenteerd.
Het derde deel van de rekening is inmiddels in
de maak. Ook de veilig gewaande hogere segmenten
van produktie, dienstverlening en arbeid zijn nu aan
de beurt. Lang hebben we gedacht dat geavanceerde
administratie en dienstverlening, produktie en ontwerp blijvend zouden zijn voorbehouden aan de
hoogontwikkelde Westerse economieen. Dat blijkt
niet het geval te zijn. De nieuwe industrielanden beginnen een fors partijtje mee te blazen en ook hier
tegen lagere lonen dan de onze.
We staan met onze rug tegen de muur. We dachten dat we onszelf niet zouden hoeven aanpakken.
Het is nu duidelijk dat er loonconcurrentie zal moeten worden geleverd over de hele linie, van hoog tot
laag. Dat heeft ingrijpende gevolgen voor al die rigide structuren en institutes die we de afgelopen decennia hebben opgebouwd en ingericht. Onze hele
verzorgingsstaat zal op de helling moeten, inclusief
de algemeen verbindend verklaring van cao’s, arbeidscontracten van onbeperkte duur, het minimumloon en de bijstand, onze pensioenen en onze door
publiekrechtelijke regelingen afgedekte overlegeconomie. ledereen in Nederland die dat kan, moet
weer wat doen voor de kost, maar ook gevestigde
belangen en inkomens, het houden wat je hebt, komen in de gure wind te staan van de Internationale
concurrence. Nederland moet de wet van de remmende voorsprong van zich afschudden. Dat vereist
meer beweging, meer omgaan met onzekerheid en
vooral andere leiding. Kortom, het komende decennium wordt edit spannend.

Auteur