Look ma, no hands …!
Aute ur(s ):
Wolfson, D.J. (auteur)
Lid van de WRR en hoogleraar economie aan de Erasmus Universiteit
Ve rs che ne n in:
ESB, 82e jaargang, nr. 4098, pagina 223, 19 maart 1997 (datum)
Rubrie k :
Column
Tre fw oord(e n):
economische, orde
Fietsen heb je pas onder de knie als je je stuur kunt loslaten. Sturen is handig om het gezwabber te corrigeren bij het op- en afstappen,
of om een onverwacht obstakel te ontwijken, maar de rest is een kwestie van evenwicht. Zo is het ook met het aansturen van een
economie. ”Look ma, no hands”, riep de jonge Adam Smith al, vele jaren avant la vélocipède. Ik roep het nog maar eens, omdat veel
economen zich de laatste tijd gek laten maken door zwabberende fietsers die evidenties verkondigen over de verminderde relevantie
van de natie-staat, of bang zijn voor de EMU. Zoals alle goeroes vertellen ook die zwabberaars een halve waarheid. Dit stukje gaat over
de andere helft.
Neem Krugman, of de iets minder bekende Susan Strange. Krugman heeft, zo’n zestig jaar na dato, de monopolistische concurrentie
ontdekt, en de rol van het internationaal ondernemen. Dat levert een simplisme op waar iedere aio voor platgaat: ”niet landen, maar
bedrijven concurreren”. Voeg een snuifje Strange toe, en we genereren een waarheid als een gekke koe: ”omdat productie en financiering
mondialiseren, verliest de staat zijn greep op de gang van zaken”. Wie zoiets bedenkt, heeft nooit zonder handen gefietst. Natuurlijk kan
de traditione-le, regelneverige en (over)sturende staat het niet meer bijbenen, maar als zij de greep op de dingen nu eens hernam, door
met onzichtbare handen te sturen?
Die traditionele staat heeft zichzelf in regelge-ving gekluisterd aan de status quo. Dat gaat goed zolang er weinig verandert, en het beleid
voetje voor voetje bijgesteld kan worden. Maar de wereld van vandaag is volop in beweging, en dan doet bureaucratie teveel pijn.
Regels, regeltjes en kleine lettertjes verstarren de boel. Bovendien formuleren zij maar al te vaak rechten zonder de tegenprestatie – de
plichten – te operationaliseren. Daarmee ‘geven zij gelegenheid’ voor het uitvreters-gedrag waarmee u en ik klaplopen op de
gemeenschap. Nederland is inmiddels aan het Europese peloton ontsnapt door eerder dan anderen te zien hoe regulering leidt tot rent
seeking, omdat mensen informatie manipuleren in hun eigenbelang. Daarom zijn het niet de bedrijven alléén geweest die Nederland weer
aan het werk hebben gekregen, al was Wagner dan van de Shell. Een belangrijk deel van het succes is toerekenbaar aan de
deregulerende en dynamiserende regie binnen de overleg-economie. Nadat Van der Zwan en de Commissie-Wagner de toon hadden
gezet, wezen Van Veen en Kok de weg in het Akkoord van Wassenaar: loonmatiging. Dat heeft inmiddels meer dan een miljoen nieuwe
banen opgeleverd. Onderwijl werd door werknemers en overheid gedoogd dat de uitzendbranche stilletjes de dichtgereguleerde
arbeidsmarkt flexibiliseerde en werd via de WRR, een wat bloederig treffen in de SER, en een paars regeerakkoord het lek in de uitvoering
van de sociale zekerheid boven water gehesen. Het belangrijkste nieuws is wel dat de vakbeweging inmiddels weer spelbepaler is op het
maatschappelijk speelveld, door helemaal te gáán voor ’employability’, de mix van inzetbaarheid en wendbaarheid waarmee wordt
ingespeeld op de kansen die de economische dynamiek te bieden heeft. Al met al hebben we inmiddels een voorsprong op de rest van
Europa, en dat zonder het legioen van ‘working poor’ dat het failliet van de Amerikaanse droom illustreert.
Krugman en Strange moeten nog maar eens komen kijken. Dan zullen ze zien dat de kwaliteit van instituties wel degelijk van grote, zo niet
doorslaggevende betekenis is voor de concurrentiepositie van een land. Goed, we hebben er vier kabinetten voor nodig gehad, maar
inmiddels is het begrotingstekort op orde. En verder is het monetaire beleid relaxed, de inflatie laag en de gulden stabiel. Dat zijn
randvoorwaarden voor groei en werkgelegenheid waar de overheid rechtstreeks verantwoordelijk voor is (wie anders?), en die er ook toe
dóen – je zult maar Italiaan zijn. Binnen dat macro-raamwerk is het meer een kwestie van regie: sommige dingen doe je als overheid zelf en
andere speel je over de band van de overlegeconomie: het netwerk van instituties voor publieke massage. De moeilijkste bestuurlijke
opgave is daarbij natuurlijk om niets te doen, en be-scheiden de aandacht van zeurpieten af te leiden als anderen iets beter doen dan je
het zelf zou kunnen (de uitzendbranche).
Die overlegeconomie, dat systeem van klopsignalen om prisoners’ dilemma’s te vermijden, is waar de heren Chirac, Kohl en Prodi ons om
benijden. Want daarmee hebben wij de aanpassingen in de economische structuur doorgevoerd die nodig zijn nu Europa de inflatoire
fopspeen van een activistisch begrotings- en wisselkoersbeleid is ontgroeid. Vanuit dat perspectief is het maar goed dat de nationale
staat niet teveel ruimte krijgt, is mijn helft van de waarheid. En terugverlangen naar de dagen van zwabberende bravoure is
jeugdsentiment. Ga nou toch fietsen.
Copyright © 1997 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)