Ga direct naar de content

Leve de hedonist!

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 20 1996

Leve de hedonist!
Auteur(s):
Keuzenkamp, H.A.
Verschenen in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4085, pagina 1005, 11 december 1996 (datum)
Rubriek:
Redactioneel
Trefwoord(en):
arbeid, beloning, normen, waarden
Moraliseren is, met het naderen van de eeuwwisseling, in zwang. Bolkestein preekt de passie, de PvdA zet in op burgerschap. Gewoon
genieten van het leven is verdacht geworden. Zelfs voor paars is de hedonist niet veilig.
Vroeger, toen alles beter was, werkte de mens om in de karige behoeften te voorzien, en omdat God het wilde. Tegenwoordig doen we het
niet meer voor calorie en Calvijn, maar om te genieten van Calvé en florijn. Werk verschaft inkomen, status, genot. Maar deze ethiek van
het hedonisme gaat volgens de critici ten koste van de maatschappelijke samenhang.
Een voorbeeld van zo’n criticus is politicoloog Ton Geurtsen 1. Hij zet zich af tegen de nadruk op betaald werk die ten koste gaat van
zorg- en vrijwilligerswerk. De markt waardeert deze arbeid niet, of het werk wordt in slecht gewaardeerde ‘kunstbanen’ geperst. Geurtsen
wil deze ontwikkeling keren. Hij stelt voor die Melkertbanen af te schaffen, samen met de sollicitatieplicht voor werklozen. Verregaande
arbeidstijdverkorting met een volwaardig basisinkomen moeten mensen vervolgens in staat stellen meer tijd aan hun morele plichten te
besteden. De ‘tendens om menselijke vermogens in handelswaar om te zetten’ (het is alsof je Marx leest) kan dan worden bestreden, en de
medemens krijgt weer zorg zonder dat het marktmechanisme eraan te pas komt.
De kritiek op de centrale functie van betaalde arbeid klinkt progressief, maar berust voor een groot deel op elitaire romantiek. Ze bevat
een zekere heimwee naar de tijd dat mensen zich tevreden stelden met een loon dat net voldoende was om de basisbehoeften te dekken,
heimwee naar de nobele wilden van Rousseau. Maar dat was ook de tijd waarin mensen die voor een dubbeltje geboren waren, nooit een
kwartje werden. De markt biedt de mogelijkheid om dat dubbeltje te ontstijgen, met de emancipatie van arbeider en vrouw als gevolg. De
‘vermarkting’ van zorgarbeid heeft veel vrouwen economische zelfstandigheid verschaft – veel meer zelfstandigheid dan een
basisinkomen ooit had kunnen brengen. Waardering via de markt (of het politieke budgetmechanisme) is aangenaam dankzij het ‘offer’
van de prijs, en het vergaarde inkomen geeft vrijheid.
Maar denk ook aan het voordeel voor de ontvanger van zorg. Van liefdewerk, en vooral van degene die het geeft, is men afhankelijk. De
markt verschaft daarentegen iemand die hulpbehoevend is de mogelijkheid zelf te kiezen en eisen te stellen. Zodat het niet meer louter de
goedwillendheid van dominee en schoondochter is die de behoeftige haar maal bezorgt, om Adam Smith te parafraseren. De emancipatie
van de verzorgde mag overigens nog wel wat verder gaan. Initiatieven als een ‘individueel budget’ voor gebruikers van thuiszorg kunnen
de zelfstandigheid en keuzevrijheid van de gebruikers vergroten.
Er zijn niet alleen moraal-filosofische bezwaren tegen de heerschappij van het betaalde werk. Ook hier zorgt de markt gewoon voor
efficiëntie. Stel dat werklozen vrijgesteld worden van een sollicitatieplicht bij het verrichten van vrijwilligerswerk, wie let er dan op dat dit
werk niet alleen voor de werkloze zelf, maar ook voor anderen in de samenleving zinvol is? Bovendien moet er een draagvlak van betaald
werk zijn, om uitkeringen (of basisinkomen) van afhankelijken te betalen, opdat ook zij enige consumentensoevereiniteit kunnen
genieten.
De opmars van de markt voor betaalde arbeid heeft dus vele positieve kanten. Heeft dit nu ook tot gevolg dat de altruïstische productie
verdrongen wordt, zoals Geurtsen vreest? De cijfers hierover zijn niet eensluidend. Volgens het CBS is de deelname aan vrijwilligerswerk
tussen 1986 en 1993 gedaald van 41% van de bevolking naar 29%. Echter, in een ander onderzoek van het SCP lijkt de deelname aan
vrijwilligerswerk tamelijk stabiel (47% van de 18 tot 74-jarigen in 1980, tegen 45% in 1992) 2. Wel is er een daling van ‘maatschappelijke
participatie’ bij hoog opgeleiden en jongeren. Hier bevinden zich de tweeverdieners, die het naast hun werk te druk hebben met zorgtaken
in het huishouden om veel tijd aan vrijwilligerswerk te besteden. Toch blijft zelfs deze groep vaak iets doen aan vrijwilligerswerk. Niet
meer door trouwe dienst in een politieke partij of kerk, maar velen zijn wel te porren voor scherp afgebakende projecten. Daarnaast is er
een groep met veel vrije tijd: de ouderen. Golfen en vakantievieren alleen bieden onvoldoende zingeving. De huidige generatie van 50 tot
65 jaar blijkt de vut massaal met vrijwilligerswerk te vullen, en de groep van viefe ouderen wordt in de toekomst alleen maar groter.
Kortom: het vrijwilligerswerk verandert van karakter, neemt misschien wat af, maar niets wijst op verdrukking door de markt.
Ten slotte de moraal. Er is niets mis met een samenleving die in het teken staat van de jacht naar genot, met betaalde arbeid als wapen.
Geëmancipeerde mensen die zich niet laten leiden door plichtsbesef, zullen hun energie niet verspillen aan moreel twijfelachtige zaken
zoals oorlogen voor het vaderland of kruistochten voor God. Zij zullen niet werken omdat het moet van kerk of sociale norm, motieven

waarmee veel ‘vrijwilligerswerk’ vroeger gedaan werd. Sommigen zullen misschien minder onbetaald werk verrichten, maar als ze het doen,
dan getuigt het juist van grote moraliteit. Zonder plichtsbesef is de keuze om onbetaald iets nuttigs voor anderen te doen immers, in de
ware zin des woords, vrijwilliger

1 T. Geurtsen, Arbeid ter discussie: een plicht of een recht, Het Parool, 7 december 1996, blz. 7.
2 Gegevens uit P. Renooy, De wonderbaarlijke continuïteit van het vrijwillig initiatief binnen de verzorgingsstaat, in: M. Bovens en A.
Hemerijck, Het verhaal van de moraal, Boom, Amsterdam, 1996, blz.72-90.

Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur