Lage energieprijzen, ander klimaatbeleid
Aute ur(s ):
Lenstra, W.J. (auteur)
Hoofd van de afdeling Energie bij het Directoraat Generaal Milieubeheer van het ministerie van VROM.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4220, pagina 660, 17 september 1999 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):
Het huidige beleid ter reductie van CO2-uitstoot berust op energiebesparing en gebruik van alternatieve energiebronnen. Het
scheiden van CO2 uit de uitstoot en het vervolgens opslaan, is een alternatief. Dat kost echter op zijn beurt brandstof. Nu de
brandstofvoorraden veel groter en de olieprijzen lager blijken dan verwacht, wordt dit alternatief aantrekkelijk.
De olieprijzen zijn het afgelopen jaar eerst sterk gedaald en daarna weer op een redelijk hoog niveau gekomen. Met name de zeer lage
prijzen van begin 1999 waren geheel tegen de prognoses in. De goedkoop winbare voorraden hadden inmiddels uitgeput moeten zijn en
de OPEC zou naar verwachting de productie steeds meer beperken. Uiteindelijk heeft de OPEC in samenwerking met Noorwegen en
Rusland nog een succesvolle productiebeperking doorgevoerd. Toch zal het naar verwachting steeds meer moeite kosten om de
dalende trend in de olieprijzen te keren. De redenen hiervoor worden in dit artikel besproken. Daarna wordt ingegaan op de vraag wat
de lage olieprijzen betekenen voor het klimaatbeleid. Het klimaatprobleem ontstaat vooral door verbranding van fossiele brandstoffen;
hierbij komt CO2 vrij. Reductie van de uitstoot van CO2 kan op verschillende manieren gerealiseerd worden. Welke manier de meest
aantrekkelijke is, hangt samen met de olievoorraden en de olieprijs. De lage olieprijs maakt het beleid dat is gericht op besparing en
hernieuwbare bronnen, relatief duurder terwijl opties zoals het schoonmaken van fossiele energie juist aantrekkelijker worden.
Prijsprognoses
Sinds de oliecrises van de zeventiger jaren is het prognosticeren van olieprijzen van belang geweest bij het bepalen van de beste koers
van het energiebeleid en voor het schatten van de overheidsinkomsten uit de gasbaten. Na de grote olieprijsdalingen in de jaren tachtig
en de daarmee gelijke tred houdende gasprijzen blijken de prognoses niet meer aan te sluiten bij de ontwikkelingen in de werkelijkheid. In
figuur 1 is dit geïllustreerd. Terwijl de olieprijzen in de werkelijkheid scherp dalen blijven de voorspellers stijgende prijzen voorzien. De
olieprijs van begin 1999 van tien à vijftien dollar per barrel is slechts dertig procent van de prijs die tien jaar geleden werd voorzien
(omgerekend naar de dollar van 1997).
Figuur 1. De ontwikkeling van de reële olieprijs in 1997 en prijsprognoses
Hoe is het toch mogelijk dat de prognoses er telkens zo naast zitten? En wat is eigenlijk de redenering achter de prijspaden? De
redenering achter de olieprijsprognose is vooral gebaseerd op het uitgangspunt dat de voorraden fossiele brandstoffen eindig zijn en dat
het OPEC-kartel zal blijven functioneren. Op grond van deze uitgangspunten wordt verondersteld dat de marginale kosten voor de
exploitatie van de non-OPEC olie de prijs bepalen (de winningskosten van OPEC-olie worden verondersteld lager te zijn dan die van nonOPEC landen). Deze marginale kosten worden verondersteld te stijgen omdat de goedkoop winbare voorraden snel uitgeput zullen raken.
Met dalende winningskosten door verbeteringen in de technologie wordt in die veronderstelling geen rekening gehouden. Ook wordt
geen rekening gehouden met het beschikbaar komen van andere dan conventionele voorraden olie of gas. In figuur 1 is te zien hoe de
prognoses uitvallen indien met dalende winningskosten wordt gerekend. De prognose die daarin wordt aangeduid met 1994 is de
onderkant van de bandbreedte die werd voorzien door het ministerie van Economische Zaken in 1994. Daarin werd rekening gehouden
met een aanhoudende daling van de winningskosten.
Onbeperkte voorraden, lagere winningskosten
Het idee dat de fossiele voorraden eindig zijn en binnen enige tientallen jaren uitgeput zouden raken is in de wereld gebracht via het
rapport van de Club van Rome. Kort daarna ontstond er inderdaad een periode met door de OPEC aangezette extreme prijsstijgingen en
de daarbij horende paniekreacties. Niet al te lang daarna heeft de wal het schip echter gekeerd en gingen de prijzen net zo snel omlaag als
dat ze omhoog waren gegaan. Een belangrijke drijfveer voor deze daling was de snel verbeterende winningstechniek. Winning werd
goedkoper en men kon meer winnen uit bekende velden door ‘enhanced oil recovery’. Ook de exploratie werd goedkoper en beter
waardoor er meer winbare voorraden werden ontdekt.
Van onconventionele olievoorraden zijn de winningskosten eveneens lager dan indertijd werd verwacht. Zo wint Shell nu in Canada
(Alberta) olie uit teerzanden voor tien dollar per barrel. Dit is een halvering van de prijs van 1984. Syncrude Canada geeft vergelijkbare
cijfers en voorziet bovendien een verdere daling van de productiekosten tot 7,5 dollar per barrel 1. De omvang van de voorraad
teerzanden in Canada is enorm 2. De uit teerzanden gewonnen olie is overigens erg dik en waterstof-arm en moet daarom nog een aantal
bewerkingen ondergaan zodat er nog zo’n zes dollar bij de prijs moet worden opgeteld.
Ontwikkelingen zijn er ook op het gebied van onconventioneel aardgas. In de Verenigde Staten heeft men het eerste aardgashydraatveld
aangeboord. Zo’n veld bestaat uit methaangasvoorraden die ingesloten zitten in een soort ijsachtige kristalvorm van water die ontstaat
bij lage temperatuur en grote druk zoals voorkomend op de bodem van de oceanen. In het Blake Ridge reservoir is bij een zeediepte van
2700 meter en vervolgens 600 meter diep in de oceaanbodem een hoeveelheid aardgas aangetroffen die voldoende is om de vs meer dan
honderd jaar van gas te voorzien 3. Ter vergelijking: dat is ongeveer twintig maal de hoeveelheid gas die ooit in de Slochterenbel
aanwezig was. Met deze boringen is ook ontdekt dat deze gasvoorraad zich waarschijnlijk voor meer dan de helft als vrij methaangas
onder de hydraatlaag bevindt. Deze ontdekking is van groot belang omdat met seismisch onderzoek vele tientallen
hydraatgasvoorkomens in de oceaanbodem zijn opgespoord. Men schat de hoeveelheid aardgas in deze voorkomens op ongeveer
tweeduizend maal de jaarlijkse totale wereldenergievraag 4.
Al met al is de voorraad fossiele brandstoffen aanzienlijk groter dan gedacht. Ondanks een voortgaande groei van de vraag, ondermeer
in de derde wereld, zal het dan ook niet tientallen jaren duren voor de fossiele voorraden uitgeput raken, maar honderden jaren. Bij een
gelijkblijvende vraag zelfs duizenden jaren. Een overzicht van de fossiele voorraden wordt gegeven in tabel 1.
Tabel 1. De wereld-voorraden fossiele brandstof
voorraden fossiele brandstoffen
Olie
winbare reserves conventioneel
winbare reserves onconventioneel
conventioneel, nog te ontdekken (50% prob.)
onconventioneel, winbaar bij technische vooruitgang
totaal
Gas
winbare reserves conventioneel
winbare reserves onconventioneel
conventioneel, nog te ontdekken (50% prob.)
onconventioneel, winbaar bij technische vooruitgang
totaal
hydraatgas
Kolen
winbare reserves conventioneel
onconventioneel, winbaar bij technische vooruitgang
totaal
totale voorraad (excl. hydraatgas)
totale fossiele voorraad
Exajoule
aantal jaar
wereldenergieverbruik
6000
7100
2500
9000
24600
17
20
7
25
68
4800
6900
4400
20000
36100
800000
13
19
12
56
100
2222
25200
100000
125200
185900
985900
70
278
348
516
2739
Bron: N.Nakicenovic, A.Grübles, T.Johansson, G.Marland, J.R.Moreira, H.Rogner, IPCC Energy Primer, Climate Change 1995,
Cambridge Univerity Press.
De technologische ontwikkeling lijkt ook steeds lagere winningskosten mogelijk te maken, zelfs als de winning steeds moeilijker wordt.
De invloed van de technologie op de winningskosten kan ook op de lange termijn groter zijn dan de invloed van de uitputting van de
voorraad. Net zoals dit de afgelopen periode het geval is geweest.
Toekomstige olieprijs
In tabel 2 wordt een beknopt overzicht gegeven van de belangrijkste elementen die de olieprijs beïnvloeden. Naast evidente zaken als
oorlog, boycot en sterke toename van de vraag naar olie is het vooral de OPEC die een prijsverhogende invloed kan uitoefenen. De
laatste jaren is dat niet gebeurd en voor de komende jaren is een sterke opec niet waarschijnlijk om de volgende redenen:
Tabel 2. Overzicht van elementen die effect hebben op de olieprijs
prijsverlagend effect prijsverhogend effect
aanbodzijde
meer vrije markt
technologische ontwikkeling
van winning en exploratie van conventionele
en onconventionele voorraden productietoename uit goedkope velden
toename invloed opec-kartel
oorlogen, boycots, enz.
vraagzijde
aanpak klimaatbeleid
technologische verandering
in gebruikssector(bijv. waterstof)·
sterke economische groei in landen
met een hoge olievraag
» de politieke verhoudingen tussen belangrijke OPEC- leden, Saoedi-Arabië en Koeweit, en het Westen zijn door de golfoorlog
veranderd;
» de grootste OPEC- producenten hebben lange tijd niet meer als buffer gefunctioneerd, zij hebben in weerwil van de huidige lage prijzen
hun productie opgevoerd. De golfstaten produceerden in 1998 ruim 27% meer dan vóór de golfoorlog, tussen 1997 en 1998 groeide hun
productie nog met 5,7%.
» de belangrijkste producent Saoedi-Arabië heeft zijn olieproductie tussen 1987 en 1997 meer dan verdubbeld.
Aan de andere kant blijken de prijsverlagende invloeden wèl waarschijnlijk. De inspanning om tot lagere kosten te komen door
technologische verbeteringen lijkt door lage prijzen gestimuleerd te worden. Landen met goedkope olie, zoals de voormalige Sovjet Unie
en Irak, proberen voortdurend hun productie te vergroten. Onder invloed van het klimaatbeleid kan op langere termijn de introductie van
brandstofceltechnologie in de transportsector voor aanzienlijke veranderingen zorgen in de vraag naar olie. Door de brandstofcel wordt
het rijden op andere brandstoffen, bijvoorbeeld biologische, en waterstof gemakkelijker. Ook kan een stringente aanpak van het
klimaatbeleid de vervanging van olie door aardgas bij niet mobiele installaties bevorderen.
De olieprijzen kunnen dus nog geruime tijd onder een neerwaartse druk blijven staan. De hoeveelheid goedkoop winbare olie is
waarschijnlijk aanzienlijk. Het lijkt aannemelijk dat de hoeveelheid olie die tegen relatief lage kosten kan worden geproduceerd genoeg is
voor twintig tot dertig jaar. Rogner heeft de productiekosten van voorraden aardolie geïnventariseerd en op basis van zijn overzicht is
tabel 3 gemaakt 5. Anderen geven aan dat de meeste olie in het Midden Oosten productiekosten heeft onder de vijf dollar per barrel 6. In
1987 werd in het Verenigd Koninkrijk al 75% van de olie geproduceerd tegen dergelijke kosten. Uitgaande van de productiekosten zijn de
komende decennia aanhoudend lage olieprijzen goed mogelijk. Op grond van het beschikbare materiaal is een soort bodemprijs voor de
korte termijn moeilijk te bepalen. Wel wordt aannemelijk dat deze lager kan liggen dan de tien dollar per barrel van begin 1999. In The
Economist werd onlangs voorspeld dat de olieprijs langdurig rond de vijf dollar per barrel kan blijven 7.
Tabel 3. Hoeveelheid goedkoop winbare olie
Winningskosten
$/barrel
10
15
20
Beschikbare
hoev. olie
barrel
4200
8400
11760
gebruiksjaren
niveau 1997
30
60
84
Actuele ontwikkelingen
Op 1 april heeft de OPEC een succesvolle productiebeperking doorgevoerd. Een aantal non-OPEC landen (Mexico, Noorwegen, Rusland)
heeft deze productiebeperking gesteund. Kennelijk geschrokken door de almaar verder wegzakkende prijs lijken genoeg OPEC-leden zich
dit keer redelijk aan de afspraken te houden. In tabel 4 wordt dit duidelijk. Tegelijkertijd wordt duidelijk dat een beperkt aantal leden
nauwelijks meewerkt aan de productiebeperking terwijl deze leden natuurlijk wel profiteren van de bereikte prijsstijging. Daarnaast speelt
de groeiende producite van Irak een belangrijke rol. Al met al is de gezamenlijke productie van de landen in tabel 4 sinds maart met vijf
procent gedaald. Gezien de ongelijke verdeling van de gerealiseerde productiebeperking is het maar de vraag hoelang de betrokken
landen dit productiebeleid kunnen volhouden.
Tabel 4. OPEC-productie van ruwe olie
maart
Algerije
Indonesië
Iran
Irak
Koeweit
Libië
Nigeria
Katar
april
mei
1000 barrel per dag %
820
730
730
1320
1270
1303
3838
3520
3477
2450
2780
2710
2020
1840
1835
1362
1315
1315
2030
1935
1950
700
630
600
mutatie
t.o.v. maart
+
–
quota
731
1187
3359
1836
1227
1885
593
afwijking
t.o.v. quota
0
+9,7
+3,5
0
+7,2
+3,4
+1,1
Saoedi-Arabië
Ver.Arab.Emiraten
Venezuela
Totaal
Totaal excl. Irak
8140
2150
2940
27770
25320
7500
2010
2780
26310
23530
7470
2010
2730
26420
23420
–
7438
2000
2720
22976
22976
+0,4
+0,5
+0,3
+1,9
Bron: Middle East Economic Survey (Oil and Gas Journal, 21 juni 1999).
Klimaatbeleid
Wat betekent dit alles nu voor het klimaatbeleid? Het klimaatprobleem ontstaat voornamelijk door de verbranding van fossiele
brandstoffen. Meestal wordt het probleem omschreven als onzeker. De vraag rijst echter wat onzekerder is, een schaarste aan fossiele
brandstoffen en daardoor hoge energieprijzen of het klimaatprobleem. In ieder geval blijkt rond het klimaatprobleem voldoende zekerheid
te bestaan om met een groot aantal landen een Klimaatverdrag te kunnen maken en dat stapje voor stapje tot uitvoer te brengen. Met het
Kyoto-protocol is een eerste stap gezet ter vermindering van de emissies van broeikasgassen met ongeveer vijf procent voor de
industrielanden. Dat is een eerste en bescheiden stap omdat het uiteindelijk gaat om de stabilisatie van de atmosferische concentraties.
Dit betekent dat de emissie naar de atmosfeer uiteindelijk niet groter mag zijn dan de opname van met name CO2 door de oceanen en de
biosfeer. Dat doel wordt pas bereikt nadat de mondiale emissies van CO2 met ongeveer vijftig procent zijn teruggebracht. Vanwege de
enorme verschillen in de emissie per hoofd van de bevolking met de armere landen wordt meestal verondersteld dat rijke landen op den
duur tachtig van hun CO2-emissies zullen moeten reduceren om te voorkomen dat de concentratie CO2 in de atmosfeer zo hoog wordt dat
er gevaar ontstaat voor de wereldvoedselvoorziening. Velen menen dat het tempo waarmee invulling gegeven moet worden aan deze
doelstelling zodanig moet zijn dat deze tussen 2050 en 2100 wordt bereikt.
Schoon fossiel
Hoe moet dit soort vergaande reducties worden bereikt? Een mogelijkheid is om te fossiele bronnen koolstofarm of koolstofloos te
maken. Het ontkolen van fossiele energie is op twee manieren mogelijk. De meest aansprekende manier is de fossiele brandstof via
vergassing en een zogenaamde ‘shift-reactie’ om te zetten in waterstof en CO2. Deze gassen worden vervolgens gescheiden. Deze
technologie wordt industrieel toegepast om waterstof en ammoniak te maken. De waterstof kan als gasvormige brandstof worden
toegepast als alternatief voor aardgas of motorbrandstof. Door toepassing van brandstofcellen is waterstof emissieloos in elektriciteit en
warmte om te zetten. De CO2 die nu nog in zuivere vorm wordt geëmitteerd, wordt opgeslagen. Zulke opslag is mogelijk in lege gas of
olievelden of in diepe watervoerende lagen, zogenaamde aquifers. Voor het milieu vormt de opslag geen wezenlijk gevaar omdat CO2 niet
toxisch is en van nature in grote hoeveelheden in de aardkorst aanwezig is. Veilige opslag is daarom goed te realiseren, ook in het
perspectief van een duurzame ontwikkeling.
De opslagcapaciteit is vooral te vinden in gebieden waar ook olie en gas wordt gevonden. Voor Europa is het relevant dat er onder het
Noors-Britse deel van de Noordzee een aquifer ligt met een opslagcapaciteit die voldoende groot is om de eu-emissie van CO2 gedurende
tweehonderd jaar op te slaan. Ook onder Nederland bestaat een ruime capaciteit in gasvelden en in aquifers. Er kan naar eerste schatting
twaalf GigaTon CO2 onder het Nederlandse vaste land worden opgeslagen, dat is vijftig keer onze totale jaarlijkse emissie 8.
Een tweede manier om fossiele bronnen koolstofarm te maken is om de fossiele brandstof op een conventionele manier om te zetten in
bruikbare energie. De CO2 wordt uit de rookgassen gefilterd met een absorberende vloeistof die vervolgens wordt geregenereerd. Dit
soort installaties bestaat reeds op grote schaal en wordt voor tal van toepassingen in de industrie gebruikt. Op deze wijze is betrekkelijk
eenvoudig CO2-loze elektriciteit te maken.
Bezwaren
Het voornaamste bezwaar dat tegen ‘schoon fossiel’ wordt ingebracht is dat het extra fossiele energie kost en dus niet helpt bij de aanpak
van het voorraadprobleem en daarmee de voorzieningszekerheid. Verder zou het duur zijn omdat er in tegenstelling tot besparing en
hernieuwbare bronnen geen verdiensten in de vorm van uitgespaarde fossiele energie zijn. Hiervoor is reeds aangegeven dat het bestaan
van een werkelijk voorraadprobleem niet kan worden aangetoond. Indien voor de aanpak van het klimaatprobleem dus extra inzet van
fossiele energie nodig is vormt dat slechts een (beperkte) kostenpost maar geen versnelde uitputting van een beperkte voorraad of een
bedreiging van de voorzieningszekerheid.
Vergelijking van opties
We proberen nu de optie ‘schoon fossiel’ te vergelijken met andere mogelijkheden om te komen tot een reductie van de CO2-uitstoot. De
bekende opties zijn energiebesparing en inzet van hernieuwbare energiebronnen.
Door de lage energieprijzen van de laatste jaren en door de veel lagere prijsverwachting voor de toekomst, ligt de financiële verhouding
van CO2-reductie-opties nu heel anders dan tot voor kort werd aangenomen. In het Optiedocument ter voorbereiding van de
Uitvoeringsnota Klimaatbeleid en in vele andere studies wordt bijvoorbeeld voor de periode tot 2020 uitgegaan van olieprijzen van 15 tot
28 dollar per barrel 9. Hieruit worden vervolgens energieprijzen afgeleid en op basis daarvan wordt berekend wat een reductie-optie kost
in guldens per gereduceerde ton CO2.
In dit artikel vergelijken we de kosten van de verschillende opties bij een variënde energieprijs. We kunnen een grafiek maken waarin we
op de horizontale as de olieprijs zetten en op de verticale as de kosten in guldens per ton CO2 voor de verschillende CO2bestrijdingsmogelijkheden. In figuur 2 is dat gedaan voor energiebesparing, hernieuwbare bronnen en de schoon fossiele optie.
Figuur 2. Vergelijking van CO2-reductiekosten, afhankelijk van de energieprijs
Voor de mate van energiebesparing is uitgegaan van het pakket dat is voorgesteld in de Nota Energiebesparing. Voor hernieuwbare
bronnen is de gemiddelde prijs genomen van de opties die nodig zijn om de tien procents-doelstelling van de Derde Energienota te
realiseren, voornamelijk windenergie (op land) en de toepassing van biomassa en afval voor elektriciteitsproductie. Voor schoon fossiel
tenslotte is een gasgestookte centrale met CO2-verwijdering gekozen. Om de kosten te berekenen wordt bij besparing en hernieuwbare
energiebronnen eerst becijferd welk deel van de kosten terug wordt verdiend door de bereikte besparing op energiekosten. Het
resterende deel van de kosten wordt gedeeld door de gerealiseerde CO2-reductie die rechtstreeks is af te leiden uit de bespaarde
hoeveelheid fossiele energie. Aldus wordt een bedrag in guldens per ton CO2 verkregen dat voor vergelijkingen kan worden gebruikt. De
energieprijs waartegen de besparing plaatsvindt is gebaseerd op de importprijs voor de betreffende energievorm en voor de
rendementseisen wordt de maatschappelijke invalshoek gekozen (relatief lage disconteringsvoet). We nemen aan dat de gasprijzen in
Nederland met de olieprijzen mee blijven bewegen zoals ze dat de afgelopen twintig jaar (mondiaal) hebben gedaan.
Wat in de grafiek opvalt is dat bij lagere olieprijzen de opties die ook op fossiele energie besparen relatief snel stijgen in kosten per
vermeden ton CO2. De kosten van schoon fossiel daarentegen blijven redelijk constant. Reeds bij de huidige olieprijs is schoon fossiel
voordeliger dan de in het beleid gekozen besparingsmogelijkheden en hernieuwbare bronnen.
Conclusies
De prognoses van de olieprijs hadden de afgelopen vijftien jaar weinig realiteitswaarde. De voorspellende waarde is afwezig. Dit is
grotendeels te wijten aan de gehanteerde uitgangspunten bij de methode van prognosticeren. Het eerste uitgangspunt is dat de snelle
uitputbaarheid van de fossiele bronnen op termijn moet leiden tot hogere winningskosten. De voorraadcijfers laten echter een beeld zien
waarbij we voor de komende eeuwen kunnen beschikken over genoeg fossiele energie. Fossiele energie blijkt naar menselijke maatstaven
niet uitputbaar. Door de steeds verder voortschrijdende technologische verbetering bij de opsporing en winning dalen de
winningskosten tot nu toe sneller dan dat de winbaarheid afneemt.
Het tweede uitgangspunt is dat van de grote (toekomstige) invloed van de OPEC. De werkelijkheid van nu is dat de OPEC aanmerkelijk
minder invloed heeft op de productie van haar leden. Het is dan ook goed denkbaar dat de OPEC juist steeds minder invloed zal krijgen
op de prijzen. Dit zou goed kunnen passen in de ontwikkeling naar een steeds vrijere wereldmarkt.
Nader onderzoek naar de prijsvorming van olie in een vrije markt is gewenst. Het beschikbare cijfermateriaal is nog beperkt. Ook is nader
onderzoek naar de gerealiseerde en verwachte technologische verbeteringen gewenst om de toekomstige winningskosten beter te
kunnen inschatten.
Bij het maken van klimaatbeleid leidt het hanteren van te hoge toekomstige prijzen voor fossiele brandstoffen tot te optimistische
inschattingen van de effectiviteit van het beleid van energiebesparing en hernieuwbare energiebronnen. Een behoedzaam klimaatbeleid
zou dan ook moeten uitgaan van lage prijzen voor fossiele brandstoffen. In de Uitvoeringsnota klimaatbeleid is hiermee een begin
gemaakt 10.
De effecten van lage olieprijzen op het klimaatbeleid zijn groot. Besparing en hernieuwbare bronnen worden relatief duur in vergelijking
met schoon fossiel. Dit is de toepassing van fossiele energie waarbij de vrijkomende CO2 veilig wordt opgeslagen. Nederland beschikt
geologisch gezien over een gunstige uitgangspositie om deze optie in de euvorm te geven. Het verdient aanbeveling om, net als in
Noorwegen, Canada, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten, meer aandacht aan de ontwikkeling van de koolstofloze of koolstofarme
toepassing van fossiele energie te schenken. Gezien de mogelijkheid om fossiele energie zonder schadelijke emissies naar het milieu toe
te passen en gezien de naar menselijke maatstaf onuitputbare voorraad fossiele bronnen, is ‘schoon fossiel’ een duurzame bron in de zin
van duurzame ontwikkeling.
Zie ook:
H.R.J. Vollebergh, Reactie: Diversificatie gewenst, ESB, 17 september 1999, blz. 664-665
1 E.P. Newell, Canada’s oilsands industry comes of age, Oil and Gas Journal, 28 juni 1999.
2 P. de Wit, Olie graven in Canada, Shell Venster, januari/februari 1998.
3 G.R.Dickens, C.K.Paull, P.Wallace, Direct measurements of in situ methane quantities in a large gas-hydrate reservoir, Letters to Nature,
Nature, 30 januari 1997.
4 T.S.Collett, V.A.Kuuskraa, Hydrates contain cast store of world gas resources, Oil and Gas Journal, 11 mei, 1998.
5 H. Rogner, An assessment of world hydrocarbon resources, IIASA, mei 1998.
6 P.A. Boot (red.), Van wereldmarkt tot eindverbruiker, Ministerie van Economische Zaken, 1994.
7 Drowning in oil, The Economist, 6 maart 1999.
8 S. Holloway, J.P.Heederik et al, The underground disposal of carbon dioxide, EU-JOULE II, British Geological Survey, Keyworth,
Nottingham, VK, 1996.
9 Optiedocument, ECN en RIVM, 1999.
10 Ministerie van VROM, Uitvoeringsnota Klimaatbeleid, juni 1999.
Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)