Ga direct naar de content

Een nieuwe Koninkrijksrelatie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 25 1999

Een nieuwe Koninkrijksrelatie
Aute ur(s ):
Emmerij, L.J. (auteur)
Co-directeur van het United Nations intellectual history project (unip).
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4220, pagina 659, 17 september 1999 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):

“Wij zijn een volk van ongedisciplineerde, inventieve, natuurlijk begaafde mensen, die op geen enkele manier gebundeld kunnen
worden tot een regiment”. Boeli van Leeuwen, Geniale Anarchie
Wat zijn de twee grote, alles overheersende problemen op de Antillen? Dat zijn in de eerste plaats de schuldenproblematiek en ten
tweede de financiele afhankelijkheidsrelatie met Nederland die in de loop der tijden is geschapen.
Het financieringstekort bedraagt tussen de 10 en 14 procent van het bbp. De schuld, momenteel 3,2 miljard gulden, loopt dus snel op. De
situatie begint te lijken op die van de stad New York in de eerste helft van de jaren zeventig. De stad balanceerde toen op de rand van het
faillissement – en werd gered. En wel door een bankier (Felix Rohatyn) die in opdracht van het stadsbestuur de zaak saneerde. Rohatyn
heeft dat voor elkaar gekregen door van elk van de belangrijkste actoren concessies af te dwingen. Voor de Nederlandse Antillen zou dit
het volgende betekenen:
» commerciële banken moeten renteconcessies doen en de schuld over een langere periode uitsmeren;
» Nederland moet een gedeelte van haar uitstaande leningen aan de Antillen kwijtschelden;
» de Landsregering en Curacao moeten de uitgaven beteugelen, met name bij de ALM (Antilliaanse Luchtvaart Maatschappij) en de
ambtenarij;
» vakbonden moeten dit stimuleren en niet saboteren;
» de inkomsten moeten worden vergroot, met name door verhoging en betere inning van de belastingen, en de werkgevers moeten
daarmee akkoord gaan.
Het tweede probleem – gerelateerd aan het eerste – is de financiële afhankelijkheid tussen Nederland en de Antillen. Dit is met name een
gevolg van de huidige ‘Koninkrijksrelatie’. Die is vlees noch vis. De Engelsen hebben ‘hun’ eilanden onafhankelijk gemaakt; de Fransen
hebben ze ingelijfd (départements d’Outre Mer), maar Nederland, de Antillen en Aruba hebben een originele formule gevonden die
tussen die twee uitersten in zit: autonoom in alles behalve Defensie en Buitenlandse Zaken en, de facto, financiële middelelen. Deze
formule heeft geleid tot een financiële afhankelijkheid. Zoals duidelijk wordt in Boeli van Leeuwen’s boek Geniale Anarchie zijn de
Antillianen eraan gewend geraakt langs de afgrond te lopen en op het laatste moment teruggetrokken te worden door Nederland. Een
doorlopend mirakel dat een zekere onverantwoordelijkheid aanmoedigt.
Om dit te laten ophouden, moeten we af van de paternalistische, projectmatige ontwikkelingshulpachtige aanpak en overstappen op een
mega-programmafinanciering, die de hoofdverantwoordelijkheid legt bij de Antillen. Er moet een Antilliaanse Financierings Maatschappij
(AFM) komen. Dat is een soort ontwikkelingsbank, te bemannen met de beste Antillianen die er in de wijde wereld te vinden zijn. De
AFM wordt verantwoordelijk voor het opstellen van een financieel-economisch-sociaal beleid op de middellange termijn. In het Bestuur
zitten de Antillen, de Eilanden, Nederland en misschien een andere grote geldschieter, zoals bijvoorbeeld de Europese Unie.
Besluitvorming geschiedt in consensus. Wanneer het beleidsplan eenmaal is goedgekeurd zullen de Landsregering, de Eilandbesturen,
Nederland en andere financieringsinstanties beslissen welke bijdrage zij zullen leveren aan het realiseren van het beleid. Die bedragen
worden overgemaakt naar de AFM die verantwoordelijk is voor de allocatie van de fondsen. Wanneer Nederland zijn bijdrage heeft
overgemaakt houdt zijn verantwoordelijkheid op tot de volgende beleidsbeslissingen in het Bestuur komen. De verantwoordelijkheid ligt
volledig bij de Nederlandse Antillen en de (financiële) afhankelijkheidsrelatie kan langzamerhand worden beëindigd, zoals overigens gaat
gebeuren met Aruba.
Het beleid van Paars-II gaat gedeeltelijk in deze richting: overstappen van project- naar programmafinanciering, en het opzetten van een
Ontwikkelingsbank. Daarbij wil Nederland echter wel kunnen bepalen waar zijn geld heen gaat (naar behoorlijke bestuur, duurzame
economische ontwikkeling, en onderwijs – alle drie de meest recente stokpaardjes van ontwikkelingssamenwerking in het algemeen),
hetgeen de autonomie van de Antillen toch weer aantast. Bovendien wordt dit alles ondergeschikt gemaakt aan het uitvoeren van, deels
onrealistische, IMF-eisen. Maar er zit beweging in het Nederlandse beleid. Indien de Antillen bereid zijn orde op zaken te stellen, en
Nederland bereid is een deel van de schuld kwijt te schelden, dan hebben we geen IMF meer nodig. De vuile was wordt dan binnen het
Koninkrijk gewassen. Een interessant idee is verder om een klein gedeelte van de Nederlandse bijdrage niet bij de Ontwikkelingsbank te

storten maar in een Fonds voor niet-gouvermentele organisaties, om iniatieven vanuit de bevolking te stimuleren en te komen tot een
participerende maatschappij – een essentieel onderdeel van ‘behoorlijk bestuur’.
Zelfs voor een ‘geniale anarchist’ kan het einde van zijn baraka in zicht komen en moet hij overschakelen naar een evenwichtiger
levenswijze. Een Antilliaans poldermodel kan de weg daarheen inluiden:
» Los het schuldenvraagstuk op zoals Rohatyn deed;
» Zet een autonome Ontwikkelingsbank op (een AFM) die het beleid uitstippelt, en waarin het gros van de Nederlandse financi ële
bijdrage wordt gestort;
» Stort het restant van deze bijdrage naar een fonds ter stimulering van het individueel initiatief.

Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur