Ga direct naar de content

Koninginnedag-effect

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 21 1996

Koninginnedag-effect
Aute ur(s ):
Ploeg, F. van der
Ve rs che ne n in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4046, pagina 155, 21 februari 1996 (datum)
Rubrie k :
Column
Tre fw oord(e n):
marktw erking, regulering

Gedurende de periode 1987-’94 is het aantal banen met 13% toegenomen. Deze banengroei is echter onevenwichtig verdeeld. De
toename in de vier grote steden bedroeg slechts 3% , maar in de regio’s daaromheen 26% . De oude wijken van deze steden kampen
met hardnekkige werkloosheid die vooral mensen met weinig opleiding en werkervaring treft. Bovendien kampen zij vaker met een
slechte gezondheid en verloederde huisvesting, terwijl niet genoeg bedrijven zich willen vestigen in de oude wijken. Het is daarom een
goed idee dat tot 2000 de vier grote steden en het Rijk samen ruim Æ’ 900 mln gaan investeren in verbetering van de stadseconomie.
Te lang heeft men een naar binnen gericht, traditioneel achterstandsbeleid gevoerd voor de oude stadswijken. Een naar buiten gericht
beleid, gericht op stimulering van initiatieven in de marktsector, is gewenst. Wat betekent dit? Niet alleen nadruk op herverdeling van
welvaart, maar een beleid gericht op het scheppen van welvaart. Niet alleen banen creëren bij overheid en maatschappelijke instellingen
en verliesgevende bedrijven subsidiëren, maar juist starters en doorstarters met een winstgevende bedrijfsvoering stimuleren. Opgeleide
en ervaren minderheden niet alleen betrekken bij de sociale dienstverlening, maar juist ook bij de economische opbouw van de oude
wijken. Niet alle aandacht richten op buurtgerichte bedrijven die zich isoleren van de regionale economie, maar bedrijven die gericht zijn
op export en integratie met de regionale economie kansen geven. Waarom zou de Bijlmer niet veel meer kunnen profiteren van de
spectaculaire groei van de bedrijvigheid in Amsterdam-Zuidoost? Het overheidsbeleid voor de oude wijken moet zoveel mogelijk gericht
zijn op het verbeteren van het bedrijfsklimaat in die wijken. De vele gesubsidieerde banen (Melkertbanen, banenpoolers, JWG
-ers) zijn
van groot belang, maar het gros van de werkgelegenheid zal moeten komen van het midden- en kleinbedrijf.
Oude wijken komen te vaak in een kwaad daglicht (onveiligheid, drugs, criminaliteit) te staan. Maar zij bieden ook veel kansen. Deze
wijken kunnen profiteren van een enorm potentieel aan relatief goedkope, onbenutte capaciteit (gebouwen en arbeidskrachten), een
locatie nabij dure woonwijken, en zijn zeer geschikt voor winkels en uitgaansfaciliteiten. Naast investeringen in de economische en
toeristische infrastructuur, onderwijs en leefbaarheid, moeten kansenzones bedrijven lokken naar de oude wijken. Kansenzones zijn
geselecteerde oude wijken die voor een periode van vier tot vijf jaar kunnen profiteren van speciale fiscale faciliteiten en soepele wet- en
regelgeving, vergelijkbaar met de ’empowerment zones’ van de regering-Clinton.
Per 1 januari jongstleden is de wig verdwenen voor werkgevers die langdurig werklozen aan eenvoudige banen helpen. Dit scheelt op en
rond het wettelijk minimumloon Æ’ 500 aan arbeidskosten per maand. Een prachtige regeling om mensen met weinig of geen opleiding die
langer dan een jaar werkloos zijn aan de bak te helpen. Voor kansenzones geldt deze regeling voor werklozen die slechts een half jaar of
meer zonder baan zijn. Leveranciers van risicodragend kapitaal voor nieuwe bedrijven in kansenzones krijgen een belastingvrijstelling op
winstuitkeringen van bijvoorbeeld Æ’ 5.000 voor alleenstaanden en Æ’ 10.000 voor gehuwden, een verruiming van de ‘tante Agaath’regeling. Het opzetten van ‘kansenfondsen’ moet het starten van nieuwe bedrijven in de oude wijken vergemakkelijken. Eveneens zullen
kansenzones moeten kunnen profiteren van vrije afschrijving op investeringen. Gemeenten kunnen tijdelijke vrijstelling geven van
erfpacht en gemeentebelastingen. Ook oude wijken zullen als vestigingsplaats in concurrentie met omliggende gemeenten moeten treden.
Hierbij kan één loket voor alle (startende) ondernemers waardevolle diensten bewijzen.
Met name bedrijven in de kansenzones zouden in de gelegenheid gesteld moeten worden om te experimenteren met het bijeenbrengen
van uitkeringsgelden en gelden uit de marktsector. Ik denk dan aan een uitbreiding van het aantal experimenten met dienstencheques,
naast de schoonmaak ook in de zorg, het tuinonderhoud en het timmer- en schilderwezen. Om verdringing op de arbeidsmarkt te
vermijden, moet de impliciete loonkostensubsidie beperkt blijven in de tijd en alleen beschikbaar zijn voor langdurig werklozen. De
subsidie kan hoger zijn naarmate de werkgever meer doet aan scholing en training. Dit is ook een reden om dienstencheques zoveel
mogelijk onder te brengen bij bedrijven die uiteindelijk reguliere arbeidsplaatsen bieden.
Startende bedrijven in kansenzones zullen ook minder lastig gevallen moeten worden met wet- en regelgeving. Hierbij kan gedacht
worden aan tijdelijke ontheffing van hinderwetgeving en vestigingsvereisten. Het gaat hier om het tot het uiterste oprekken van
geldende normen, mits aanpalende gemeenten er geen hinder van hebben. De verruiming van de winkelopeningstijden, het overstappen
van specifieke naar generieke vakbekwaamheidseisen, en het aanpakken van kartels biedt eveneens veel perspectieven voor nieuwe
ondernemers en dus voor de werkgelegenheid in de oude wijken. Net zoals de ontheffingen op Koninginnedag leiden tot een ware
hausse van ondernemerschap in Amsterdam, bieden kansenzones uitzicht op bedrijvigheid in de oude wijken. Het kabinet wil per 1 juli
met twee kansenzones van start gaan. Chirac heeft in Frankrijk 68 kansenzones aangewezen. Wat mij betreft kan het kabinet een grotere
daadkracht tonen door meer dan twee kansenzones in het leven te roepen.

Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl )

Auteur