Kinderen, financiële prikkels en het WAO-risico van vrouwen
Aute ur(s ):
L.R. Janssens en L.M. Kok (auteur)
De auteurs zijn als onderzoeker respectievelijk hoofd van het cluster Zorg en Zekerheid werkzaam b ij de Stichting voor Economisch Onderzoek
(seo). lennartj@seo.uva.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 89e jaargang, nr. 4439, pagina 372, 6 augustus 2004 (datum)
Rubrie k :
arbeidsparticipatie
Tre fw oord(e n):
Kinderen hebben zowel een verhogend effect op het WAO-risico van vrouwen als een verlagend effect. Per saldo blijken kinderen het
WAO-risico te verlagen, behalve bij vrouwen met jonge kinderen die een groot deel van het huishoudinkomen verdienen.
Vrouwen hebben een hoger WAO-risico dan mannen, hoewel uit recente uwv-cijfers blijkt dat het verschil kleiner wordt. Verschillen in
arbeidsomstandigheden en belastbaarheid verklaren samen circa de helft van de oververtegenwoordiging van vrouwen in de WAOinstroom (Van der Giezen, 2000). Een klein deel wordt verklaard door man/vrouw verschillen in sociaal-medische begeleiding.
Wat verklaart het nog openstaande deel van het man/vrouw verschil in WAO-risico? Twee mogelijke verklaringen hebben wij nader
onderzocht: dubbele belasting en financiële prikkels. Naar de invloed van dubbele belasting is al veel onderzoek gedaan, maar dit heeft
niet tot eenduidige resultaten geleid. Het effect van financiële prikkels is niet eerder onderzocht. In dit artikel beschrijven we de
resultaten van ons onderzoek. We sluiten af met een discussie over hoe onze resultaten zich verhouden tot die van De Jong en Thio (zie
het voorgaande artikel in dit nummer van esb).
Dubbele belasting
Een verklaring voor de oververtegenwoordiging van vrouwen in de WAO-instroom zou kunnen liggen in de verschillende invloed die
kinderen hebben op het WAO-risico. Uit eerder onderzoek blijkt dat het WAO-risico van mannen afneemt als ze kinderen hebben, terwijl
het WAO-risico van vrouwen gelijk blijft (Van der Giezen, 2000). Dit impliceert dat kinderen twee potentiële effecten genereren: een
verhogend effect op het WAO-risico (als gevolg van dubbele belasting) en een verlagend effect. De oorzaak van het verlagend effect is
niet helemaal helder. Mogelijk heeft het iets te maken met het verantwoordelijkheidsgevoel van mensen met kinderen of met het plezier
van het hebben van kinderen. Het kan ook een selectie-effect zijn: ongezonde mensen krijgen wellicht minder vaak kinderen.
Vrouwen zijn traditioneel belast met zorg en ondervinden beide effecten die van de kinderen uitgaan. De effecten kunnen elkaar (deels)
uitdoven, zodat het per saldo voor een vrouw niet veel uitmaakt of ze wel of geen kinderen heeft. Mannen zijn traditioneel minder met
zorg belast en ervaren alleen het verlagend effect wanneer ze kinderen hebben. Dubbele belasting kan volgens deze redenering worden
aangetoond door het verschil in WAO-risico van mannen met en zonder kinderen te vergelijken met het verschil in wao-risico van
vrouwen met en zonder kinderen.
We toetsen deze hypothese door in een logit analyse het wel of niet instromen in de WAO te verklaren uit onder andere kinderen in het
huishouden.1 Dit doen we voor mannen en vrouwen apart. Alleenstaande ouders laten we buiten beschouwing omdat zij geen partners
hebben om de zorg en verantwoordelijkheden van kinderen mee te delen. We hebben de kinderen ingedeeld in drie leeftijdscategorieën.
De overweging hierachter is dat de eerste categorie (0 jaar) het effect van een zwangerschap op het WAO-risico opvangt. Verder gaan
kinderen vanaf vier jaar naar school, wat invloed kan hebben op de dubbele belasting.
In tabel 1 zien we het WAO-risico van de gemiddelde vrouw met partner en de gemiddelde man met partner. Daaronder is het WAOrisico weergegeven van mannen en vrouwen zonder kinderen en op welke manier het risico verandert als zij kinderen hebben (waarbij de
overige kenmerken constant blijven).
Tabel 1. Effect van kinderen op de WAO-instroomkans, 2000a
kenmerken
gemiddeld risico in 2000
geen (thuiswonende) kinderen
index (geen kinderen = 100)
jongste kind 0 jaar
jongste kind 1 tot 3 jaar
jongste kind 4 jaar en ouder
mannen
met partner
1,3%
1,4%
vrouwen
met partner
2,0%
2,2%
81
83
89
92
89
88
a. Het betreft het uitsluitend effect van kinderen, gecorrigeerd voor
alle andere variabelen. Binnen de groep mannen en vrouwen
zijn de verschillen tussen de groepen significant op een 1
-procentsniveau.
Zie voor een uitgebreide beschrijving van het databestand: Janssens en Kok (2004).
Hieruit blijkt dat het hebben van kinderen de kans op instroom in de WAO voor zowel mannen als vrouwen verlaagt. Kinderen onder de
vier jaar verlagen het WAO-risico voor vrouwen minder dan bij mannen. Bij vrouwen met jonge kinderen wordt het gunstige effect van
het hebben van kinderen deels teniet gedaan door de extra zorg die daaruit voortvloeit: de hypothese van dubbele belasting wordt voor
hen bevestigd. Voor de groep vrouwen met kinderen van vier jaar of ouder moet de hypothese worden verworpen.
Financiële prikkels
Bij tweeverdieners verdient de vrouw meestal minder dan de man. Als een vrouw de WAO instroomt, dan valt het huishoudinkomen
minder terug dan wanneer de man zou instromen. We willen weten of deze geringere terugval van het huishoudinkomen de overinstroom
van vrouwen in de WAO kan verklaren. Als deze hypothese opgaat, dan moeten we een negatieve relatie waarnemen tussen het aandeel
in het huishoudinkomen dat de vrouw verdient en haar WAO-risico.
Uit de analyse blijkt dat vrouwen met een heel groot of een heel klein aandeel in het huishoudinkomen een kleiner WAO-risico hebben
dan een vrouw met een gemiddelde baan (zie figuur 1). De overige kenmerken gelijkhoudend, zien we een concave relatie tussen het
aandeel in het huishoudlooninkomen en het WAO-risico. In tegenspraak met de hypothese is de relatie niet dalend.
Figuur 1. Indexcijfer WAO-risico vrouwen met partner naar aandeel van het huishoudinkomen, 2000a
We hebben bovenstaande relatie ook afzonderlijk geschat voor vrouwen zonder kinderen, met jongere en met oudere kinderen (figuur 1).
Dubbele belasting concentreert zich vooral bij de vrouwen met een baan die rond de helft van het huishoudinkomen genereert. Voor deze
groep is het WAO-risico per saldo zelfs hoger dan voor vrouwen zonder kinderen. Voor hen is het ongunstige effect van de dubbele
belasting dus groter dan het gunstige effect van het hebben van kinderen.
Discussie
Onze resultaten wijzen erop dat het hebben van een kleiner aandeel in het huishoudinkomen geen verklaring vormt voor het hogere
WAO-risico van vrouwen. Vrouwen met een beter verdienende partner hebben geen verhoogd WAO-risico. Dit is in overeenstemming
met Copinga en Selten (2003). Het neemt een argument weg om bij de WAO-uitkering een partnerinkomenstoets in te voeren. Wel zien
we dat vrouwelijke alleenverdieners een lager WAO-risico hebben. Dit is wel in lijn met de getoetste hypothese en ook in
overeenstemming met bevindingen op dit gebied van Thio en De Jong en van Jehoel-Gijsbers en Van Deursen (2002).
Overeenkomsten en verschillen
Een andere waarneming die we delen met Thio en De Jong is dat er voor vrouwen sprake is van dubbele belasting als gevolg van de
combinatie van werk en zorg voor kinderen. Hiervan is vooral sprake bij vrouwen met jonge kinderen en bij vrouwen die een wat groter
aandeel in het huishoudinkomen verdienen. Thio en De Jong corrigeren voor selectie-effecten en vinden het effect van dubbele
belasting voor alle vrouwen. Daarbij moeten we opmerken dat ons databestand het toelaat effecten uit te splitsen naar leeftijd van het
kind en de bijdrage aan het huishoudinkomen. Ons databestand laat echter correctie voor selectie-effecten niet toe, waardoor we de
invloed van dubbele belasting mogelijk iets onderschatten. Een andere oorzaak voor het wat grotere effect van dubbele belasting dat
Thio en De Jong vinden, kan zijn dat zij alleenstaande moeders meenemen in de analyse, terwijl wij alleen kijken naar vrouwen met
partners.
Het grootste verschil tussen onze en Thio en De Jongs analyse is het gunstige effect dat wij vinden van het hebben van kinderen op het
WAO-risico. Wij hebben het effect van kinderen gesplitst in een verhogend effect op het WAO-risico (als gevolg van dubbele
belasting) en een verlagend effect. Voor mannen vinden wij overduidelijk een gunstige effect van het hebben van kinderen, terwijl Thio
en De Jong dit niet vinden. Met selectie kan dit niets te maken hebben. Thio en De Jong tonen namelijk aan dat er bij mannen geen
sprake is van een selectie-effect. Dit verschil in resultaat ligt vermoedelijk aan verschillen in de data die zijn gebruikt en de specificatie
van de regressievergelijkingen.
Is er nu ook sprake van een gunstig effect van het hebben van kinderen voor vrouwen? Voor vrouwen tonen wij aan dat kinderen een
verlagend effect hebben op het WAO-risico. Uit het feit dat dit verlagend effect voor mannen groter is dan voor vrouwen leiden we af
dat er sprake is van dubbele belasting. Uit de analyse van Thio en De Jong kunnen we afleiden dat hier mogelijk een selectie-effect
meespeelt: degenen met het hoogste WAO-risico trekken zich terug als zij kinderen krijgen. Het is echter onwaarschijnlijk dat het
selectie-effect verantwoordelijk is voor het totale verlagende effect op het WAO-risico dat uitgaat van het hebben van kinderen. Ook
wanneer Thio en De Jong niet corrigeren voor het selectie-effect vinden zij immers het verlagend effect van kinderen niet. Ook hier geldt
dat de oorzaak van dit verschil in de onderliggende data en specificaties moet worden gezocht.
Conclusie
Een beleid gericht op het verminderen van de dubbele belasting kan het WAO-risico van vrouwen met kinderen verlagen. Het beleid zou
zich vooral moeten richten op vrouwen die een substantieel aandeel in het huishoudinkomen verdienen.
Lennart Janssens en Lucy Kok
Dit artikel is gebaseerd op een onderzoek dat is verschenen onder de titel Lijden vrouwen aan de hypotheekziekte? Het rapport is
gefinancierd door SNS/Reaal en te downloaden van de website: www.seo.nl
Literatuur
Copinga-Roest, M. en R.M.K.P. Selten (2003) WAO’ers en hun partners, ESB,
27 juni 2003, blz. 308-310.
Giezen, A.M. van der (2000) Vrouwen, (werk)omstandigheden en arbeidsongeschiktheid, Lisv, Amsterdam.
Janssens, L. en L. Kok (2004) Lijden vrouwen aan hypotheekziekte?, SEO, Amsterdam, rapport 744.
Jehoel-Gijsbers, G. en C. van Deursen (2002) Reïntegratie bij arbeidsongeschiktheid: onderzoek naar werkhervatting,
arbeidscapaciteit en reïntegratiehulp bij werknemers die in 2001 voor de poort van de wao stonden, UWV, Amsterdam.
Rijk, A. de, B. van Lierop, N. Janssen en F. Nijhuis (2002) Geen kwestie van motivatie maar van situatie: een onderzoek naar
man/vrouw verschillen in werkhervatting gedurende het eerste jaar na ziekmelding, ministerie SZW, Elsevier, Doetinchem.
Thio, V. en P. de Jong (2004), Arbeidsparticipatie en arbeidsongeschiktheid bij vrouwen, ESB, 6 augustus 2004, blz. 370-372.
1 Kenmerken waarvoor we in deze analyse corrigeren zijn: loon-inkomensklasse van het huishouden, loon van de verzekerde, leeftijd,
herkomstindicatoren, aantal dagen verzekerd, sector en bedrijfsomvang. Het bestand bevat geen informatie over inkomen uit uitkering of
een zelfstandig beroep.
Copyright © 2004 – 2005 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)