Keuzevrijheid: heeft dat zin?
Aute ur(s ):
Hoffman, L. (auteur)
De auteur is oud-hoofdredacteur van ESB.
Ve rs che ne n in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4058, pagina 451, 15 mei 1996 (datum)
Rubrie k :
Discussie
Tre fw oord(e n):
pensioenen
“Geinspireerd door het artikel van Eichholtz en Koedijk, (De prestaties van pensioenverzekeraars) heb ik geprobeerd na te gaan
of mijn pensioenverzekeraar mij straks een prestatie zal leveren die de toets der kritiek kan doorstaan. Ik kwam er echter niet uit. Ik
leg daarom een aantal vragen aan de auteurs voor.”
Omdat bedrijfspensioenfondsen niet goedkoper werken dan ondernemingspensioenfondsen en verzekeraars, moet de verplichte
winkelnering worden afgeschaft. Een nogal voor de hand liggende conclusie. Echter, ik kan de conclusie niet uit de analyse trekken.
Daaruit blijkt dat in de periode 1984 tot en met 1993 slechts in de jaren 1989, 1992 en 1993 de pensioenfondsen duurder waren.
“Overigens”, schrijven de auteurs, “de gevonden verschillen zijn niet statistisch significant”. Een meer voor de hand liggende
conclusie was mijns inziens daarom: kijk uit bij het afschaffen van de bedrijfspensioenfondsen, want je weet niet wat je daarmee
aanricht voor de pensioengerechtigden.
Er moet meer keuzevrijheid komen voor de deelnemers aan een pensioenfonds. Een belangrijke voorwaarde daarvoor is een betere
informatievoorziening door het opleggen van een verplichting een jaarverslag te publiceren. Prima, lijkt mij, maar verwacht daarmee niet
zoals de auteurs concluderen dat daardoor “werknemers meer mogelijkheden krijgen om hun eigen voorkeuren beter tot hun recht te
laten komen.” De auteurs tonen immers in een kader aan, dat je van eigen inzicht weinig moet verwachten. Zij concluderen namelijk dat
met name kleine ondernemingspensioenfondsen het vermogensbeheer uitbesteden. Mijns inziens omdat ze niet beschikken over
voldoende beleggingsdeskundigheid. De auteurs bevelen daarom aan de pensioenverplichting rechtstreeks onder te brengen bij een
verzekeringsmaatschappij. Dat spaart extra administratieve kosten.
Als kleine pensioenfondsen niet in staat zijn het beheer zelf te voeren, waarom zou dan een individuele werknemer wel in staat zijn tot
een verantwoorde afweging van waar hij zijn pensioen onderbrengt? Is het gevaar niet groot dat werknemers er niet uit komen en hun
reserves voor de oude dag volstrekt verkeerd beheren en beleggen? Velen worden nu al horendol van de vele aanbiedingen van
beleggingsmaatschappijen.
Wellicht zijn er andere methoden om meer keuzevrijheid te bepleiten. Voor het analyseren van het pensioensysteem is de wereld het
laboratorium. De alchemie brengt de auteurs bij Singapore (geen marktrestricties), Chili en het Verenigd Koninkrijk, waar meer
keuzevrijheid bestaat dan in Nederland. Singapore kent aanmerkelijk lagere uitvoeringskosten, maar daar mag je je volgens de auteurs
niet blind op staren. Chili kent hoge rendementen en over het VK blijven we in het ongewisse. Wat waren de redenen om juist deze
landen te nemen? Waarom geen landen met een vergelijkbare economische structuur zoals Duitsland, Denemarken of België?
Mijn laatste opmerking betreft het feit dat beroepspensioenfondsen, PGGM en ABP, niet in het onderzoek zijn opgenomen. Zijn de
auteurs met mij van mening, dat hun conclusies daardoor slechts betrekking hebben op een relatief geringe omvang van de
pensioenfondsen en dus geen algemene geldigheidswaarde hebben?
Zie in deze discussie ook:
J.Th.A.M. Jeurissen, Pensioenen en verplichtstelling;
G.W. Euverman en CH.J.A. Oor, De berekening van de pensioenratio’s;
en het naschrift; M.P.A. Eichholtz en P.G. Koedijk, Meer transparantie, meer prestatiegerichtheid.
Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)