Ga direct naar de content

Kalkar en de brede maatschappelijke discussie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 5 1981

Toets op taak

Kalkar en de brede
maatschappelijke discussie
DRS. J. A. H. BRON*

Inleiding
In het Westduitse plaatsje Kalkar
wordt al geruime tijd gewerkt aan een
nieuw type reactor, de z.g. snelle kweekreactor. Het is een researchprqject dat bedoeld is om ervaring op te doen en na te
gaan of het technische concept ook commercieel haalbaar zal zijn. Bij het begin
van de bouw wist men reeds dat dit laatste
niet het geval zou zijn. Men hield rekening met een kostenniveau dat drie maal
zo hoog zou zijn als voor een commerciele reactor is toegestaan. Ondanks dit
verschil zijn de kosten voor het Kalkarproject aanzienlijk boven dit niveau uitgestegen. Dit roept de vraag op het het Kalkarproject nog een zinvol project is om
onze schaarse researchgelden aan te best eden. Daarnaast is er inmiddels een
maatschappelijke discussie gestart onder
leiding van jhr. De Brauw over de vraag
of kernenergie in Nederland al dan niet
toepassing moet vinden 1).
In dit artikel wordt nader ingegaan
op deze problematiek. Zowel de kostenstijgingen komen aan de orde alsook de
re la tie met de maatschappelijke discussie. Voor een goed begrip is het nodigdat
hier en daar wordt ingegaan op meer
technische aspecten.
Aan snelle kweekreactoren is een zeer
essentiele rol toebedacht binnen de energie-opwekking via kernenergie. Daarmee is Kalkar een project dat door zijn
strategische betekenis meer aspecten bezit dan in een kosten-batenanalyse kunnen worden afgewogen. Dit mag echter
niet verhinderen dezelfde kritische benadering te hanteren die geldt voor elk
willekeurig project waarin de Nederlandse overheid investeert.
Kalkar en de kosten
Onlangs heeft de minister van Economische Zaken een opmerkelijke brief gestuurd aan de leden van de Tweede
Kamer 2). Hij deelt daarin mee dat de
kosten die verband houden met de bouw
van een snelle natriumgekoelde kweekreactor (SNR) 3) van 300 MWe (Mega
Watt elektrisch) te Kalkar ,,aan een plafond zullen worden gebonden voor wat
betreft de Nederlandse bijdrage”. Voor
780

het gehele project is het plafond gesteld
op DM 3,2 mrd. In het project werken
Nederland, Belgie’ en West-Duitsland
samen. Nederland doet evenals Belgie
voor 15% mee zodat de Nederlandse uitgaven maximaal DM 480 mln. zullen bedragen. Hiervan komt DM 433 mln. voor
rekening van de rijksoverheid. De overige gelden, zo’n 7%, worden bijgedragen
door de NV Samenwerkende Elektriciteit-produktiebedrijven (SEP). Hun aandeel is na de brief van de minister eveneens aan een plafond gebonden.
De vraag die gesteld kan worden is of
de minister van Economische Zaken met
zijn beslissing ten aanzien van Kalkar nu
een voorschot heeft genomen op de afloop van de brede maatschappelijke discussie of dat hij twijfelt aan de commercie’le haalbaarheid van snelle kweekreactoren.
Als reden voor het instellen van een
plafond noemt de minister de sterke
kostenstijgingen als gevolg van:
1. aanvullende veiligheidseisen;
2. problemen bij het verloop van de aanvraag van een vergunning;
3. de noodzaak tot voortdurende aanpassing van reeds gereedgekomen
onderdelen;
4. de inflatie.
Er wordt niet aangegeven wat het aandeel van de verschillende categorieen in
de totale kostenstijging is. Voor een beoordeling van het project is dit niettemin
van groot belang. Het Kalkarproject is
ten slotte een researchproject dat bedoeld
is om van te leren. Niet alleen in technische zin maar ook met betrekking tot
de vraag of het project vanuit commercieel-economisch oogpunt zinvol is. Oorspronkelijk werd uitgegaan 4) van een
benodigd investeringsbedrag van ca. f. 1
mrd. Indien we een inflatiepercentage
aanhouden van gemiddeld 7% in de
periode 1971-1981, mag het oorspronkelijke bedrag worden verhoogd tot zo’n
f. 2 mrd. De rest van de kostenstijgingen
komt dus voor rekening van de overige
genoemde factoren. Daarbij dient te
worden beseft dat de totale kosten boven
de plafondwaarde van het gehele project
ad DM 3,2 mrd. zullen komen te liggen.
Volgens berichten 5) in de pers zouden

de totale bouwkosten de DM 5 mrd. inmiddels al hebben overschreden.
Verwacht moet worden dat het einde
van de overschrijding van de kostenraming nog niet in zicht is. Immers, de
minister spreekt in zijn brief tevens als
zijn verwachting uit dat de oplevering
van de reactor, oorspronkelijk voorzien
in 1979, zal plaatsvinden eind 1985 of
begin 1986.
In deze kosten zitten dan niet de kosten
die worden gemaakt door o.a. het ECN.
Van deze kosten wordt aangenomen dat
ze in een of andere vorm toch zouden worden gemaakt om de regering ook op dit
terrein van advies te kunnen dienen 6),
zodat toerekening aan het project een
oneigenlijk karakter zou krijgen. Het betreft hier onderzoek van de veiligheidsaspecten van snelle kweekreactoren waarbij de hoge-fluxreactor een belangrijke
rol speelt. Daarnaast werd werk verricht
voor Neratoom, een Nederlands bedrijf
dat zich heeft gespecialiseerd in de
levering van grote componenten zoals
pompen, warmtewisselaars en stroomgeneratoren 7). Welke kosten in feite
moeten worden toegerekend aan het
Kalkarproject en voor welke werkzaamheden ECN vergoedingen ontvangt is

—De auteur is plaatsvervangend directeur bij
het Instituut voor Onderzoek van Overheidsuitgaven.
1) Nederlandse Staatscourant, 14 juli 1981.
2) Tweede kamer, zitting 1980-1981, 16400,
nr. 114.

3) Om een overzicht te geven, staan alle snelle
kweekreactoren die ooit zijn gebouwd hieronder vermeld:
— in 1963 werd deeerste grote kweekreactor
in de USA, de Fermi-reactor (300 MWe),
bij Detroit gestart. Deze werd na een aantal jaren volledig stilgelegd wegens problemen met de temperatuurregulatie: de
reactor raakte oververhit;
— in 1972 werd in de Soyjetunie een snelle
kweekreactor van 150 MWe gestart. Uit
schaarse berichten valt af te leiden dat de
Russen met grote problemen kampen.
Exacte berichten ontbreken. Vanaf 1978
zou een reactor in gebruik zijn van ca. 600
MWe;

— in Marcoule (Frankrijk) is sinds 1974 de
Phenix (250 MWe) in gebruik. Gewerkt
wordt aan een opvolger, de Super-Phenix,
nabij Lyon (1.200 MWe). De SEP doet
ook aan deze bouw mee via een bijdrage
van 2,5% in de bouwkosten;
— in 1973 startle de PFR (250 MWe) in
Dounreay (Schotland). Vier jaar later
werd hij stilgelegd;
— in de USA wordt gewerkt aan de Clinch
Breeder Reactor (360 MWe) bij Oak
Ridge. Tijdens de regering-Carter werd de
steun stopgezet. De huidige regeringReagan heeft dit besluit herroepen zodat
met de bouwwerkzaamheden weer is begonnen. Time van 13 juli 1981 schrijft
hierover: ,,This troubled nuclear project in
Tennessee (450% cost overrun) got $ 230
million. One reason: Senate Majority
leader Howard Baker is from Tennessee”.
4) Zie NEI, Economische evaluatie van een
snelle natrium gekoelde kernreactor en van de
Nederlandse bijdrage in de ontwikkelingskosten daarvan, oktober 1971.
5) Zie o.a. Trouw, 11 juni 1981.
6) Zie noot 4.
7) Jaarverslag ECN 1979.

onduidelijk. Inzicht hierin is niettemin

erg belangrijk. Alleen op grond van de
integrate kosten van het Kalkarproject
kan immers een gefundeerde besluit-

ligt dit juist omgekeerd. De kapitaalkosten vergen % tot % van de kosten van
het produceren van elektriciteit. De
brandstofkosten zijn dus in verhouding

de brandstof vanzelf een einde komen
aan het nucleaire tijdperk. Nu bestaat
het afval van de huidige centrales voor

een deel uit plutonium. Het is juist dit
plutonium dat optimaal gebruikt gaat

vorming plaatsvinden over de verdere

lager dan die van conventionele centra-

voortgang.

les. Daar de nucleaire brandstof bestaat

worden als brandstof in snelle kweek-

Naast het ECN worden er nog door

uit splijtstofstaven met verrijkt uranium

reactoren. Het splijtingsproces gebeurt

andere instellingen kosten gemaakt ten
behoeve van dit project. Zo staat in Hengelo een proefopstelling van een natriumcircuit. Bij een snelle kweekreactor gebeurt de koeling en warmteoverdracht
immers niet via water maar door vloeibaar natrium. Het project in Hengelo
staat onder leiding van een afdeling van
het TNO. Bij de bouw bestond bovendien de verwachting dat ook buitenlandse instellingen interesse zouden heb-

of plutonium die eveneens langs industriele weg tot stand komen, kan men

in deze centrales volgens geheel andere
technieken. Het snelle kweekproces is

de Boer dat exemplarisch genoemd mag

plutonium de kweekfactor genoemd.

Ei ben om tests uit te voeren. Met name

worden voor de gehele gedachtengang in

Zolang deze verhouding de waarde van

die tijd, wordt dit op treffende wijze on-

een heeft produceert men evenveel als
men gebruikt. Is die hoger dan een dan
kweekt men een overschot waarmee men

stellen dat de kernenergie-opwekking in

namelijk gericht op het weer produceren

hoge mate een industrieel proces is.

van plutonium. De warmte die daarbij
vrijkomt wordt aangewend voor elektriciteitsproduktie. Wat men er dus in
stopt, plutonium, komt er ook weer uit.
Vandaar de naam kweekreactor. Daar-

Kernenergie werd zo een beleidsonder-

deel van het door de overheid gevoerde
industriebeleid, waarbij men vooral oog
had voor de instandhouding van het

industriele produktieniveau en de werkgelegenheid. In het citaat van dr. A. A.

bestond er belangstelling van Amerikaanse zijde. Ook hier kan worden gesteld dat het onduidelijk is welke kosten
fti dienen te worden toegerekend en welke
vergoedingen worden ontvangen.
Aangenomen mag worden dat als alle
kosten, dus bouwkosten plus niettoegerekende researchkosten van ECN,

wij ons beperken tot de activiteit die
verband houdt met de bouw van kernenergiecentrales, blijkt dat de hoge eisen
die gesteld worden aan bij voorbeeld las-

TNO en de Arnhemse instellingen, bij

methoden nodig maken. Deze verbete-

elkaar worden opgeteld het Nederlandse
aandeel hoger uitkomt dan het plafond

ringen hebben wederom hun invloed op

van DM 480 mln. Het probleem met het

als geheel. Wanneer een land zich van
deze ontwikkeling afzijdig zou houden,

SNR-project ligt echter veel gecompliceerder dan enkel een kostenoverschrijding en een wel zeer vertraagde opleving van de reactor. Om enig inzicht
hierin te krijgen is het noodzakelijk een
moment stil te staan bij de basisgedachte die ten grondslag ligt aan het gehele
kernenergiebeleid van de Nederlandse
overheid.

Kernenergiebeleid
Al ver voor de oliecrisis in 1974 en het

der woorden gebracht: ,,Reeds wanneer

werk niet alleen nieuwe lastechnieken

maar ook nieuwe meet- en controlehet kwaliteitsniveau van de industrie
zou dit een achterblijven tot gevolg

hebben op een veel uitgebreider gebied
dan dat van de kernsplijting” 9).
De boodschap is duidelijk: Nederland
,,let op uw saeck”, doe mee, anders
wordt dit land een achtergebleven gebied.
De vliegtuigindustrie en de fabricage
van micro-elektronica zijn inmiddels, los
van de kernenergetische impuls, tot de-

zelfde geavanceerde niveaus gestegen als
voor kernenergie nodig is. Achteraf kan
dus worden getwijfeld aan het standpunt dat kernenergie nodig is voor de
,,spin off” die het heeft voor de Nederlandse industrie. Daar komt bij dat introductie van kernenergie niet op zo

bij wordt de verhouding tussen het ingevoerde plutonium en het geproduceerde

andere centrales kan voorzien: hetzij
nieuwe snelle kweekreactoren als start-

brandstof, hetzij de huidige reactortypen. Het is echter niet uitgesloten dat
deze factor lager is dan een. In dat geval
zullen de beloften van het project niet
worden waargemaakt. Het SNR-project

heeft mede tot taak te onderzoeken welke waarde van de kweekfactor bereikbaar is. De methode waarop dit kweken
gebeurt, berust op het gebruik van de

snelheid van de neutronen die bij splitsing vrijkomen (vandaar het bijvoeglijk
naamwoord ,,snelle”). In de centrales

Dodewaard en Borssele wordt de snelheid van de neutronen juist afgeremd.
De Nederlandse overheid ziet zich geplaatst voor een zeer gecompliceerd

vraagstuk. Vanuit bezorgdheid over het
uitputten van grondstoffen, zal zij de
komst van snelle kweekreactoren toe-

juichen. Daar staat tegenover dat de
kosten uit de hand dreigen te lopen en

dat er een groot verzet is tegen kernenergie. Blijkens de Nota Energiebeleid
beseft de overheid dit terdege, gelet op
de volgende citaten: ,,Om een snelle

verschijnen van het rapport van de Club
‘, van Rome maakten veel deskundigen op
het terrein van de energievoorziening
i zich zorgen over de groeiende afhanke-

grote schaal heeft plaatsgevonden als

j lijkheid van olie in de westerse econo-

aanvankelijk werd verwacht. Het verzet

kweekreactor op te starten zijn aanzien-

I mieen en de daarmee gepaard gaande
toenemende afhankelijkheid van het
; Midden-Oosten. Dit proces was op gang

tegen kernenergie op grond van milieuen veiligheidsoverwegingen leidde ertoe

vooral verkregen moeten worden in de

dat kernenergie niet langer werd gezien

i: gekomen door de substitutie van kolen

als een ongevaarlijke zaak. De resul-

i door de efficientere en goedkopere olie.
r Het antwoord van vele beleidsmakers 8)
! in de westerse wereld was de kernenergie als oplossing naar voren te schuiven.
Vooral de Europese Commissie maakte
fdh tot een doelstelling. Op deze wijze
j: werd als het ware de aandacht gefixeerd
lop kernenergie. Niet alleen zou kernenergie de olie-afhankelijkheid vermin-

taten van de brede maatschappelijke discussie zijn mede bepalend voor de beslissing of er in Nederland nog wel kernenergiecentrales zullen worden gebouwd.
Daarbij kan en mag deze discussie zich
niet losmaken van de problematiek van

f deren, maar tevens werd van dit beleid

Kweekreactoren

– een gunstig uitstralingseffect verwacht
I-op de industrie omdat kernenergie een

i proces is met een zeer hoge industriele
1
waarde.
; De kostprijs van elektriciteit bestaat
: 2ruwweg voor ‘/3 uit kapitaalkosten en
‘ /3 uit brandstofkosten, tenminste indien deze elektriciteit wordt opgewekt
door kolen, olie of gas. Bij kernenergie
ESB 12-8-1981

het SNR-project.

De winbare hoeveelheid uraniumerts

lijke hoeveelheden plutonium nodig, die
huidige typen reactoren” en ,,Dit betekent dat een verzekerde toekomst voor

de kernenergie op wat langere termijn
niet wel denkbaa^ is zonder de ontwikkeling van reactoren (bedoeld wordt hier
snelle kweekreactoren) die zuiniger omgaan met het uranium dan de nu meestal

gebruikte lichtwaterreactoren (o.a. Borssele en Dodewaard)” 11).

is beperkt. Naar verwachting zal er, afhankelijk van de aantallen centrales en
de prijsontwikkelingen, nog voor ca.

8) Zie o.a. Situatie op het gebied van splijtstoffenvoorziening, EG-serie energie, nr. 3,

45 jaar genoeg uraniumerts zijn om de

9) Dr. A. A. de Boer, De economische aspec-

reactoren van het type Borssele en
Dodewaard te laten draaien 10). Daarna

ten van de ontwikkeling van kernenergie,
1962.

zou er door het ontbreken van voldoen-

10) Zie Nota Energiebeleid, deel 3.
11) Idem, biz. 232.

1970, en OECD, Uranium, resources production and demand, 1919.

781

Kernenergie in discussie
Naast deze technische complicates

spelen ook politieke factoren een rol.
Er dient rekening mee te worden gehouden dat, zoals bekend, politieke partijen
als PvdA en D’-66 op korte termijn de
sluiting van de centrales Borssele en
Dodewaard nastreven. Op dit moment is
niet zeker of de twee Nederlandse kern-

centrales zullen worden gesloten. Als dit
gebeurt, zal er naar mag worden aangenomen ook geen toekomst zijn voor
snelle kweekreactoren. Deelname aan
Kalkar zal dan zo snel mogelijk beeindigd moeten worden 12). Deelname
aan de demonstratiereactor die na Kal-

kar zou gaan worden gebouwd, zal dan
geen zin meer hebben.
Desalniettemin werd op 30 juni jl. de
Stuurgroep Maatschappelijke Discussie
Energiebeleid door de minister van Economische Zaken geinstalleerd. In zijn
toespraak 13) wijst de minister crop dat
in Internationale fora zoals de EG en het
Internationaal

Energie-agentschap te

Parijs, kernenergie in het algemeen
noodzakelijk wordt genoemd. Hij is van
mening dat ons land moet bijdragen aan
een krachtig Europees energiebeleid
maar dat dit dan ook consequenties kan
meebrengen ,,die we zullen hebben te
aanvaarden”. Dit standpunt is aanvechtbaar. Niet alleen zou men zich kunnen
afvragen waarom Nederland haar soevereiniteit ten aanzien van het energiebeleid zou moeten inleveren, maar
bovendien is het zo dat de praktische
situatie in Nederland dit momenteel niet
toestaat. Het zijn voornamelijk provinciale elektriciteitsproduktiebedrijven die
de beslissingsmacht bezitten ten aanzien
van de vraag voor welke vorm van energie-opwekking zal worden gekozen. Het
inleveren van nationale autonomie betekent dat eerst in Nederland de beslissingsbevoegdheid zou moeten worden
gecentraliseerd.
De minister weet dit ook, getuige zijn
reactie op het rapport van de Commissie

Concentratie Nutsbedrijven (CoCoNut).
Hij neemt in zijn reactie op dit rapport
mede namens de minister van Volksgezondheid en Milieuhygifine en de
staatssecretaris van Binnenlandse Zaken
het standpunt in dat de centrale overheid conform de aanbevelingen van

de CoCoNut meer beleidsbepalende
bevoegdheden dient te hebben door
middel van een wettelijke regeling. Daarbij heeft de regering gekozen voor een

De minister is van mening, zo blijkt Tot besluit
verder uit zijn rede bij de installatie%
van de Stuurgroep Maatschappelijke
Het Koninklijk Besluit waarmee de
Discussie Energiebeleid, dat de elektrici- instelling van de Stuurgroep Maatteit op basis van kernenergie substan- schappelijke Discussie Energievoorzietieel goedkoper is dan elektriciteit op ning is geregeld, vermeldt dat de taak
basis van andere brandstoffen. Hij voegt van de Stuurgroep er op gericht moet
daar niet aan toe dat dit voornamelijk zijn gegevens, uitspraken, verondersteleen gevolg is van de prijsstijgingen van lingen en redeneringen te verzamelen
aardolie na 1973 en gaat er aan voorbij
die van belang kunnen zijn voor de
dat de grondstoffen van uranium ook meningsvorming door de bevolking. De
aan schommelingen onderhevig zijn 15). informatie zal op haar feitelijke juistIn dit kader is ook het aandeel dat
heid worden getoetst, vooronderstellinkernenergie heeft in de totale elektrici- gen en redeneringen op hun aannemeteitsopwekking van belang. Op grond lijkheid en interne samenhang.
van de rede van de minister zou de geDit artikel heeft aan deze taak een
dachte kunnen postvatten dat in het bijdrage willen leveren door op het bebuitenland de ontwikkeling van kern- lang te wijzen dat ook snelle kweekenergie snel en zonder problemen ge- reactoren in de beschouwing dienen te
schiedt. De werkelijkheid ziet er echter worden betrokken. Daarbij dient geanders uit. Zo rapporteert de OESO 16) toetst te worden aan de hand van ten
in haar laatste jaarverslag dat er in 1980 minste vijf aspecten, te weten budgetgeen of weinig vooruitgang is geboekt in take gevolgen voor de overheid, grondde ontwikkeling van kernenergie. Er stoffen, commerciele rentabiliteit, veiligkwamen in de OESO-landen 8 centrales heid en milieu. Het is te hopen dat elk
aspect voldoende wordt bestudeerd en
bij, waarvan vijf in Frankrijk, twee in
de Verenigde Staten, en een in Finland. getoetst op redelijk te stellen eisen; niet
Inmiddels heeft president Mitterand van meer maar ook niet minder dan gebruiFrankrijk medegedeeld het ambitieuze kelijk is bij andere projecten die minder
programma van zijn land op dit terrein controversieel zijn dan kernenergie.
te willen temporiseren.
Daarbij is uiteindelijk — als gevolg van
de uitputting van de benodigde grondIntussen schrijdt de formatie verder. stoffen — het keuzeprobleem eerder van
Een nieuw kabinet zal zich moeten bui- de vorm ,,of/of” dan van ,,en/en”.
gen over de kernenergie. Reeds is een Immers, we gaan door op de weg van de
studie aangekondigd op basis waarvan energie-opwekking via kernenergie of we
de beslissing over wel of niet sluiten van doen dat niet, maar dan schakelen we
Borssele en Dodewaard moet worden ook toekomstige mogelijkheden als snelgenomen 17). Deze studie zou los moe- le kweekreactoren op dit terrein uit.
ten komen te staan van het werk van de Er lijkt nauwelijks een tussenweg te zijn.
Stuurgroep. Niettemin zullen de uitkomsten het werk van de Stuurgroep niet
onberoerd laten. De taak die de StuurJ. A. H. Bron
groep dan overblijft is na te gaan onder
welke voorwaarden in de toekomst kernenergie ooit weer in aanmerking komt.
Bij de informatie is reeds afgesproken
dat de brede maatschappelijke discussie
door zal gaan. Dat zal niet anders kunnen gebeuren dan door het schetsen van

een aantal mogelijke scenario’s. Bij deze
scenario’s dienen mee te spelen de kostenstijgingen van de kweekreactoren en
afhankelijk daarvan de inzet van deze
reactoren in de toekomst. Vervolgens is
ook de zin van een verdere voortgang
met kernenergie aan de orde. Voorts
dienen andere energie-opwekkingsmiddelen erbij te worden betrokken. Voor
een groot deel gebeurt dat laatste reeds
gezien de opdracht die is verstrekt aan

geleidelijke realisering van een pro-

het Centrum voor Energiebesparing dat

duktiebedrijf. Het eigendom en beheer
van nieuw te bouwen centrales dient

de alternatieve scenario’s gaat uitwerken. Tot slot mag aan de Stuurgroep
worden gevraagd of zij een overzicht zou
kunnen geven van de allocatie van alle
researchgelden op dit terrein. De vraag
in hoeverre er nog steeds sprake is van
een fixatie op kernenergie-onderzoek
dan wel of tegenwoordig ook andere

dan zoveel mogelijk in handen te worden
gelegd van de te reorganiseren NV
Samenwerkende Elektriciteit-produktiebedrijven. Doorvoering van de voorgestelde wijzigingen in de elektriciteitsproduktiesector geniet, aldus de minister, een zeer hoge prioriteit met name

energievormen bij de verdeling van

gezien het grote belang van het elektriciteitsgebeuren voor onze concurrentiepositie 14).

researchmiddelen voldoende aan bod
komen, kan dan tevens worden beantwoord;

782

12) Commercieel zitten we vast aan Belgie en
West-Duitsland. Of dit contract tussentijds
opzegbaar is, is niet bekend.
13) Nederlandse Staatscourant, 30 juni 1981,
nr. 121.
14) Financieel Overheidsbeheer, nr. 7, juli
1981.
15) Sommige experts verwachten b.v. tegen
1990 een tekort aan verrijkingscapaciteit waar

een prijsverhogende werking van zal uitgaan.

Zie b.v. Joseph A. Yager, International
co-operation in nuclear energy, Brookings
Institute, Washington, 1980, biz. 82.

16) OESO-jaarverslag 1980, Parijs, 1981.
17) De Nederlandse Staatscourant van 22 juli
1981 vermeldt de overlegresultaten van de
informateurs over deze kwestie als volgt:
,,In dat licht zal door onafhankelijke deskundigen een studie worden verricht naar de gevolgen (zowel financieel, uit een oqgpunt van
werkgelegenheid als met betrekking tot de
energievoorziening) van het stilleggen c.q.
sluiten van de kerncentrales Borssele en
Dodewaard. Deze studie dient binnen 6
maanden gereed te zijn. Het kabinet zal na het
gereedkomen van de studie met spped een
standpunt terzake formuleren en dit voor-

leggen aan de Kamer”.

Auteur