Ga direct naar de content

Jrg. 8, editie 367

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 10 1923

10 JANUA El 193

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

Economi*sch~Stati
*sti*sche

BerIchten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE RIJN VAARTCOMM1SSIE

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

8E JAARGANG

WOENSDAG 10 JANUARI 1923

No. 367

INHOUD

BIz

Da
DOLLAR
OP GOUDPARITEIT
door
Mr. J. Westerman Holstijn
22
De Ontwikkeling der Sociale
Verzekering
tot Sociale Voor-
zorg II door
jifr. W. E. M. Werker ………………
24
De economische toestand ………………………….27
De hervorming der Duitsche Handeisstatistiek door
Dr. Kurt
Singer
…………………………………….
29
Londensche Correspondentie
………………………….31
AANTEEKENINGEN:
Indexcijfers voor de bedrijvigheid in landbouw en vee-
teelt, mijnbouw en industrie der Vereenigde Staten.. 32
BOEKAANKONDIGING:
H. M.
Hirschfeld: Het ontstaan van het moderne bank-wezen in Nederland, bespr. door
Dr.
A.
Plate ……
34
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN
……. ………..
:34-40
Geldkoersen

Effectenbeurzen.
Wi,selkoersen

Goederenhandel.
Bankstaten

Verkeerswezen.

INSTITUUT

VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

Algemeen Secretaris: Mr. G. W. J. Bruina.
Rcdactcur-Secretaris van het weekblad:
D.
J. Wansink.

Secretariaat: Pieter de Hooghweg 1553, Rotterdam,.
Ac,ngeteelcende stukken: Bijka.ntoor Ruige .Plaatweg 87.
Telefoon Nr. 8000. Postchèque- en gi’rorekening
Rotterdam. No. 8408.

Abonnementsprijs voor het weekblad fraszico p. p.

in Nederland f
50,—.
Buitenla.nd en Koloniërs f 535,-per jaar. Losse wumrivers 50 cents.

Leden en donatev.rs valn4 het Instiliunt ontvangen het weekblad gratis.

De verdere publicaties var het Instituut uitgaande
ontva.ri.gen de abori.n4’s, leden en do’nateurs kosteloos,
voor zoover dacsrom.trent niet anders wordt beslist.

8 JANUARI 1923.

De ontspanning in de geidmarkt maakte in het

nieuwe jaar geen verderen voortgang. Weliswaar liep

de noteering van de prolongatierente belangrijk terug,

zoodat ten slotte 3 pOt. genoteerd werd, maar het

particulier disconto was daarentegen weder eerder

vaster, zoodat zelfs het gering bedrag wissels, dat aan-

geboden wera, meestal niet anders als voor
374
pOt.

plaatsing kon vinden. Waarschijnlijk willen geldgevers

met het oog op de nieuwe staatsleening hun geld

alleen op körten termijnuitzetten. Er was althans ‘tol-

doende aanbod van call geld.
*

*
*
Na de stijging van het opereerend kapitaal der Ne-

derlandsche Bank, die gedurende de voorafgaande

weken viel waar
,
te nemen, geeft de heden verschenen

weekstaat voor het eerst weder van een daling blijk.

De post binnenlandsche wissels liep van
f
244,4 mii-

lioen tot
f
232,1 millioen terug, een vermindering, die

nagenoeg uitsluitend voor rekening komt van de

Hoofdbank en zich voor het grootste gedeelte verkla-
ren laat uit aflossingen van schatkistpapier; het totaal

der rechtstreeks
bij
de bank geplaatste schatkistpro-

messen daalde in de afgeloopen week met
f
14 mii-

lioen, tegelijkertijd vertoonen de beleeningen nog een

iètwat sterkere daling; hun
totaalcijfer
is
f
15,4 mii-

lioen lager dan verleden week. Deze vermindering

geldt zoowel de effecten- als de goederenbeleeningen
en toont zich zoowel bij de Hoofdbank als
bij
de Bij-

bank en de Ageutschappen.

Het renteloos voorschot aan het Rijk steeg met

f
7,3 millioen en de zilvervoorraad nam met ruim

f
34 millioen af. De daling van
f
6 millioen, die de

diverse rekeningen onder het actief te zien geven,

correspondeert voor het grootste gedeelte met een ge-

lijktijdige vermeerdering van de post papier op het

buitenland, die met
f
3,7 millioen opliep.

De biljettencirculatie verminderde in de afgeloopen

week met f17,5 millioen; de rekening-courant saldi

met
f
5,2 millioen. Het beschikbaar nietaalsaldo steeg

met
,f
4,1 millioen. * *

De wisselmarkt opende in het nieuwe jaar zeer vast.

De stijging van dollars en ponden maakte opnieuw

verderen voortgang en ook francs en marken waren

zeer prijshoudend. Aan dit alles kwam plotseling een

einde door het afbreken van de conferentie in Parijs

en het verwerpen van de Engelsche voorstellen. Alle

koersen zakten sterk in, vooral marken en francs

waren aangeboden, in het bijzonder in het begin van

de nieuwe week. Parijs dat den derden voor 18,75 ver-

handeld was, noteerde gisteren 11,1234, marken 3,50 en

2,6234.

LONDEN, 6 JANUARI 1923.

De geidmarkt heeft gedurene de eerste week van

het nieuwe jaar geprofiteerd van de op dat tijdstip

normale ontspanning; het overvloedige aanbod werd

nog vergroot door de betaling van het Oonsol-dividend

en zoodoende kon de schuld bij de Bank zeer gemak-

kelijk worden afgelostt. Daggeld., dat k 1 pOt., soms

zelfs â
34
pOt., verkrijgbaar was, werd â 134 vernieuwd.

Zevendaagsch geld was á 134 pOt. aangeboden. Men

vewacht ruim geld in de eerstvolgende weken, waar-
toe de voor den 15den te geschieden storting der Re-

geering van £ 30 millioen voor oorlogs-schadevergoe-

ding aan de spoorwegen, zeker zal medewerken.

De discontomarkt volgde de geidmarkt en de no-

teeringen liepen terug; MaartSchatkistwissels wer-

den
5.
2 pOt, toegewezen terwijl driemaands prima

bankaccept
2Iso-
3
/s
pOt. deed.
3-mnds. prima bankaccept

2/o—% pOt.
4-mnds. prima bankaccept ……2% pOt. 6-mnds. prima bankaccept ……2% pOt.
4-mnds. handeiswissels ……3-334 pOt.
6-mnds. handelswissels …….. … 334-334 pOt.

22

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10
Januari 1923

DE DOLLAR OP GOUDPARITEIT.

Het is begrijpelijk, dat men, nu de dollar hier den

laatsten tijd in de wisselmarkt weder verhandeld wordt

op koersen, die nagenoeg overeenkomen met de pan-

teit door de muntwetten vastgelegd, vernieuwde be-
langstelling heeft in het koersverloop van gulden en

dollar en naar de oorzaken zoekt, die dit koersverloop
hebben teweeggebracht. En deze belangstelling zal

zich bij de meesten wel niet beperken tot het beschou-

wen van het heden en het detailleeren van het ver-

leden, maar zich in het bijzonder ook bezighouden
met de vraag, hoe het nu in de naaste toekomst zal
gaan.

Nu is het wel zeker, dat men zich hier tegenover

een zeer interessant, maar ook bijzonder ingewikkeld

onderwerp bevindt. De wisselkoersen worden door tal

van factoren bepaald, hetgeen op zichzelf geen be-
zwaar zou behoeven te
zijn
om logisch een koersver-
loop te verklaren of te voorspellen, ware het niet dat

de factoren wat kracht en omvang betreft, voor het
meerendeel niet te meten
zijn
en dus niet tot een ge-
heel zijn te combineeren. Onbekend zijn de cijfers voor
onzichtbare bestanddeelen van de betalingsbalans als

fondsen in- en uitvoer, vrachten en andere diensten,
aankoop van vreemde valuta voor speculatieve be-
legging op korteren of langeren termijn, aankoop van

vreemde valuta als kapitaaivlucht van verschillend

karakter. De onmeetbaarheid van deze en andere be-

langrijke factoren is een onoverkomenlijk struikelblok.

Daarbij doen zich dan nog wijzigingen in kracht en
omvang
bij
sommige dier factoren voor, die niet haar
oorzaak vinden in economische feiten of toestanden,
maar in hetgeen op ander gebied geschiedt. Politieke

berichten, manipulaties van speculanten, kunnen
voor geruimen tijd de koersen belangrijk naar boven
of wel naar beneden brengen. Verder zijn index-cijfers
steeds gebrekkig opgemaakt en onderling moeilijk te

vergelijken; ook is het onmogelijk de mate eener in-
flatie of deflatie te bepalen. Zoodoende kan zelfs de
nauwkeurigste detailleering in deze materie nooit
afdoende opheldering geven en wanneer ik dan ook in dit artikel, op verzoek Uwer Redactie, eene enkele be-

schouwing wijd aan het koersverloop van dollar en
gulden, is het geenszins
mijn
streven eene uiteenzet-
ting te geven van oorzaken, die een bepaald gevolg

te weeg moesten of moeten brengen, hetgeen werke-

lijk een ijdel pogen zou
zijn,
maar om te wijzen op
enkele factoren van overheerschenden aard, die in de
eerste plaats tot verklaring van het koersverloop in
het oog zijn te houden.

Wanneer
wij
dan de groote
lijnen
naar voren
trachten te doen komen, is het in de eerste plaats
noodzakelijk zich er rekenschap van te geven, dat de

noteering van den dollar hier te lande eene verhou-
ding weergeeft tusschen twee valuta’s – den gulden en den dollar – die elk een eigen weg volgen; wan-neer de verhouding van den koers zich dus wijzigt,
kan dit gelegen
zijn
in het feit, dat de dollar eene
andere richting insloeg of wel, dat de gulden dat deed.
Waren er andere valuta’s, welke vast waren als v66r den oorlog, dan zou het, door dollar en gulden daar-
mede te vergelijken, gemakkelijk zijn te bewijzen,
welke van beide van zijn pad
afwijkt;
aangezien dit
echter niet het geval is, kan hier van een
bewijs
waar-
van ieder de juistheid zou moeten erkennen, geen
sprake zijn en heeft men zich ermede tevreden te stel-
len, dat men zich slechts eene meening over deze aan-
gelegenheid kan vormen.
Mij komt het voor, dat de koersvorming van den
dollar hier te lande, ná 1914, voornamelijk uitgegaan
is van wijzigingen
bij
den
dollar
gelegen en niet zoo-

zeer
bij
den gulden.
1)
Aanvankelijk is de dollar hier
gedaald.
Destijds
waren de betalingsbalansen interna-
tionaal nog niet zoo ontwricht als later, het geval is
geworden en werd zelfs de gouden standaard nog tot
zekere hoogte in de
praktijk
gehandhaafd. Toch daalde

1)
Bijgaande grafiek moge dit aantoonen.

de dollar onder pariteit, hetgeen hoofdzakelijk een ge-
volg was van de feitelijke belemmeringen, waaraan

het betalingsverkeer met de Vereenigde Staten, ten

gevolge van de maatregelen der oorlogvoerenden, on-

derworpen was. Groote posten Amerikaansche fond-
sen, in handen van de geallieerden maar vooral ook

van de centralen, werden gerealiseerd om kasmidde-

len voor de oorlogvoering te krijgen. De fondsen

stroomden naar Amerika terug, en de realiseering van

de dollars bracht den koers naar omlaag wegens de

groote hoeveelheid van het aanbod, met daartegen-

overstaand mindere vraag ten gevolge van de moei-

lijkheden, welke door de geallieerden aan het neutrale

en centrale betalings- en handeisverkeer met dat land
in den weg werden gelegd. Goederenzendingen liepen

gevaar als contrabande beschouwd te worden, handel

in dollars kon plaatsing op de zwarte lijst en in beslag-

neming van saldo’s met zich brengen; zoodoende
werd de koers van den dollar naar beneden gedrukt

en daalde deze onder pariteit, hoewel toch aanvanke-

lijk in Amerika nog geen uitvoerverbod voor goud was
uitgevaardigd. Alleen in speciale gevallen kon de dol-lar op basis van zijn goudwaarde nog in guldens afge-
rekend worden, zooals de saldi, afkomstig van Neder-

landsche eigenaren van Amerikaansche coupons en
dividendbewijzen, die voor rekening van De Neder-

landsche Bank in New York in goud gedeponeerd wer-
den. in het algemeen echter was de dollar ten gevolge
van de feitelijke omstandigheden in hèt wisselverkeer

gedeprecieerd, hetgeen nog sterker het geval werd,

toen Amerika zelf in den oorlog trad en uitvoer van goud verbood. Bovendien deden zich in dit tijdperk

de gevolgen gevoelen van het ,,peggen” van ponden en

Fransche francs. Ponden en francs waren aan den
dollar gehangen en deze kon die valuta’s niet dragen
zonder zelf daardoor verzwakt te worden.

Geleidelijk echter hield de stroom van fondsen uit
buitenlandsch bezit naar Amerika op en werd het

,,peggen” opgegeven. Amerika werd meer en meer het

land waar de aankoopen voor het strjdend Europa
moesten gedaan worden en de groote betalingen daar-
aan verbonden, brachten nu den dollar naar boven.

Ook tegenover den gulden sprak deze nijzing zich

uit door eene stijging van den dollar boven pariteit.
Omgekeerd had De Nederlandsche Bank nu door af-
gifte van goud voor zuiver Nederlandsche belangen eene afrekening van dollars op goudbasis, buiten de

wisselmarkt om, kunnen gaan ondernemen, maar de
ervaring, in deze richting opgedaan toen de Zweed-

sche kroon, de Zwitsersche franc en de Spaansche
peseta boven hun pariteit met den gulden waren ge-

stegen, maakte dit niet raadzaam: het werkelijke
voordeel van deze beschikbaarstelling van goedkoope
betalingsmiddelen, daargelaten dat eene contrôle op
het zuiver Nedenlandsche karakter der transacties
moeilijk uitvoerbaar was, kwam meer aan particu-
liere dan wel aan algemeene belangen ten goede.
En eene onvoorwaardelijke afgifte van goud moest
veroordeeld worden, omdat niet Nederland, maar in
de voornaamste plaats het strjdend buitenland zich
zou laven aan deze kostelijke bron van dollars.

Toen kwam de wapenstilstand, gevolgd door het
tractaat van Versailles, maar evenmin als op zooveel
ander terrein was daarmede in het wisselverkeer de
vrede teruggekeerd. Integendeel, de verplichting aan

Duitschland opgelegd enorme bedragen in goud en
dollars (welke het niet bezat en ook niet op regelma-

tige
wijze
uit handel, leerting, enz. kon
verkrijgen)
op

korten termijn
te betalen, de geringe geneigdheid van
Amerika om zijn buitenlandschen debiteuren uitstel

van betaling toe te staan, dreven den dollar naar
boven, in zoo sterke mate, dat ten slotte de Amerika-
nen zelf, evenals destijds de Zweden, gevoelden, dat
de
stijging
hunner valuta in het wisselverkeer ook
voor henzelf ernstige nadeelen medebracht. De vraag
in de wisselmarkt van Duitschland voor afdoening
van reparatie-schulden werd toen afgeleid naar franca

10 Januari 1923

ECoNoMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN

2

i • .

IQI%

1Q17

1918

1919

1920

1921

1922



– –


.r:.


/


0
_________ _________ _________

Wisselkoersen te MewYork

op Amsterdam
._…

Londen

Pars
,

Zuruch

Stockholm

………

(Hoogste
notee.i’ing
per
maand,
voor’
zichtwiesel&.
r’on
»
FedGPgle5ePVbUll€t!fl’.’.
_.J.,

%8C

70

00

50
40

50

2C

PC

PC

20

30

40

50

6c

7c

cc

9c
.

0
lOCI3
69123691236912

6 9I2

9IZ3
0
9I3 0

IS

u

MAAJID

MAAND

60%

70

60

50

40

30

20

ILO

loo

90

BO

70

50

50

40

50

20

10

0

en ponden; tevens werd de tijd rijp voor Amerika om

aan zijn in moeilijkheden verkeerende schuldenaren
uitstel van betaling toe te staan, en ook om nieuwe

leeningen aan vroegere geallieerden en aan ex-neu-

tralen ter beschikking te stellen.
De abnormale vraag naar dollars was daarmede ve

dwenen en daarvoor was in de plaats gekomen een
voortdurend aanbod, dat den koers ook hier te lande

geleidelijk naar beneden bracht.
Zien wij nu, hoe de toestand in het wisseiverkee’
op het oogenblik geworden is, dan is men geneigd tot de meening, dat het tijdperk van alles verstorende in-
rloeden voorbij is; dat de massa nog wel in beweging
is, doch dat in de totale beweging een zekere rust en

gelijkmatigheid is gekomen; de golven gaan minder hoog, zoodat op den duur een betrekkelijk effen op-
pervlak is te verwachten, indien de alles overhee.r-

schende invloeden die tot dusver voorkwamen, voort-
aan mochten uitblijven. Dat de toestand in details in-
tusschen reeds overal rust in zich sluit, kan zeker
nog niet gezegd worden. De schuldvorderin van
Amerika op Europa. is nog niet geregeld, bepalingen
op het punt van in- en uitvoer worden nog telkens

genomen, de goudvoorraad in Amerika is overmatig groot, de immigratie in dat land wordt nog tegenge-
houden. In Nederland is nog een aanzienlijk bedrag
aan vlottende schuld, wellicht met de hulp van Ame-rika, te consolideeren; de over Nederland geleide be-
talingsbalans van Nederlandsch-Indië heeft nog zeer
zwakke punten, de bestemming van de aanzienlijke
vreemde kapitalen in de Nederlandsche geldmarkt is
nog wisselend en onzeker, de Nederlandsche gulden
dient nog in omvangrijke mate in het buitenland als
betalingsmiddel, onze export en scheepvaart zijn nog niet geheel op gang; en zoo is er meer. Maar aan den anderen kant is er weer een meer regelmatige handel
in het bijzonder tusschen de Vereenigde Staten en
Nederland in Amerikaansche en Nederlandsche fond-
sen, misschien uitgebreider zelfs dan vroeger het ge-
val was, is er weer wisselwerking tussehen prijzen
en wisselkoersen, is het vertrouwen in dollar en gul-

den
vrij
stevig geworden.
Men heeft reeds lang de abnormale invloeden op
de wisselmarkt, welke men toch niet kon wegnemen,
aan zichzelf ov.prgelaten en- daarbij, vooral met et

oog op later, de vroeger gebruikelijke goud- en rente-
• politiek opzettelijk nagelaten, in het vertrouwen dat

• dit
vrije
spel ten slotte het spoedigst normaliseering

zou medebrengen. Hoewel het misschien te vroeg is
oor een definitief oordeel, schijnt het toch mi reeds, dat dit inderdaad uitgekomen is. Het merkwaardigste

is wel, dat ook valuta’s, die op een buitensporige
wijze inflatie hebben ondergaan, een zekere stabiliteit
gaan vertoonen en verder, dat de zodgenaamde edel-
valuta’s ten slotte allen op eenzelfde niveau gaan
drijven, namelijk op hare oorspronkelijke goudpari-
teit. De economische veihoudingen blijken ten slotte

oozeer opgebouwd te zijn uit die goudpariteit, dat dit
zich, nu de wilde beroei-ingen voorbij zijn, in dewis-
• selkoerseil weer onmiskenbaar afteekent. Dit is een

bemoedigend
verschijnsel
en zoodra men voldoende

zeker iè, dat nieuwe stomen niet meer te verwach-
ten zijn, kan men er toe ovel-gaan vpor elk der wis-
selkoersen ook weer zijn eigen vrijheid van beweging

vast te stellen. Een bloc van landen, die in aanmer-
king beginnen te komen voor terugkeer tot den gou-
den standaard is reeds aanwezig, het
zijn
Japan,

Amerika, Oanada, Engeland, Zuid-Afrika, Australië
Nederland, Zweden en Zwitserland en men zal niet
behoeven te wachten, totdat elke beweging in de mas-
sa opgehouden zal hebben of totdat alle details ge-

normaliseerd zijn, immers, rèeds de terugkeerop. zich-
zelf, indien te rechter tijd ondernomen, zal velerlei
• beweging vanzelf doen ophouden: de overmachtige
positie van de speculatie komt ten einde, het van-
trouwen wordt zwakker of verdwijnt, het vertrouwen
• komt terug of wordt sterker, prijsniveaux en wis-
selkoersen hangen nauwer aan elkaar, rentestand
heeft weer invloed op kapitaalverplaatsingen. Dit al-
les zal reeds spoedig aan de stabiliteit in de koersen
ten goede komen en voor zooveel noodig kunnen dan
discontowijzigingen en göud weer het hunne bijdra-

gen om bij kleine
afwijkingen
de koersen in het rechte

spoor te houden.
Zal 1923 ons reeds dit goudbloc biengen? Het is
gevaarlijk, in de materie der wisselkoersen iets te
voorspellen, maar geheel onmogelijk lijkt het niet.

Mr.
J.
WESTERMAN HOLSTIJN.
29 December 1922.

24

ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN

10 Januari 1923

DE ONTWIKKELING DER SOCIALE VERZE-

KERING TOT SOCIALE VOORZORG.
II.
Eindelijk dan de
organisatie
dci: sociale verzekering.
Mr. Groeneveld – men kan het in zake de historie en
de materie der sociale verzekering met hem eens

dan wel oneens zijn, maar in ieder geval maakte de lo-

gische probleemstelling der vraagstukken een bespre-

king gemakkelijk – stelt ons ten aanzien van het or-
ganisatievraagstuk voor een moeilijkheid. Immers in

den aanvang van zijn betoog kiest hij – na eene cri-

tiek op de wettelijke regeling onzer sociale verzeke-
ring – partij, met betrekking tot de vraag, of open-

baar ôf bijzonder bedrijf de voorkeur verdient. Na
zijn critiek op de wetgeving, welke laatste uitging van

zoo groote verscheidenheid van beginselen, merkt

schrijver op dat wij dus bezitten een stelsel – en
schrijver vraagt terecht, hoe het ook anders zou kun-
nen – dat tot aanzienlijke administratiekosten moest

leiden. Er had naar onze meening nu behooren te vol-
gen een veroordeeling van de huidige wetgevende
methode in het algemeen of van hare voorbereiding,

of van de wijze waarop een of ander toepassing vond
hij de sociale verzekering; doch hierover bewaart

schrijver het stilzwijgen en na gezegd te hebben, dat
z.i. vereenvoudiging onzer sociale verzekering een

dringende eisch is, deelt hij ons mede dat deze naar

zijn overtuiging niet zal kunnen worden voltrokken

zonder daaraan gepaard gaande beperking van het be-

drijf der openbare verzekeringsinstellingen. Hoe nu?
Do zonden van den wetgever of van den voorbereider

der wetgeving worden toch niët gewroken aan den

uitvoerder? Hoe dit echter zij – de schrijver deelt ons

dus zijn voorkeur mede en beroept zich daarbij op zijn
18-jarige loopbaan in de sociale verzekering, die den
indruk bij hem vestigde, dat het openbaar bedrijf om
meer dan een reden noodwendig duurder werkt dan

het bijzondere. Schr. brengt ons hier wederom i.n een

groote impasse. Want wij behooren tot hen, die in be-

ginsel geenerlei voorkeur voor bijzonder of openbaar
bedrijf hebben; soms toch schenken wij die aan het een
en soms aan het ander, al naar gelang van de omstan-

digheden. De zeer algemeene strekking van het betoog
van Mr. Groeneveld ontgaat ons echter niet, want na

zijn zooeven weergegeven meening omtrent de kans, dat
vereenvoudiging beter door bijzondere verzekerings-

instellingen, dan door openbare zal worden voltrokken
en zijn uitspraak, dat het openbare bedrijf om meer
dan een reden noodwendig aanzienlijk duurder werkt
dan het bijzondere, geeft
schrijver
de redenen aan, die
zijn voorkeur deden ontstaan. Die redenen nu zijn van
zeer algemeenen aard, en zouden ertoe moeten leiden
-. indien zij juist zijn – om de bij Rijk en Gemeente bestaande overheidsbedrijven en diensten voortaan
en liefst ten spoedigste, toe te vertrouwen aan bijzon-
dere instellingen. Een zoo gewichtig vraagstuk mag

wel ganschelijk worden doorgrond eer men een con-clusie aanvaardt. Het vraagstuk is ook zoo ingrijpend
en van algemeene beteekenis, dat wij ons afvragen, of
het niet beter ware geweest, v66r alles op middelen
te zinnen, om de gesignaleerde euvelen weg te nemen,
in stede van het woekerend proces in andere takken
van staatsdierist zijn gang te laten gaan.
De door Mr. Groeneveld ontwaardegebreken in den
overheidsdienst, die zijn voorkeur voor liet bijzonder
bedrijf verklaren, vinden alle hun grond in houding

van of verhouding tot het personeel. Maar nu deze al-
gemeene argumenten zelve. Of het waar is,. dat –
zooals Mr. Groeneveld beweert het particulier be-
drijf steeds gemakkelijk bekwame krachten tot zich
trekt, en even gemakkelijk onbruikbare of weinig

bruikbare krachten uitstoot, durven wij nog niet voet-
stoots te bevestigen. Meent schrijver werkelijk, dat de
bekwame krachten, die de overheid van noode heeft, niet

om meer dan een reden dikwrf voorkeur gaven aan
den overheidsdienst boven het particulier bedrijf,
waarin hun meer geld geboden werd? Worden inder-

daad in het particulier bedrijf de onbruikbare of wei-

nig bruikbare krachten uitgestooten? Geschiedt dat

met het onbelangrijke zoontje van den genialen fa-
brikant, of met de familieregee:t.ingen in directies van

groote ondernemingen? Wanneer de vakorganisatie

zich met de zaken bemoeit, – bijv. met staking dreigt

– staat dan, gelijk schrijver meent, de leiding van het
particuliere bedrijf zooveel sterker, dan in overeen-
komstig geval de Overheid? Gelukkig, neen toch! In-
dien Mr. Groeneveld meent, dat hij lagere en middel-
bare ambtenaren overschatting van de waarde van hun

arbeid bestaat, zou hij dan niet een feit noemen, dat

zich eveneens bij vele andere menscheri voordoet? Hij..
zelf wijst erop, dat ook de leiders der bedrijfsonder.1
deelen de beteekenis van hun onderdeel overschatten
en hij wijt dit aan gemis aan krachtige centrale bedrijfs-

leiding hij het openbare bedrijf. Alweer lieden dus, die

te hoog van zichzelf denken! Maar stel dat die over-
schatting er is hij lageren, middelbaren en leiders van

onderdeelen, dan zullen zij die te hooge taxatie van
eigen-arbeidswaarde toch wel gemeen hebben met ge-

lijksoortige employé’s in het particuliere bedrijf. Dat
is een vrij algemeen-menschelijke eigenschap, waarte-

gen nog al eens ,,terugdrukken” wordt toegepast, ook
in Overheidsdienst. Als Mr. Groeneveld zegt, dat het grootste deel van het werk hij Rijksverzekeringsbank

en Raden van Arbei.d een massaal karakter draagt,

waarvoor de rangen van schrijver en klerk voldoende
waren, dan zijn wij het wellicht met hem eens; maar
is de verleening van hoogere rangen op ruime schaal

ook te wijten aan het feit, dat de Rijksbezoldigings

regeling eerst in 1920 op beter peil werd gebracht, en
dus de bedrijfsleiders verleening van hoogere rangwi

wel moesten bevorderen, indien zij in de tijden v.tn

voorspoed van het bijzondere bedrijf hun beste krach-
ten bij het ,,massale werk” daarheen niet wilden zien
overloopen?

Mr. Groeneveld begrjpe ons goed: ook wij zijn van

meening, dat de Overheidsdienst zich moet hoeden
voor sleur, en wij betreuren ambtelijke pietluttiglieid,
700
bij hoogen als lagen; en dan zijn wij het met hem ééns, dat de bedrijfsleiding ook hij overheidsorganen

krachtig moet zijn, evenzeer als de doorgevoerde con-
rôle, die van Regeeringswege ook krachtig moge wor-
den gesteund. Het vraagstuk ,,how to manage men”

is in den overheidsdienst zeer de overweging waard.

De hoogere leiders, die naar vast plan, dat zich in-
tusschen naar de omstandigheden dient te wijzigen,
moeten werken, moeten hun menschen kennen; er

moet contact zijn. In den overheidsdienst moet analyse
van den geest plaats vinden, zoodat de tewerkge-
stelden inderdaad hun taak vinden daar waar ze die
het best kunnen verrichten, onderscheidenlijk in tech-
nische, commercieele, financieele, comptabeie, admi-iiistratieve, beveiligings- en contrôlewerkzaamheden,
die ieder hun speciale leidings- en uitvoeringeischeu
stellen. De een beschikt over lagere technische eigen-
schappen, de ander bezit organisatievermogen, doch

het komt erop aan, uit de menschen te halen, wat erin
zit, z66, dat zij het meeste nut doen. Vooruitzien,
coördineeren, controleeren, organiseeren, dat alles

moet geschieden, en in harmonie geschieden. Om nu
een ieder te brengen waar hij behoort, om het contact
te scheppen, wat is daartoe noodig? Zeker kan van
invloed zijn: aanstelling in algemeenen dienst met ge-makkelijke verplaatsbaarheid van centrum naar pen-

pherie en omgekeerd, voorts proeftijd en detacheering,.
bovenal doorgevoerde contrôle door le:iders, die niet
tot het eigen dieustvak behooren; en ook – want er
moet wisselwerking zijn met de niet-ambtelijke maat-
schappij – door leiders uit het particuliere bedrijfs.-

leven. Maar in ieder geval behoort gezonnen te worden
op een bestuursmethode;
z66
dat van een ieders
kracht liet grootste nut worde getrokken, alvorens men

overga tot vestiging van de overtuiging, dat het over-
heidsbedrijf als zoodanig moet wijken voor liet bij-
zondere.
1)

1)
Argumenten ontleend aan liet verslag Prov. lJtr. Ge.

10 Januari 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

25

Het spijt ons eigenlijk, (lat wij aldus moesten be.

toogen, want wij hebben geen voorkeur voor openbaar
of bijzonder bedrijf in het algemeen. Maar indien men

op
algemeene
gronden het openbaar bedrijf wil terug-

dringen, dan moeten die algemeene gronden toch steek-

houdend zijn! En nu treft het ons dat Mr. Groene-veids philippica tegen het openbaar bedrijf we] in

zijn brochure, doch niet in de nota der afdeeling ,,ar-

beidersverzekering”, die aan den Hoogen Raad van

Arbeid werd overgelegd, werd opgenomen. Waarom
niet? In ieder geval zij men voorzichtig, want de con-

clusie – die dc superioriteit van liet bijzonder be
drijf stelt – is juist cle reden die aan de bedrijfsver-

ceni.gingen voorkeur deed geven.

Om terug te keeren tot Mr. Groenevelds betoog:
deze wil dan dc uitvoering der sociale verzekering
zooveel mogelijk in handen geven aan koninklijk er-
kende bedrjfsvercenigingen van werkgevers, in wier
bestuur cle georganiseerde aibei.clers vertegenwoordigd

zullen zijn. Als aanvullende organen denkt schrijver
zich een 12 á 15-tal Raden van Arbeid, die zoo sober
mogelijk behoore.n te zijn ingericht en die ervan door-
drongen moeten zijn, dat, hoe kleiner de kring der bij

hen aangesloten werkgevers wordt, (les te meer aan
do bedoeling des wetgcvors zal zijn beantwoord.

Als sluitstuk van het geheele gebouw der sociale

verzekering wenscht schrijver een Raad van Toezicht,
bestaande uit hezoidigde leden en vertrouwensmannen
van werkgevers en werknemers, welke Raad onder
‘s Ministers bevelen toezicht; oefent op de hedrijfsver-

cenigingen en op de Raden van Arbeid; die voorts de
gelden van het invaliditeitsfonds beheert en waakt
voor eenheid bij de uitvoering der verzekeringen over

het geheele land.
,,Alles was bestelit, ist wert, dasz es zu Grunde
geht”. Immers in Mr. Groencvelds stelsel kan de

Rijk
sv
e
r
zekeringsbank geheel worden gemist, gelijk

de bestaande Verzekeringsraden; de vele .nonderden
ziekcnkassen kunnen niet worden gehandhaafd, wijl
bij die handhaving de noodige eenheid en eenvoud ho
zwaarljk bereikbaar zouden zijn. Voorts zullei ok toe-
lating vragende vereenigingen van werkgevers, in
wier bestuur toch vertrouwensmannen der werkne-

mers moeten zitting hebben, niet alleen formeel moe-ten voldoen aan de wettelijke eischen, maar zij zullen
ook gekeurd worden, opdat zij niet wellicht een ca-mouflage zijn eener winstbeoogende onderneming. Eindelijk houdc men van het terrein af organisaties

van meer bescheiden omvang. Mcii ziet, Mr. Groene-
velds opruiming is finaal. Er blijven slechts over de
geconcessioneerde ,,krachtige organisaties” van werk-
gevers, die hun administratie plegen op te dragen aan
zeer enkele centrale beheersinstituten. De arbeiders

hebben iets mede te zeggen door hun vertrouwens-
mannen, maar het merkwaardigste is, dat den werk-
gevers wien niet anders rest, dan hij deze geconces-

sioneerde groote behceninstitl4ten te land te lcomëii,
wordt bijgebracht liet volgende. ,,In ]iet voorafgaande
ligt ongetwijfeld een beperking in de zelfwerkzaam-

heid der bij cie verzekering belanghebbenden; maar
die beperking is in liet weibegrepen belang van
de

idee van het zelf doen onvermijdelijk.” Is
dat nu zelf-

doen”?

Zbo is het, dat
wij
in dit systeem vreezen de groot-

concessionarissen. Dat ‘zij
0])
den duur niet steeds

goedkoop zullen werken en aan bureaucratie kunnen

lijden, staat voor ons even vast, als voor Mr. Groene-
veld de super:ioriteit van het bijzonde.r bedrij..Maar,
waar het bovenal om gaat, dat is dit: op het gebied

der
sociale verzorging
hoede men zich voor particulier

monopolie, dat hier zou kunnen ontstaan. Nu versta

men ons wel: wij zijn niet bi:ind voor schrijvers te
waardeeren organisatorische grondgedachtc, dat men

nootschap 6 en 7 Juni 1922: Een nieuwe bestuursleer: het
Fayolisme; Mr.
11.
J. Ronieyn, hestuursorgflnisatie op econ.
grondslag; Henri Fayol, Admini stration iiidustr. et
g6nC-

rale. Paris,
&1.
i)unod, 1920.

naast cern eenvoudig systeem, wat de materie der ver-
zekening betreft, ook ccii ojganisatiestelsel moet ide-

ren, waarin men groote complexen verzekerden in, ôimn

verband samenbrengt, ten einde de aclministratiekosten
der verzekering zon wat binnen- als buitendienst be-

treft zoo laag mogelijk te houden. Wijl Mi. Groeneveid
door Zijne vooropgezette beschouwing tegenover liet

overheidsbedrjf in het algemeen, hieraan niet bij

voorkeur de uitvoering der verzekering wil toeven-
trouwen, en wijl hij toch de ad,ministratielcosten laag

wil doen
zijn,
daar
moest
hij komen tot zijn stelsel

van
particuliere
grootbednijven. Doch in ons land met

zijn icleurrjlce bevolking kan men dit stelsel
0])
liet

gebied der sociale verzorging o.i. toch niet aanvaac-
den, nog ongeacht dat men l)ij ontwikkeling in de rich-

ting van monopolie er op den duur al de bezwaren
van ican verwachten, die aan het overheidsbednijf ver-
bonden heeten. Wij vreezen hier in het bijzonder de
kapitaalsovermaeht; wij gelooven niet – vooral van-

neer in tijden van crisis en malaise de arbeidersorgarii-

saties zwak staan – dat hun vertegenwoordigers in het
bestuur der grootwerkgeversvereenigingen voldoende
waarborg zijn voor de handhaving van de rechten der

economisch zwakken; wij vreezen eindelijk dat ten aan-

zien van de arbeiders in verschillende opzichten ccii

thans niet bestaande selectie in de hand zal worden
gewerkt. En, waar de werkgevers zoo weinig
vrij
zijn

iii hun keuze, zien wij voor dezen hier geen waar-

achtig zelf-deen.

Er moet ecl’iter een oplossing voor liet organisatie-
vraagstuk gevonden worden. En hierbij dient wel tc
worden uitgegaah van een beginsel, dat in deze alge-

meen erkend wordt als juist, te weten, dat er moet
zijn centralisatie in de leiding der sociale verzeke-

ring, en decentralisatie in cle uitvoenig. Dit is na-

tuurlijk ook Mr. Groeneveid belcend en hij toont dit,
waar hij ten opzichte van hetgeen toevalt aan de be-
drjfsvercenigirigeu, aanstuurt op centraal beheer
met grondslag in gedecentraliseerde bedrijfsvereen i –
gingen. Jammer echter, dat cle toepassing niet verder

wordt cioorgetroklcen, want waar het gaat om dc
Overheidsinstituten, daar kan de Rijksverzekerings-

bank worden gemist en de territoriale organen
won
:

den van 3$ tot 12 k 15 teruggebracht. Deze anaemische

lichamen, voor wie geldt, ,,dat hoe
,
kleiner de kring

der bij die organkn aangesloten werkgevers wordt, des
te meer aan de bedoeling van den wetgever zal zijn

beantwoord”, zullen echter risicodragers en uitvoer-
ders tegelijk zijn, zoodat hier de leiding van één
Op

lii S 15 wordt gedecentraliseerd, terwijl de uitvoering
van 38 op 12 á 15 wordt ingeperkt. Dit gaat dus
tegen den draad in. Maar er komt nog meer bij. To

Mr. Groenevelds systeem zullen de bedrijfsvereeni-

gingen hoofdorgaan zijn, en de 12 á 15 Raden van

Arbeid aanvullende organen, die de risico dragen voor
de ongevallen- en ziekteverzekenin.g voor de werkgc-

vers, die geen aansluiting bij een bedrijfsvereenigung vonden. Daarentegen acht schrijver voor de invalidi-
teitsverzekering uitvoering in één hand gewenscht,
en daartoe wordt nu eensklaps een openbaar orgaan
het meest geëigend geacht. Die uitvoering in één
hand vindt haar motief in het feit, dat ,,de arbeiders
niet steeds in dienst blijven van denizeifden werlcge-

ver”; doch het ontgaat ons, waarom dit motief niet in gelijke mate voor ongevallen- en. ziekteverzekenung
geldt. De uitvoering der invaliditeitsverzekening door

andere nisicodragers en uitvoerders, dan ziekte- en

ongevallenverzekenung ten aanzien van denzeifden

werkgever, brengt echter de door schrijver aanbevolen
en door ons geapprecieerde eenhei.dspremie in gevaar
en leidt voor den werkgever tot de hinderlijke dub-
bele opgaven, contrôlebezoeken en betalingen; en leidt

bij de verzekeruugsinstituten tot dubbele, en dus kost-
baard er administratie.

Wijl de invaliditeitsverzelccning voor hate kapitaal-
vorming ecn Staatsbijdrage niet ontberen ican, is er
ook o.i. zeer veel voor uitvoering door ccii openbaar

26

.

ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN

10 Januari 1923

orgaan te zeggen, en de integriteit van het fonds
eischt wellicht eenheid van leiding; doch dan zou de

door Mr. Groeneveld gewenschte goedkoope admini-
stratie gevorderd hebben, dat men aan de organen

der invaliditeitsverzekering, nu ook de ongevallen-
en ziekteverzekering opdroeg.

In de
materie
der sociale verzekering vreesden wij,

dat Mr. Groeneveld deze te nauw koppelde aan het

begrip loondienst. Wij begrepen, dat een feitelijke

ontplooiing in deze aera wellicht niet gemakkelijk zat
kunnen plaats vinden; doch wij mochten hopen, dat

althans het oog open zou worden gehouden voor een

uitwikkeling der sociale verzekering tot sociale ver-
zorging van andere groepen dan loonarbeiders.
Bij de
organisatie
der verzekering wreekt zich dc

vastlegging op het loondienstbegrip, want thans
wordt die Organisatie vastgekoppeld aan de bedrijfs

vereenigingen en hare grootmachtige centrale be-
heersinstituten. De territoriale uitvoerders, de Ra-

den van Arbeid, die zich van hun secundaire positic

krachtens den wil des wetgevers zoo goed bewust
moeten zijn, zullen wel niet de organen zijn opgewas-
sen tegen een telkens zich vernieuwende taak, indien
de sociale verzekering zich evolveert van loondienst-

verzekering tot algemeenen volkswaarborg.

Indiende geldelijke lasten uit de algemeene midde-

len werden gevonden – omdat de wetgever zich af-

keerig ging toonen van een eenzijdige belemmering der
productie – dan behoorde de inning en administra-

tie tot de taakvan het Ministerie van Financiën. De
zorg voor den medischen dienst zou uiteraard tehuis

behooren bij de Directie der Volksgezondheid, die te-
vens het staatstoezicht zou voeren; en de gedecentra-

liseerde uitvoerders zouden, gelijk op zoo velerlei an-
der gebied (bijv. het volksonderwijs),
moeten
zijn
de
Gemeentebesturen en, – wijl het hier gaat om zelf-
bestuur en niet om autonomie – derhalve de Colle-
ges van B. en W. onder toezicht van Gedeputeerde
Staten. Tenzij men toch nog andere – speciale – ter-
ritoriale
verzorgn.gsorganen zou
willen behouden.
Zoo zou echter de Arbeidersverzekering met hare

openbare en bijzondere organen kunnen verdwijnen.
Zoover zijn wij echter nog niet, doch gelijk vroeger

gezegd, heeft men er toch rekening mede te houden,
dat reeds thans de onderhavige zoig zich uitstrekt

tot categorieën, die niet in loondienst zijn. Wijl een-
tralisatie in het beheer en decentralisatie in de uit-
voering noodig is, wijl ook Mr. Groeneveld de
invali-
diteitsverzekering aan een openbaar orgaan wil op-

dragen en het brengen van de risico’s der andere ver-
zekeringen bij andere instituten dubbele administratie
zou vorderen en dus de verzekering noodeloos lastig
en duurder zou maken – om al deze redenen zouden
wij voorshands voorstanders zijn van een overheids-
bedrijf met centralisatie in de leiding en decentrali-
satie in de uitvoering. Wij zouden ons dan deiken

een Rijksverzekeringsbank – zij herleeft, maar in
gansch nieuwe gestalte, zij het juist met behoud van
de ervaring en van de personen, die haar dragen –
die de fondsen beheert, en die bepaalde eategoriedn
van beslissingen neemt, met name betreffende toe-
kenning der
blijvende
renten, terwijl zij een vetorecht
zou hebben met betrekking tot de overige beslissin-

gen, te nemen door de lagere uitvoerders. Zij zou
daartoe moeten beschikken over een behoorlijken bui-
tendienst, die ook de administratie dier uitvoerders
zou cpntroleeren, zij zou moeten kunnen zorgen voor

de noodige eenheid in administratie en zij zou –
want orde moet er zijn – nader te omschrijven
hiërarchistische bevoegdheden moeten hebben.
Zij zou dan niet mogen blijven een zuiver ambtelijk
instituut. Zij zou moeten wortelen in de groepen der
heanghehhenden.
Zij
zou bovenal ten aanzien van de
territoriale organen, – die uitvoering in den ruim-
sten zin ter hand zouden nemen – ,,]eiden” van ,,heer-
schen” moeten onderscheiden.
Als territoriale organen van uitvoering, die in tal-

rijke zaken ook de beslissingen zouden hebben te ne-
men, denken wij ons de Raden van Arbeid. Het moge

)ammer zijn, dat het publiek deze organen is gaan

vereenzelvigen met het impopulaire zegeiplakken en
met dure administratie, zij zijn echter inderdaad de

territoriale organen, die voor de sociale voorzorg

konden zijn, vat de gemeentebesturen zijn op zoove-

leriei ander gebied. Wijl de gemeentebesturen en spe-

ciaal de colleges van B. en W. in de groote gemeen-

ten zich niet kunnen specialiseereri op de sociale ver-

zorging, die uit sociale verzekering geboren wordt, en

waar toch die sociale verzekering het kernpunt is
van den nationalen volkswaarborg tegen slechte le-

venseventualjteiten, daar was het o.i. juist gezien van
Minister Talma, om hiervoor speciale instituten in
het leven te roepen, waarin de vertegenwoordigers

der belanghebbende groepen onder ambtelijke leiding
het werk zelf zouden doen. Wij kunnen ons zelfs den-
ken, dat de samenstelling der Raden van Arbeid wij-
ziging zal ondergaan, al naar gelang nieuwe groepen.

van belanghebbenden bij de verzorging betrokken
worden, zooals thans reeds het geval is in verband

met de vrijwillige ouderdomsverzekering. De Raden van Arbeid, die aldus zijn Raden van sociale verzor-

ging, staan naar ons gevoelen, vrij van den
vorm
waarin invaliditeits-, ouderdoms- en ziekteverzeke-
ring gegoten zijn. Zij zouden o.i. zelfs moeten blijven

bestaan, als de sociale verzekering zich evolveert tot
sociale volkswaarborg.

Wie de zaak aldus ziet, moet ook waarschuwen te-
gen een te sterke beperking van het aantal der terri-

toriale organen, waardoor deze te ver zouden komen

af te staan van de onderdeelen van hun gebied, waar-

mede zij toch plaatselijk geheel bekend moeten zijn.
Juist die bekendheid maakt het contact met werk-
gevers, arbeiders en eventueele andere groepen van
sociaal belanghebbenden zooveel nauwer; zij is de beste
keerdam tegen bureaucratie. Want deze territoriale

organen, die met uitvoering belast zijn, moeten leven

in het volk; hun buitendienst – de medische daar-

onder begrepen – is hun hartader, meer dan hun bu-
reauwerk.

Wij zijn vast overtuigd, dat, wanneer in 1019 de

Ziektewet, wier uitvoering in elk stelsel eenvoudig

is, het eerst ware ingevoerd, het Nederlandsche volk

de Raden van Arbeid ook aldus zou zien. Wij we-

ten wel, dat in de wet-Talma in dat jaar eenige wijzi-
gingen waren voorgenomen en dat de uitvoerings-
maatregelen niet gereed waren. Maar in de periode
tussehen Juni 1919 en December 1919 is toch ook de

Invaliditeitswet belangrijk gewijzigd. Hadde men toch
de Ziektevezekering doen voorgaan! Immers: hine
laerimae!

Wat het centrale orgaan, de verjongde Rijksve.rze-
keringsbank betreft, die in onze gedachte niet meer

zal zijn een zuiver ambtelijk en centralistisch orgaan,
doch die basis zal vinden in, maar ook invloed zal

hebben op den arbeid bij de territoriale organen –
deze zou moeten worden aangepast aan de gedachte.
dat de belanghebbenden mede moeten werken aan de
geheele organisatie. Er zou dus een Beituur van ver-
trouwensmannen der groepen van belanghebbenden,
dat maandelijks vergadert, aan het hoofd moeten
staan, met een leiding van door de Kroon benoemde
hezoldigde leden; een Dagelijksch Bestuur.

Wij zouden hiermee kunnen volstaan, omdat, het-
geen wij zoo goed achten in Mr. Groeneveids plan: te

weten het systeem van collectieve verzekering voor
alle takken, met eenheidsrenten voor invaliditeits- en
ouderdomsverzekering en beperking van het admini-
stratieve onderzoek bij kleine ongevallen, bezuiniging
zal brengen, terwijl in de door ons gedachte Organisa-
tie de deelen o.i. behoorlijk in elkander zullen passen;
en deze Organisatie eenheid van leiding en decentra-
lisatie van uitvoering zal brengen. Dit zou dus besparing geven.

Gelijk echter op zoo menig ander gebied, meenen

10
Januari
1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BÉRICHTEN

27

wij dat ook hier niet ongestraft zal kunnen worden

tcruggedrnkt wat uit het vrije initiatief opkomt.
Mr. Groeneveids stelsel van geconcessioneerde be-
drijfsvereenigingen met centrale beheersinstitu

ten
staat o.i. wel schuldig aan deze fout. Wij zouden haar

willen vermijden, en wij zouden de organisaties
iTI
den vorm van bedrijfsvereenigin gen van werkgevers

en werknemers – ook de minder krachtigen,- die het
zelfdoen op hun wijze verstaan – tot het uitvoeren

der verzekering, mits zij koninklijke goedkeuring ver-

werven in gevolge wettelijke regelen, willen toelaten,

gelijk wij evenzeer het in ons land zoo sterk vooruit-
gegane ziekenkaswezen — toch in- trouwe een uiting
van zeifdoen – zijn historisch geworden plaats zou-
den willen gunnen.

Al wat
op
deze wijze eigen zaken doet, zou echter ci.
moeten aanvaarden de contrôle der territoriale
organen, gelijk ook de tarieven overheidsgoedkeuring
van Regeering of
Rijksverzekeringsbank
zouden be-
hoeven. Wijl er
bij
de verplichte verzekering ten
slotte
aansprakelijkheid
van den Staat is voor de
schadeloossteilingen aan de sociaal-verzekerden, zou-
den wij alle zeifdoende instituten,
bijzondere
zoowel
als overheidsorganen, vooral ook met het oog op de

ziekenkassen, in één herverzekeringsverband willen
grijpen. Juist daarom zouden zij contrôle moeten aan-

vaarden, en zou een vetorecht tegen hun beslissingen

moeten toekomen aan het centrale herverzekerings-instituut, als hoedanig wij ons de Rijksverzekerings-
bank denken.

Wij weten, dat door het toelaten van verscheiden-
heid de administratiekosten weder zullen stijgen,
doch waar het hier gaat om de keuze tusschen plaats-
ruiming aan het werkelijk vrije initiatief, of kosten-
besparing door gedwongen samenbrenging, daar valt
onze ken ze op

het eerste.

Zéô is het, dat wij in het plan van Mr. Groeneveld
vooral waardeeren, dat het grondslag werd voor een
o.i. vruchtbare gedachtenwisseling,
terwijl
wij -zijn

criti ek op de bestaande wetgeving volledig aanvaar-
den en hem, wat de materie der verzekering betreft,
volgen in zijn systeem van collectieve verzekering
met eenheidspremie en, voor zooveel invaliditeits-
en
oudeidomsverzekering betreft, eenheidsrenten.. –

Niet voldaan
zijn
wij, waar het plan in de materie
der sociale verzekering te weinig perspectief legt in

de richting der sociale verzorging, haar te zeer koppelt
aan den loondienst. Aan de medische zijde der sociale
verzekering liet Schr. o.i. geen recht wedervaren; en

de invaliditeits- en ouderdomsrenten werden te karig
toegemeten. Ons ernstigste bezwaar- betreft echter de
ontworpen Organisatie, die aan het vrije initiatief,
het werkelijke zelfdoen, te weinig plaats ruimt en de

uitvoering te zeer in handén brengt van de centrale
beheersinstituten der concessionarissen. –
De kostenbesparing eindelijk moge met omzichtig-
heid worden aanvaard. – W.
H. M.
WERKER.
Arnhem, Dec; 1922.

– DE ECONOMISCHE TOESTAND.
-. –

De Kamer van Koophandel en Fabrieken .te Am-
sterdam hield 3 -dezer, een buitengewone vergadering.
Aan de daar uitgsproken’ rede van den voorzitter,
den heer E. Heldring, ontleenen wij hét volgende
overzicht van den algemeenen toestand: – –

Waren – iii de laatste jaren.de

algemeene

vooruitzichf-E:n
op het gebied. – van handel; nijverheid en scheepvaart zeer
somber en kan men, -op den – dernpel van het- jaar’, 1923
staande, niet zonder zorg – zijn; er zijn-verschijnselen waar
te nemen, wélke mogen doen aannemen, dat het afgeloopen
jaar het diè’ptepunt gezien heeft en een geleidelijk, ‘ofschoon
môeizaam herstel te verwachten is, indien één vorwaarde
vervuld wordt, nl. de totstandkoming van ‘een spoedige,
definitieve, van alle zijden aanvaarde regeling van het
vraagstuk der Duitsche -schadevergoeding en het daarmede
samenhangende vraagstuk der

intergeallieerde schulden.
Zoolang- deze problemen de wereld blijven verontrusten,

dit een ramp, die alle hoop op éen spoedige herleving te
niet kan doen. Men bespeurt gelukkig in den laatsten tijd
juistere inzichten in de betrokken Europeeschè landen en
geneigdheid aan de overzijde van den Oceaan, voor den we-
deropbouw van Europa hulp te verleenen, wanneer het
overleg ifi ons werelddeel vruchtbare resultaten zal hebben opgeleverd. Ofschoon het ten -zeerste te hopen is, dat door
wederzijdsche prijsgeving van sommige der tot nu toe be-
staan hebbende opvattingen dezer dagen een accoord bereikt
zal worden, schijnen de inzichten dienaangaande nog aan-zienlijk uiteen te loopen en niet zonder bezorgdheid wach-
ten wij den uitslag der nu te Parijs gehouden besprekin.
gen af. – –
De hoopvolle verschijnselen, waarop ik doelde,- zijn de
beëindiging dr prijsdaling
in den groothandel, welke de
vorige jaren kenmerkte, en de, ondanks alle ongunstige
factoren, toenemende handels- en scheepvaartbeweging, in
het algemeen nog van weinig omvang, doch duidende op het uitzieken van de crisis, die de oude wereld geteistérd heeft. Stonden de deuren van alle landen open, zooals’ te
onzent, dan zou deze herleving krachtiger wezen ondanks
de
[luctueerende wisselkoersen,
die haar in hooge mate be-
lemmeren. Helaas werden in de meeste landen de reeds
bestaande tolmuren hooger opgetrokken, zelfs in de Ver-
-ëenigde Staten, die er toch, wegens hun groote vorderingen
op Europa, belang bij hebben, de afbetaling op alle moge-
lijke wijzen te vergemakkelijken en dus den invoer uit Euro:
pa te bevorderen. Dat de dollar desondanks bijna tot de
guldens- en sterlingpariteit gedaald is, zal vooruerneljk
toe te schrijven zijn aan de leeningen, die voortdurend door
verschillende landen en gemeenten te New York- gesloten, worden en wier gezamenlijk bedrag dat der aankoopen van
dollarfondsen en het gunstige saldo der handelsbalans waar-
schijnlijk aanzienlijk te boven gaat. De dollarkoers – en
(le wisselkoersen in het algemeen – zijn overigens de
resultaten van zoovele invloeden in het gecompliceerde stel-
sel van hevelvaten, waarmede men het complex der inter-
nationale financieele- verhoudingen vergelijken kan, dat
enkele honderden millioenen guldens aan goud geen rol
van beteekenis als regulator in zulk een ontwrichting als
wij in de laatste jaren doormaakten, spelen en Nederland
zich gelukkig prijzen mag, dat het goud der Nederlandsche
Bank indertijd niet aan pogingen tot verlaging van den
dollarkoers gewaagd werd.
Het is beter dit goud in reserve te houden totdat nor-
male toestanden verkregen zijn of totdat de uitvoer ervan in buitengewone omstandigheden een onafwijsbare eisch
wordt. Ik deuk daarbij aan de mogelijkheid, dat de gulden
in het bijzonder voor
eenb.te
groote daling tegenover bui-tenlandsche valuta’s beveiligd – moet worden. Het gevaar
daarvoor is wellicht niet dreigende, doch, de groote buiten-
lnndsche beleggingen in guldens, alsmede onzé nadeelige handelsbalans en tekorten op de Staatsbegrooting ‘in aan-‘ merking nemende, moet men er mede rekening houden.
De toestand bij onze
Oostelijke naburen is
buitengewoon
somber ten gevolge van kapitaalexport en een financieel
beheer, welke de bijkans algeheele vernietiging van de waar-(le van het nationale ruilmiddel ten gevolge moesten hebben,
doch welke beide verschijnselen op hun beurt door de on-
uitvoerbare verplichtingen werden uitgelokt. Verschafte de
snel]e daling van de mark aan de Duitsche exportindustrie
en scheepvaart een belangrijken voorsprong op hunne con-
currenten, de totale onttakeling ervan leidt meer’ en meer
tot een hoogst vervarden toestand op – het gebied van prij-
zen en bonen, zoo niet tot een sociale uitbarsting, welke
het Duitsche prestatievermogen dreigen te ondermijnen. –
In
Engeland is
de toestand ongunstig,, doch, niet zonder
een hoopvolle stemming. De vernietiging der – koopkracht
van Midden-Europa ontneemt het een van zijn beste afne-
mers. De werkloosheid is er grooter dan’ hier, ‘een ver-
schijnsel, dat verband houdt met de relatief geringe betee-
kenis aldaar der agrarische bedrijven, ,doch de – erédietposi-
tie in den handel – is vrijwel gezuiverd en de uitvoer neemt
toe, zoowel van kolen als van fabrikaten. De- pogingen,, de
nijverheid in enkele gevallen bescherming’ te verleenen, heb-,
ben, naar ‘het schijnt, tot teleurstelling geleid, zoédât men
dien weg niet verder zal opgaan. Krachtige bezüiniging’ken-
merkt er het financieel bewind, de drukkende -inkomsten-
belasting kon er reeds verlaagd ‘worden…….
•’-
‘- –
Mijn bestek

laat ‘niet toe,-

dat ik, andere Europeesébe ,lau
den bespreek, maar ik zou al te onvolledig zijn. indien ‘ik
niet wees op den voorspoed in de
Vereenigde Staten, –
terug-
gekeerd dank zij groote graanoogsten en voortgezette aan-
zienlijke leveringen aan Europa, dat nog tevergeefs op de
hervatting van den graanuitvoer van Ruslaiid wacht. Het
is ook voor’ de overige wereld

een geluk, dat althans Noord-‘
Amerika bloeit en als kooper zoowel – als – bankier kan’ op-
treden. – – – -. , – – ‘ – – •’ –

28

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 Januari 1923

. Slechts van een definitieve regeling vau het schndever-
goedirigsvraagstrik en het slujten(1 maken der Staatsbegroo-
tingeri mag
111(311
stabilisatie der wisselkocrsen
verwachteii,
vanrointrent alle planneii in de litclit blijven hangen zoolang
niet vaststaat, wat het eene Janci aaji het andere schuldig
is en hoe de voor afbetaling bestemde bedragen opgebracht
zullen worden. Zoolarig kan in landen als ])uitschland liet
budget ook niet sluitend gemaakt wordeu en blijft de biljet-
tenpers clriaien. Voor Nederland is als vanzelf sprekend
een stabiele verhouding tuschen onze valuta en de Duitsehe
van het grootste belang, want weinig factoren hebben op
onze eigen huishouding zoo ingewerkt als de snelle onttake-
ling, gepaard gaande aan heftige schommelingen, van de
mark. Deze invloed is meer ten kwade clan ten goede ge-
weest, ten kwade door de in vele gevallen benauwende mede-
clingiug van het Duitsche product, door de verarming van
ons eertijds belangrijkste af zetgebieci en door reusachtige
ver’iezen, op aankoopen van marken geleden; ten goede
door het omlaag brengen van de kosten van levensonder-
houd. Van een stabilisatie van cle Duitsche valuta mag ge-
leidelijke nivelleering van het loonpeil in beide landen, mati-
ging der medediuging en
01)
den duur, doch niet zonder
schokken, stijgende koopkracht in Duitsehlancl verwacht worden. Ook zonder stabilisatie in den wisselkoers wordt sedert geruimen tijd in vele vakken een vermindering der
i)uitsche concurrentie waargenomen, welke te danken is
aan cle door cle valuta ontwrichte toestanden in Duitseh-
land, waarvan onzekere levertijden, onzekere prijzen en in
vele gevallen vermindering van hoedanigheid der gelever-
de waar het gevolg zijn.
1-Tet afgeloopeti jaar zag ook
!cier te lande een
voort-
zetting der crisis en een overgang tot eei:i toestand van
malaise, welke zich te ei-ger laat gevoelen, daar cle vooraf-
gaande roes hier langer clan elders geduurd heeft. Het is
waarschijnlijk, dat de reeks catastrophes, welke op zaken-
gebied in 1922 de aandacht trok, tot een einde is gekomen,
doch menige zaak wordt door crediet op de heen gehouden,
zoodat afwikkeling of reconstructie alsnog te wachten is.
Ook hier te lande is echter liet dieptepunt der depressie
overschreden. Men kan ook hier een geleidelijk herstel ver-
nachten – altijd als cle loop vail zaken buiten onze grenzen dit mogelijk maakt – dat evenwel door overmatige produc-
tiekosten en te zware belastingen grootelijks geremd wordt.
Reeds onlangs is er in deze Kamer op gewezen hoezeer wet-
telijke regelingen, ingrijpen van de overheid in particuliere
bedrijven, gemeentelijke loonpolitiek enz. een verlichting
van lasten van handel, nijverheid en scheepvaart belemme-
ren. De toestanden zijn inderdaad in hooge mate verwron-gen. Eenerzijds tal vais bedrijven, voor xvie verlaging van
bonen en belastingen een bestaahsquaestie is en anderzijds
bonen, die ternauwernood voldoende zijn om in het levens-
onderhoud te voorzien en toenemende werkloosheid, omdat
ondernemingen stop gezet worden wegens onmogelijkheid zonder verlies te werken; claarnevens zeer hooge bonen in
enkele bedrijven,
welke,
kunstmatig met geld van den be-lastingbetaler gedreven wordende, een groote vraag naar
arbeidskrachten scheppen, voorts werkloosheidsuitkeeringen,
waarvan de hoogte den prikkel tot arbeid afstompt en een
heir van staats- en gemeente-ambtenaren, dat

voor een deel
01)
stroeve wijze voor de uitvoering enz. van omslachtige w’etten client. Prijsverlaging door goedkoopere importen
bedreigt het bestaan van sommige industrieën, doch is tloo-
dig om cle groote meerderheid van onze bedrijfstakken tot
lagere productiekosten te brei:igen, iiiacu wordt i’eer ge-
breideld door de ruime verteringen van dat gedeelte van
den vrkmansstand, dat nog hooge bonen trekt. De acht-1.lrige werkdag – in audere landen ôf niet
af
zeer soepel
toegepast – verhoogt cle prodiictiekosteii en vermindert
het concurrentievermogen en daarmede cle werkgelegenheid.
Dit alles verzw’aart het herstel van het evenwicht ten zeer-
ste. Ongetwijfeld is de voorziening in den woningnood, vel-
ke niet zonder overheidsbemoeiing kon plaats vinden, ge-
wettigd geweest en de sociale en moreele gevolgen ervan
kunnen op den duur zegenrijk zijn, doch de uitvoering is met zooveel gebrek aan practischen zin gepaard gegaan,
(lat de zegen allicht ten koste van langdurig wegblijven van
welvaart gekocht zal zijn. Tii elk geval zal de nood, die ons
omriugt, verergerd en verlengd worden indien niet tijdig
de niet-procliictieve staats- en gemeenteuitgaven nog verder
belangrijk beperkt worden. Mogen wij een ernstig pogen in
die i-ichting constateeren, er zullen nog geheel andere maat-
regelen dan de tot dusver genomene noodig zijn, wil men
het land op den duur voor erger behoeden.
Daarbij moge de zuinigheid de w’ijsheid niet bedriegen!
Werken, welke de
productiviteit
des lands zullen verhoogeii,
moeten worden uitgevoerd. Ik rangsehik daaronder niet
alleen de verbinding van onze havensteclen met cle zee en
cle Maaskanalisatie, maar ook werken als de inpoldering

der Zuiderzee, clie vèrstrekkencle gevolgen kan hebben in
verband met het vraagstuk der overbevolking en voortbren-
ging. J)e noodzakelijkheid van deze soort uitgaveii maakt
een kraçhtige besuoeiing vaii niet bepaald noodige te meer
gehiedend, daar cle uitkomsten van volgende fivancieele
dienstjaren zeker een sterke vermindering van de rijksin-
komsten vertoonen en tot sterke verzetting der bakens
dwingen zullen. l)e hoogere opbi-engst der rijksmiddelen in
het afgeloopen jaar is slechts een weerspiegeling van ach-
ter ons liggende voorspoedige jaren, vermenigvuldigd met
een hooger belastingpercentage.
De
vlottende staatssciculd
beliep op 27 December
j. 687M00.000, w’aarvan ongeveer de helft voor rekening van
Nederlandsch-Indië. De Minister van Financiën hoopt liet
voor Nederland loopeucle bedrag geleidelijk te cousohideeren.
Met bevrediging vernamen wij, dat deze bewindsman ver-
w’aeht daarna voor geen verdere leeniiigeii een beroep op
den belegger te behoeven doen. ]3uitengewone inspanning
en medewerkiug van alle Departementen van Bestuur zullen voor de verwezenlijking van deze verwachting ongetwijfeld
noodig zijn.
1)e
invoer
in Nederland vertegenwoordigde in 1922, in-
dien men de nog niet bekende cijfers voor December op die
voor November begroot, een waarde van ongeveer
f2.043.000.000 (in 192*
f
2.28SM00.000) .en
overtrof
daar-
mede die van den uitvoer met ongeveer f780.000.000 (iii
1921. met
f
800.000.000). De verhouding van uitvoer tot in-
voer zou dus, evenals in 1921; 61 pCt. bedragen en beter
zijn dan die in 1919 en 1920, toen cle waarde van den uitvoer
de helft van die van den invoer bedroeg. De vraag, of het
tekort op cle handelsbalans goecigemaakt wordt door mum-
gen van regelmatig terugkeerencle vorderingen, clividendeui
en i

enten uit Indië en andere landen, waar Nederland ka-
pitaal heeft vastgelegd, clan wel door liquidatie van die he-
leggingeu, verkoop van Nederlandsehe fondsen aan het bui-
tenland en buitenlanclsche belegging in Nederlandsche fond-
sen, is moeilijk te beantwoorden, doch ik vrees, dat tot 01)
zekere hoogte de ongunstige handelsbalans door te mmie
vertericugen verklaard wordt. Bevredigend is het te consta-
toeren, dat cle uitvoer in gewicht van 5.715.000 ton op bijna
7.000.000 ton steeg en cle invoer van 17.218.000 ton op 19.655.000 ton cii merkwaardig is het, dat sommige in-clustrieëu, die in den binnenlandschen afzet niet of nau-
ivelijks de Duitsehe concurrentie kunnen bestrijden, in
overzeesche gebiedeii wel kunnen concurreeren, zij het ook meI matige winstmarges. Hoewel de regeering onlangs ver-
klaarde, geen verandering in onze vrjhandelspolitiek te
willen brengen, behield zij zich voor op het vraagstuk der
invoerverboden
terug te komen, twee elkaar tegenspreken-de uitlatingen. Daar invoerverboclen het proces der verla-
ging van de productiekosten zouden stuiten en de groote
bevoegdheid, aan cle regeering verschaft, uiterst bedenkelijk
zou zijn, is het te hopen, dat het bij de gedachte blijft. Juist op het tijdstip, waarop wij het einde der matelooze concur-
rentie in het verschiet zien, zou een dergelijk novum al
zeer ongewenscht zijn.
De Nederlandsch-incijscjce financiën
vertoonen een treu-
rig beeld, te wijten aan het verontrustend gebrek aan finan-
cieel inzicht, dat er het kenmerk van geweest is, doch de
econoniiehe toestand heeft zich in Indië op verschillend
gebied spoediger hersteld dan men een jaar geleden ver-
wachtte. De suikercultuur, technisch en wetenschappelijk
uitmuntend uitgerust, kan tot den tegenwoordigen prijs van
f 13V
4
per pikol voor superieur met voordeel produceeren.
Zoo ook zijn de rubber- en theecultures, dank zij plotselinge
uitbreiding van den afzet en daaraan gepaard gaande rij-
zing van prijzen, in een betere positie gekomen dan waar-
in zij zich voor eenigen tijd bevonden. De tabakscultuur op Sumatra blijft, dank zij hooge prijzen, in ccii sterke positie
verkeeren.
De economische toestand der inlandsche bevolking is niet onbevredigend, vooral nu tegenover mindere inkonisten een
sterke prijsdaling der geïmporteerde goederen staat. Deze
prijsdaling heeft echter hoogst uadeehige, soms noodlottige
gevolgen op den invoerhandel gehad. Het is te hopen, dat,
nu het niveau vast&r schijnt geworden te zijn, deze handel
zich opnieuw kan ontwikkelen. Ook voor Indië is in deze
slechte tijden de voortzetting van prod.uctieve werken, met
name ten behoeve van de verdere openhegging van de buiten-
bezittingen, een eerste plicht.
In de weinig voorspoedige
kolonie Suriname is
de toe-
stand eerder iets beter dan een jaar geleden, daar de kof-
fie- en suikeroogsten goed uitvielen en niet al te onbevre-
digendle prijzen bedongen werden. De uitvoer van cacao was
stabiel, maar de prijzen zijn laag. Rijst, in de oorlogsjaren
voor ‘t eerst w’eer op groote schaal aangeplant, gaf een
goeden oogst.
Ook
01)
Curaçao iverci de economische toestand geleidelijk

10 Januari 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

29

iets beter, voornamelijk ten gevolge van den regenval op
dit gewoonlijk droge eiland, welke cle arme bevolking, die
voor een groot deel voor eenige jaren hooge bonen door
arbeid op Cuba en andere vruchtbare West-Indische eilan-
(en verdiende, doch daarna werkloos naar huis keerde, in
staat stelde op goedkoope wijze iii haar onderhoud te voor-
zien. Het scheepvaartverkeer te Citraao is leveodiger dan
voorheen

DE HERVORMiNG DER DUITSCHE

HANDEJSSTATI8TiEK.

Wanneer de Engelsche indeeling der leugens in be-

wuste, onbewuste en statistieken juist is, heeft de

statistiek van den buitenlandschen handel van oudsher

tot het inburgeren van dit oordeel meer bijgedragen,
dan welke tak van deze moeilijke en zeldzame kunst

ook. Het is bekend, dat de statistieken der verschil-

lende landen over hun wederzijdschen in- en uitvoer
niet eens wat de hoeveelheid betreft met eikander in
overeenstemming zijn. Van nog twijfelachtiger waarde
is de waardevaststelling, die in bijna alle landen door

schatting, niet door factuuronderzoek, geschiedt en
waarvoor de facturen ook moeilijk een grondslag van
afdoende zekerheid vormen. De kenner weet, dat hij

hi.er met hoogst onzekere schattingen te doen heeft en
laat het den leek over ,,de statistiek” als getuige in

het geding om zijn lievelingsstelling aan te roepen.
in ‘t algemeen is de leek op dit gebied het duidelijkst
daaraan te kennen, dat hij aanneemt, dat willekeurige,
gedrukte getallen, zonder inzicht in de wijze, waarop
zij zijn verkregen, waarde voor onze kennis, hoe gering
ook, bezitten.

De moeilijkheden der waardevaststeiling groeien met
de toenemende beweging der
prijzen;
zij worden on-overwinbaar, waar het ruilmiddel geheel wordt out-
vricht en de calculatie-grondslag van maand tot
maand schommelt. liet Rapport Keynes c.s.
1)
stelt
dan ook vast, dat thans iedere basis voor een houdbaar
statistisch oordeel over de Duitsche handelsbalans ont-
breekt.
,,We
have been given many different figures
and we doubt if any of them deserve much credence.”
Dit is een hard doch onaantastbaar oordeel. Het zou
intusschen slechts dan een aanklacht tegen de leiders der Duitsche Rijksstatistiek beteekenen, wanneer be-tere methoden aangegeven konden worden, dan door
de Duitsche bureaux worden toegepast. De uiteenzet-
tingen van den. heer Seyboth, directeur van het Statis-
tische Reichsamt in de zitting der Socialisatiecom-
missie van 22 Maart 1922„
bij
gelegenheid van het
debat over de stabilisatie van het landsgeld (Protokol
p. 134 v., uitg. Hans Robert Engelmann, Berlijn 1.022)

toonen echter, dat de verantwoordelijke personen zich
reeds maanden geleden van de twijfelachtige betee-
kenis der waardestatistiek bewust waren.
Als resultaat der discussies, ook nadien gevoerd, zijn
wijzigingen aangebracht. Voor een juist begrip van
de jongste Dui.tsche, handelsstatist:ische publicaties is
het noodig, hiervan kennis te nemen, weshalve aan
een overzicht der Duitsche hnndelshewegi•ng in de
laatste maanden een uiteenzetting van deze stat:i,sti-
sche beginselvraag voorafgaat.

De Duitschc Rijksstatistiek stelt sedert Maart 1921

de ,,waarde” van in- en uitvoer uit de aangiften der
im- en exporteurs vast. Tot dat tijdstip werden slechts
de uitgevoerde hoeveelheden op grond van aangiften
vermeld, terwijl
de waarde van den invoer op schattin-
gen van de statistische bureaux berustten. In zoover-

re de uitvoerfactuur in huitenlancisch geld luidt
moet
sedert Maart 1921 in deze valuta gedeclareerd wor-
den. liet Statistische Rcichsamt rekent de waarde
tegen den gemiddelden koers van de maand van uit-
voer in marken om. In de gepubliceerde statistieken
verschenen dus slechts opgaven in marken. Ook de
waarde van den invoer wordt in marken opgegeven.
doch hier blijft omrekening in marken bij die trans-
acties, welke in huitenlandsche valuta zijn afgeslo-
ten, aan den importeii r overgelaten. Voorgeschreven

1)
[Zie pgn.
1007 val,
den voligen jaalgang. – Recl.]

is, dat de omrekening moet geschieden tegen den

koers, welken hij voor zijn dev.iezen. heeft moeten be
talen.

Tweeërlei is bij de beoordeehing van deze methode te

scheiden. Het vaststellen van de fouten afzonderlijk

nu het oordeel over de doelmatigheid in haar geheel.

In de eerste plaats moet met de neiging van den

koopman gerekend worden, zoowel in- als uitvoer-

waarde zoo laag mogelijk aan te geven. Beide zijn met
heffingen belast, al
zijn
deze ten deele ook zeer ge-
ring, zooals het statistiekrecht an één per mille. De

Duitsche invoerrechten
zijn
weliswaar grootendeels
specifieke rechten; des te grooteren prikkel voor te

lage declaraties bieden echter de uitvoerheffin gen,
welke sedert den oorlog ingevoerd zijn. Ook vreezen

vele kooplieden, dat de opgaven trots alle verzekerin.-gen van het tegendeel aan andere doeleinden als hani-
delspolitiek dienstbaar gemaakt worden, nl. aan de
contrôle der belastingaangiften en de kapitaalbewc-
ging.

Een statistiek, die onder den druk van dergelijke overwegingen tot stand komt, zal nooi.t aanspraak
op nauwkeurigheid kunnen maken. Wij moeten dus

met te lage waardeering van meer of minderen om-vang rekenen en wel vooral bij den uitvoer; bij deze invoer werkt een hieronder te memoreeren misstand
,T
ermoe
d
e
ljk te lage waardeening tegen.

Een tweede bron van fouten ligt in de omrekening
van den uitvoer, in zoo verre deze in buitenlandsch
geld gefactureerd is, tegen de gemiddelde koersen
van de maand, waarin de uitvoer geschiedde. Daarbij
wordt ten eerste verondersteld, dat door den uitvoer
ontstane tegoeden in het buitenland grootendee]s in
de uitvoermaanden tegen marken verkocht worden en
in de tweede plaats, dat het rekenkundig gemiddelde
uit de dagelijksche noteeringen toestaat met voldoen-
de zekerheid tot den koers te concludeeren, welke bij

deze transacties gemiddeld gemaakt is.

Nog zwaarder zijn de bedenkingen, welke tegen de

vaststelling van de waarde van den import kunnen
worden aangevoerd. Er zullen slechts weinig Duitsche
zaken zijn, die met zekerheid kunnen aangeven, hoe
duur zij de deviezen betaald hebben, welke ter betaling van dezen of genen afzonderlijken invoerpost zijn aan-
gewend. Het schijnt bovendien, dat het principe der
omrekening niet algemeen wordt begrepen; tenminste
konden wij
bij
een vluchtige rondvraag
bij
de firman-
ten van zeer groote firma’s vaststellen, dat deze in de
meening verkeerden, dat
bij
de waardeaangiften de

dag van grnspasseeren en niet die van aankoop van
buitenlandsche betaalmiddelen beslissend was.

Indien
werkelijk
een deel van den invoer volgens deze beginselen gedeclareerd is, dan zou dit in een
periode van voortdurende
stijging
der buitenlandsche
wisselkoersen een neiging tot te hooge waardeering
van den Duitschen invoer in marken met zich brengen,
aangezien tusschen aankoop van vreemde valuta en
wareninvoer vaak maanden verloopen, waarin zich de koersstand verdubbeld of verdrievoudigd kan hebben.
Het is intussehen gansch onmogelijk den omvang van
clezen foutenbron te schatten.’
De genoemde bronnen van fouten zijn groot en ge-
vaarlijk. Maar het is niet gemakkelijk aan te geven
hoe zij te ontgaan zijn. Zij zijn het ook niet, die tot de
voornaamste aanvallen op het geheele systeem en tot
de invoering van de nieuwe methode geleid hebben, doch de grondgedachte der methode zelf scheen aan
haar critici van problematieke waarde.

Ter bovengenoemde vergadering werd door de sta-tistici betoogd, dat indien men van de technische fou-
teh afziet, de tot dusverre gepubliceerde waarde van
den in- en uitvoer een in het algemeen doelmatige
basis vormt voor een analyse van de Duitsche beta-
lingsbalans, valutabeweging en het Duitsche prestatie-
vermogen.

Moeilijkheden doen zich eerst voor, wanneer men
de zoo verkregen getallen in buitenlandsche valuta

r30

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 Januari 1923

wil terugrekenen. De Commissie van Herstel maakt

het zich daarbij zeer gemakkelijk. Zij neemt als grond-

slag zoowel bij den in- als
bij
den uitvoer den gemid-

delden koers van die maand, waarin het goed de grens
passeert. indien men de problemen uitschakelt, die het
gevolg zijn van de omrekening in goudmarken van

de in papiermarken genoteerde
prijzen,
waartoe
zij
slechts in een rekenkundige en niet in een directe
marktbetrekking staan, dan schijnt deze methode

voor den uitvoer, overeenkomstig hetgeen hierboven
werd opgemerkt, zonder bedenkingen te zijn, want

beiderzijds wordt immers aangenomen, dat de tegen-

waarde van den Duitschen uitvoer in de maand van
het passeeren der grens gerealiseerd wordt. Anders

is het echter bij den invoer. Neemt men, om een dui-

delijk voorbeeld te noemen, aan, dat een goed in Juli
tegen een prijs van 240 dollar, dat is rond 1000 goud-

marken en bij een dollarkoers van 500 gekocht

is en in September ingevoerd wordt, terwijl de dollar-koers tot 1500 is gestegen, dan
verschijnt
in de Duit-
sche invoerstatistiek een bedrag van 240 maal 500 is
gelijk 120.000 mark. Wordt dit bedrag onder aanwen-

ding van den, Septemberdollarkoers in goudmarken
omgerekend, dan vindt men hiervoor een bedrag van
rond 333 mark, dat is een derde van den in Juli be-

taalden
prijs.
Daar de omrekening van den uitvoer
zonder dergelijke fouten
mogelijk
is, is het gevolg van

deze omrekeningsmethode in een periode van stijgende
wisselkoersen en voortdurenden inkoop van te voren

van deviezen door de Duitsche importeurs, een be-
drieglijke goudmark-handelsbalans, waarin de invoer

te laag wordt aangegeven en waarin het Duitsche

prestatievermogen als veel te hoog verschijnt.

Het Statistische Reichsamt heeft nu getracht hier-

aan door middel van goudmark-berekeningen een
einde te maken. Over deze pogingen worden in de af-
leveringen 20 en 21 van ,,Wirtschaft und Statistik”
eenige mededeelingen gedaan, die echter niet zeer dui-
delijk zijn. Definitieve bésluiten zullen volgens cou-

rantenberichten eerst in 1923 genomen worden. Voor-
loopig heeft men voor de maanden Januari—Sep-
tember 1922 de resultaten der veranderde vaststel-

lingsmethode gepubliceerd. Merkwaardigerwijze zon-
der de waarde van in- en uitvoer in marken aan te
geven, ondanks het feit, dat ook bij de nieuwe bere-
keniugeu de invoer in deze eenheid gedeclareerd
wordt. Het Reichsamt gaat van de gedachte uit, dat
de omrekeningen slechts dan tot juiste resultaten kun-
nen leiden, wanneer bij de terugrekening uit papier in goudmarken die koers als grondslag dient, waar-
tegen de deviezen zijn aangekocht. Aangezien echter
deze koers nièt in de factuur vermeld wordt moet hij
benaderd worden en neemt het Reichsamt voorloopig
den gémiddelden kôers van de maand, die aan het over-
schrijden van de grens vooraf gaat. Het komt zoo tot
ccii ,,goudmark”-waarde van den invoer in Juli van 634, in Augustus van 507 en in September van 364
millioen. Deze getallen worden echter nog steeds te
laag geacht, aangezien de aankoop van deviezen vol-
gens de opvattingen van het Statistische Reichsamt
in de meeste gevallen meer dan één maand voor het
goed de grens passeert, plaats vindt.
Dit argument kan als juist worden aangenomen. De

eenige correctie der fout zoi,i bestaan in opgave, van
den koers van aankoop der deviezen. Daar deze echter
voor de afgeloopen maanden niet beschikbaar was (en
voor zoover wij weten worden
zij
ook thans nog niet
gedeclareerd) probeert de rjkstatistiek het met een
twdede schattungsmeth ode.
Zij
vergelijkt voor een
aantal der voornaamste invoerwaren, 40 pOt. van dcii
geheelen gedeclareerden invoer omvattende, de gede-
clareerde waarde met hun Londenschen beursprjs ge-durende de unvoermaand omgerekend tegen den ge-
middelden pondenkoers van die maand. Vergelijkt men
de op grond van deze gegevens in goudmarken omge-

rekende waarde van den invoer met de waarde, die
men verkrjgt, wanneer men de ingevoerde hoeveel-

heden met de gemiddelde waarde van de afzonderlijke

,,statistische nummers” in 1913 vermenigvuldigt. dus

op de wijze, waarop de Board of Trade de invoer-

waarde op grond van de prijzen van 1913 vaststelt,
zoo
vindt men een tamelijk vergaande overeenstem-

rning tusschen beide. Voor de maanden Januari tot

September komt men op grond van de eerste bereke-
ning tot 5,2 milhard ,,goudmark”, volgens de tweede

tot 5 milliard. Dit resultaat is merkwaardig, aange-
zien de wereldmarktprijzen in dollars uitgedrukt en

dus als het ware aan het goud gemeten, met 1913 ver-

geleken met minstens 30 pOt. gestegen zijn. De door
,,Wirtschaft und Statistik” gegeven verklaring, dat

Duitschland een deel uit landen met lage valuta be’
trekt en ook in landen met hooge valuta aanzienlijk
beneden de ,,wereldmarktprijzen” koopt, kan slechts

van probloniatieke waarde geacht worden. Slechts dit
cciie schijnt ons zeker, dat deze ,,goudvaarde” geme-

ten aan de ,,wereldmarktprjzen” niet te hoog gesteld

is. Het Statistische Reichsamt neemt weliswaar in

zijn publicaties niet deze waarde, maar een rekenkun-
dig gemiddelde uit de resultaten der omrekening te-

gen den koers van de vorige maand en uit die tegen de wereldmarktprijzen op. De eerste beschouwt het

als de onderste, de tweede als de bovenste waarde-
grens.

‘Het gemiddelde van beide levert voor de eerste
negen maanden een bedrag, dat slechts 10 pOt.
bij
de

invoerwaarde tegen de prijzen van 1913 ten achter

blijft. Hoe problematiek de aanwending van een re-kenkundig gemiddelde uit de resultaten van hetero-

gene methoden ook is, toch mag gezegd worden, dat

het resultaat eerder te laag als te hoog zal zijn.

Een geheel andere vraag is wat uit dit resultaat

afgelezen kan worden. Het is niet veel. Men heeft de
in- en uitgevoerde hoeveelheden met prijzen verme-
nigvuldigd, die zoogenaamd in goud zijn uitgedrukt en die daarom met de waarde-opgaven der statistiek
van landen met hooge valuta beter te vergelijken zijn

dan de in marken uitgedrukte getallen.

Met betrekking tot den stand van de Duitsche be-talingsbalans is uit deze ,,goudn’iarkwaarde” echter

geenerlei conclusie te trekken. Want tegen welken

koers de schulden uit invoer betaald en de tegoeden

uit uitvoer gerealiseerd zijn, daarover staat niets in

de statistiek. Het ,,invoeroverschot” van 1Y milliard
,,goudmark”, dat het Reichsamt voor de eerste negen
maanden van 1922 heeft vastgesteld, (Wirtschaft und

Statistik, pag. 667), is het resultaat van een zuiver
rekenkundige bewerking en beteekent geenszins een
overschot van vorderingen van het buitenland, dat
door credieten of gelduitvoer of door goederenover-

dracht gedekt moet worden. De ,,goudwaarde”, waarin
de populaire economie iets geruststellend reëels gelooft

te hebben gevonden, is niets anders dan een zuivere

rekengrootheid, waarvan de aanwending slechts op
grond van een zeer moeilijke en precaire methodiek
mogelijk is. In ons geval aangewend: het tegenover
elkander stellen van de goudwaarde van in- en uit-

voer voor de verschillende maanden zegt niets om-
trent de wijze, waarop de valutamarkten feitelijk door
de verhouding van un en uitvoer zijn belast gewor-

den, maar op welke
wijze
zij belast zouden zijn geworden,

wanneer niet de importeur zich tegen gunstiger koer-
sen van buitenlandsche tegoeden voor één of meer
maanden voorzien had. Indien deze verzorging van tevoren niet mogelijk geweest was, dan zouden be-
zwaarlijk de ingevoerde hoeveelheden en hun ,,goud-
waarde” den aangegeven omvang bereikt hebben.

Het valt helaas te vreezen, dat deze subtiele betee
kenis van de berekening in goudmarken door den leek

niet, zal worden verstaan. De Commissie van Herstel
zal weliswaar in de toekomst niet langer de door haar gewenschte uitvoeroverschotten uit de in marken lui-
dende opgave der rjksstatistiek kunnen berekenen.

Het Statistische Reichsamt is echter van Scylla in
Charybdis gekomen, want de nieuwe ,,goudmark-

waarden” weerspiegelen een zee’: groote belasting van

£Ç .:

10 Januari 1923

ECONOMISCH-STATISTISÇHE BERICHTEN

31
D

de betalingsbalans door invoeroverschotten, die in

werkelijkheid niet in dezen omvang bestaan. Zij bevor-
deren dus slechts de pogingen van de markbaissiers

en verwarren de duizend en een ,,deskundigen”, d.ie

nog voor
vijf
jaren ,,valuta” voor een meisjesnaam

gehouden hebben en die thans de openbare meening

in geldvragen bepalen. Dr.
KURT SINGER.
Hamburg, December 1922.

LONDENSCHE CORRESPONDENTIE.

Hèt werlcloosheidsvraagstuk in Engeland.

Onze Londensche correspondent schrijft ons d.d.

8 Januari 1923:

Morgen is de Labour Party van plan een groot

aantal demonstraties te houden, ten einde nadruk te
leggen op de beteekenis van het werkloosheidsvraag-

stuk. Dat de gebeurtenissen te Parijs de kwestie zul-
len beïnvloeden is zoo duidelijk, dat het de moeite

waard is wat nader op de situatie in te gaan. De

kracht der arbeidersbeweging wordt door twee belang-
rijke punten beïnvloed: het dalend ledental der vak-
vereenigingen en het daaruit voortvloeiend kracht-

gebrek en den omvang der werkloosheid, aangezien

deze den druk op hun fondsen vergroot, op het oogen-

blik, dat aanvulling moeilijker dan ooit is.
Wij
bezit-
ten nog niet de cijfers voor het lidmaatschap van vak-
vereenigingen in 1922, maar de onlangs gepubliceerde cijfers over 1921 toonen aan hoe zwaar de vakvereeni-
gingen getroffen zijn. Onderstaande tabel geeft een
overzicht van de bewging, sinds den wapenstilstaud
in vergelijking met den toestand van v66r den oorlog.

Totaal aantal leden van Vakveree&giiigen in duizenden.

Bedrijfstakken
1913 1918
1919
1920
1

1921

22
125
193
211 149

2.
Mijob.

en

steengr
920
998
1093
1155
942

3.
Metaal-,machine- ei
scheepsbouwind.
547
962
1091
1148
1014
372
403
443
457
‘I

5. And. textielindustr.

86
214
264
s
252 200

6. Bleeken

en

verven
66 92
106 113
94
107
213 265 238
181

1.

Landbouw ……….

Houten meubelen
61
86
112
122
100

Papier, drukken
85
.

144 193
221
195

4.

Katoen

…………

10. Bouwv.,
decoratie
250
326
433.
572
470

7.

Kleeding

……….

Spoorwegen
327
524
625
618 507

Andere

transport
369
475 628
645
523
Handel en finonciën
136
302 426 472
301
inclustriën

……..

Openbare dienst
239
361
421
457
400
122 172
190
208
210
Onderwijs

……….
Diversen

………
105
186
264
251
1

210

Totaal …….
4189
16664
18081
18493
16793

De beweging heeft dus zware verliezen geleden,
sinds het inzetten van de depressie en de cijfers voor

1922 zullen ongetwijfeld een nog sterkere achteruit-

gang vertoonen, ofschoon niet over het hoofd mag
worden gezien, dat zelfs aan het einde van 1921 het
totaal aantal leden van vakvereenigingen nog ruim

50 pOt. hooger was, dan aan het einde van 1913, het

meest voorspoedige voor.00rlogsjaar.
Een meer in details gaand onderzoek van de verlie-

zén toont aan, waar de schoen het meest gewrongen

heeft, ofschoon eraan moet worden herinnerd, dat de
vervanging van mannen door vrouwen gedurende den
oorlog• en het opnemen dezer vrouwen in de vakver-
eenigingen in zekeren omvang op buitengewone ver-
liezen moet uitloopen, wanneer deze de industrie

verlaten.
Anderzijds
moet. hier echter ook weer niet

te zeer de nadruk op worden gelegd, aangezien vele

gedémobiliseërden weder te werk zijn gesteld en ten
tijde, dat deze
cijfers
werden samengesteld, deze na-

oorlogsche storingen waarschijnlijk ten volle had-

den uitgewerkt.

Achteruitgang van het ledental in
1921
(in
O/

van
dat in

1920).

1.

Textielindustrie
.
Lederindustrie.

Katoen …………
5,1
Schoen- en laarzeniLd.
13,1
Wol en sajet

…….
24,5
Daarbuiten ……….
33,7
Linnen en jute ..
18,2
Gebreide goederen
17,2
Kleedingindustrie

..
32,8
Andere Lextielind.
14,3
Handel en financien.
Blevken,verven en ap
prêteeren ….

..
17,2
Winkelbedienden

….
44,3

2.

Bouwnijverheid.
B in k-en verzekeringsw.
4,9

Metselaars

……..
1,5
Opeiibare

diensten….
12,3

Timmerlieden ……
6,7
Vermaak …………
12,9

Schilders en decorat
15,4
Diversen

…………
19,1

Opp.rIieden ……..
43,1
Gewone arbeiders

….
36.3

Diversen

……….
1,5
Onderwijs

..
. .
stijging
1,0

Transport

8.
Landbouw …. ……
29,1

Spo rwegen ……..
18,0

Steenkolenmijnbouw

18,9

Scheepvaart ……..
26,3

Andere mijnbouw

4,5

Diversen … …….
16,0

Glas- en aardewerk

18,0
Ijzer- en snaal ……
20,7
Houtbewerking enz

Ijzergieterijen en
Meubelmakers ……
20,1

scheepsbouw ……
9,2
Rijtuijbouwers ..

23,0

Anderetakkenv. metaal
Diversen… ……
11,1

en Tijverh ………
20,9

Naar mocht wordên verwacht zijn de verliezen het
grootst, waar de algemeene economische toestand het
slechtst is, zoodat weerstandsvermogen ontbreekt, of
daar waar in het algemeen de neiging tot aaneenslui-
ting op zijn best zwak genoemd kan worden. In ande-
re gevallen, zooals in den mijnbouw, zijn echter zwa-
re verliezen geleden in die industrieën, waar een

sterke . vakvereenigingstraditie bestaat en waar de
voorspoed groot is geweest, getuige de groote daling

in de ijzer- en staalindustrie. De wanverhouding tusschen de verliezen in de ver-
schillende takken van industrie verklaart, waarom de

houding der vakvéreenigingen op het gebied der in-
dustriegewijze werkloosheidsverzekering, waarover
hieronder meer, zoo zeer uiteenloopt. Deze wijze van

veïékering tegen werkloésheid werd gelijk bekend
aanbevolen door het Geddes-Bezuinigingsrapport, in hoofdzaak om deze reden dat het voor den belasting-

betaler verlichting van lasten beteekende.
De omvang der werkloosheid in het laatste jaar

blijkt uit den volgenden staat, aangevende het percen-
tage werkloosheid onder de leden van vakvereenigin-
gen, die aan het Ministerie van arbeid rapporteerden, een indexcijfer, waaraan vele economen de voorkeur
geven boven de opgaven krachtens hef stelsel van ge-

dwongen verzekering.

Percentage werklooze leden van vakvereenigiugen,

Jan.
Febr.

Bouwnijverheid

………………..
6,6
6,7

Steenkolenmijubouw

…………….
14,8
13,7

Machinenijverheid en Scheepsbouw
28,2 28,3 Diverse metaalindustr .

…………..
16,1 14,7

Katoen

……………………….
10,6 10,9

Wol

en

sajet

………………….
3,3
2,7

Andere textielindustr .

…………..
5,0
5,0
Drukkerijen en papierind .

……….
8,0
8,0

Meubelmakerij

………………..
7,2
7,6

Houtbewerking

………………..
10,5 10,3

Schoenenindustr.

……………. ….
5,5
5,3
Andere kleedingindustr .

…………
5,8
4,4

13:
Totaal

(mcl.

enkele

boven

niet

afz.

opgeg.

takken)

…………..
…….
.16,8
16,3,

welke aan het Ministerie van Arbeid rapporteeren.

Mrt.
April
Mei
Juni
Juli
Aug.
Sept.
Oct.
Nov.

7,1
7,2
6,7
7,6
6,9
6,9
6,9
7,3 7,5

13,1
12,5
13,2 13,2 13,2
9,9
9,4
9,4 8,8

29,5 32,3
31,7
30,3
28,0
27,5 27,8 27,6 27,3

15,1
14,8
13,9
12,1
12,2
12,1 12,5
12,0
11,4

8,2 6,2 3,8
3,7
3,1
4,3 4,6 5,8
6,1

2,6
2,2
1,5 1,3
1,3
1,1
1,0
1,1
1,0
5,0
4,6 4,5
3,6
3,8
4,2
4,1
4,0 4,0

7,2
7,2
6,8
6,4
6,8
6,5
6,3
5,8
5,3

6,8
6,8 5,0 5,9
6,6
5,1
5,0
5,9 5,8

10,2
10,0
9,9 7,0
7,1
8,0
8,2 7,9
7,1
4,7
5,1
4,5 3,9
3,6
4,1
4,9
3,9 4,2
2,9
3,1
2,2
2,1
4,2
2,9
2,6
2,6 2,9

16,3
e

17,0
16,4
15,7
14,6
14,4
14,6
14,1
14,2

32

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 Januari 1923

De cijfers, die ik van bovenstaande tabel heb uit-
gesloten, hebben betrekking op bepaalde, kleinere

takken van bedrijf, waarvoor meestal het weridoos-
heidspercentage hooger en in sommige gevallen zeer

veel hooger is, dan voor bovengenoemde industrieën.
]n het algemeen. Zoo begon het jaar in de sigaren-

industrie met het cijfer 27,9 en eindigde met 30,6; in

de aardewerk-industrie ving het jaar aan met 29,5 ei

eindigde het met 17,7, zoodat de positie daar thans

beter is dan in de machine-nijverheid en den scheeps-
bouw’.

Deze tabel toont voldoende duidelijk de verschillen

in den omvang, waarin de kosten bij algemeene aan-

vaarding der industriegewijze werkloosheidsverzeke-
ring voor de verschillende bedrijfstakken zouden uit-
enloopen.

De Minister heeft 28 November ji. een brief met
betrekking tot dit onderwerp gezonden aan de werk-

geversvereenigingen en aan den Algemeenen Raad
van het Vakvereenigings-Oongres en daarbij een me-

morandum in zake mogelijke plannen ingesloten.

Toen een vorige enquête werd ingesteld door het

‘Ministerie was het aantal ontvangen antwoorden naar

medegedeeld werd ,,eenvoudig teleurstellend”. De La-
bour Party heeft nu zelf een belangwekkend stuk uit-

gegeven in zake industriegewijze werkloosheidsverze-
kering, waarin gelijk in het officieele memorandum geschiedde, de kwesties, waar het hierbij om draait,

wbrden geanalyseerd.

1-let plan heeft zekere attractie voor die onderne

mers en vakvereenigingen, wier werkioosheidsrisico

beneden het gemiddelde is, mits het hun mogelijk zou zijn de zaak 0])
te zetten geheel buiten en algemeene

regeling om. Een onderzoek naar de meening der Trade Unions toont aan, dat een aantal, ongeveer

1.950.000 leden omvattend, gunstig voor het plan ge-
stemd is, ofschoo.n vereenigingen met een totaal van

2.700.000 leden er tegen zijn en vakvereenigingen met

ongeveer 1.000.000 leden nog geen beslissing genomen

hebben. Het officieele memorandum
wijst
erop, dat er
twee hoofdzaken zijn, waarmede rekening moet wor-

den gehouden, nl. het zoo nauw mogelijk verbinden

van de
verantwoordelijkheid
van betaling en die voor

het vinden van werk, ,,zoodat de krachtigst mogelijke
prikkel voer de vermindering van werkloosheid gege-
ven wordt” en het zoo volledig
mogelijk
in staat stel-

len tot het invoeren van regelingen voor bedrjfstak

ken,
waar het
werkloosheidsrisico beneden of op het
geniiddelde is, zoodat de voordeelen voor arbeiders in

deze
bedrijfstakken
stijgen.

Het memorandum geeft drie mogelijke oplossingen

aan:
lo. werkloosheidsverzekering niet industriegewijs,
doch door individueele werkgevers, samenwerkend met
de arbeiders in hun bedrijf;
2o. in het algemeen voortzetting van de bestaande
staatsregeling, waarbij de mo.gelijkhei.d wordt openge-
steld, dat bepaalde industrieën eigen risi.co
dragen,

waaraan echter gepaard zou gaan de plicht iets hij te
dragen in de kosten der algemeene regeling, doch die
het voordeelig saldo aan de bedrijfstakken ten goede

zou doen komen;
3o. als grondslag nemen industriegewijze verzeke-

ring, waarbij die door den Staat slechts een aanvul-
lende rol zou spelen, doch met behoud van de bijdrage
van den Staat, die zou wisselen tussehen de indus-
triéën met hoog en die met laag werkloosheidsrisico
en te zeifder tijd met behoud van liet beginsel, dat
krachtige industrieën de zwakke te hulp komen.

1-let rapport van de Arbeiderspartij legt den nadruk
op het feit, dat er in het vakvereenigingswezen zeer
veel verkeerd begrip bestaat omtrent de beteekenis
an industriegewijze verzekering. Men verwart hierbij

dikwijls verzekering met administratie. Het rapport
hecht minder belang juist aan datgene, waarop het
officieele rapport eer den nadruk legt, nl. den invloed
van verschillende schema’s op den werkgever, ten einde

hem aan te sporen betere methoden voor werkver-

schafuing aan te nemen, en zoo de kosten te vermin-
deren. liet rapport zegt dat dit waarschijnlijk niet zal

gebeuren, tenzij de arbeiders niet in de kosten behoe-

ven bij te dragen en het is wei duidelijk, dat dit een van de kanten is, waarom zekere vakvereenigingen

deze gedachte ondersteunen; zij denken, dat het moge-

lijk zal zijn den geheelen last te laten dragen door de

werkgevers of door de werkgevers en den Staat geza-
menlijk. De door de arbeiderspartij voorgestelde poli-

tiek is een combinatie van een regeling door den

Staat en een bedrjfgewijze regeling.

Sedert de groote industrieën zelf de zorg voor hun

werklooze arbeiders op zich wenschen te nemen, zal de

positie uit actuarieel oogpunt zeer ongezond zijn, ten-

zij de Staat zijn bijdrage verhoogt. De extra kosten
voor den: Staat zouden dan worden goedgemaakt door

de kleiner bijdragen, welke aan genoemde industrieën
zouden
zijn
te betalen.
In het algemeen vraagt het rapport een verminde-

ring van bijdrage door de arbeiders en het
schijnt
in
de veronderstelling te verkeeren, dat de arbeiders in
die industrieën, welke zelf de werkloozenzorg hebben

ter hand genomen niet aan het werkioosheidsfonds
behoeven
bij
te dragen, want ,,de uitgaven zouden een
deel van de productiekosten uit gaan maken”. 1-let zelf
ter hand nemen der werkloosheidszorg zou slechts dan
mogen worden toegestaan, wanneer de te geven on-

dersteuning minstens zoo groot is als die onder de
huidige staatsregeling en verder zou de industr:i.e

goedgekeurde maatregelen behooren te nemen, om de
werkloosheid te verminderen, voldoende in staat

moeten zijn om aan te geven, welke werklieden onder

haar regeling zouden vallen, en bovendien moeten

kunnen garandeeren, dat de positie van alle arbeiders
gewaarborgd is.

Het blijkt dus wel, dat uitgezonderd de kwestie der door de arbeiders te storten bijdrage, een goede basis

voor overeenkomst tusschen de beide rapporten be-

staat. Het zou daarom niet moeilijk zijn om tot een

regeling te komen voor die industrieën, waar de werk-
loosheid gewoonlijk niet zeer groot is. Maar er is
slechts weinig hoop, dat het principe algemeen zou

kunnen worden aanvaard, noch zou een dergelijke stap
raadzaam
zijn,
omdat het zeer de vraag schijnt of alle
industrieën zoo gemakkelijk in afgesloten vakjes kun-

nen worden ingedeeld, als sommigen denken.

AANTEEKENING.

indescijfers voor de bedrijvigheid
in landbouw en veeteelt, mijnbouw en
industrie der Vereenigde Staten.’)
De indexeijfers vertoonden een voortgezette rijzing
in September en October, vooral ten aanzien van
landbouw, veeteelt en mijnbouw. De tarweaanvoercii

bleven met 59.769.000 bushels in Septembôr achter bij

September 1921, toen zij 64.670.000 bushels bedroegen,
doch die van rogge
wijzen.
een cijfer aan van 11.979.000
bushels tegen 5.488.000 in Sept. 1921. De productie
van tarwebloem beliep 13.785.000 barrels in Septem-
ber en 13.581.000 in October, tegen resp. 13.349.000
en 13.917.000 barrels in de overeenkomstige maanden
van het vorig jaar.

De consumptie van ruwe katoen bedroeg Septem-
ber en October 1922 resp. 495.000 en 534.000 balen,
een cijfer sinds Juni 1921 niet meer bereikt, tegeu
resp. 485.000 en 494.000 in September en October
1921. Die van ruwe zijde bedroeg in 1922 in dezelfde
maanden 34.212 en 37.621 balen tegen 31.229 in Sep-
tember 1921. De katoenvoorraad vertoonde gedurende September de regelmatige seizoenvergrooting, die van
ruwe zijde bereikte in October het buitengewoon
hooge
cijfer
van 40.743 balen (Oct. 1921: 19.304).
De productie van bitumineuze steenkool steeg van
221328.000 short tons in Augustus, tot 40.964.000 tons

1)
Zie pagn – 965 van den
vorigen jaargang.

10 Januari 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BÉRICHTEN

33


.



.


.

S.

.•


S.
S.


.


.


.


–_

_
•1

_


•ii_
1nI.
11

1.

11W1t1
11

I!
NWW1

_

L1iiI


_

________________

________________
NIJVERMEID

IF

iw’I
Itjju.

1

mom

iie…

___

.

S

.

S

.

S

S

S
.u…n..uuI.
.•M

in September en 45.154.000 tons in October, (Sept-

en October 1921 resp. 35.105.000 en 43.141.000 toris),
terwijl het eindigen der staking zich weerspiegelt in
de stijging der productiecijfers van anthraciet van
161.000 tons in Augustus tot 4.979.000 tons in Sep-
tembet en 8.530.000 in October. De cijfers voor cokes
zijn resp. 2.850.000 en 3.684.000 tons tegen 1.112.000
en 2.150.000 tons in September en October 1921.

:De productie van ruw ijzer bedroeg in de maanden
September-November 1922 resp. 2.034.000, 2.638.000
en 2.850.000 long tons, tegen 1.247.000 tons in Oct.
1921 en 1.415.000 tons in November van dat jaar. Voor
stalen ingots zijn deze cijfers in 1922. resp. 2.314.000,
2.872.000 en 2.889.000 tons en in 1921 resJ). 1.617.000

en 1.660.000 tons.
:De koperproductie daalde in September iets tegen-
over Augustus, toen zij het hoogste cijfer sinds Dec.
1920 bereikte, doch steeg opnieuw in October. De

zinkproductie steeg in beide maanden en bereikte in
October het hoogste niveau sinds Juli 1920, terwijl
de voorraden dalen.

De productie van ruwe petroleum bedroeg in de
maanden Augustus-Oetober 1922 resp. 46.521.000,
45.246.000 en 41.255.000 barrels tegen resp. 36.508.000
en 35.539.000 in September en October 1921.
1-Jet aantal verleende bouwvergunningen in 108 ste-
den daalde van 58.604 in Augustus tot 57.893 in Sep-
tember, doch steeg in October tot 62.128, tegen
53.233 en 54.348 in September en October 1921. De
‘aardecijfers dezer vergunningen zijn over eerstge-
noemde drie maanden resp.
$
221.606.000, 204.227.000
en 212.551.000, over laatstgenoemde twee
$
154.880.000
en 117.315.000.

Het aantal geladen spoorwagens was in September
iets hooger dan in Augustus en steeg verder in Oc-
tober.

Aanvoeren van agrari.setle producten.

(Maau.delijksch gemiddelde van
1919 = 100.)

Datum.
t, t,
t,

to

1921
October …….
.130.9
107.0
121.3
195.3
69.9
107.6
November ……
.104.6
99.2
65.3
163.2
34.7
188.4
December ……
..
92.4
82.0
79.0
133.4
83.6
69.5,

1922
Januari ……..
88.9
91.8 83.8 76.8
96.1
113.2
Februari

……
77.7
76.5
92.3 43.3 55.5
101.2
Maart

……..
70.7
79.2
73.0 42.8
130.4 27.5
April ……….
57.4

. .

71.8
49.6
37.0
103.0
5.5
Mei

……….
82.6
..
90.2 92.5
50.1
105.7
3.9
Juni

……….
.75.1
.
88.7
77.1
43.0 93.8
1.5
Juli

…………
79.8 81.2
106.4
33.4 59.3
12.3 106.7
96.5
153.8
48.3
43.1
55.2
Augustus

……
128.8
106.6
150.6 139.5
38.0
83.9
September …….
October ………
154.2
132.0
135.7
227.8
40.6
144.7
1)
Combinatie vaa
14
onafhankelijke reeksen.

Minerale productie.

(Maandeljksch gemiddelde van
1919 = 100.)

Datum.
E
=
. .
o

o
5

1921
October

……
93.9
114.6
103.1
113.2
48.9 22.9
37.0
83.0
November

..
86.0
94.2 93.3
120.0
55.5
20.8
53.8
103.3
December
82.0
81.1
81.4
133.3
64.7
17.3
56.0
103.2
1922
Januari
90.0
98.5
85.1
137.1
64.3
24.1
60.3
101.9
Februari ……
95.1
107.3
92.0
130.8
63.9
34.8
57.3
93.4
Maart ……..
117.1
131.5
119.1
149.1
79.9 57.6
67.5
118.6
April

……..
58.6

..

41.3
0.3
141.9
81.3
71.3 65.6
103.5
Mei

……….
67.9

53.1
0.6
147.7
90.5 82.6
69.8
89.0
Juni
………..
70.6
58.4
1.1
143.8
92.6
92.7
72.6
90.4
Juli

……….
65.4

..

44.5
1.6
148.0
94.2 85.0
81.2
84.4
Augustus

..
67.5

.. ..

58.3
2.2
147.1
71.1
94.2
79.9
97.5
September
99.9

..

107.3 67.7
143.8
79.8 89.8
84.3
95.3
October

…….
118.5
118.3
116.1
150.1
103.5
96.2
101.6 112.9

‘) Combinatie van
7
onafhankelijke reeksen.

34

S

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10
Januari
1923

Industrieele productie.

(Maandeljksch gemiddelde van 1919
=
100.)

Datum.
.

U)
0
.

p.,
0
.
v. .

1921
October..
94.6
64.3
103.1
90.8
119.7 104.8
86.2 99.8
115.8
November
89.5
66.0
100.7
95.8
117.1
100.4
90.9 89.4
102.9
December.
81.3
56.8 92.2 94.7
119.6
99.7 93.0 85.2
76.8

1922
Januari..
87.0
63.4
100.7
95.0
119.0
112.2
88.2
91.3 90.6
Februari..
81.4
69.3
95.4 90.0
119.0
96.8
781
88.5
83.8
Maart

..
90.9 94.3
102.5
108.4
123.9
107.6
78.5 96.5 98.4
April’..
84.7
97.0
98.1
164.3
124.4
91.3 70.7
84.9
89.6
Mei

.. ..
98.1
107.8
121.1
112.3 132.2 108.9
70.4
96.8
108.1
Juni

….
99.1
104.8
104.4
110.6

107.4
72.4
98.9
119.8
Juli

….
95.3 98.9
104.3
99.9
146.2
95.0
72.1
97.5
114.8
Augustus.
104.6
88.1
119.3
1107
141.2
115.7
69.7
104.5
134.1
September
100.3

~
107.0
2
1
114.2
~
1

94.4
101.5
107.8
139.1
110.7
79.5 97.8
121.6
October..
15.3
112,9

120.0
82.7
106.7 115.0

Combinatie van 34 onafhankelijke reeksen.
Gedeeltelijk geraamd.

BOEKAANKONDIGING.

H. M.
Hirschfeld.
Hei ontstaan van
hei moderne bankwezen in, Nederland.

Diss. Rotterdam, 1922. 164 bldz.

Onder dezen titel verscheen het proefschrift
van

den heer H. M. Hirschfeld ter verkrijging van deii

doctorsgraad in de handeiswetenschappen aan de

Nederlandsche Handelshoogeschool te Rotterdam.

Zooals de omschrijving van het onderwerp deed ver-

wachten beoogde de
schrijver
geenszins wetenschap-

pelijke beschouwingen te leveren over verschillende
stelsels van bankwezen. In de plaats daarvan treedt
de beschrijving hoe in de jaren 1863 en volgende het

bankwezen in Nederland
zijn
arbeidsveld heeft uitge-

breid en hoe dit voor een deel •uit handen der parti-
culiere bankiers in die van naamlooze vennootschap-

pen overging. Zoodoende werd de weg bereid voor die
instellingen, waaraan• later terecht den naam van

gröot-banken gegeven kon worden.

Het komt
mij
voor, dat de
schrijver
bij de vervul-

ling
zijner
taak volkomen geslaagd is. Hij heeft zich

groote moeite getroost
bij
het raadplegen van bron-

nen uit een vroeger tijdperk, die voor het groote pu-
bliek niet of moeilijk bereikbaar
zijn.
Aan de
ouderen

onder ons heeft
hij
de welkome gelegenheid geboden

in hunne herinnering terug te roepen de tijden,
aar

in verschil van meening ten opzichte van bankstelseI


ik denk hierbij ook aan het crédit mobiier

zeer

groot was en slechts geëvenaard werd door kritiek
op het bankbestuur der nieuwe instellingen. Maar

ook voor hen, die deze
tijden
niet hebben doorleefd,

zijn
ook uit de geschiedenis nuttige lessen te putten.
De jaren 1863 en volgende schijnen
mij
juist ge-

kozen als aangevende het tijdstip, waarop
nieuwe

denkbeelden ten opzichte van ons bankwezen zich

baan breken.
Merkwaardiger wijze was onze handel’op dat tijd-
stip allerminst in bloeienden toestand. De Amen-
kaansche burgeroorlog had meerdere takken van
0fl-
zen handel lam geslagen. Maar algemeen was het ge-
voelen, dat onze handel behoefte had aan uitbreiding

van het financieel internationaal verkeer, ook dat

met onze koloniën.
De oprichting van vele onderne-

mingen ook buiten .het eigenlijke bankbedrijf, getuig-
de van ondernemingsmoed. De wet die de totstand-
koing van betere verbinding van onze twee. groote
koopsteden met de zee waarborgde en die terecht door

den schrijver in zijn overzicht van dë voornaamste

feiten betrekking hebbende op onze economische ont-
wikkeling, wordt aangehaald, is te beschouwen als
uiting vari den geest van dien tijd:
De schrijver schetst ons ook hoe niet alle verwach-

tingen op het gebied van het bankwezen vervuld wer-

den. De geschiedenis van vele instellingen is eene

lijdensgeschiedenis geweest. De hoofdoorzaak daarvan
zal zeker wel gezocht moeten worden in de omstandig-
heid, dat de personen, geschoold in het nieuwe be-
drijf, nog ontbraken. Indien
wij
echter thans met on-

partijdigheid de balans opmaken en nagaan wat ge-
worden is uit hetgeen in 1863en volgende jaren ge-

boren werd, dan overtreft toch zeker het licht de

schaduwzijde.

A.
PL&TE.

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.
N.B.
*S*
beteekent:
Cijfers nog niet ontvangen.

GELDKOERSEN.
BANKDISCONTO’S.
N d (Disc. Wissels.
4
18Juli ’22
Zweeds.R.ksbk 5
10Mrt.’22
Bk Be1.Binn.Eff. 4
1$ Juli ’22
Bk. v.Noorw.. 5
17Aug.’22
tVrsch.inR.C. 5
18Juli ’22
Zwits.
Nat. Bk.
31
2Mrt. ’22
Bk. van Engeland
3
13Juli ’22
Belg.Nat.Bk.5-519Mei
’21
Duitsche Rijksbk..
1014Nov. ’22
Bank v.
Spanje
518Mei ’22
Bk. van Frankrijk
5
11 Mrt. ’22
Bank v. Italië
6
20Mei ’20
Oostenr. Hong. Bk. 8
2Sept.’22
F.Rei.Bk.N.Y. 4
21Juni’22
Nat. Bk. v. Denem. 5
25Apr.’21
Javasche Bank 3
1Aug.’09

OPEN MARKT.

Data
Amsterdam
Londen
Part.
Berlijn
Part.
Parijs
Part.
N. York
Cail.
Part.
P,-olon-
disconto
1

gatte
disconto disconto
disc.
moneu

6Jan.

1
23
3V4
_71
3
21
418

55K
1)

1-6 J.

’23
_71
218-15
4/s

3K -5K
25-30 D. ’22
371_4

3-43
29-
1
1s
4-
1
1s

5K-6K
18-23 D. ’22
3%-4
3%-4
218
4-18

4-59

2

7
J.

’22

BIs

3_4 3K

/a
4_61

3_5
3

8
J.

’21
33′
-4

3K

5
61
4

Is

6

7

20-24Ju1i’14
31/_81
2K-% 2K-%
2
1
/s-K
2Y
4

5K-734
Noteering van 29 December.

WISSELKOERSEN.
WISSELMARKT. Londen was aanvankelijk opnieuw vaster en bereikte een
hoogtepunt van
11,79.
Parijs en België stegen tot 18,75 en
17,40,.
terwijl dollars weder voor
2,54
werden afgedaan.
Daarna kwam de ontgoocheling over de onderhandelingen in
Parijs en zakten alle koersen snel in elkaar Londen sloot
op 11,73, Parijs
17,70,
België 16,30 en dollars 2,52. Mar-
ken daalden van 3,50 op
2,95
en waren heden opnieuw be-
duidend flauwer, ca.
2,60.
Skandinavië was zeer flauw voor
Stockholm en Kopenhagen; daarentegen bleef Christiania
vrijwel stationnair. Ook Zwitserland onderging niet veel
verandering. Buenos Aires
was
gezocht. Batavia onver-
anderd.

KOERSEN IN
NEDERLAND.

Data
Londen
Parijs
Berlijn Weenen
S)
Brussel
*5)
Neu
York”)

1 Jan.

1923..
– – –

– –
2

1923..
11.76 18.75
0.0349
0.00375
17.19
2.531
3

1923..
11781
18 32
0.0375 0.00375
16 921
2.53K
4

1923
11.71
17.920031
0.00375
16.561
2.52
5

1923
11.72k
17.521
0.0295
0.00375
16.25
2.52
1
/ 6

1923
11.731
l7.72
0.02975
0.00375


Laagsted.w.
1)
11.681
17.35
00280
0.0035
16.12
2.51
Hoogste
,,

,,
1)
11.781 18 82
0.03575 0.0038
17.35
2.54
29Dec.

1922..
11.69
1830
0.0338 0.00375
16.85
2.52h
22

,,

1922

. 11.66 18.70
0.0365
0.00375
17.11
2.51-‘
11untpariteit..
12.10
1
48.-
59.26
50.41
48.-
2.48

)
Noteering te Amsterdam.

) Noteering te itotterdam.
‘)Particuliero opgave.

D0 a
Steek-
holm’)
Kopen-

hagen’)
1

Chris.

1
1tlania*)1
Zwitser-
land’)
Spanje
t
)
Batacta
t
)
telegrafisch

1Jan.1923
– –
– –
– –
2

1923
68.50
52.10
47.70
48.-
39.80
97-98
3

1923
68.60
52.10
48.05
47.971
3985
97-98
4

1923
68.10
51 70
47.95
47.771
39.65
9fl-98
5

1923
67.75
51.60
47.70
47.80
39.80
972-98
-6

1923
67.90 51.70 47.90
47.85
39.55
97K
L’ste d w.
1)
67.40
51.40
47.45
47.60
3950
9711

H’ste,,

,,

1)
68.70
52.30
48.25
48.10 39.95
98h/

29 Dec. 1922
67.95
51.80
47.75
47.721 39.602
971′;-98′
22

,,

1922
67.75. 51.95
47.80
47.55
39.50 97K
Muntpariteit
66.67 66.67 66.67
48.-
48.-
100

‘1
Noteering te Amsterdam.
1)
Particuliere opgave.
1)
Noteering van 30 December
1922.

10
Januari 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE,BERICHTEN

35

KOERSEN TE NEW YORK.

D
0
a
CableLond.
(in ,per.)
1
Zicht ParU31
(in
cts.p.frs.)

Zicht Berlijn
(in ct. p. Mik)
1ZichtAm3terd,
(in ci,. p. gld.)

6Januari
1923
4.64.75
6.92
0.0I1,
39.60
Laagste d. week
4.64.50
6.92
0.01
6
i
39.48
Hoogste
,,

,,
4.65.25
7.44
39.65
30 Decemb.
1922
4.64.-
7.34
0.01
88
1
icrn

39.61
23

1922
4.65
7.42
0.011
39.88
Muntpariteit . –
4.86.67
19.30
23.813′
40
1
/,

KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN

Plaatsen en
1
Noteerings-
23
Dec.
1
30
Dec. 116 Januari
23

6 Jan.
Londen

1
eenheden
1
1922
1
1922
1
Laagste
1
Hoogste

1923

A1exandri.. Piast. p.0
977/,

97/,

977/ 977/
9771t6

5
B. Aires
1
)..

d. p. $
44
44%
43
7
18
44°116
44
1
1
Calcutta . . . . Sh. p. rup.
114/
33

114
3
1
1
,
114
1
11
,
114
7
1
114
1
18
Hongkong . .

id. p. $
213 212
8
1,
212%
214
1
11,
213%
Lissabon . … d. per Mii.
2%
2
1
18
2
1
/,
2%
2
111
1
99

Madrid

…. Peset. p.0
29.46
29.50
29.48
29.65
29.621
Montevideo’

d. per $
441/
44
1
18
43
18
4418
43
15
1
,
Montreal….

$ per £
4.68
5
18
4.69K
4.669
4.70w
4.67K
R.d.Janeiro. d. per Mil.
6
3
1,
6
1
/1,
5%
61,2
5

lie

Rome

..

..
Lires p. £
90%
919 899
92%
92
Shanghai…. Sh. p. tael
311%
31,,
310
311
1
1,
311
8
11,
Singapore

..

Id. p. $.
214
5
1,,
2/4/,,
214
1
1
8

2148/a,
2
*Valpa
r
aiso.. peso p. £
35.80
135.20
35.00
35.90
35.00
Yokohama .. Sh. p.yen.
211%
1211
11
1
82
211
81
10

211
8
18
2111,
2

• Koersen der voorafgaande
dagen.

t)

Telegrafisch
transfert.

NOTEERING VAN ZILVER.
Noteering te
Noteering te
Lonten N.York
Londen N.York
6 Jan.

1923..

31
15
1,
6

65
1
1,

7 Jan.
1922

34%

64
7
/,
30 Dec.

1922..

31
1
!1,

649

8 Jan.
1921

401,

65’/8
22

,,

1922 .

301,

627/,

20 Juli
1914

24″11
,

54’/8

NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans op 9 Januari 1923-
Activa.
Binneni. Wis-( H.-bk.

(128.568.814,01
sels, Prom.,

B.-bk.

,, 37.413.966,50
enz. indisc.( Ag.sch. ,, 66.114.139,30
f

232.096.919,81
Papier o. h. Buiteni. in disconto

Idem eigen portef..
f
79.150.620,-
Af: Verkocht maar voor
de bk. nog niet afgel.

Beleeningen
mcl. vrsch.
H.-bk.

f
22.589.409 48

in rek.-crt.
B.-bk.

,,

7.852 359,02

op onderp.
Ag.sch.

88 165.489,26

f118.607.257,76

Op Effecten

……f111.085 868,04
OpGoederenenSpec.,,

7.521.389,72
118.607 257,76
Voorschotten a. h. Rijk …………….
..

13.130.561.61
Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud ……
f
56.239.410,-
Muntmat., Goud ….525.550.137,91

f581.789.547,91
Munt, Zilver, euz..

8.185.921,46
Muntmat., Zilver


Effecten
589.975.469,37

Bel.v.h.Res.fonds..

f

5.625.434,43
id. van ‘h v. h. kapit. ,,

3.949.449,37
9.574.883,80
Geb.enMeub. der Bank …………….
..

4.522.000,-
Diverse rekeningen ………………
,,

20.039.604,24
f1 .067,097.316,59

Pasiiva.
Kapitaal

……………

……….
f

20.000.000,-
Reservefonds

………… . ………
..5.660.599,75
Bijzondere

reserve ………………
1.675.581,33
Bankbiljetten in omloop …………..
994.603 035,-
Bankassignatiën in omloop …. ……..
,

1.053.686,36
Rek.-Cour. ), Het Rijk
f


saldo’s:

J
Anderen ,,

30.398.017,52
30.398.01 7,52
Diverse

rekeningen

………………
,,

13.706.396,63

f1.067.097.316,59

Beschikbaar metaalsaldo …………..
f

384.764.521,60
Op de basis van
8
15
metaaldeicking ……
179.553.573,63
Minderbedrag aan bankbiljetten in omloop
dan waartoe de Bank gerechtigd is..
,, 1.923.812.605.-

NED. BANK 8 Januari 1923
(vervolg).

Voornaamste posten in duizenden guldens.

B
Dato

Goud

Zilver
1

. .
a

1
apeischbare
schulden

8 Jan.

1923
581.790
8.186
994.603 31.452
2

,,

1923..
581.790
8.731
1.012.087
37.445
27

Dec,

1922
……
581.790
8.990
974.101
49.827
581.790
9.074
968.081
32.284
581.789
8.851
974.803
30.476
18

1922 …….

9 Jan.

1922
……
605.969
7.536
1.038.382
37.673

11

,,

1922…….

636.141
21.653 1.083.150
84.011
10
Jan:

1921 …….

25 Juli

1914 ……
162.114
8.228
1

310.4371
6.198

Totaal
1
1

Hiervan
t
1

Beschirc-
Dek-
Data
bedrag
Schatkist-
1

Belee-
t

baar
1

kings.
disconto’
promessen
ningen
1

Metaal-
1
percen-
1
rechtstreeks
saldo
1

tage

8 Jan. 1923 232.097

67.000 118.607 384.765

57
2

,, 1922 244.409

81.000 133.983 379.918

56
27 Dec. 1922 217.192

62.000 126.777 385.298

58
18

1922 196.781

36.000 121.257 390.095

59
11

1922 204.439

40.000 116.443 388.889

59

9 Jan. 1922 310.158 114.000 124.041

397.554

57
10 Jan. 1921 200.834

55.000 259.800 423.566

56

25 Juli 1914 67.947

14.300

61.686

43.521
1
) 54
t
) Op de basi, van ‘/, metaaldekklng.

IJitde bekendmakiagvanden Minister van Finan-
c i ë u blijkt, dat uitstonden op:

1
2
Jan.
1923
8
Jan.
1923

Aan schatkistpromessen
(503.800.000,-
(508.140.000,-
wâarv. direct bij Ned. Bk
,, 81.000.000,-
,, 67.000.000,-
Aan schatkistbiljetten –
,,2 12.140.000,-
,.209. 108.000,-
Aan zilverbons

………
,, 31.833.385,-
,, 31.737.886,50

Onder de vlottende schuld is begrepen:
Voorsch. aan de Koloniën
1
,,337.487.000,- ,,340.073.000,-
Voorschot aan Gemeenten)
31
October
30
November
voor door Rijk voor hen
,, 93.799.513,-
92.127.290,-
te heffen Ink. belasting)
2
Jan.
8
Jan.
Tegoed v.d. Postch. & G.dstl,, 85.792.075,-
,, 88.978.207,2 1

JAVASCHE BANK.
Vooinaamste posten in duizenden gu1des.
De samengetrok-
ken cijfers der laatste weken zijn telegrafisch ontvangen.

Data Goud
Zilver
B

*.
biljeiten
Andere
opet,chb.
1

Be.schtkb.
metaal.
schulden
saldo

30Dec.
1922
210.000 262.000

104.000
136.800
23

,,

1922
208.500
262.000

108.000
134.500
16

,,

1922
210.000
264.500

110.500 135.000

2Dec. 1922
‘15262
56.270
263.728

143.352 128.883
25 Nov.1922
153.778
55.953
263.215

125.535
132.720
18

,,

1922 154.791
55.964 266.397

119.470 134.279

31 Dec.
1921
146.089
29.545 281.547

119.208
96.070
1Jan.1921
219.290
9.540 369.169

116.537
131.847

25Juli 1914
22.057 31.907
110.172
12.634 .1
4,842′

Wissds,
Voor-
iveroe
Dek.
ato
Dl,-
hutten
Belee- schotten e e-
king,- conto’,
N..Ind.
betaalbaar
n,ngen
aan het
Gouv.nem.
ntngen
percen-
30Dec. 1922
170.000
11.4008
•*
57
23

1922
175.500
22.000′
56
16

1922
177.000
25.500′
56

2 Dec.1922 35.477
24.533 105.781
28.798 28.397
51
25 Nov.1922 35.559 24.373 107.964
6.233
30.065
54
18

,,

1922 35.531
22.600 110.364

32.168
54

31 Dec.
1921
33.711
15.448 125.322
55.583 9.293
44
1 Jan.1921 32.054
25.907

154.141

58.812
47

25Juli1914

7.259 6.395

47.934 6.446 2.228
44
‘) Slultpost activa.
‘) Basis ‘/, metaaldekking.
‘) Creditsaldo.

DE SURINAAMSCHE
BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data
Metaal
Circulatie Andere

opetschb.
schulden
Disconto’s
Div.
ide-
ningen’)

2Dec. 1922,.
1.224
1.868
782
1.226
492
25 NÖv. 1922
1.227
1.666
727
1.241
502
18

,,

1922 ….
1.226
1.720
722
1.240
485

3 Dec. 1921 ….
1.485
2.086
1.089
1.930
263

25 Juli

1914

.,.

.

645
1.100
560
735
396
‘1 bluitpost der acttva.

36

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 Januari 1923

BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.

BANK VAN ENGELAND.

Voornaamste posten, onder hijvoeging der Currency Notes,

in duizenden pond sterling.

Currcncu Notes.


11

Bedrag

Goudd. Cm,. 5cr.
124.053 295.414 27.000 253 013 124.878 301.337 27.000 258.922 124.890 298.630 27.000 255.782 123,161 292.468 27.000 249.602
125.690 319.803 28.500 283.484

29.317 11 –

Data
1

C.
Sec.
Olie,
Sec.
1

Public
Depos.
Other
Depos.
Reserve
l)ck..
kings.
perc.’)

3 Jan. ’23
1
99.658 94 204
12.917
1144.862
21.850
13,87
27 Dec. ’22
1

51.968 78.158
13.324 119.903
21.015
15,77
20

,,

’22
1

51.522 68.798
17.014
1106.382
21.004
17,02
13

‘221
53.927 66.123
10.1131114.773
22.735
18,20

4Jan. ’22
68.752
120.020
17.1181174.704
21.195
11,04

22
Juli ’14
1

11.005
1

33.633
1

13.735
42.185
29.297
521
5)
Verhouding tuaschen Reserve en Depoelts.
DUITSCHE RIJKSBANK.

Voornaamste posten, onder hijvoeging der Darlehens-

kassenscheine, in millioenen Mark.

Data Metaal
Daarvan
Goud
Kassen.
scheine
Ci,culatte
kings.
lperc.

Dek-

,’

30 Dec. ’22
1.074 1.005
238.481
1.280.095
19

23

’22
1.073
1.005
241.076
1.136.910
21

14

’22
1.071
1.005
177.607
970.202
18

7

’22
1.070
1.005
139.298
/
84.894
17

31 Dec.

’21
1.007
995
6.964
113.639
7

23 Juli

’14
1.691
1

1.357
65
1.891
93
1)
Dekking der circulatie door metaal en Kaseenschelne.


Wissels
Rek. Cr1.

Da,lchens.
kossenscheine

T t
Handels-
Schajkis
Totaal
11.
kas bil de
0 00
wissels
papier
uitgegeven
Rijksbank

.
1.606.699
422.235 1.184.464
530.526

252.000

238,500
1.364.719 393.148

971.571
435.122

254.700

241.100
g
1.180.629
351.887

828.742
334.981

191.400

177.600

1.007 886 281.200

726.686
257.329

153.200

139.400
133.393
1.062

132.331
32.906

15.308

6.863

7511

751


9′

BANK VAN FRANKRIJK.

Voornaamste posten in duizenden francs.

Waarvan
Te goed
Bult.gew.
Data
Goud
in het
Zilver
In het
voo,sch.
Buitenland
Buttenland
old. Staat

4 Jan.’23
5.534.980
1.864.345
289.658 600.274
23.300.000
28 Dec.’22
5.534.829
1.864.345
289.464
600.821
23.600.000
21

,,

’22
5.534.663
1.864.367
288 984
572.698
23.400.000

5Jan.’22
5.524.316
1.948.367
279.897 623.595 24.150:000

23Juli ’14
4.104.390

639.620

Wissels
Uitge-
stelde
Belee-
Bankbil-
Rek.
C,s.
Parti
Pek.
Crt.
Wissels
ning
jetlen
culiej’en
Staat

E.
3.444.235
28515
2.095.258
37.426.594
2.473.646
64.025
°
2.401.265
28.706
2.069.202
36.359.286 2.288.985
20.482

2.115.613
28.921
2.137.669 36.049.515 2.130.148
15.216
2.850.821
56.596
2.273.021
37.421.830
2.880.352
18.786

1.541.980

769.400 5.911.910
f

942.570
400.590
BANQUE N

ATIONALE DE BELGIQUE.

Voornaamste posten in duizenden t ranca.

D

mcl.

van

van

wissels

Circu.
ata

buitenl. kuilen!, prom.
d.

en

latle
saldi

vorder. prooinc.

beleen.

4Jan.’23 341.687
8**

*S*

848.785 6.782 966′
28Dec.’22 341.972 84.653 480.000 764.048 6.700.886
21 ,, ’22 341.651 84.653 480.000 715.407 6.641.656

5 Jan.’21 327.334,

1

**

6.335.012
VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.

FEDERAL RESERVE BANKS.

Voornaamste posten ia duizenden dollars.

Data
Goudvoorraad
_____________________________
Zilver
gte.

F.R.

Notes In
ctrcu-
Totaal
Dekking
in het
___________-
liedrag
F. R. Notes
1
kuitenl.
latle

20 Dec.

’22

3.045.910
2172335
-.
1110.7992.456.711

13

“22

3.061.223
2.159.562

123.665
2.379.185
6

’22

3.045.792 2.131.124

127.189
2.361.222

14 Dec.

‘211

2.870.994
1.931.105

122.066
2.447.560

Data
Wissels
Totaal
Depoatto’s
Gestort
Kapitaal
Dek-
ktngs
perc.
5)

Dek.
kings.
perc.

)

20 Dec. ‘22867.286
1.881.959

107.261
1

70,2

72,8
13

’22

922.330
1.861.110

107.244
72,1

75,1
6

’22

971.772
1.910.104

107.265 71,7

74,3

14 Dec.

’21

1.351.228
1.784.750

103.167
67,8

70,7

‘)

Verhouding

totalen

goudvoorraad

tegenover

opelechbare schulden:
F. R.
Notes en
netto deposito.

5)
Verhouding totalen
voorraad muntmaterlaal
en wettig betaalmiddel
tegenover Idem.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.

Voornaamste posten in duizenden dollars.

Data
Aantal
t

Totaal
1

uitgezette

1
Reserve
1

bij de
Totaal
Waarvan
time
banken
1

gelden en
1
F. R. banb
depoatto’s depostts
beleggingen

13])ec.’22
784
11.258.091
1.360.204
14.867.499
3.694.573
6

,,

’22
784
11.246.796
1.392.010
14.912.650
3.647.727
29 Nov. ’22
784
11.218.731
1.356.129
14.953.621
3.690.977

7Dec. ‘211
808
11.303.3231
1.245.778113.433.339
2.979.543

Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht
gegeven van enkele niet wekelijks opgenomen bankataten.

EFFECTENBEURZEN.

Amsterdam, 8 Januari 1923.
Het Nieuwe Jaar heeft voor het economisch herstel van
Europa niet al te hoopvol ingezet. De mislukking van de
conferentie van Parijs, hoewel tevOren reeds verwacht, heeft
toch nog een diepen indruk gemaakt wegens de wijze, waar-
op zij is beëindigd. De reeds lang aan het daglicht gekomen
breuk tusschen Frankrijk en Engeland is thans tusschen de betrokken partijen ook officieel erkeitcl en al zijn de
wederzijdsche vriendschapsbetuigingesi er niet minder har-
telijk om geworden, het valt te vreezen, dat de toekom-
stige politiek de weerspiegeling van de breuk zal dragen.
Tot welke diplomatieke combinaties en tot ,’elke groepde-
ringen in financieel-economisch opzicht dit in de toekomst
zal kunnen leiden, valt thans nog niet bij benadering te
zeggen. Het is echter eigenaardig, dat cle groote beurzen
niet zoo sterk op een en ander hebben gereageerd, dat het
totale aspect er door is veranderd. Het spreekt vanzelf, dat
(le 1)uitsche effectenmarkten een zeer opgewekt verloop heb-
ben gehad, evenals de Parijsche beurs, doch de verschillen
,varen toch niet zoo heel veel grooter dan die welke vroeger
onder zeer serieuze omstandigheden ook reeds konden’ wor-
den geconstateerd.
De Duitsehe beurzen hebben zich voor liet grootste ge-
deelte laeti leiden door de fluctuaties in buitenlandsche
deviezen. Meer en meer schakelt men hij onze Oosterburen
de mark als betaalmiddel uit en richt men zich naar den
stand der vreemde ruilmiddelen. Ook (Ie beurs blijft hierin niet ten achter. Men heeft dan ook gedurende de achter )ns
liggende week weder het schouwspel gezien, van een snelle
rijzing van het koerspeil der Duitsche fondsen, in het leven
geroepen door een eveisredige inzinking van het marken-
niveau. De Duitsche beurzen zijn thans niet ver meer ver-wijderd van zuiver Oostenrijksche toestanden; te Weenen oefent de stand der buitenlandsche valdta’s niet eens meer
een zoo grooten invloed uit als cle dn of andere politieke
maatregel van binnen- of buitenla,,dschen aard. Zoo komt
men ook in Duitschland er toe in het koerspeil alles te
doeus weerspiegelen, wat slechts eenigerniate mogelijk is als
men rekening houdt met het feit, dat de mark iedere waar-
de zal verliezeu. Zwartgallige beschouwingen omtrent de
politiek, dié Frankrijk in de naaste toekomst zal nense,,,
hebben het hunne tot het algemeen heerschende pessimisme
bijgedragen, zoodat het index-cijfer van de Frkf. Ztg. xve-.
derom een aanmerkelijke verhooging te aanschouwen heeft
gegeven, nI. van 1831 tot 1918. (Het lagere indexeijfer zelve

Data

3 Jan. 1923 127.493
27 Dec. 1922 127.443
20

1922 127.444
13

1922 124.446

4 Jan. 1922 128.440

22 Juli 1914

40.164

Rek.
Cr1.
partic.

142.372
215.370 275.682

351.056

10 Januari 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

37

is alleen hieraan toe te schrijven, dat cle indexberekeniug
van liet genoemde blad iets is
gewijzigd.
Als uitgangspunt
is iiiet meer begin Januari 1921, doch begin Januari 192
genomen, ten einde aldus een zuivercter beeld te verkrijgen
in verband met de tallooze ,,bonussen”, die telkens worden
verdeeld.)

Zooals reeds gezegd, was ook de beurs te P a r ij s vast
van toon. In toonaangevende kringen verheugt men zich
erop, dat Frankrijk thans min of meer de handen vrij heeft
gekregen ten aanzien van de tegenover Duitschland te vol.
gen politiek
cii
ziet men alleen deze zijde van (le kwestie,
zonder er veel rekening mede te houden, welke complicaties
het gevolg hiervan kuilnen zijn. De val van dcii Franscheri
wisselkoers heeft bovendien het zijne ertoe bijgedragen de
z.g. .,valuta”-fondsen omhoog te drijven.
Een gansch airler aspect heeft de beurs te L o n d
e
n
vertoond. II
ier was cle teleurstelling wegens het misluk-
ken van de Parijsche besprekingen vrij hevig en was meu
bovendien bevreesd voor cle consequenties, clie op de conf e-
rentie van Lausanne iii verband met cle oneenigheid tus.
schen de Geallieerden door de Turken zouden ivorden ge-
trokken. Ook oefende de terugloopende wisselkoers een rem-
nienden invloed uit; de beurs te Londen toch ivordt in
gausch andere mate door een reigeeo’enden wisselkoers ge-
troffen dan de markten van Berlijn en l’arijs, die beide,
de
6ii
meer de ander minder, z.g. ,,valuta”.beurzen zijn ge-
worden.
Ook N e
w Y
o r k heeft een weifelencl s’erloop gehad, hoe-
wel het slot der berichtsperiode toch vrij vast is gebleven.
Variaties van beteekenis echter kwamen niet- voor.
[let is wel eigenaardig, dat onze beurs in de eerste dagen
van het Nieuwe Jaar een gedecideerd vast voorkomen heeft
gehad. Wellicht kan dit niet zon volmondig van Nederland-
sche Staatsfondsen worden gezegd, doch (lit is dan toe te
schrijven aan de aankondiging van een nieuwe Staats-emis-
sie, groot
f
100.000.000,— 6 pCt. Obligaties (waarvan
f20.000.000,— reeds zijn geplaatst). waarvan de inschrijving
op 10 Januari tot den koers van 97% pCt. is opengesteld.
J:[et spreekt vanzelf, dat de betrekkelijk lage koers van uit-
gifte realisaties van andere soorten ten gevolge heeft ge-
had, speciaal van 6 pCt. Nederland 1922, welke laatste dan
ook ccii vol procent iii koers moesten prijs geven. Overigens
echter was cle staatsfondsenmarkt en over het, algemeen cle
beleggiiigsniarkt vrij vast, met een tendens tot verdere ver
lietering.

29 Dec.
5 Jan.
8 Jan.

6

0
/0
Nederland 1922 ……
99K
98K
98K

5

°!o

1918

……
89/ 89/
89h11

118
4
1
12
0
/0

,,

1916

……
88K
871
88

K
4

01
0

1916

……
81K
81K
811
+
110
3′
2
0
10

,,
72K
72
11
/1
72K
0/0
6211
61’1
6
17
1
8
_
5
1,
2′
2
o/

Cert. N. W. S……….
53
529
5281t

8
/s
7

o/

Oost-Indië

1921 ……
101s1
8

lolalle
102K
+
‘/a
6

0
/0

1919 ……
9518
/tii
96
959

5

1915

……
930/8
93118
935/t
+
K
4

°/o
Oostenr. Kronenrente
18/,
8

1311

5

o,i

Rusland 1906

………
4
.39

37/s

118
4

Ojo
RusI. bij Hope
&
Co.
4
1
1
3
8
18.
3%
– 51
4

olo Japan

1899 …………
67/
69K 68K
+
7
1
5

ol
o
Brazilië

1895

………
48K

48K
+
K
8

0
10
San Paulo

1921……
92%
93
1
19
93%
+
K
6

0
/0
Amsterdam 1920 ……
l00’/,

100%

7

ojo
Rotterdam

1920 ……
IO3
8
/
103K
10381t
—K

Bepaald optimistisch echter is de aandee]enmarkt ge-
u-eest. Een scherpe uitzondering hierop hebben aancieelen
Koninklijke Petroleum gevormd, die niet slechts in navol-
ging i’air de buitenlandsche beurzen, doch ook als resultaat
van Neclerlandsche verkooporders gedrukt waren. Over het
algemeen beziet men den loop van zaken in Mexico met
een vrij ongerust gemoed, hoewel tegenover de berichten
van verzouting der bronnen in een bepaald deel van Mexico
de zeer gunstige exploitatieresultaten van de docht&rmaat-
schappij der Koninklijke Petroleum Mij. cle Corona, gesteld kunnen worden. Het publiek geeft er echter de voorkeur aan
ten opzichte van het hooïdfouds der petroleummarkt een
afwachtende houding aan te nemen. Eenigszins anders heeft
het zich tegenover de Roemeensche soorten gedragen, die op
sommige dagen vrij sterk gezocht ivaren, in verband met
bespiegelingen omtrent de resultaten der Astra Romana.
Kalm was voorts de afdeeling voor
suiker’waardeou.
Wel-
iswaar komen zeer optimistische medecleelingen uit Indië,
betreffende cle verkoopen van cle V. J. S. P., ook schijnt de
statistische positie van het artikel zeer mooi te zijn, doch
buitengewoon veel animo werd hierdoor ter beurze toch niet
ontwikkeld. Het gedetacheerde interim-dividend van de

[t. V.
A.
werd ten volle van den koers afgetrokken. Alleen
cle aandeelen der Cultuurbanken trokken wat meer belang-
stelling, hoewel cle handel ook hier beperkt bleef. –
Vrijwel alle andere af deelingen echter hebben groote ver,-
beteringen te aanschouwen gegeven, voor sommige gepaard
gaande niet een aanmerkelijke uitbreiding van den handel.,
in de eerste plaats client in dit verband de
rubbernsarkt
te worden gereleveerd, waar de bona.fide vraag nog steeds
overwegend is gebleven. Die vraag werd opnieuw gestimu-
leerd door berichten omtrent nieuwe ,,forwarcl”-verkoôpen
door verschillende maatschappijen, zooals cle Serbadjadi, dé
Silau Sumatra, enz. tot prijzen, varieerencl van 81 tot 88
cent per half KG., welke prijzen l)ij de tegenwoordige pro-
ductiekosten een mooie winst laten. ]3ovenclien schijnt het;
alsof de vraag op de markt voor het ruwe product eer toe-
dan afneemt. Het is dan ook begrijpelijk, dat men aan onze
beurs iederea dag een levencligen en uitgebreiden handel in
rubberwaarclen van alle soort kun opmerken. De koersen
verlaten de week bovendien op het hoogste peil.
Hand aan hand hiermede heeft zich de willige stemming
voor
tabakswaarden
doorgezet. De eerste inschrijving voor
Sumatra-tabak vindt 9 Maart aanstaande plaats en hoewel.
thans nog niets met zekerheid kan worden gezegd aangaan-
(le het verloop dier inschrijving, is men aan onze beurs
zeer optimistisch gestemd.

29 Dec.
5 Jan. 8 Jan.
Riizingof

Amsterdamsche Bank

……
119K
123K
122
+
2%
Incasso Bank ………………
90K 91K
92K
+
2%
Koloniale Bank ……………
135 135
8
1
136K
+
IK
Ned. Handel-Mij. eert.v.aand.
13481
134
81
8

13318118
– lalle
Rotterd. Bankvereeniging
91
– –
Amst. Superfosfaatfabriek.

31K
34 36
+
4%’
Van Berkel’s Patent ………
32%
34K
35g
+
2
8
/,
Gouda Kaarsen

……………
83K
93
105
+
21K
Holl.Dj-aad-enKabelfabrjek
72K
76
83
+ 10%
Jurgens’Ver.Fabr.gew.aand
56K
60
31
62 +
5%
pr. aand
67K
70
1
/8
70
+
2K
Leerdam GlasMbrieken ……
38K
38
38K

K
Philips’ Gloeilampenfabriek
253K

245

8K
Vereenigde Blikfabrieken
92K
92K
91

1K
Vereen.ChemischeFabrieken
2911
s



Compania Mercantil Argent
23K
229
23K

K Cultuur-Mij. d. Vorstenland
160
158K
156K
—3%
liandelsver. Amsterdam……
390
373%
373K

16
Handeisverg. Reis
&
Co
…….
25K
23K
23K

1%
Int. Crediet- en Handelsverg.
Rotterdam

………………
163
1649
165
+
2
Linde Teves
&
Stokvis ……
70
71
75%
+
5%
Tels
&
Go’s Handel-Mij …….
.5K
S


K
Redjang Lebong Mijnb.-Mij
103 106
107K
+
4K
Gecons. Holl. Petroleum-Mij
126
8
/8
125
129K
+
3
1
1
Kon. Petroleum-Mij

………
4011/
8

391
385

16!1
Orion Petroleum-Mij……….
Afgest. Aand
37
37
36%

K
Steaua Romana Petroleum
Mij. … Afgest. Aand
28


Amsterdam-Rubber-Mij ……
117K
125K
131
+
13
Nederl.-Rubber-Mij.

………
64K
66%
69%
+
5%
Oost-Java-Rubber-Mij. ……
175% 183%
191
+
15%
Deli-Batavia Tabak Mij.
280
293,
1
4
3039
+
23%
Deli-Maatschappij

…………
246 255 266
+
20
Senembah-Maatschappij
333
342
353%
-F
20K
1)

Ex.

15
0
/0

int. ‘div.

Stil, doch buitengewoon vast hebben zich voorts diverse
industrieele aancleelen betoond. Het is niet zoo gemakkelijk
hier uit te maken, of de in vele gevallen betrekkelijk groote
voorcleelige verschillen door vraag van het publiek te voor-
schijn zijn geroepen, clan wel het gevolg zijn geweest van
beui’s-manipulaties. De aandacht heeft o.a. cle rijzing in aan-
deden Goudla kaarsen getrokken, die weliswaar iets achter
waren gebleven in de verbetering voor Jurgenswaarden,
doch waarvan cle koersverheffing toch ve1 zeer schielijk
plaats heeft gevonden. Overigens is de gunstige tendens ten
aanzien van binnenlandsche inclustrieele waarden voor, een
dccl vermoedelijk toe te schrijven aan de verwachting, da.t
de Duitsche concurrentie hoe langer hoe zwakker begint
te worden.
Ook
banicaandeelen
waren vast van toon, hoewel kalm.
&’heepvaartwearclen
werden over de geheele linie gezocht.
Alle soorten konden van de betere opvattingen omtrent het
toekomstig verloop van de scheepvaartmarkt profiteeren.
lIet is merkwaau-clig, welk een ommekeer iii de beschouwing
van het publiek heeft plaats gevonden. Weliswaar zijn ge-
durende cle laatste weken heel ivat opgelegde schepen op-
nieuw in cle vaart gebracht, doch dit aantal is toëh niet
overstelpend geweest, terwijl bovendien in de meeste geval-

38

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 Januari 1923

29 Dec. 5Jan. 8Jan.
Rij:ingof

Holland-Amerika-Lijn ……120% 122% 125% + 4%
,,gem.eig. 106% 1079 II
1%
+ 5 Hollandsche Stoomboot-Mij. 31% 33% 35% + 4%
Java-China-Japan-Lijn …… 79% 84% 84 + 4%
Kon. Hollandsche Lloyd

171

16
11
1

161 –
Kon. Ned. Stoomb.-Mij ……. 70

76

79

± 9
Konink.Paketvaart-Nij ..,
975/
8

99

100

+ 2/s
Maatschappij Zeevaart ……62

65%

69

+ 7%
Nederl. Scheepvaart-Unie,,, 981 102
1
/
5
106 + 7118
Nievelt Goudriaan …………105% 105%
111%
+ 6
Rotterdamsche Lloyd ……… 124% 126% 128% + 3%
Stoomv.-Mij. ,,Nederland”.., 137 136% 139 + 2
,,Noordzee’ … 34% – 38% + 3%

len ôf met een kleine, ôf zonder winst wordt gevaren. Nu
men echter alles optimistischer beoordeelt en men de ver-schillende politieke conferenties steeds minder au sérieux
gaat nemen, is de geringste opleving voldoende, om grooter
kooplust te doen ontstaan.
De
Amerikeansche afdeeling
bleef uitermate kalm, doch
vast van grondtoon.

29 Dec. 5Jan. 8Jan.

Americ.Smelting&Refining 55 ‘ia 58

57%

+ 21
Anaconda Copper …………98

101

100

+ 2
Studebaker Corp. ………… 140’/

148

144% +
4
8
18
tin. States Steel Corp. …… 107% 1099 107
1
1 –
Atchison Topeka …………… 103% 105% 105% + 2
Ene ………………………..

10%

11
7
11

11%

+ 1
Southern Pacific …………… 92%

93

901


Union Pacific ……………… 143%i
s

145

142


l
5
/
Int. Merc. Marine orig. gew. 10’/

11
1
18

1

+
1
1
118

pref. 4434 –

459 + 1

De
geldsnarkt is
onmiddellijk na de jaarswisseling veel
ruimer geworden. Geld op prolongatie was gemakkelijk
/t 3 pCt. verkrijgbaar, hetgeen wellicht ook eenigermate de
algemeene kooplust in de hand heeft gewerkt.

GOEDEREN HANDEL

GRANEN.

T a r w e. De tarwemarkt heeft zich in de afgeloopen
week niet kunnen herstellen van de scherpe daling der vorige
week. De stemming was over het algemeen kalm en de
omzet niet bijzonder groot. Alleen Duitschland blijft gere-
geld kooper, hetgeen in zoover niet te verwonderen is, daar
het in het afgeloopen najaar een aanzienlijken tijd niet in
de markt geweest is. De Meitermijn in Chicago sluit ten
slotte op 1,177/
s
tegen 1,18
1
/2
op den 2den Januari, dus ten
slotte slechts een gering verschil. Ook in Winnipeg zijn
de verschillen niet groot. Nog steeds. blijft een groot con- trast bestaan tusschen de Amerikaansche- en Euorpeesche
beschouwingen betreffende de tarwepositie. Sommige Ame-
rikanen spreken zelfs ernstig over
t
een dreigend tekort,

Noteeringen.

Chicago
Buenos Ayr&,
Data
Tarwe
Mars
Havet
Tarwe
Mais
Lijnzaad
Mei
Met
Mei
Febr. Febr.
Febr.

6Jan.’23
1171a
70%
44


11,40
8,35 ‘)’
17,10
30 Dec.’22
122%
72%
44
7
/
11,45
8,15
1)
17,05

6Jan.’22
11l’/
53% 38%
11.40 7,45
17,45
6Jan.21
160
75
1
/8
49
18,90
10,55
16,75
6jan.’20
260
136%
85
14.10
6,80
20,65
20Juli’14
82
561
36
1
/
9,40
5,38
13,70

waarbij zij dan evenwel het oog hebben op het volgende
seizoen en de mogelijkheid aannemen, dat na de vele goede
oogsten een slechte zal volgen. In Europa zet men statis-
tieken in elkaar, waaruit blijkt, dat er dit jaar aanmerke-
lijk grootere overschotten dan in de vorige jaren zullen zijn,
hetgeen dus geenszins tot zulke pessimistische conclusies
aanleiding geeft. Wat den tegenwoordigen oogst betreft en
de behoeften van de importlanden, Amerika schat den oogst
in Australië en Argentinië aanmerkelijk kleiner dan men
geneigd is in Europa aan te nemen. Bovendien is men van
meening, dat Europa nog zeer veel moet importeeren. Aan
deze zijde van den Oceaan is men geneigd van de theoreti-
sche importbehoeften der Europeesche landen een aanzien-lijk percentage af te breken wegens gebrek aan koopkracht.
In Amerika meent men dat brood vÔÔr alles zal gaan en dat
men daarvoor steeds het geld zal weten te vinden. Inder-
daad vorclt deze meening wel eenigszins gesteund door het
feit, dat Duitschland weer op groote schaal als kooper aan de markt is, niettegensaande zijn slechte valuta, maar hoe
groot ten slotte het percentage van bezuiniging zal zijn, zoowel in Duitschland als in Frankrijk, is moeilijk na te
gaan. Indien Italië voortgaat te importeeren op de schaal
der laatste maanden, blijkt daar vel uit, dat in dat land
al zeer weinig op de tarweconsumptie bezuinigd wordt.
Bezien wij den Noord-Amerikaanschen export van tarwe
iets nader, dan blijkt, dat het totaal, vergeleken bij ver-
leden jaar, ca. 12% pCt. grooter is. De export uit de Ver-
eenigde Staten is evenwel aanmerkelijk kleiner. In Canada
heeft men gebruik gemaakt van de goede gelegenheid, die
men kreeg om Lijn graan te verkoopen en de statistiek wijst
uit, dat omstreeks 1 December de boeren nog slechts 25 pCt.
van den oogst in handen hadden.
De oogstberichten zijn over het algemeen vrij gunstig,
alleen in de Vereenigde Staten klaagt men over gebrek aan
neerslag, doch van schade in verband daarmede kan nog
weinig sprake zijn. In Argentinië valt hier en daar de
oogst tegen, doch in het algemeen blijven de schattingen
voor een groote opbrengst gehandhaafd. Argentinië en
Australië hebben wel iets meer aan de totale wereldver-
schepingen bijgedragen, doch hun aandeel is tot nu toe nog
van bescheiden afmetingen, zoodat het overgroote gedeelte nog steeds van Noord-Amerika moet komen.
M aï s. De stemming in de maismarkt is uiterst kalm
geweest. De verschepingen van La Plata waren iets grooter
dan de verwachtingen en de vraag in Europa stelde teleur,
zoodat verschillende aangekomen ladingen slechts met
• moeite een onderdak konden vinden. Aanvankelijk waren
de prijzen vast, doch ze liepen gedurende de laatste dagen
nogal belangrijk terug. Dit staat gedeeltelijk in verband
met de dalende continentale valuta. De prijs van Noord-Amerikaansche mais kwam ten gevolge van de daling in Chicago lager uit dan clie van La Plata mals. Dientenge-
volge toonden wederom verschillende markten belangstel-
ling. Zoowel naar Engeland als naar Hamburg en Scandi-navië, als ook naar Holland kwamen voortdurend nieuwe

Locoprjzen te Rotterdam/Amsterdam.

s
oor
en
8 Jan.

1

1923
2Jan
1923
9Jan.
1922

Tarwe.

…………..
1)
13.50 13,75 13,50
Roage (No. 2 Western) i)
11,40
11,70
11,75
Mais (La Plata)

……
1
)
197,-
200,-
185,-
Gerst (48 lb. maltirtg)
. .)
191,-
196,- 205,-
Haver (38 lb. whitecl.).
,1)
10,60 10,60
11,75
Lijnkoeken (Noord-Ameri-
ka van La Plata-zaad
1) 14,35 14,50
15,75
Lijnzaad (La Plata) …. ‘)
430,- 434,-
381.-

1)
per Januari.

1)
p. 100 K.G. ‘) p. 2000 K.G. l per 1960 K.G.
‘ Nr. 2 Hard/Red Winter Wheat.

AANVOEREN in tons van 1000 K.G.

Artikelen.

Rotterdam

Amsterdam
Totaal

116 Januari
Sedert
Overeenk.
116 Jannart
Sedert
Overeenk.
1922
1921
1923
1 Jan. 1922
tijdvak 1921
1923
1 Jan. 1922
tijdvak 1921

18.343
18.543
13.246


325
18.543
13.571
19.269
19.269


– –
19.260

Boekweit …………..
757
757




71

M ais

…………….
33.179
22705


4.360
33.179
27.065
1.436 1.436
4.068


220
1.436
4.288

Tarwe ………………
Rogge

………………
….

649
649 400
– –

649
400

Lijnzaad …………..

33.
.179

4.193
..
4.193



.

2.468
4.193
2.468

Gerst

………………
Haver

………………

7.064
7.064
2.850


425
7.064 3.275
Lij’tkoek ……………
2.349

.

2.349
114
– –
66
2.349
180
Tarwemeel

………….
Andere meelsoorten
174
174
.

.


460
174

460

10.
Januari
1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

39

zaken tot stand, doch van groote afmetingen waren deze
niet.
Ge r s t is onder den invloed geweest van den dalendn Frankenkoers, walrdoor de offerten van Donaugerst, die
gewoonlijk in 1 rancs geschieden, aanmerkelijk lager uit-kwamen. De vraag is in de meeste landen niet voldoende
geweest om het aanbod op te nemen.
Ook voor h a v e r was de stemming zeer kalm en aan
de meeste markten liepen de prijzen iets terug.
Ook voor 1 ij n z a a d was de belangstelling niet groot. De
prijzen in Argentinië handhaven zich vrij goed, doch het
aanbod was toch vrij belangrijk en de kooplust gering.
De vooruitzichten voor den nieuwen Indischen oogst zijn
tamelijk goed en hoogstwaarschijnlijk zal de opbrengst
ca. 10 pCt. meer bedragen dan verleden jaar. Amerika heeft
in de afgeloopen week geen lijnzaad betrokken en de ver-
schepingen van 27.000 ton naar Europa lijken ruim vol-doende in verband met de nog steeds beperkte olie-con-
sumptie.
Markten in Nederland. In tarwe ging zeer wei-
nig om; de vraag beperkte zich tot spoedig verwachte par-
tijen. De vraag voor Mixed mais viel aanvankelijk tegen.
Toen ten gevolge van het gelijktijdig binnenkomen van een
groot aantal booten, waarvan 2 met volle ladingen mais, de
prijzen aanmerkelijk terugliepen, ontstoncl er evenwel een goede vraag, zoodat een niet onbelangrijk deel van de aan-
gekomen mais opgenomen werd. Op latere aflading kwa-
men enkele zaken tot stand tot aanzienlijk lagere prijzen.
Ook voor La Plata maïs was de vraag onvoldoende. Tot nog
toe kon een lading La Plata mais, die naar Rotterdam ge-
destineerd werd ten gevolge van de werkstaking te Ant-
werpen, de koopers hier niet interesseeren.
Voor ge r st zijn de prijzen naar beneden gegaan ten
gevolge van de daling der franc.
Voor h a v er blijft slechts geringe vraag; de prijzen
ondergingen slechts weinig verandering.
Lii n z a a d. Er was belangstelling voor ljnzaad in
stoomend of ladend/geladen positie. Disponibel lijnzaad werd
zoo goed als niet aangeboden; voor latere aflading was de
belangstelling zeer gering.
De vraag voor 1
ij
n k o e k e n was deze week teleurstel-

lend.
Rotterdam, 9 Januari 1923.

R e c t iii c a t i e. Door het aankomen van enkele stoom-
schepen in 1922, waarvan wij nog geen opgave hadden vdôr
het inleveren der vorige opgave, is het jaartotaal van de
te Rotterdam en Amsterdam aangevoerde kwantiteiten
graan, zaad, meel en ljnkoeken als volgt vermeerdert tot:

Rotterdam:
Tarwe

…………………..
1.136.339
Rogge

…………………..
385.008
Boekweit

………………..
14.081
Mais

…………………..
955.561
Gerst

……………………
163.006
Haver

………………….
113.541
Lijnzaad

…………………
180.957
Lijnkoeken

………………
131.591
Tarwemeel

………………
75.284
Div.

meelsoorten

………….
10.124

A m St er dam:
Tarwe

………………….
39.620

Rogge…………… . ……

Boekweit

………………..

Maïs

……………………
99.600

Gerst

…………………..
8.871
Haver

………………….
292

Lijuzaad

………………..
79.663

Lijnkoeken

………………
4.187

Tarwemeel

………………
8.069

Div.

meelsoorten

………….
2.665

SUIKER.
In D u i t s c h 1 en d was het weer gedurende de afgeloo-
pen maand nog even regenachtig als de vorige maanden,
hetgeen de veldwerkzaamheden bleef belemmeren en waar-
door deze campagne eene uitermate moeilijke is geworden.
Daarbij komt, dat de fabrieken genoodzaakt zijn de suiker
onder zeer langdurige afbetalingscondities te leveren aan
de Zuckerwirtschaftsstelle en zij niet anders dan op dezelf-
de condities de bieten van de boeren kunnen betrekken.
Voor deze laatsten is het daarom veel voordeeliger hun
product als veevoeder aan te ‘wenden of tot bietpulp te ver-
werken, waarvoor zij dan dadelijk den vigeerenden markt-
prijs kunnen bedingen.
In T s j e ch o-S 1 o w a k ij e wordt met betrekking tot het
minder gunstige weer de oogst thans geraamd op 725.000 tons ruwe suiker (laatste raming 750.000 tons).

F. 0. Licht geeft de volgende raming voor den bietsuiker-
oogst van Europa in vergelijking met de .. opbrengst van
verleden jaar.

1922/23

1921/22

Duitschland …………1.550.000

1.300.000 tons
Tsjecho-Slowakije

725.000

653.000

Oostenrijk ………….20.000

16.300

Hongarije …………..50.000

60.200

Frankrijk …………..560.000

305.000
België

…………….290.000

290.000

Holland ……………280.000

380.000

Denemarken ………..105.000

146.800

Zweden …………….65.000

235.000

Polen ……………..270.000

174.000

Italië ……………..260.000

217.500

Spanje …………….170.000

83.000

Rusland

…………..220.000

50.000

Overige landen ……..105.000

76.200

Totaal in Europa …. 4.670.000

3.987.600 tons
C. Czarnikow Ltd., Londen raamt de consumptie 1922123
voor Europa op ruim 6.500.000 tdns; zoodat voor de a.s.
campagne een tekort verwacht wordt van ongeveer 2.000.000
tons suiker, hetwelk dus door invoer van koloniale suiker
zal moeten worden opgeheven.
Het zwaartepunt der suikerindustrie ligt na den oorlog
nog altijd in Cuba, de groote producent van rietsuiker en vanzelf sprekend is de A me r ik a a n s oh e markt daar-
om toonaangevend. Hoewel de prijzen op de termijnmarkt
te N e w Y o r k door enkele realisaties deze week wat daal-
den, blijft de ondertoon toch prijshoudend en zijn de notee-
ringen: voor Maart 3,39; voor Mei 3,49; voor Juli 3,61 en
voor September 3,68, terwijl voor Spot Centrifugals geno-
teerd werd 5,46.
De laatste Cubastatistiek luidt als volgt:
1022

1921

1920
tons

tons

tons

Weekontv. N. 0. 30 Dec. ………. 29.000 16.771

4.671
Tot. ontv. sed. 1 Dec.-30 Dec . …… 77.778

17.720.
Werkende fabrieken …………..57

27

20
Weekexport 30 Dec. ………….. 21.048

4.793


Tot. export tot 30 Dec. ………. 40.007


Tot. voorr. op 30 Dec . …………. 36.871 11.978 17.720
Export Oude Oogst …………..1.714
Voorraad ,,

,,

…………..8.478
Op J a v a bleven de laatstgenoemde prijzen der Ver-
eenigde Javasuiker Producenten voor suiker uit den nieu-
ven oogst gehandhaafd en werden daartoe nog eenige niet
onbelangrijke partijen afgedaan (f13,- voor Superieur en
fl2,- voor No. 16 en hooger). De totale verkoopen uit den
nieuwen oogst bedragen nu ongeveer 14.250.000 picols. Voor
suiker uit den ouden oogst was de markt vast gestemd we-
gens belangstelling vanuit Britsch-Indië. Hiervoor gelden
thans prijzen van ongeveer
f
13,75 voor superieur en
f
12,50
voor Kannalsuiker.
H i e r te 1 a n de opende de markt de afgeloopen week
in vaste stemming met prijzen, welke ongeveer
f
0,50 boven
het slot der vorige week lagen. De minder gunstige politieke
berichten waren echter aanleiding, dat de stemming om-
sloeg en aan het slot flauw was. Januari noteert thans
ongeveer
f
23,8734, Maart eveneens en Mei
f
24,1234. De
omzet bedroeg circa 900 tons.

NOTEERINGEN.

Londen New York.
1
White Java
1
Amer. Gra-
Am,ter-
96pCt.
Dato
dam per
Tate,
job, per
1
1
nu!atedc.i.f.
Ceniri-
Jan.
fuga/s
Cube,
No.
/
Januari/Maart
Febr/Maart

Sh.
Sh.
Sh.
$ct.
4Jan. ’23 f24
566
201134
2316
5,53
28 Dec. ’22 ,,235(
56.6
1916
2313
5,65
4Jan.
’22
,,l9’/
51/-
1813
171-
3,48
4 Jan. ’21 ,,

761- 321-

5,52

4Juli
’14
,,1
1
15
/
181-


326

KATOEN.

Noteering
voor Loco-Katoen.

(Middling
Uplandi).

6Jan.’23
1
29 Dec. ‘2223
Dec. ‘
22
1
6Jan. ’22
1
61an.’21

New York voor
Middling

..
26,60e
26,50e
26,20e’
18,65e
16.50c
New Orleans
voor Middling
26,88c
26,50e
26,-c’
17,25c
14,-
c
Liverpool
voor
Fy Middling
-.-d
15,21
d
15,01
cl
11,39
cl
11,15d
1)
22
Dec. ’21.

.
Bomlsaij
Birma
Vladivo.
Chili
Data
West
Europa
West
Europa
stod
Well

1

West
Europa
(d w.)
(rijst)
Europa
(salpeter)

2-6

Januari

1923..
2716 3119
351-
3613
27-30 December 1922..
27110
3119
351- 331-
2-7

Januari

1922..
2213

3716
391-
.3-8

Ja-nuar:i

1921
.
50/-


60/-
Juli

19-14..
14/6
.16/3
251-
2213
)JuiJer.
cents p. iuu
JOS.

IJzer


Data

C/cv.

Ti.
1
Lood
1
Zink

64.101-

17.716
26.1216
35.1216
64.12I6

182.51-
26.1716
36.101-
64.1216

182.26
26.716
37.7/6
64.216-
180.51-
26.-/-
37.101-
65.76
166.716
24.716 26.1716
16._/_ 145.151-
19.-/-
21.101-

9 Jan. 1923..
oom.
l923..
26 Dec. 1922..
oom.
18

,,

1922..
nom.
9 Jan. 1922..
no.
20 Juli 1914..
51/4

40

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10
Januari
1923

II

RUBBER.

De markt bleef ook deze week over het algemeen vast ge-
stemd, met slechts af en toe kleine reacties. Er is een goede
vraag en de prijzen konden zich wederom niet onbelangrijk
verbeteren sinds de voorafgaande week.

De slotnoteeringen zijn:

einde voorafgaande week

:

Prima Crêpe Januari …..8036 cl

753.4 ct.
Jan.JMaart . . 81

,,

76

April/Juni .. 8234

,,

7834

SmokedSheets Januari …. 803.4

,,

7534
Jan.jMaart . 81

,,

77
April/Juni .. 83

,,

7834
8 Januari 1923.

COPRA.

De markt was deze week aanvankelijk zeer vast gestemd
doch zakte later sterk in.
e markt sluit met verkoopers voör:

Java f.m.s. ………………..
f
30,—
Ned.-Ind. f.m.s. ……………… , 30,75

8 Januari 1923.

METALEN.

Loco-Noteeringen te Londen:

VERKEERS WEZEN.
SCHEEPVAART.
GRAAN.

Data
Pel,o-
gra
Londen)1
Rdom

1
Odessa
Rolicr-
dom

A

Kust
Ver.
u.
Stal en
San Lorenzo

Rotte,.
Erisiol Roiler.
Enge.
dam
Kanaal
dam
land

2-6 Jan.

1923


123

1
313
2712
2712
27-30 Dec.

1922


16K
i
313
27)3
2713
2-7

Jan.

1922
– –
41-
41-

.
3613
3613
3-8

Jan.

1921


716
716
42/6
4216
Juli
1914
11
d.
713
1/.11
‘J
1111
1
1,
121-
121-

Data

Cordifi
Oosik Engeland

Bordeaux
Cenua
Port
Plota
Rotte,-
‘Gothen-
Sdpp,damburg

2-6 Jan.

’23
611
1112
1117
11/7K
417K
619
27-30 Dec. ’22
611
1014
1116
1116
419
7/-
2 7

Jan.

’22
71-
1213
141-
1316
61-
816
3-8

Jan. ’21

1716 1416
201-
101-

Juli

1914
-Ir. 7,—
71-
713 1416
312
41-
DIVERSEN.
Verschenen:

De Arbeids-

geschIl lenwet

Adres van
het Verbond

van Nederlandsche Fa-

brikanten-Vereenigingen

aan dë Eerste Kamer

der Staten-Generaal

Prijs f
0.60

N-IJGH & VAN DITMAR’S

UITG.-Mij. ROTTERDAM

W
m
H

0

MÜLLER
r&
Co..

R:EEDERS EN KOOPLIEDEN

HOOFDKANTOOR:
‘s-GRAVEN F1 A G.E

Auteur