Ga direct naar de content

Jrg. 5, editie 213

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 28 1920

8
JANUARI
io

AUTEURSRECHT
VOORBEHOUDEN

Economi*sch~Statistische

Berichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL. NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

5E JAARGANG

WOENSDAG 28 JANUARI 1920

No.
213

iNHOUD

BI,.

Da
ECONOMISCHE GEVOLÖEN VAN DEN VREDE (j. M. Keynes,
the Economic Consequences of the Peace) II, bespr. door
Prof. Mr.
G.
W. J.
Bruins ……………………
69
De
Dividend- en Tantièrnebelasting door
Mr. J. Wolterbeek
Muller
…………………………………….
72
Discontopolitiek doör
Mr. G. G. van Buttinyha Wioher8
. 73
Het Verzekeringsbedrijf in Oostenrijk door
Dr. Â. Winter.
74
De Agrarische Politiek van Engeland doorN. E.
Blis,k ..
75
De Rijksmiddelen ………………….. . …………. 77
De Edele Metalen in 1919 ……………………….78
INGEZONDEN STUKKEN:
Dividend- en Tantièmebelasting door
Mr.
M.
Moens ..
81
MAANDCIJFERS:
Overzicht der Rijksmiddelen ………………….81
STATISTIEKEN
E
OVEEZ!CHTEN ………………..82-88
Geldkoersen.

Effectenbeurzen.
Wisselkoersen.

Goederenhandel.
Bankstaten.

Verkeerswezen.

INSTITUUT

VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

Algemeen Secretaris: Mr. G. W. J.
Bruine.

As8istent-Redacteur voor het weekblad: D. J. Wansink.

Secretariaat: Pieter de Hooghweg
12,
Rotterdam.

Aangeteekende stukken:
Bijkantoor
Ruige Plaatweg 87.

Telef. Nr. 8000. Tele gr.adres: Economisch Instituut.
Post cha qua en girorekening Rotterdam No. 8408.

Abonnensentsprijs voor het weekblad franco p. p.
in Nederland
f 20,—.
Buitenland en
Koloniën f
£2,50

per jaar. Losse nummers 50 cents.
Leden en donateurs van het In,qtituut ontvangen het

weekblad gratis.
De verdere publicaties van het 1ntituut uitgaande
ontvangen de abonné’s, leden en donateurs kosteloos, voor zoover daaromtrent niet anders wordt beslist.

Advertentiën f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonne-ment volgens tarief. Administratie van abonnementen
en advertenties: Nijgh & van Ditmar’s Uitgevers-
Maatschappij, Rotterdam, Amsterdam, ‘s-Gravenhage.

26 JANUARI 1920.

De geldmarkt was de afgeloopen week weder zeer

ruim. Prolongatie noteerde regelmatig 3%
ui.
3% pOt.,

terwijl particulier disconto tot 3% á 3 pOt. plaatsing

vond.

De cijfers van den weekstaat der Nederlandsche

Bank wijzen dan ook op een sterke terugvloeiing van

gelden uit de open markt. De heleeningen verminder-

den met bijna 10 millioen en de rekening-courant-

saldi van anderen vermeerderden met ruim 22 mil-

lioen. Doordat echter de regeering weder 22 millioen

gulden promessen direct bij de bank onderbracht, ver-

meerderden de binnenlandsche wissels met ruim 17

millioen en kon de bankbiljettenomloop per saldo

slechts ca. 1534 miljoen terugloopen.

*

Bij de inschrijving op schatkistpapier werd inge-

schreven voor
f
144.583.000. Toegewezen werden

f
107.080.000 promessen k
f
992,70 en
f
2.913.000 bil-

jetten h
f
1001,54. De promessen geven een rendement

van nagenoeg 4 pOt.; daarentegen is dè rente voor de

biljetten beduidend lager, ongeveer
35/1e
pOt. zonder

uitkeering en 3uh/ia pOt. indien men rekening houdt

met de nitkeering.
De stemming op de wisselmarkt was weder wanho-

pig flauw. De afgeloopen week heeft dalingen ge-

bracht zooals er nog weinig zijn voorgekomen. Op ver-

schillende dagen was er soms aanvankelijk geen bod

te krijgen. Londen liep herhaaldelijk 20 en meer cents

per dag terug; Parijs en België waren heden
f
1,50

lager ‘als Zaterdag; terwijl Marken in den loop der
week ongeveer gehalveerd werden. De handel met

Duitschland is haast niet meer mogelijk; een notee-

ring van 2,60 per 100 Mark beteskent reeds ongeveer,

dat Marken nonvaleurs zijn. Maar ook de export naar

Engeland, Frankrijk en België begint ernstig gehin-

derd te worden door de aanhoudende daling de± wis-

selkoersen. Voor onzen land- en tuinbouw ziet het er

tegen den aanstaanden zomer slecht uit.

DE ECONOMISCHE GEVOLGEN VAN DEN

VREDE.

II.

Wat was Europa’s economische structuur v66r den
oorlog? Het antwoord op deze vraag is dikwijls gege-
ven. Keynes, wiens ‘boek hier verdere bespreking vin-

de, vat het beeld in ‘kort bestek samen:
Tot rond 1870 hadden weliswaar verschillende dce-
len van Europa zich reeds tot zekere hoogte inclu-
striëel gespecialiseerd, maar toch ‘kon Europa als ge-
heel genomen nog geacht worden in eigen behoefte
te kunnen voorzien. Het bevolkingtal was hiermede
in overeenstemming. Na 1870 volgt de ontwikkeling,
die de economische positie van Europa dermate kwets-
baar zou maken. Voor de eerste maal wellicht in de
geschiedenis ging met de toeneming van de bevolking
een voortdurend gemakkelijker verkrijgen van voedsel
gepaard. Amerika’s landbouw’streken, ontgonnen door
een deel van het Europeesche bevolkingssurplus, le-
verden een o’venmaat van voedsel, met de rveiibetering

van het overueesche verkeer tegen voorWurend lager
prijs voor Europa beschikbaar; het andere deel van
Europa’s bevolkingsoverschot vloeide tezamen in de
zich ontwikkelende industriëele centra, die de goede-
ren en het kapitaal leverden, welke voor het overzee-
sche voedsel in ruil werden gegeven en ‘het den emi-
granten mogelijk maakte ‘ginds hun huis te bouwen,
hun spoorwegen aan te leggen enzoovoort. Tot onge-
veer 1900 – het is de vraag of Keynes dit jaartal
niet wat laat stelt – gaf inderdaad iedere eenheid
arbeid in de Europeesche industrie gebezigd, de be-

70

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Januari 1920

schikking over een toenemende hoeveelheid voedsel.
Daarna begon het anders te worden. De agrarische
opbrengst nam niet naar verhouding toe; evenwel,
technische vooruitgang kon dit nog grootendeels op-
heffen, terwijl aan den anderen kant tegelijk in Afrika
een nieuw grondstofleveren’d land, thans voor Europa’s vet-tekort gevonden werd. ,,In this economie Eldorado,
in this economie Utopia, as the earlier economists
would have deemed it, mest of na were brought up.
That happy ‘age lost sight of a view of the world

w.hich filled with deep-seated melancholy the founders
of our Politica! Economy. Before the eightteenth
century m’an’kind entertained no false hopes. To lay
the ‘illusions which grew popular at that age’s latter
end, Malthus disciosed a Devil. For half a century all
serious economical writings held that Dcvii in dear
prospect. For the next half century he was chained
up and out of aight. Now perhaps we have loosed him

again.”

Hoe weinig realiseerde men zioh, hoeveel verder de
mnenschen van dit ‘tijdperk konden gaan in de bevredi-ging hunner ‘behoeften. De mogelijkheid voor een flink
man om vooruit te komen was grooter dan ooit te
voren. Van de lagere volksklassen modht de levens-
standaard niet hoog nijn, de gezeten burger ‘had meer

en beter van de voortbrengeelen der gansche wereld
tot zijn beschikking dan de machtigste heerseher van
vroeger tijd. Geeuerlei belemmering werd aan het ver-
keer, ook niet aan ‘het persoonlijk verkeer aangelegd.
Militarisme en imperialisme,
medodinginrg
van rassen
en ‘volkeren, scheen het den ‘burger van Europa’ meer dan ,,aniusements of his daiiy newspaper?”

Toch was in meer dan een opzicht, ook zuiver econo-
mish gezien, de positie in ernstige mate wankelbaar
geworden.

Terecht noemt Keynes in de eerste plaats het hevol-
kin’gs’vraagstuk.

In 1870 had Duitsdhland een ‘bevolking van 40 mii-
lioen, 1892 50 millioen, 1914 68 inillioen. De emigratie
was voortdurend ‘dalende, in het laatste jaar 1913
– slechts 25.000 personen. Van lanidbouwend en in
eigen ‘behoeften voorziend, ontwikkelde Duitsc•hland
zich tot een ingewikkelde industrieele Organisatie,
afhankelijk van den ‘goeden gang in den ‘vreemde
gelijk ‘birnienslanids. Slechts door voortdurende uitbrei-
ding en voortdurend de machine in vol bedrijf te hou-
”den was het mogelijk aan alle handen -. jaarlijks
850.000 meer – werk te geven en de middelen elders
hun voedsel te koopen. Ook Oostenrijk-Hongarije, dat hij het uitbreken van den oorlog 50 niillioen inwoners
had, kon wijzen op snel accres. Tegenover een cijfer
van een half millioen stond echter een emigratie van
een kwart millioen.

Het snelst nam evenwel Rusland toe. Minder dan
100 millioen in 1890, was de bevolking in 1914 op
ongeveer 150 millioen gestegen; ruim 2 millioen per
jaar méér ‘in den laatsten tijd. Te weinig aandacht acht Keynes aan dit punt gewijd. Op deze diepere
economische bewegingen ‘mist men ‘het direct gezicht.
,,The great events of history are often due to secular
chaiiges in the growth of pop ulation and other fun.da-
mental economie’ cau.ses, which, escaping bij their
gradua’l oharacter the notice of conteniporary obser-
vers, are attributed to t’he fo’llies of statosinien or the fanaticism of atheists. Tihus the extraordinary occur-

reuces of the past two year’s in Russia, that vast
uphea,vai of Society, w4iich has o’verturned what
seemed moet staible – reigiion, the basis of property,
the ownershiip of land, as well as forms of goverment
and the hiierarehy of classes – may owe mcie to the
cleep influences of expaudirig numbérs than to Lenin
or to Nicholas; and the ‘disruptive power,s of ex’cessive
national fecundity may have played a greater part in
bursting the bon.ds of conveution than either the power
of ‘ideas of the errors of autocracy.”

Uiterst delicaat en kwetsbaar was ook de organi-
satie. Orde en zekerheid als in deze periode had

Europa nimmer gekend. Muntatelsels op éénzelfde goudbasis opgetrokken steunden het internationaal
verkeer. Een uiterst
fijn
en ingewikkeld mechanisme
diende voor aanvoer en distributie. Slechts op dezen
grondslag was de ‘on.’bzaglijke groei der stedelijke centra
mogelijk. Met sprongen steeg de Duitsche steenkool-
productie van 30 m.illioen ton in 1871 op 190 millioen
ton in 1913. Om Duitschiand al’s centrum lagen een reeks landen, diie hun buitenlaudsohen handel in de
eerste plaats met dit land dreven. Ook voor Engeland
stond Duitschiand zoowel voor den in- als den uitvoer
no. 2 op de ranglijst. Op ongeveer £ 1250 mi]lioen
mocht v66r den oorlog Duitschland’s ‘buitenlandseh
fon’dsenbezit worden geschat; £ 500 millioen hiervan
steunde den opbloei van Rusland, Oostenrijk-Honga-
rije, Bulgarije, Roemenië en Turkije. Een Europeesch
systeem van wederzijdsche afhankelijkheid was het
resultaat.

En de psychologie dezer maatschappij? Sociaal en
economisch was Europa zoodanig ‘georganiseerd, dat
een maximum accu.rnula’tie van kapitaal verzekerd was.
Een zekere voortgaande verbetering in de levensvoor-
waarden van de massa van het volk was stellig aan te
wijzen. De opbouw der maatschappij was echter van
dien aard, dat een groot deel van het gestegen inko-
men ten ‘deel viel aan de klasse, die het minst geneigd
was dit te verbruiken. Inderdaad is het de ongelijk-
heid van de verdeeling van den eigendom geweest, die
deze ‘ontzagljke ‘accumulaties van vast ‘bezit en van
kapitaalsverbeteringon, waardoor dit tij’dperk zich
van alle andere heeft onderscheiden, mogelijk heeft
gemaakt. Als ‘bijen spaarden’ en vergaarden de rijken,
tea algemeenen nutte, hoezeer zij zelven bij dit alles
een enger doel voor oogen hadden. Hierin lag de voor-
naamste rechtvaardiging van ‘het kapitalistisch stel-
sel. De spoorwegen der wereld, welke dit geslacht zich
gebouwd heeft als een monument voor het nageslacht,
waren, niet anders dan de pyramiden van Egypte, het
resultaat van arbeid, die niet vrij was in •oogenblik-
kelijke genieting het vo]le equivalent zijner inspan-
ning te verteren.
1)

Arbeiders, natuur en kapitalisten werkten samen
tot het resultaat. Wilde echter ‘bereikt ‘kunnen wor-den, wat inderdaad bereikt werd, dan was tweeërlei
noodig: In de eerste plaats, dat de arbeidersklasse
zich tevreden stelde met ‘haar ‘bescheiden deel, en in
de tweede plaats, dat de kapitalistische klasse haar
sparend karakter ten volle bewaarde. Wat was echter
het doel van dit alles? De ‘koek groeide steeds aan.
Sparen geschiedde voor den ouden dag of voor de kin-
deren. Maar slechts in theorie – de verdienste van
de koek was, ‘dat zij nimmer werd verteerd, noch door
het eigen geslacht, noch door een volgend.
Was om’.e moderne ‘maatschappij ‘hiermede op den goeden weg? In ‘de onbewuste diepte van ‘haar wezen
– dus ‘vervolgt Keynes – wist zij, wat het doel was
van dit alles. Ten slotte jbleef de koek nog uiterst ‘klein
in verhouding tot de lust tot consumptie en niemand
zou, indien hij onder allen verdeeld werd, veel beter af

1)
Zonder in den tekst Keyaes’ betoog te onderbreken,
mag toch niet nagelaten worden te wijzen op de eenzijdig-
heid van deze voorstelling. Ongetwijfeld werkt de ongelijk-
heid van bezit de kapitsalvorming in de hand en het is
vooral het dus gevormd kapitaal geweest, dat de iadust.rieele
ontwikkeling van het tijdperk heeft gedragen. Naast de
kapitaalvorming uit hot Surplus inkomen der slechts enkele
percenten der maatschappij vormende groep, door Keynes
bedoeld, staat echter al wat de overige groepen der maat-
schappij, ookde groote massa der arbeidersbevolking, door
spaarbanken en op andere wijze in sterk toenemende mate
aan het kapitaal der maatschappij ging toevoegen. Vergeten
moet evenmin worden, wat in de goede dagen de gemeen-
schapsorganen jaarlijks uit het belastingiakomen aan het
kapitaal iu gemeen bezit plachten toe te voegen. Wie zich
zet aan taxaties, wat tegenover de eerste meest in het oog
vallende wijze van kapitaalvorniing deze beide laatste
allengs in (Ie West-Europeesche landen, op het continent
wellicht meer dan in Engeland, waren gaan beteekenen,
komt tot verrassende resultaten.

1
28 Januari 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

71

zijn. Niet voor de kleine genietingen van den dag
werkte onze gemeenschap, doch voor de toekomstige zekerheid en den vooruitgang van het ras – in het kort
voor ,,Progres”. Bleef de koek ongerept, dan zou onze
nakomelingschap treden in het genot van onzen ar-
beid. Tegenover de toeneming der bevolking stond de
toeneming naar den regel van samengestelden intrest

van het kapitaal.
Twee zwakke zijden waren er bij dit alles: ‘dat niet
toch nog de ‘bevolking de accumulatie zou voorbij-
streven en onze ontzegging dus niet geluk, doch aantal zou bevorderen, en dat niet de koek tea slotte toch zou
worden opgebruikt, ontijdig, in een oorlog, van al
zulke verwachtingen den vernietiger. Het is de vraag
– aldus Keynes – of de wankele psychiologische
krachten, die eenerzijds de arbeidende klasse deden

berusten in de ongelijkm’atige verdeeling van inkomen
en anderzijds de bezittende klas zich een groot deel
van hun mogelijke genietingen deed ontzeggen, zoo-

danigen schok zullen overleven.

Ten slotte als vierde en laatste onstandvastige ele-
ment in de economische structuur van het Europa
van v66r den ‘oorlog, de verhouding tusschen de oude

wereld en de nieuwe.
Van thet surplus aan kapitaaisgoederen, door Europa
geproduceerd, was een belangrijk deel, in den vorm
van belegging, voor de ontsluiting en ontwikkeling van Amerika beschikbaar gesteld. Europa verwierf
zich hiermede een vorderingsrecht op de producten
der nieuwe wereld, voor haai van de grootste betee-
kenis. Ook toen het tekort aan voedingsmiddelen aan
deze zijde van den Oceaan steeds grooter werd, kon
Europa op den weg van belegging -voortgaan. De gun-
stige voet, waarop Europa haar industrieele produc-ten tegen de voortbrengselen van Amerika’s vrucht-
baren en maagdelijken bodem kon ruilen, maakte het mogelijk •de volle ren’te op de vroegere beleggingen
in de nieuwe landen, te laten en daarmede het totaal
bedrag ‘der uitstaande vorderingen steeds te vergroo-
ten. In dozen toestand was reeds voor den oorlog ‘dci-delijk verandering merkbaar. Het totaal aan oude vor-deringen liep geen gevaar voorshands. Onmiskenbaar
echter wijzigde de ruilvoet. De eigen bevolking -der
Vereeni.gde Staten was zoodanig toegenomen, dat de
eigen behoeften ten ‘slotte geschat werden op 90 pCt.
van den gemiddelden oogstopbrengst over de jaren
1909-1913. De groote oogsten 1918 en 1919, gevolg
van Hoove’r’s -garantieprjs, hebben Europa thans ge-
holpen. Echter ws reeds tevoren een ten’denz naar ‘be-
langrijke-stij ging van de reëele productiekosten dui-
deliijk merkbaar. Een tekort aan tarwe was er niet, het
méér noodige ‘kon echter slechts tegen een hoogeren
reëelen prijs worden verkregen. Een ongunstiger ruil-voet dus, waarbij voor Europa de meest gunstige fac-
tor was de mate, waarin Rusland en Roemenië in het
tekort van het eigen wereld-deel hielpen voorzien.

Scherp omlijnd is het beeld, dat Keynes ‘geeft van
het Europa in de laatste periode véér den oorlog en
van de kwetsbare plekken, het wankele evenwicht, in
de economische structuur gedurende dit tijdperk te
ontdekken. Een enkele anaal aou men het beeld wel-
lioht iets anders wensc,hen of vollediger – mocht er
b.v. bij ‘het laatste punt niet op gewenen worden, dat
reeds andere jonge landen doende waren ‘of gereed
stonden de taak van de Vereenig-de Staten over te ne-
men: Canada, ‘dat bij veredeling ‘der tarwe in de rich-
ting van minder zonnedagen nog zeer veel ‘beloofde,
Argentinië, A%istralië en ten slotte, in den noorde-lijken tarwegordel, nog de onontgonnen ontza’gljke vlak-ten van Si-berië, wat Europa wellicht nog één,
twee geslachten langer ‘op denzelfden weg had ‘kunnen
doen voortgaan – in zijn hoofdtrekiken is wat in het
korte bestek van het eerste hoofdstuk van Keynes’
boek omtrent den wezenljken toestand vanhethloeien-
‘de Europa van véér den oorlog wordt gezegd, van
diepe juistheid. In een boven aangehaalde’ zinsnede
spreekt Keynes van het pessimisme dat in de-. eerste

helft der vorige eeuw de economisch -donkers gevangen
hield.
Bij
het weliswaar nog ‘gering, maar toch stijgend
aantal -dergenen, ‘die zich reeds voor den oorlog reken-
schap gaven van het wankele en kwetsbare in Euro-
pa’s schijnbaar zoo stevige economische positie in de
wereld, was reeds toen een nieuw pessimisme groeien-
de. Slechts het .gr,00te geloof in ‘de onbegrensde- moge-
lijkheden van tehnischen vooruitgang, een Seloof,
gerugsteund door wat •de 19e eeuw te aanschouwen
gaf, kon hiertegenover worden gesteld. Doch wie
-dieper dacht, realiseerde zich, dat al wat deze voor-
uitgang ‘vermocht, in wezen slechts een uitzetting van
grenzen mocht heeten, een uitzetting tot den prijs van
toenemende -kwetsbaarheid en toenemend topzwaren
n itgroei.

Over ‘dit Europa is -de oorlog heengegaan met zijn
verschnikking en ontreddenin-g. –

Europa’s steenkoolproductie is met -minstens 30
pOt. gedaald; de productie van Du-itschlands bodem
met minstens 40 pOt. En hoe -is di-t elders! Hoover schat, dat de Europeesche bevolking thans minstens
100 millioen zielen grooter is dan van eigen bodem
kan worden gevoed. De belegging overzee – de
reserve voor -de kwade dagen – is, zelfs van Enge-
land, in de afgeloopea jaren groeten-deels omgezet in
oorlogsleveranties. Ontzagljke schulden zijn en -voor
in -de plaats getreden. Het delicate verkeersmecha-
nisme ligt temeer, niet alleen in de overwonnen lan-
den, maar evenzeer in de geallieerde. Geestelijke ver-
wildening wedijver-t met economische ontwrichting.

De eerste nota van Brockdorff-Rantzau van 13 Mei
1919, die de lezen zich zal herinneren, al ware het
reeds omdat deze nota voor de eerste maal in -de vol-strekt politieke atmospheer der conferentie de econo-mische werkelijkheid naar voren bracht, zet in sobere
woorden Duitschlan’ds wezenlijke positie uiteen.
Wor-dt het vredesverdrag werkelijkheid, dan zal
Duitschland beroofd zijn van de meest vitale -deelen
en onmisbare ver-keershulpmiddelen harer in de laat-
ste eeuw gegroeide industrieele organisatie. Op het
juist functioneeren dezer organisatie beust de le-
vensmogelijk-heid van ‘de millioenen,

d-ie de Duitsche
bevolking thans méém -bedraagt dan een -halve eeuw

geleden. Vijftien millioen menschen verdien-den voor
den oorlog hun brood in den ‘buiten]an:dschen handel
en scheepvaart en in de verwerking, direct en indirect,
van grondstoffen van elders ingevoerd. Wat moet er van -dezen worden? Emigratie is een materieele -en-
mogeljkhei’d, terwijl -bovendien de voornaamste stre-
ken der wereld,. die in aanmerking zouden ‘komen,
voor den Duitscher ‘gesloten- zullen
zijn.
Zelfs de verst
doorgevoerde inperking van het eigen verbruik zal
aan de lichamelijk en geestelijk uitgeputte bevolking
geen voldoenden uitweg bjeden. Zij die dit verdrag
teekenen,teekenen het ‘doodvonnis van vele millioenen
Duitsche mannen, vrouwen en kinderen. ,,I know –
aldus Keynes – of no adequate answer to these words.”

– Zelf wijst Keynes nog in het bijzonder op de conse-quenties van het infiatieverschijnsel. – Lenin moet ge-
zegd hebben, dat de beste manier -om het -kapitalis-
tisch ‘stelsel te vernietigen was ‘het ‘bederven van het
ru-ilmid-del. In het geheim en ongezien kan de over-
heid aldus een belangrijk deel van den rijkdom der
burgers confiskeeren. Zij ‘doet dit ‘boven-dien op vol-
komen arbitraire wijs, bij zeer velen armoede, ‘bij
enkelen rijkdom brengen-de. Niet -alleen ‘de zekerheid
van -bezit maar alle geloof in de redelijkheid en recht-

vaardigheid- van de bestaande ver-deeling van bezit
wordt aangetast. Wilde fluctuaties in prijzen doen
zich voor. Bedrijf en handel ontaarden -in loterij en
-spel. ,,Lenin was certainly night. T-here is no subtler,
no surer means of overtumning the existing basis of society than to debauch the – currency. The process
engages all the -hidden forces of economie -law on the
side of destructi-on, and -does it in ‘a manner which
not one man in ‘a million is able to ‘diagnose. In the
]atter stages ‘of the war all the belligerent goyen-

72

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Januari 1920

ments practised, from necessity or incompetence,
what a Boishevist might have done from design.
Even now, wihen the war is over, most of them con-
tinue out of weakness the same malpractices.”

Een Keynes gaat vort: ,,But further, the Govern-
ments of Europe, beinig many of them at this moment
ieckless in their methods as well as weak, seek to
direct on to a class known as ,,profiteers” the popular
indignation against the more ob’vious consequences of
their vicious methods. These ,,profiteers” are, broadly
speaking, the entrepreneur class of capitalists, that

is to say, the active and constructive element in the
whole capitalist society, who in a period of rapi’dly
rising prices cannot hut get rich quick wether they
wish it or desire it or not.” Ook in dit laatste is
Keynes juist. De overheid die juist ziet, zal zich niet
richten tegen den oorlogswinstmakenden bedrijfsleider
en koopman als zoodanig. Zij heeft zich de vraag te
stellen, welk deel der gemaakte extra winst in verband

met den druk waaraan de overige maatschappelijke
klassen bloot staan, aan de gemeenschap moet toeko-
men, en heeft zorg te dragen, dat uitwassen, die zich
in het ontredderd mechanisme kunnen voordoen, wor-den tegengegaan. Reeds op zich zelf leidt het oorlogs-
winstverschijnsel en leiden deze uitwassen tot geeste-
lijke ontwrichting. In plaats van deze ontwrichting
te versterken, moet de overheid door een voorzichtige
doch krachtige en vertrouwenwekkende politiek po-
gen het geestelijk evenwicht zooveel mogelijk te her-
stellen. De weg van kunstmatige prijszetting is hierbij gedoemd zonder resultaat te ‘blijven.

Aan Frankrijk en Italië wijdt Keynes nog enkele
afzonderlijke ‘beschouwingen. Slechts leeningen van Amerika en Engeland konden totdusver de onvermij-
delijke gevolgen van het deficit der betalingsbalans
tegenhouden. Van evenwicht in het budget, zelfs van
eenig pogen daartoe is nog geen sprake, met het ge-
volg, •dat de inflatie in beide landen onverminderd
voortgaat. Men schat, dat gedurende den oorlog in

Frankrijk de belastingen per hoofd der bevolking
slechts zijn gestegen van 90 op 103 francs tegen 95 op
265 francs in Engeland. In Italië heeft men althans
van regeeringswege ‘blijk gegeven ‘den ernst van het
vraagstuk te beseffen, doch voorshands zonder resul-
taat. Wat moet er van de valuta van beide landen
worden? En hoe zal het gaan met de Oentfale landen,
waar de problemen nog zooveel ontza’glijker zijn?

Aldus schreef Keynes in November. Het is thans
eind Januari. Hoeveel scherper teekent reeds thans
het beeld zich af! Als verstrooide eilandjes liggen de
enkele kleine neutrale landen, waaronder ook ons land
te midden van de woelen’de wateren. En ook dit beeld
is niet meer geheel juist. De koers op het vrije goud-
land Amerika ‘doet zien, dat, al dalen de andere
valuta’s ook veel sneller, wat op zich zelf ‘den valschen

schijn geeft alsof onze gulden steeds krachtiger wordt,
ook wij niet meer geheel •op ‘het oude peil zijn. De
allerlaatste dagen mogen ‘voor het eerst in zes maan-
den in den dollarkoers weder een.ige beweging ten
goede hebben te zien gegeven, men zal voorzichtig
doen zijn blijdschap hierover voorshands op te schor-
ten. Orrvermij:delij’k toch zal blijken, dat alle krach-
ten niood.ig ‘zullen zijn om ‘de aanklotsende golven
te weerstaan. Dat mitsdien – om op een vraagstuk
van practische politiek neer te komen – wel belangen
van het allerhoogste gewicht voor ons volk op het
spel moeten staan, willen wij zelfstandig en buiten
verband met economisch zoo oneindi’g sterkeren thans
vôôrgaan in het ‘belasten van onze valuta en onze

schatkist met credieten aan den vreemde, zal in het
kader dezer beschouwingen wel geen toelichting meer behoeven. Er zal in deze kolommen nog wel gelegen-
heid zijn op dit vraagstuk nader terug te komen.

Op ‘dit Europa legt thans het vredesverdrag zijn
boden hand. Hierover en over de middelen tot ‘herstel,
die den verderen inhoud van Keynes’ ‘boek vormen,
in een volgend nummer. B.

DE DIVIDEND- EN TANTIEME-BELASTING.

Over de wijze van ‘berekening dezer ‘belasting, meer
in het bijzonder over die op de tantièmes, is verschil
van meening ontstaan. Prof. Van Gun geeft een bere-
kening in no. 176 van ‘dit Weekblad (blz. 457 van den
vonigen jaar.gan’g) en Prof. Molengraaff stelt er in
no. 181 (‘blz. 576 van dienzelfden jaargang) eene an-
•dere tegenover.
Ik meen ‘daarom de lezers een dienst te bewijzen,
door hen in kennis te stellen met eene beslissing van
de,n Hoogen Raad over deze vraag; deze beslissing is
van 7 Januari 1920. Men vindt den tekst hieronder.
Naar deze beslissing zal ‘de
praktijk
zich richten.
Merkwaardig daarin is de overweging, dat men door
de wet zelve te lezen, of ‘door de Kamerstukken te
raadpleen, tot een verschillende uitkomst kmt. De
Hooge Raad verklaart, ‘dat men zich in dat geval
heeft te houden aan den tekst der wet.
De wet nu stelt de tantièmes in beginsel gelijk met
de ‘dividenden; zij moeten op dezelfde wijze worden
behandeld. Daar de aanslag, voor wat de dividenden
‘betrft, wordt berekend naar hetgeen in werkelijkheid
wor’dt uitgekeerd, geldt hetzelfde voor den aanslag,
voor wat de tantièmes betreft.
Een enkel cijfer moge dit toelichten.
Indien ‘de aanslag met de opcenten te samen ‘be-
draagt 616 pOt., dan zal niet van elk bedrag van
f
100,
dat volgens ‘de statuten op de balans voor tantième
in aanmerking zou komen,
f
6,50 gaan aan den fiscus
en
f
93,50 aan den tantième-trekker, naar de verdee-
ling ‘moet worden, ‘dat van elke
f
106,50 aan den
fiscus komt
f
6,50 en aan den tanrtième-trekker
f 100.
Het verschil is niet groot, maar kan
bij
groote be-
dragen toch oploopen.
Mr.
J. WOLTERBEEK MULLER.

‘s-GrarvenAia,ge, 20 Januari 1920.

DE HOOGE RAAD DER NEDERLANDEN.

Gezien het ‘beroepschrift door X. en
Y.,
‘beiden
wonende te
‘s-Gravenhage
en handelende in ‘hunne
hoedanigheid van directeuren dei aldaar gevestigde
Naamlooze Vennootschap
Z. H. B.,
ingediend tegen
de uitspraak van den Raad van Beroep voor de
Directe Belastingen te
‘s-Gra,venhcsge
van 28 Juli
1919, betreffende den aan ‘die vennootschap opgeleg-
den aanslag in de Dividend- en Tatièmebelasting
voor het jaar 1919; Gehoord den raadsman van de appellanten;
Gezien de stukken; Gelet ‘op de conclusie van ‘den Procureur-Generaal, strek’kende tot verwerping van ‘het beroep;
Overwegende dat, blijkens de bestreden uitspraak
de belanghebbende Naamlooze Vennootschap bij den Raad van Beroep bezwaar heeft ingebracht tegen den haar opgelegden aanslag in de dividend- en tantième-
belasting, voor zoover die aanslag bétreft het belast-
baar bedra’g der tantièmes en salarissen van Commis-
sarissen en Directeuren, op grond dat de Inspecteur
belasting berekent over het uit te keeren bedrag plus
de daarvoor verschuldigdo belasting en dus feitelijk
belasting heft over belasting;
‘dat de Raad dit •bezwaar heeft verworpen, en, be-
houdens het aanbrengen van een door den Inspecteur
in zijn vertoogschrift in ‘overweging gegeven verbe-
tering wegens misrekening, den ‘aanslag in zoover
heeft gehandhaafd, ‘dat het belastbaar bedrag werd
gesteld op een cijfer, ‘berekend overeenkomstig het
door den Inspecteur •gehuldigde stelsel;
Overwegende ‘dat de appellanten tegen die ‘beslis-
sing als middel van cassatie hebben aangevoerd:

Schending of verkeerde toepassing van de artikelen
10 en 11 in verband met ‘de artikelen 1 en 2 der Wet
op ‘de Dividend- en Tantièmebelasting 1917, omdat de
Raad van Beroep ten onrechte den .aansla’g in de di-vidend en tantièmebelasting over het jaar 1919 heeft
vastgesteld naar de salar’issen en tantimes van com-
missarissen en directeuren, zonder daarvan eerst af

28 Januari 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

73

te trekken het aandeel van ieder in hetgeen ter zake
dezer uitkeeringen aan den fiscus moet worden afge-

staan;
Overwegende, dat de vraag, die partijen verdeeld

houdt
:
deze is, of de belasting moet worden berekend
over het bedrag, dat aan Directeuren en Commissa-
rissen zou ten goede komen volgens een balans, waar-
op met de tantièmebelasting geen rekening is gehou-
den, dan wel over het lagere bedrag, dat ingevolge de heffing der belasting hun inderdaad wordt uitbetaald;
Overwegende ‘dienaangaande:
dat ingevolge artikel 1 der wet op de Dividend- en
Tantièmebelasting 1917 een belasting wordt geheven
van de uitdeelingen der binnen het Rijk gevestigde
Naamlooze Vennootschappen;
dat naar artikel 2 uitdeelingen in den zin dezer
wet onder meer zijn alle gewone en buitengewone uit-deelingen, die onder den naam van dividend enz. wor-
den gedaan aan aandeelhouders en dat krachtens
artikel 10 de belasting, ongeacht de opeenten, wordt

berekend met
f
5,— van elke honderd gulden die uit-

gedeeld is;
dat nu, wat
,,o’ader den naam.”
van dividend wordt

uitgedeeld, niet anders is dan wat inderdaad als zoo-
danig aan aandeelhouders wordt uitbetaald, zijnde dus
het bedrag dat voor hen ter uitkeering beschikbaar is,
nadat de Naamlooze Vennootschap de door haar ver-

schuldigde dividendbelasting heeft voldaan;
Overwegende dat wel is waar de omstandigheid, dat
naar de bedoeling van den voorsteller der wet, de be-

lasting een zuiver zakelijke zou zijn, geheven van een
zekere opbrengst, – een bedoeling die Minister
Van Gijn door de verandering in artikel 1 aange-
bracht nog duidelijker wilde doen spreken – steun
geeft aan de opvatting van den Raad van Beroep, dat

eerst het overeenikomstigtde Statutaire of andere winst-
verdeeling voor aandeelhouders beschikbaar bedrag
moet worden vastgesteld en dit bedrag daarna moet
worden verdeeld tusschen den fiscus, aan wien daar-
van 5 pOt. plus opcenten toekomt en de aandeelhou-
ders, aan wie het overige wordt uitgekeerd, en dat
ook in hetgeen bij de parlementaire behandeling der
wet is gezegd en geschreven, wel gronden zijn te vin-
den, welke voor die opvatting pleiten, doch dat dit
alles niet kan afdoen tegen hetgeen hierover met een
beroep op den duidelijken tekst der wet is betoogd;
Overwegende voorts, dat, daar de taatièmes in de
wet in beginsel met de dividenden worden
gelijk
ge-steld, er geen grond is te hunnen aanzien een andere
wijze van berekening toe te passen;
dat zoodanige grond ook niet kan worden gevonden
in artikel 11, welke bepaling bedoelt er tegen te wa-
ken, dat de belasting van ‘de tantièmes geheven, ten
laste wordt gebracht van de aandeelhouders;
dat immers deze bepaling wel voorschrijft, dat het
bedrag aan belasting op de tantièmes verschuldigd, bij
de uitkeering moet worden ingehouden, doch alleen
ten gevolge heeft, dat de winstaandeelen – waar-
onder te deze plaatse zijn te verstaan •de bedragen
waarop de tantièmetrekker volgens de balans aan-
spraak zou kunnen maken, indien er geen tantième-
belasting werd geheven – met het bedrag der door
de Naamlooze Vennootschap te dier zake verschul-
digde belasting moet worden verminderd, geenszins
dat dit bedrag anders moet worden berekend, dan ten
aanzien van de dividenden behoort te geschieden;
Overwegende dat ‘dus de Raad zijn beslissing heeft
doen steunen op overwegingen, welke als
strijdig
met

een juiste opvatting •der Wet die beslissing niet kun-
nen rechtvaardigen en derhalve zijn uitspraak wegens
schending van ‘de in het middel aangehaalde artike-
len, in verband met artikel 16 der Wet van 19 De-
cember 1914 (Staatsbiad no. 564) moet worden ge-
casseerd;
Vernietigt de uitspraak ‘door den Raad van Be-
roep der Directe Belastingen op 28 Juli 1919 in deze
zaak gedaan;
Verwijst het geding naar dien Raad ter verdere

behandeling en beslissing met .inaehtneming van dit

arrest.

Gedaan
bij
de heeren Mrs. Loder, waarnemend

President, Bosch, Fentener van Vlissingen, Kosters
en Ort, Raden, in bijzijn van den Griffier 3hr. Mr.
van Panhuys, en door den waarnemend President
voornoemd uitgesproken ter Raadkamer van den
zevenden Januari 1900 en twintig.

DISCONTO-POLITIEK.

In een vorig artikel werd door mij betoogd, dat de
heer Vac Gijn, die in zijn artikel ,,Kapitaal aan de
Centralen” (,,Ec.-Stat. Ber.” van 7 Jan. 1920) pleitte

voor eene disconto-verhooging van De Nederland-
sehe Bank, wu moeten aantoonen, dat een dergelijke
maatregcl een tegen de nadeelen opwegende inper-
king van fiduciair ruilmiddel tengevolge zal hebben.
Uit eijn antwoord op mijn artikel, welk antwoord in
de ,.Econ.-Stat. Ber.” van 21 Januari •is verschenen,
zal men wel mogen opmaken, dat de heer Van Gijn
zijn vroeger standpunt inzake disconto-verhooging een.igermate gewijtigd heeft; hij geeft immers toe,
dat eene dergelijke verhooginig geen invloed zou kun-nen uitoefenen op de Staatsfinanciering, op het oogen-
blik de overheersehende factor op de geldmarkt; wel
zegt hij, dat eene disconto-verhooging de
sfrelddng

heeft het opnemen van credieten door anderen te doen
verninderen en zoodoenide de ruilmiddelen te doen
inkrinpen. Het kan echter niet aan de aandacht ‘van
Mr. Van (lijn zijn ontsnapt, dat ik in mijn artikel
allerminst heb ontkend, dat eene verhooging van
disconto deze strekking heeft, maar dat ik slechts de
vraag heb gesteld of de nadeelen van eene verhoo-
ging opwegen tegen de mogelijke voordeelen hiervan.
Op deze vraag heeft Mr. Van Gijn gemeend niet te

mceten ingaan.
Hij
stelt echter in zijn laatste artikel
de vraag of niet De Nederlaudsohe Bank door do
groote vermeerdering van ruilmiddelen in den vorm van ohèque- en giroverkeei en door de groote bank-
concentraties haar invloed op de geldmarkt in niet
onbelangrijke mate verloren heeft en is van meening,
dat in dit geval ernstig zon moeten werden overwo-
gen op welke wijze deze invloed zou kunnen worden
hersteld. De heer Van Gijn houde ons ten goede, in-
dien wij zeggen, dat ons niet duidelijk is, wat hier-
mede wordt bedoeld, in het bijzonder hoe het mogelijk
is, dat De Nederlanidsohe Bank haar invloed op de
geidmarkt verliest, indien zij haar disconto op een te
laag peil ‘handhaaft en van welke maatregelen hij een
dergelijk herstel van den invloed der Nederlaudsohe
Bank meent te mogen verwachten.

Het zij mij vergun’d nog met een enkel woord er op
te wijzen, dat mijn meening omtrent eene disconto-
verhooging wordt gedeeld •door ,,The Economist”,
waarin wij de volgende passage aantreffen: (,,The
Economist”, 3 Januari 1920, Money in 1919, pag. 3):

,,We ventured at •the time whu the Bank Rate was
raised to question whether any result could be certainly
counted en as following from this measure, except the
obvious one of the high price the Government would have
to psy for its Treasury
Buis.
In old days, when the gold standard was eïfecfrive, raising money rates at a time of
undue credit expansion used to increa.se the basi,s of credit
by bringing us gold. In these times no such effect eau be
counted on, and the higher price that bas to be paid for
money by speculators in securities end commodities bas
little effect upon them in view of t’he great fluetuations in
prices and the large protits that these fluetuatiens bring
them. 1f credit is to be reserved for producers and distri-
butors of necessaries and restricteci for these
who
are
holding up commodities this en’d would seem to be best
accomplished by joint action on the part of the banks……
1
)

In
mijn
vorig artikel heb 11e de aandacht gevestigd
op het feit, dat de door De Nederlandsche bank aan
,,anderen” verleende credieten thans niet hooger zijn

1)
In denzeifden geest ,,The Economist” van 17 Januari
1919.
The Monetary Dilemma, pag.
91.

74

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Januari 1920

dan voor den oorlog, en ‘dit ‘ofschoon de koopkracht
van het geld belangrijk is verminderd en een ‘gedeelte van die aan ,,anderen” geleende ‘gelden op ouderpand
van Staats- en Gemeentepapier is verstrekt. De heer Van Gijn toetst deze bewering aan cijfers, door hem
ontleend aan de bankstaten van 25 Juli 1914 en 10
Januari 1920 en meent daaruit te mogen concludeeren,
dat
mijn
beweringen, •dat van het totaal opereeren.d
kapitaal der Bank ‘ongeveer de ‘helft het gevolg is van
de Staatsfinanciering en dat aan ,,anderen” met in-
begrip van hetgeen zij opnemen op Staatspapier –
-thans geen hooger credieten zijn gegeven dan v66r
den oorlog, dat deze beweringen schijnbaar met elkan-

der in strijd zijn.

In mijn vorig arbikel was echter slechts in zeer
algemeene bewoordingen de feitelijke toestand weer-
gegeven en Mr. Van Gijn moet, indien hij de gegevens
in cijfers uitwerkt, wel tot een onverklaarbaar ‘ver-
schil komen. De heer Van Gijn gaat immers uit van
de veronderstelling, dat juist de helft van het operee-
rend kapitaal van de Bank onder Staat, Gemeente
en N.U.M. te rangsehikken is. Het is echter niet
onbelangrijk meer dan de helft; bovendien heb ik
geschreven, dat de aan particulieren verleende
credieten, zelfs na aftrek van het op Staatspapier
opgenomen geld, niet hooger waren dan v66r den
oorlog, docjh i’k ‘heb ‘hierbij niet het oog gehad op
‘den weekstaat van eind Juli 1914, toen het cijfer der
beleeningen en disconto’s ‘betrekkelijk niet hoog was,
doch op een der weekstaten in 1913. Voor de beoor-
deoling van de éeschilvraag doet ‘dit echter minder ter

zake. Voor deze is van belang, ‘dat de aan particulieren
verleende credieten niet hooger ‘zijn dan v66r den
oorlog; wordt alle crediet op Staats-.
N.IJ.M.-
en
Gemeentepapier uitgeschakeld, dan is het door derden
bij de circulatiebank opgenomen bedrag in de gegeven omstandigheden betrekkelijk gering. De heer Van Gun
vangt aijn repliek dan ook aan met te wijzen op het
feit, dat de tegenwoordige baukpublicaties niet meer
voldoen aan de eischen, welke het publiek daaraan
mag stellen, namelijk een beoordeeling van de posities
van de Bank en van de ‘door de Bankdirectie gevolgde
politiek mogelijk te maken. Ook de heer I(eesig heeft onlangs in het ,,Adgemeen Handelsblad” de aandacht
op dit punt gevestigd. Men mag hierbij echter niet
over het hoofd zien de technische bezwaren, welke een
volledige publicatie dier gegevens zoude medebrengen
nu de Staatsfinanciering zich in’ de meest uiteenloo•
pende vormen voordoet.

Ten slotte bespreekt de heer Van Gun het verschil
tusschen lange en korte credieten en wijst er op, dat
een belangrijke
.afwijking
van de geidrente – waar-onder hij ook ‘het bank-disconto rekent – van de
reëele rente tot groote gel’dsoheppin’g aanleiding geeft.

Ook hier komen wij -mi. op moeilijk terrein. De ge-
middelde prolongatiereute en ‘het pri’vaatdisconto voor
prima lhandelswissels is tot dusverre nog vrij be-
langrijk lager dan het bank’disconto; obligatiën van
de groots Nederlandsche Hypotheekbanken en van
een enkele groots cultuur- of petroleumouderiaemjng
noteeren ‘bij een rentevoet’van 5 pOt. niet verre beneden
pariteit; ‘voor den Nederlandsehen Staat en Gemeen-

ten is 6 pOt. ongeveer ‘de gemiddelde rentevoet; voor
al’s prima te beschouwen buitenlandsche fondsen,
Noorsche leenirigen ook als ‘deze in Hollaudsch geld
betaalbaar zijn en Amerikaansche spoorwegobligatiën

is de rentevoet nog hooger. Een inaatstat ontbreekt
derhalve. Voor speculatie’ve verbintenissen gevoelt het
Nederlan’dsehe publiek in ‘de tegenwoordige tijdsom-
staudigheden echter weinig en steeds moeilijker wordt
het allerlei prima fondsen, ‘met uitzondering van aan-
deelen van groote gevestigde maatschappijen, te plaat-sen. In hoeverre zou nu een ‘disconto-verhooging ‘doel
treffen en welke zouden de nadeelige gevolgen van
een verhooging zijn? Een zuiver theoretische beant-
woording van ‘deze vraag acht ik niet mogelijk.

G. G. VAN BUTFINGHA WICHERS.

HET VERZEKERING,SBEDRIJF IN

OOSTENRIJK.

Een besluit van het ministerie van Binnenlanldsche
Zaken en van het ministerie van Justi’tie van 15 De-
ceinber 1919 geeft, op grond der -wet van 24 Juli 1917,

aan de 0 ostenrjksche verzekeringsmaatschappijen
het recht een toeslag op de premies hunner loopende
contracten te heffen.

Deze besluiten ‘bepalen den hoogstens toelaatbaren
toeslag in procenten ‘der tegenwoordige premie, waarbij
onder die premie wordt verstaan de zuivere premie,
zonder medereken’ing der reeds ‘bestaande extra-on-
kosten- of a’dministratiekostentoeslagen.

Voor levensver’zekeri-n’gcontracten is, deze toeslag
bepaald op hoogstens 5 pOt. der premie, indien deze
in driemaandelijksche, halfjaarljksche of jaarlijksehe
termijnen wordt ‘betaald, 10 pOt. der premie bij
maandelijksche en 20 pOt. bij wekeljksche premiebe-
taling.

Voor andere verzekeri’ngsv’ormen is de hoogstens
toelaatbare verhooging 15 pOt. ‘der premie met een mi-
nimum van Kr. 1. Bij verzekeringen, waarbij de verze-
kerde ‘belangen slechts naar ‘de soort zijn aangeduid en
aan de verzekeraars eerst naderhand afzonderlijk wor-
den opgegeven (z.g.n. floating polissen) mag de toe-
slag voor iedere gedeeltelijke verzekering 3 pOt. van
de daarvoor ‘betaalde premie niet overtreffen.

De toeslag mag, binnen de ‘bovengenoem!de maxima,
slechts zoo worden bepaald, dat de premie met toe-slag de tariefpremie, voor nieuwe verzekeringen ge-
vraagd, met inbegrip ‘der in ‘de tarieven ‘genoemde
zoogenaamde bijdragen voor administr,at,iekosten, niet
overtreft.

De toeslagen moeten voor een bepaalde verzeke-
ringsbranche of categorie van verzekeringen gelijk-
matig worden ‘bepaald.

De vastgestelde verhooging én iedere verandering
daarvan moet ter kennis v’an het ,,Aufsichtsanit”
worden gebracht.

De verzekeraar is verplicht -aan de verzekerden
schriftelijk kennis te geven van de grootte der pre-
mieverhooging. Deze vervalt voor de eerste maal ge-
lijk met de op die kennisgeving volgende premiebe-
taling.

Met deze besluiten doet een geheel nieuw principe
zijn intrede in de verzeker.ingswereld, ten minste in
de ‘levensverzekeringswereld,want bij ongevallen-,
wettelijke aansprakeljk-heids en.zaakverzekermng is
in
‘bijna alle polissen voorzien in het recht van den ver-
zekeraar de verzekering met een ‘bepaalden termijn op te ‘zeggen en ‘bij deze contracten kan geen enkele aan-
merking worden gemaakt, indien -deze verzekeringen
worden ‘opgezegd -met de ‘mogelijkheid ze over te sIni-
ten op nieuwe verhoogde voor-waarden, want ‘daarop
komt de zaak eigenlijk neer. Bij ‘de levensverzekering..
contracten is ec’hter nergens een ‘dergelijke bepaling
opgenomen en steeds werd het principe hooggehou.
den, dat van de zijde van den verzekeraar geen ver-

andering in het bestaande levensverzekeringcontract
kon worden aangebracht zonder toestemming van den
contractant. Het is dan ook de hooggestegen nood dr
Oostenrjkache Maatschappijen, die tot een ‘dergelijken
diepingrjpenden maatregel ‘aanleiding heeft gegeven.
De ‘a’dministratiekosten ‘dier Maatschappijen ‘zijn tot
meer dan het drievoudige van het cijfer van 1914
gestegen en ‘het was dus voor die Maatschappijen on-
mogelijk de oude portefeuille te ‘blijven ‘adniini.strec-
ren, terwijl het uit de premies voor administratie-
kosten beschikbare ‘bedrag kleiner was ‘dan voorheen,
daar ‘de premies totnogtoe onveranderd bleven en
het daarvan voor uitkeeringen ‘bij overlijden benoodigd
deel was ‘gestegen doo’r de verhoogin’g der sterfte, die
in de laatste jaren in Oostenrijk is waargenomen.
Hoewel dus beslist noodig, is de maatregel toch zeer diep in het economisch leven ingrijpend, daar de wet
hier veroorlooft eenmaal gesloten contracten van in-

28 Januari 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

75

stellingen, die altijd als een voorbeeld van soliditeit
hebben gegoiden, te ont’binden.
Een paar vragen doen zich voor ten opzichte der
biflijkheid van de in het besluit genoemde verhooging.
Juister zou het zijn een bepaald gelijk bedrag in geld
op elke verzekeringspremie te doen ‘drukken, daar de
administratie van een post van Kr. 100.000 niet
kostbaarder is dan die van een van Kr. 1000 en de
verhooging van adinini’stratiekos’ten voor beide een
zelfde bedrag zal zijn. Door deze handelwijs zouden
echter contracten voor kleinere bedragen onbetaal-
baar worden en ‘deze hanidelwijs is derhalve uitgeL
sloten. Het ‘doet echter vreemd aan, dat niet de in
het levensverzekeringsbedrijf algemeen als ‘billijk er-
kende regel is toegepast, dat de a’dministratiekosten
evenredig gesteld worden met het verzekerd bedrag.
Deze regel heeft voor de berekening der ‘tariefprem.ies
der meeste Oostenrijksche Maatschappij en gegol’den
en het zou voor de hand gelegen hebben, elke jaar-
premie te verhoogen met een bepaald promille van het
verzekerd kapitaal. Slechts een verh’ooging van in-
cassokosten zou een proceitsgewijze verhooging der
premies wettigen en een dergelijke verhooging van
incassokosten is, zoover mij bekend, nog nergens waar-
genomen.

Verder is er geen onderscheid gemaakt tusschen
verzekeringen hij overlijden en verzekeringen bij leven.
Kan men ‘bij verzekeringen bij overlijden gemakkelijk
een verhooging der premies vragen, daar het voor het
publiek onberekenbare risico-element daarin is bevat,
bij verzekeringen ‘bij leven, die dan toch voornamelijk
met het oog op sparen worden gesloten, komt men zeer spoedig tt premies, waarvan de som over ‘den
geheelen duur der verzekering opgeteld, gelijk aan
of zelfs meer ‘dan het verzekerd bedrag is en waar
blijft dan de prikkel tot het afsluiten van dergelijke
verzekeringen, indien van de spaarpeuningen in het
geheel geen rente wordt gek-weekt? Ook is het voor
het publiek niet ‘duidelijk •hoe de verzekeringsinstel-
lingen in weerwil van de stijging van den rentevoet
feitelijk minder rente op de spaarpenningen uitkee-
ren. Misschien zal dit argument in Oosenrij’k niet
zoo doorwegen als hier te lande, daar in Oostenrijk
de stijging van den rentevoet van prima beleggingen
lang niet zoo sterk is ‘geweest als ‘hier en waarsohi.jn-. lijk zullen de Maatschappijen de bovengenoemde per-
centages van verhooging, ‘die dan toch als maxima
zijn bedoeld, met beleid toepassen.

Men zal moeten afwachten of ‘het publiek zonder
morren met deze maatregelen genoegen ‘zal nemen,
hoewel ‘het zeker is, dat in een land als Oostenrijk,
waar het verzekeringswezen onder Staatstoezicht
staat en alle Maatschappijen zich op cle voorschriften
daarvan kunnen beroepen, het publiek zich veel eerder
in dergelijke maatreg’elen schikt dan in een land, zoo-
als b.v. Nederland, waar van samenwerking in dat
opzicht geen sprake is.
Daarom lijkt het mij zeer gewenscht, vôôr er in
Nederland tot dergelijke maatregelen wordt overge-gaan, welk voornemen eenigen
tijd
geleden bij ge-
ruchte wer’d vernomen, eerst ‘de uitwerking in Oosten-
rijk ‘af te wachten en dan nog, indien die uitwerking
gunstig is, met ‘de meeste voorzichtigheid te werk te
gaan.
Dr.
A.
WINTER.

DE AGRARISCHE POLITIEK VAN ENGELAND.

Het is algemeen bekend, dat de verbouw van gra-
nen gedurende de laatste halve eeuw in Engeland
zeer sterk is ingekrompen, terwijl ‘de landbouw zich
meer en meer ontwikkelde in de richting van een
extensief veeteeltbedrijf, waarin weinig ‘arbeidskrach-
ten noodig zijn; enkele cijfers zijn voldoende om deze
ontwikkeling te schetsen. N’a 1870 nam ‘het aantal
der arbeidende personen, die in’ den landbouw ‘hun
‘bestaan vonden, met 700.000 af; de oppervlakte van
het land voor den akkerbouw gebruikt, verminderde
van 1870 tot 1916 met 4.600.000 acres (‘of meer dan

het dubbele van de oppervlakte, die in Nederland
met a’kkerbouwgewassen beteeld wordt). In hetzelfde
tijdvak onderging ‘de oppervlakte van het gra’sland
eene uitbreiding. Daar in het jaar 1914 slechts %
van’ de hoevelhei’d graan, welke Engeland in totaal
noodig ‘had, in het land verbouwd werd, moest % van
overzee worden ‘aangevoerd.

In de ‘oorlogsjaren bleek nu plotseling, dat deze
afhankelijkheid van aanvoeren uit het ‘buitenland
ernstige gevaren voor de levensmiddelénvoorziening
met zich brengt. Vooral in het jaar 1917 was de toe-stand kritiek; ‘de onbelemmerde duikbootoorlog be-
moeilijkte ‘den aanvoer zood’anig, dat het gevaar voor

hongersnood
nabij
scheen. Er zijn toen door ‘de Engel-
sche regeering ernstige pogingen gedaan om tot ver-
betering te komen, waarbij men in ‘het bijzonder ge-
tracht heeft de productie van ‘den nationalen bodem hooger ‘op te voeren. De verbouw van granen moest
daartoe uitgebreid worden, terwijl dit het scheuren
van graslan’d en het inkrimpen van de veeteelt nood-
zakelijk maakte. In deze tj’den kwam de ,,Oorn Pro-

duction Act” tot stand, ‘die den verbouwers een goe-
den prijs voor hun ‘granen waarborgde; onder invloed
van deze wet weiden na 1916 1.500.000 acres weide-

land gescheurd,
terwijl
het mogelijk bleek % van de

‘benoodig’de ‘hoeveelheid graan in het land te verbou-
wen. –

Na het jaar 1918 kon de aanvoer van overzee weer
hersteld worden; hoewel bevordering’der graanproduc-tie dus in verband ‘met de levensmiddelenvoorziening,
niet meer direct noodig was, achtte de Engelsohe re-
geering het met het oog op de toekomst niet gewenecht
het landbouwbedrijf ‘geheel vrij te laten bij ‘de keuze

van producten, die verbouwd zullen worden. Lloyd
George heeft ‘op 21 October van het voorgaande jaar
eee redevoering gehouden en daarbij eene uiteenzet-ting gegeven van de agrarische politiek, die hij in de
toekomst wil volgen; enkele belangrijke punten uit
het ‘besprokene zijn hieronder weergegeven.

Naast vele bschouwingen van algemeenen aard,
die geen ‘aanleiding ‘gaven tot ‘bepaalde toezeggingen,
werden ten ‘opzichte van enkele vraagstukken verkla-
ringen afgelegd, die van groot ‘belang voor ‘het Engel-

sche landbouwbedrijf zijn. De uitspraak: ,,Oonfidence
is the best fertiizer of the ground” geeft aan, in welke
richting ‘de regeering werkzaam zal zijn. Om vertrou-
wen in ‘de toekomst te scheppen wil men aan den land-
bouwer meer Lbestaanszekerheid geven, ‘daar slechts in
dat ‘geval gevraagd kan worden, ‘dat hij zich rustig

aan zijn taak zal wijden en kostbare wijzigingen in zijn
bedrijf zal aanbrengen. Om deze zekerheid te ver-
schaffen wil Lloy’d George in twee opzichten garan-
ties aan het landbouwbedrijf verleenen. In de eerste
plaats zal ‘de regeering bepaalde minimumprijzen moe-
ten garandeeren voor de producten, waarvoor
zij
den

verbouw wil aanmoedigen, ‘öm te voorkomen dat her-
haald wordt, wat in ‘de jaren 1870-1880 ondervonden
is; toen toch deed de concurrentie van overzeesche
landen de ‘graa,nprijzen zoozeer dalen, ‘dat ‘de verbouw
in vele Europeesche landen niet meer lonend was.
Dit verschijnsel kan zich ook thans wederom voordoen,
zoodat h’et risico der verbouwers beperkt moet wor-den. Lloyd George heeft zich niet uitgesproken over
na’dere ‘bijzonderheden betreffende de regeling dezer
minimum.prijzen; in ‘dit ‘opzicht wil hij ‘het verslag
der ,,Royal Oommission en Agriculture” ‘afwachten. In de tweede plaats bracht ‘de Engelsche premier het
gebrui’ksrecht van den grond, voorzoover de lanclbou-
wer niet den eigenaar van zijn bedrijf is, ter sprake;
ook ‘in dit opzicht wil hij meer zekerheid geven. Hij
constateerde daarbij, dat de oppervlakte der lande-
rijen, d’ie in é6n jaar van eigenaar veranderen, gedu-
rende den oorlog sterk is’ toegenomen;
terwijl
deze
oppervlakte v66r 1914 ‘ongeveer 250.000 acres bedroeg
is zij voor 1919 tot meer dan 1.000.000 acres ‘gestegen.
De oorzaak van dit
verschijnsel
moet gezociht worden
in het feit, dat de buitengewoon hoog opgevoerde be-

76

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Januari 1920

1astingen en de stijging van alle andere kosten gedu-
rende de oorlogsjaren een aanzienlijk deel der grond-
eigenaars tot verkoop van hunne landerijen nood-
zaakte. Bij verandering van eigenaar moet de pachter
veelal het bedrijf verlaten en dit is eveneens een factor,
welke eene goede ontwikkeling en verbetering van het
landbouwbedrijf verhindert. Lloyd George onder-
seheidde vijf verschillende redenen, die tot opzeggiag
van de pacht door den eigenaar aanleiding kunnen
geven. De drie volgende gevallen wil hij gelijk stellen:
Als de grond voor publieke doeleinden wordt op-
gevorderd.
Als de pachter dan grond verwaarloost.
Als de eigenaar het bedrijf zelf wil exploiteeren
of het aan één zijner familieleden in exploitatie wil

geven.
In deze drie gevallen acht hij de reden volkomen
rechtvaardig, zoodat het recht van den eigenaar niet
beperkt mag worden; volgens de bestaande Engelsche wetten kan dan aan den pachter eene vergoeding voor
aangebrachte ‘verbeteringen toegekend worden, doch
het is niet mogelijk zijn gsbruiksrecht ‘van den grond te
bestendigen. Daartegenover ‘kunnen echter twee andere
gevallen gesteld worden: Als de boerderij verkocht wordt, terwijl de nieuwe eigenaar iniet bereid is cle
pacht op den bestaanden voet voort te zetten, zal de En-
gelsche wet den pachter moeten beschermen door hem
het gebruiksrecht van den grond ‘toe te kennen. Ook
als de pacht wordt opgezegd in verband met ver’hoo-
ging van den huurprijs is eene dergelijke bescherming
noodzakelijk; in dit geval zal de pachtprjs door arbi-
trage bepaald moeten worden, indien onderling over-
leg tusachen eigenaar en pachter geen resultaat op-

levert.
Naast ‘de twee hiervoor omschreven garanties, die
Lloyd George aan de landbouwers wil toekennen,
werden nog vele onderwerpen door hem aangeroerd,
bijv. minimumloonen voor landarbeiders, ‘bevordering
van landbouwcoöperatie, credietverschaffing aan het
landbouwbedrijf, verbetering der transportmiddelen
voor landbouwproducten, verspreiding van kennis aan-
‘gaande den landbouw van Staatswege, bevordering
van het gebruik van arbeidsparende machines; ver-betering der woningen op het platteland en’s., doch
deze algemeene beschouwingen gaven geen aanleiding
tot het afleggen van bepaalde verklaringen.
Hoewel de Britsche landbouwers met voldoening
hadden kennis genomen van ‘de verklaringen van den
eersten minister, wachtten zij toch met veel belang-
stelling het verschijnen van het rapport ‘der ,,Royal
Oommission en Agriculture” af, daar hierbij meer
bijzonderheden bekend zouden worden. Enkele dagen
voor Kerstmis is een voorloopig rapport dezer commis-
sie verschenen, waarin de economisohe vooruitnichten
van het Engelsche landbouwbedrijf behandeld worden en in ‘t bijzonder ‘voorstellen ten aanzien van de mini-
mu’mprjzen gedaan worden. In ‘de ‘eerste plaats mer-
ken wij op, dat men feitelijk twee rapporten onder-
scheiden moet, namelijk één uitgebracht door de meer-
derhei’d der ccnnmissie en geteekend door twaalf leden,
en een ander, door de minderheid uitgebracht, ‘dat
door elf leden onder.teekend werd.
Het meerderheidsrapport, dat wij eerst willen be-
spreken, sluit geheel aan bij de beschouwingen, die
door Lloyd George ontwikkeld werden. Er wordt op
gewezen, dat •de pr.oductiekosten van ‘het landbouw-
bedrijf hoog gestegen
zijn,
vooral door de ‘arbeidsloo-
non, die thans voor de volwassen arbeiders reeds meer
dan ‘het minimumloon (36 sh. 6 d.) bedragen, terwijl
de. arbeidsduur beperkt is tot 48 uren in den winter
en 50 uren in den zomer. Onder deze omstandigheden
wordt het vaststellen van minimumprijzen voor eene goede ontwikkeling van den akkerbouw noodig ‘ge-
acht, vooral daar reeds de bestaande hooge prijzen voor
levend en geslacht vee in liet afgeloopen jaar aanlei-ding gaven gescheurde grasveldexi wederom tot wei-
land om te zetten. Daarom worden de ‘volgende maat-
regelen voorgesteld:

Voor tarwe, gerst en haver zullen minimum-
prijzen gegarandeerd worden en wel op dezelfde wijze
als ‘door de Corn Production Act geregeld werd, ter-
wijl de verbouwer de vrijheid krijgt Zijne producten
in de vrije markt te verk.00pen, doch zich in tijden
van schaarschte moet onderwerpen aan de Staats-
contrôle.
De garantieprijzen zullen jaarlijks opnieuw vast-gesteld worden, waarbij de gemiddelde productiekos-
ten in •het voorgaande jaar als ibasis genomen zullen
worden, terwijl met eventueele wijzigingen dezer pro-
ductiekosten rekening wordt gehouden. Voor het jaar 1919 worden de ‘gemiddelde productiekosten gesteld
op 68 sh. per quarter van 504 l’bs. voor tarwe, op 59 ah.
per quarter van 448 lbs. voor gerst en ‘op 46 sh. per
quarter van 336 lbs. voor haver. Indien één shilling
gelijk aan
f
0,60 wordt gesteld komen deze bedragen
overeen met
f
18,10 voor tarwe,
f
17,80 voor gerst en

f
18,50 voor ‘haver, alles per 100 K.G.; ter vergelijking
stellen wij hiernaast de noteeringen van 12 Januari te Rotterdam, welke per 100 K.G. bedroegen: voor
tarwe
f
29,50—f 30,50; voor gerst
f
28,00—! 29,00 en
voor haver f23,50—! 24,50. De gegarandeerde mini-
mumprij’sen zijn derhalve een aanzienlijk bedrag bene-
den ‘de actueele waar:de en krijgen dus slechts
bij
een
belangrijke prijsdaling beteekenis.
Het garandeeren van miniumprijzen wordt
voortgezet tot het partlement hierover ‘anders beslist;
dit wordt minstens, vier jaren tevoren bekend gemaakt.
Aan het departement van landbouw en aan de
,,County Oommittees” wordt ‘de bevoegdheid’ gegeven
maatregelen te nemen tegen landeigenaars en boeren,
die de voorschriften, uitgevaardigd tot verhooging
der productiviteit van den grond, niet nakomen.
De minimumprijs zal slechts gelden voor die ver-
bouwers, die eene verklaring, afgegeven door het de-
partement van’ landbouw, ‘kunnen overleggen, waaruit

blijkt:
dat zij den grond goed bebouwd hebben;
‘dat een bepaald deel der oppervlakte met granen
bebouwd werd, en wel ôf Vs van de totale oppervlakte,
ôf ‘4 van het ‘akkerland.
Het rapport der minderheid van de Royal Oom-
mission wijkt in belangrijke punten van het voor-
gaande af, daar hierin de meaning wordt uitgespro-
ken, ‘dat ‘de boeren slechts tot eene uitbreiding van
den graanverbouw zullen overgaan, ‘als veel hooger
garantieprjzen, dan door de meerderheid worden
aanbevolen, vastgesteld worden. Nu meer normale
tijden teruggekeerd zijn, acht de minderheid het on-
gewensoht, dat van Sta atswege direct in het pro-
ductieproces wordt ingegrepen; ‘de landbouwers moe
ten zelf bepalen aan welke producten zij de voorkeur
zullen geven.
Terwijl
met het systeem van garantie-
prijzen geheel gebroken moet worden, kan de overheid
wel op andere wijze steun en leiding aan het land-
bouwbedrijf geven; echter kan in dit voorloopig rap-
port nog geen uitgebreid werkplan gegeven worden,
hoewel in het algemeen gewezen wordt op de maat-
regelen, die Lloyd George in ‘zijn rede noemde. De
minderheid beveelt daarom het volgende aan:
– 1. De landbouwers worden zoo spoedig mogelijk ge-
heel vrijgelaten
bij
‘het vaststellen van de producten,
die ‘zij op hun grond zullen verbouwen.
Door het departement van Landbouw wordt een
dienst georganiseerd, welke aan ‘de landbouwers ‘alle
gewenschie inlichtingen verschaft over de vooruit-
zichten van het lan’d’bouwbedrijf, in het bijzonder over
het verloop der prijzen op de wereldmarkt.
Zoolang van overheidswege contrôle ‘der graan-
prijzen plaats vindt zal aan de boeren niet minder
betaald worden, dan bij import voor ‘dezelfde produc-
ten ‘betaald zou moeten worden.
Hieruit blijkt dui’deljk, dat de minderheid het op-
treden der regeering wil beperken tot maatregelen,
die ook voor den ‘oorlog gebruikelijk waren en weder-om volkomen vrijheid van ontwikkeling voor het land-
bouwbedrijf wenschelijk acht. Nu de stemmen der

28 Januari 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

77

twee groepen van deskundigen bijna tegen elkaar op-
wegen, zal het voor ‘de Engelsche regeering wel niet gemakkelijk vallen hare agrarische politiek definitiel

vast te stellen. Toch schijnt ‘het, dat men voorloopig

de .garantieprijzen zal handhaven.
N.
H. BLINK.’

Leeuwarden, 15 Januari 1920.

DE RIJ KSMIDDELEN.

In dit nummer treft men aan het gebruikelijke
overzicht met bijlagen, ‘van de opbrengst der Rijks-middelen over de twaalf maanden van het loopeude
jaar, vergeleken met de overeenkomstiige cijfers van

het vorig jaar.
Do oorlogswinst- en vet-dedrigingsbelastin.ge.n brach-

ten tot dusver in totaal
f
665.434.074 op, waarvan

f
495,831.825 op rekening komt van eerstgenoemde

heffing.

Met inbegrip van de opcenten ton behoeve van het
Leeningfond.s – behalve die op den Suikeraccijna,
die geene verz.waring van ‘belastingdruk medbrach-

ten – is dus in totaal
f
803.746.475 ontvangen uit

belastingheffing, die haren grond vindt in de buiten-

gewone emstandighedeii.

De gewone middelen brachten in de afgeloopen

maand
f
32.188.717 op, tegen
f
21.810.286 in Decem-
ber 1918 en ‘vertoonen m.itsdien een vooruitgang van

f
10.378.431. –
De opbrengst der afgeloopen maand overtreft de
raminig met ‘het aanzienlijk bedrag van
f
13.585.342,

de opbrengst van de eerste elf maanden van 1919

overtreft de ra.ming met
f
92.086.119, zoodat de
opbrengst over 1919 de raming met niet minder dan

f
105.671.461 te boven gaat.

Dit gunstig resultaat is aan alle middelen te dan-
ken, behalve aan den wijn- en den zoutaccijns, die in
opbrengst bij de raiming ten achter ‘bleven.
Deze aanzienlijke o’verschiijding is oorzaak, dat de
gewone dienst ‘van het dienstjaar 1919 ‘in elk geval niet met een tekort en waarschijnlijk met een (batig
saldo ‘zal sluiten, terwijl, indien de middelen op even
ruime wijze blijven vloeien, ook de gewone dienst van
het dienstjaar 1920 aanmerkelijk minder zorg be-
hoeft te baren, dan aanvankelijk door den ondergetee-
kende was aangenomen.
Volgens blz. 5 toch der jongste millioenennota be-
droeg het tekort op den gewo’nen dienst van het dienst-

jaar 1919 rond
f
40.400.000, terwijl, tdoor de, tot en

met 20 December 1919 ingediende suppletoire verhoo-
gingen van de begroobiug van dat d’ienstjaar ruim

f
63.000.000 ten laste van den gewonen dienst van dat
jaar zullen worden gebracht, waardoor het tekort tot

rond
f
103.400.000 zou stijgen.
Voormelde overschrijding bedraagt meer dan

f
105.000.000. Weliswaar komt zij niet geheel aan het
dienstjaar 1919 ten goede, doch er is geen reden om
aan te nemen, dat het ‘bedrag, betiwelk van die o’ver-
schrijdiug aan vroegere dienstjaren moet ten goede
komen, niet in ‘het jaar 1920 e.v. ten voordeele van het
dienstjaar 1919 zal worden ontvangen.
Bovendien zal zich in 1het jaar 1920 e.v., de in 1919
tot stand gekomen verhoogin’g van verschillende be-
lastingvetten in sterke mate doen gevoelen. Uit de,
met 1 Mei 1919 in werking getreden, wetten van
11 April 1919 (Staatsbladen No. 169 en 170) ‘werd ten
gunste van het belastinigjaar 1 Mei 1919-1 Mei 1920
een bate van
f
35.000.000, waarvan, naar is aan te

nemen % deel of bijkans
f
24.000.000 aan het dienst-
jaar 1 Januari 1919-1, Januari 1920 moet ten goede
komen. Over het belastiugjaar 1919-1920 werd echter
to-t dusver slechts rond
f
9.300.000 aan inkomsten- en
vei.mogenebelasti.ng
ontvangen, waarvan zeker niet

meer dan
f
4 miljoen aan de zooeven genoemde wet-
ten is te danken. In de komende maanden zal der-
halve, naar met waarschijnlijkheid is te verwachten

minstens
f
20.000.000 uit diie wetten ‘voortivloeiend
worden ontvangen. Nemen wij voorts in aanmerking,

dat de met 7 April 1919 ingegane verhooging van den gedistilleer,daccijns en de beide met 1 Augustus 1919
ingegane beursbelasting en verhooging van het quitan-
tie-zegel slechts o’ver een deel van 1919 ‘h’ëef t gewerkt,
dan kan men met groote waarschijnlijkheid stellen,
dat de gewone diens’t ‘van het ‘dienstjaar 1919 met een

batig saldo ‘zal sluiten.

Ten aanzien van ‘de gewone ‘dienst van het dienst-
jaar 1920 zij het volgende aangeteekend. Volgens bis.
14 ‘van de jongste millioenennota bedroeg het aanvan-
kelijk geraamde tekort op den gewonen dienst van dat

jaar ruim
f
39.000.000.

In verband met de, in de aanvankelijke begrooting van dat dienistjaar, aangebrachte wdjs,igingen (in de
hoofidstuk.ken van Oorlog en Marine etc.) werd dit
tekort
f
30.000.000. Dit tekort zal door voorgenomen
uitgaven toenen en wel voor:

Salarisverhooigin’g burgerlijke rijksambtenaren en
werklieden (na aftrek van een aandeel ad
f
12.000.000,
dat -ten laste komt ‘van ‘het Staatsbedrijf der Poste-
rijen, Telegrafie en T’elefon’ie) ……
f
22.000.000

Salarisverhooging militairen ……..,, 12.000.000
Pensioenen burgerlijke ambtenaren (bij
handhaving van de korting van 7 pOt.
voor weduwen- en weezenpensioen)

53.000.000
Pensioenen militairen …………..,, 5.000.000
20 pOt. rverhoogin’g van reeds toege-

kende pensioenen …………….,, 4.000.000
regeling rechtspositie ambtenaren
,,
7.000.000
L.O.-wet (vervallen aftrek gemeenten
etc.)

……………………….,, 20.000.000

Bewaarsohoolondèrwijs …………..,, 2.500.000

overgangstij’d ‘vrijwillige ouderdomsver-
zokering

…………….. . ……

,, 15.000.000

Te verwachten tekort minstens ruim
f
140.500.000

Tegenover dit te’i’ort stonden blijkens de. jongste
millioeneuno’ta en ‘de Memorie ‘van Antwoord op het
voorloopig verslag van de Commissie van Rapporteurs
uit ‘de Eerste Kamer omtrent de algemeene beschou-wingen over de Staatsbegrootinig voor het dienstjaar
1919 de volgende belastingplannen der Regeerin.g met
de ‘daarnaast – voor zoover mogelijk – genoemde
geraamde opbrengsten:

Ta’baksbela,stiug .. ……………

f
20.000.000

Wijziging ‘gron’d.belasting …………,, 10.000.000
Successiebelasting ……… . …….. ., 20.000.000
Wee’Ld•ebelasting ………………..,, 10.000.000
Herziening tarief invoerrechten ……,, 13.500.000
Uitbreiding zegelbela.sting ……….,, 4.000.000
Oacao’belastinig ………………..,, 1.500.000

Lucifersbelasting

………………,, 3.000.000

f
82.000.000

Voorts: Factureubelasting, Cognossementenbelas-
tin,g, Vrachtbrievenbelasting, Wegenbelasting, Belas-
ting op de registratie van vee, Belasting op de elec-
triciteitsvoorziening, Belasting op de reclame, Belas-
ting op thee en koffie.

voorziening, Belasting op de reclame, Belasting op

thee en koffie.

Neemt men als basis de opbrengst der gewone mid-
delen over de laatste zes ‘maanden (Juli t/m. December
1919) en ‘houdt men er rekening mede, dat de in 1919

getroffen maatregelen tot versterking der middelen
– zooals reeds gezegd – haren invloed nog slechts in geringe ‘mate deden gevoelen, dan komt men tot de
slotsom, dat eene raming van -de middelen A—F voor

1920 van
f
400.000.000 niet overdreven is te achten.

De raming van
f
310.000.000 van de mid’delenwet

1920, welke aan cle jongste millioenennota ten grond-

slag lag, zou dus met
f
90.000.000 worden overschre-
den en voornoemd tekort van
f
150.000.000 zou tot

f
60.000.000 verminderen.

In dit tekort kan ruimschoots worden voorzien door
‘de opbrengst van de:

78

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Januari 1920

Tabaksbelasting ………………..
f
20.000.000
Wijziging grondbel asti n g ………. … 10.000.000
Weeidebeiastin.g…………………,, 10.000.000
Sucessiebelastiog ……………….,, 20.000.000
Herziening tar’ief invoerrecihten ……,, 13.500.000

f
73.500.000

Wat den crisisdienst betreft, toonde Minister De
Vries in zijne rede in de Tweede Kamer van 8 .Januari
1920 aan, dat, indien de opbrengst van .de gebruikelijke
opcenten op directe en indirecte belastingen met die
van de verdedigingebelastingen aan het ,,Leenings-
fons 191.4″ ten goede komen, de gansche crisisschuld
in 22 jaar tijds zal zijn gedeigd. Is derhajve de financieele •geziohtseinder aannier-
keliijk veiihelderd, men hoede zich niettemin voor over-
dreven optimisme. Want groote voorziohtigheid blijft, bij de beoordeelin.g van den financieelen toestand, ge
boden. Wie weet, bij de steeds wisselende gebeurte-
nissen en onzekere vooruitzichten met zekerheid, of de
sterk gestegen opbrengst ‘van nagenoeg alle middelen van blijvenden aard zal zijn?
Voorts bedenke men, .dat de druk van de in de
naaste toekomst aan de schatkist te stellen eisohen
slechts globaal kon worden geschat en voor een deel
buiten beschouwing bleef. Wij wijzen er in dit verband
op, .dat de kosten van de ouder.domsverzekering in den
overgangstijd slechts c-p
f 15.000.000
werden geraamd,
terwijl eene berekening, heeft aangetoond, dat. deze
kosten in het ongunstigste geval tot
f
31.000.000 zou-
den kunnen stijgen. Bovendien werd geen rekening
gehouden met de rente en aflossing der nieuwe geld-
leening, voor.zoover deze geacht wordt te strekken tot
dekking ven tekorten op den normalen dienst, gerekend
naar een 40-jarige annuïteit en na aftrek van hetgeen zal rvrijvallen op de post wegens rente van vlottende
schuld.
Ook bleven buiten aanmerking de, voor raming niet

vatbare, uitgaven, welke zijn te verwachten voor de
volksgezondheid, voor tijdelijke bijdragen volgens de
Woningwet, voor aanleg van tramwegen etc., terwijl
ten slotte evenmin werd rekening gehouden met de
zeer zware lasten, welke o.a. tengevolge van voorschot-
ten volgens de woningwet, op den huitengewonen
dienst van het jaar 1920 zullen drukken.

Men verhe’uge zich dus voorshands in vreezen en
beven.
Tot de gunstige resultaten over December 1919, in
vergelijking met December 1918, droegen alle midde-
len bij, behalve de grondlbelasting, de
w!ijnaccijns,
de
registratie- en successierechten.

Het ruimer vloeien van de personeele-, inkomsten-,
dividend- en tantième- en vermogen.sbelasting hangt
waarschijnlijk samen met het inhalen van den achter-
stand bij de vaststelling der aanslagen en de invorde-
ring hiermede verband houdend. Bij de inkomsten- en
vermogensbelasting deden voorts de met ‘ingang van
1 Mei 1919 in werking getreden, wetten van 11 April
1919 (Staatabladen No. 169 en 170) tot verhooging
van die belastingen, haren invloed gevoelen; over het
belastingjaar 1919-1920 werd aan inkomstenbelasting

f
7.132.708 en aan vermogenebelasting
f
2.173.731
ontvangen.

De hoogere opbrengst van den suikeracoijn’s ‘zal wel
zijn toe te schrijven aan de mildere suikerdistributie,
terwijl het trager vloeien van den wijuaccijns aan de
hoogere wijnprijzen zal zijn te wijten.
De ‘hoogere opbrengst van den gedistilleerdaccijn’s is een gevolg van .de op 7 April ingegane .accijnsver-
hooging en van eene toeneming der beschikbare grond-
stoffen, dit laatste had waarschijnlijk ook invloed op
de opbrengst van den hieraccijns. De ‘stijging in opbreugst van den geslac.htsaccijn.s
houdt verband met de ‘opheffing van de vleesohdistri-
butie en het slachtverbod.
Het ruimer vloeien van de zegelreohten zal wel zijn
toe te schrijven aan .de met 1 Augustus 1919 in wer-
king getreden wet van 27 Juni 1919 (Staatsblad No.

432) tot wijziging der Zegelwet 1917 cii aan de ver-
scherping van het toezicht.
De stijging in opbrengst der invoerrechten, van het
statistiekrecht en van de loodsgelden wijst op een ver-
levendiging van het internationaal verkeer, terwijl bovendien wat de eerste twee middelen betreft, de
sterke prijsstijging haren invloed op de ontvangsten
doet gevoelen.
De toeneming in opbrengst der belasting op gouden-en zilveren werken w!ijst p de toenemende neiging van
velen tot het koopen van weelde-artikelen.
De mindere opbrengst der registratierecli.ten is
waarschijnlijk toe te schrijven aan het geringer aantal
uitgiften van nieuwe aandeelen in naamlooze vennoot-
schappen e.d.

DE EDELE METALEN IN 1919.

De firma H. Drjfhout &
Zoon
to Amsterdam zond
ons, evenals het ‘vorige jaar, haar jaaroverzicht van
de edele metalen in 1919.

Reeds van den aanvang af werden de verwachtingen
voor het afgeloopen jaar ‘te hoog gespannen en dientenge-
volge brecht het in velerlei opzicht teleurstelling. Met voor-bijzien van de uiterste uitputting, waarin Europa tengevolge
van dec oorlog verkeerde, werden al te zeer illusies ge-
vormd omtrent de mogelijkheid van een, zij het dan ook
gedeeltelijk, economisch herstel. Het vertrouwen, dat de een
;

heid, die in oorlogstijd ook op financieel gebied tussehen
de Vereen.igcle Staten en de Europeesche bondgenooten kad
bestaan, in vredestijd bestendigcl zou blijven, was hierbij
de leidende gedachte.
De inzinking der valuta van de voornaamste Euro-
peesche landen is uiteraard van grooten invloed geweest op
de edelmetaal-markt. De edele metalen, met name goud en
zilver als grondslag voor het muntwezen, waartegen de
fiduciaire circulatie wegens onvoldoende dekking depre-
cieer.de, behielden hunne Internationale ruilwaarcle, zoodat
de noteeringan, uitgedrukt •in gedeprecieerde waarde-een-heid reeds tengevolge van deze valutadaling een daarmede
overeenstemme,nde gevoelige stijging ondergingen. De bui-
tengewone verhoudingen op financieel en – monetair •gebied
hebben 1910 bot
een
veelbewogen en hoogst interessant jaar
voor de edele metalen gemaakt, en ware ‘het niet dat wij, dit voorziend, reeds 3 kwartaal-overzichten hadden doen
verschijnen, wij zouden niet in staat geweest zijn in een kort
bestek een behoorlijk overzicht te geven van de voornaamste
bijzonderheden, die de edelmetaal-markt dit jaar hebben
beïnvloed. Thans kunnen wij onder verwijzing naar de
kwartaaloverzichten volstaan met het navolgend rdsumé. Go u d. Een van ‘de groote naweeën van den oorlog, de
geweldige nog steeds toenemende schuldenlast, vaaroncler
Europa gebukt gaat, de daaruit onvermijdelijk voortge-
sproten bovenmatige uitzetting der fiduciai’re circulatie en
hoogst ongunstige stand der betalingsbalansen, hebben dit
jaar opnieuw bijzonder de aandacht op het goud doen ves-
tigen, zoowel wat productie betreft als verbruik. De reke-
ning van dec oorlog, na het staken der vijandeljkhetlen
opgemaakt, heeft Europa (het overwinnende, zoowel als het overwonnen deel) doen zien in welk een ruïne op financieel
gebied het lierschapen is. Het goud tijdens den oorlog angst-
vallig ‘door elk land vastgehöuden en met zorg in de kelders ‘der circulatiebanken bijeengezameld, moest in den loop van
het ‘jaar op groote schaal worden uitgewisseld. Een blik op
de cijfers der goudvoorraden van de voornaamste circulatie-
banken levert hiervan het bewijs. De goud’verplaatsingen
waren, gelijk te verwachten was, dit jaar inderdaad zeer
belangrijk, ofschoon door handhaving van de beperkende
bepalingen op den uitvoer in ‘de meeste landen, afvloeiing
van goud zooveel mogelijk werd tegengegaan.
De stand der wisselkoersen zou zonder deze uitvoerbe-
palingen richting hebben gegeven aan de afvloeiing van
goud en de goudverplaatsingen zoodanig in omvang heb-
ben doen toenemen, dat schier geheel Europa zonder goud
zou zijn gebleven. Reeds op 21 Maart, toen, wegens het
besluit der V. S. om voortaan den steun te onthouden aan
de wisselkoersen der Europeesche bondgenooten, de valuta
der Ententelanden te New York sterk deprecieerde, ont-
stond in Engeland een ‘hernieuwde drang tot gouduit’v’oer,
waaraan slechts door afkondiging van een officieel uitvoer-
verbod kon worden ontkomen. Het waren vooral de go cd-
producenten, die onder den druk der hooge productiekosten
op vrijheid van uitvoer naar de meestbiedende markt aan-
drongen, doch op wier verzoek afwijzend werd beschikt.
]n tegenstelling met de door Engeland afgekondigde ver-

28 Januari 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

79

scherpte bepalingen omtrent den uitvoer van goud, wecl
op 10 Juni de ‘goudpolitiek der V. S., tot dusvrre geheel
gericht op de versterking van het goucibezit door opheffing
‘van het u’itvoerverbod ten gunste van het Vrije ‘goudver-
keer gewijzigd. Belangrijke zendingen geel metaal hadden sindsdien plaats, vooral naar laaiden, waar de dollar gede-
precieerd was, met name Japan, Argentinië, China en
E.ngelsch-I’ndië. Voor de Amerikaansche goudproducenten
beteekende dit besluit een tegemoetkoming in ‘de hoogere
productiekosten, aangezien zij bij verkoop aan vorenge-
noemde landen een hoogere waarde in dollars voor hun
product ontvingen.
In navolging van deze gewijzigde houding der V. S. be-
sloot Engeland op 24 Juli ook tot opheffing van het uit-
voerverbod over te gaan met restrictie evenwel wat betreft
den goudvoorraad ‘der Bank of Englan’d. Hierdoor zagen
derhalve ook ‘de .goudproducenten in het Britsche Rijk hun
herhaald verzoek ingewilligd. Het herstel van het Vrije
gouidverkeer op de hoofdmarkten deed een niivell’eeri.ug van
den .goudprjs In uitzicEt stellen, waardoor rekening hou-
dende met den valutastand, ov.ereenstenming van prijs op
de verschillende markten zou worden verkregen. De goud-
prijs is, zooals wij in onze kwartaaloverzichten aantoonden, in vele landen belangrijk gestegen, in enkele andere landen,
waar de prijs in verhouding met ‘de overige markten te
hoog ‘noteerde, teruggeloopen, in ons land zelfs van
f
2300
tot
f
1850 per kilo fijn, ‘welke prijs echter nog een agio van
12 pCt. beteekeint. Bij onze bespreking vn ide vooruitzichten
der goudmarkt wezen wij reeds ‘in het eerste kwartaal op
de waarschijnlijkheid van een hoog prijsniveau voor goud
als
handelswaar.
Deze ‘verwachting is in den loop van het
jaar werkelijkheid geworden. De verhooging van dan prijs
is ‘thans te onderscheiden in een stijging wegens valutade-
preciatie en een werkelijk agio ‘als gevolg van de wet van
vraag en aanbod. In de V. S. die ‘op financieel en monetair
gebied toonaangevend zijn, noteerde het goud na het herstel
van de Vrije markt $20,70 tot $ 21,75 per os. fijn, terwijl de prijs te Londen naarmate de E.ngelsche valuta te New
York daalde, geheel in overeenstemming met ide waardeeritig
te New York steeg. Ook aankoopen op de Londensche markt
voor rekening van de Britsch-Indische Regeering deden den
goudprijs te Londen stijgen, ofschoon het in Indië bestaand
verbod van invoer van goud voor particuliere rekening de
vraag van ‘die zijde binnen bepaalde gren.zen hield. Belang

rijk waren dan ook aanvankelijk de zendIngen nieuw ge-
produceerd ‘goud, die naar New York plaats hadden, waar
reeds half September ‘de Engelsche producenten naar den
maatstaf van $ 20,67 bij een sterlingkoeri van $ 4,14 onge-
veer 100 sh. per os. fijn voor hun product ontvingen.
Een buitengewoon ievend’ige vraag naar het gele metaal
ontwikkelde zich in het vierde kwartaal op de Londensche
markt, waarbij aa’nkoopen voor het verre Oosten den bo-
ventoon ‘voerden. Met ingang van 14 November werd de
koopprijs van goud, onder speciale vergunning in Britach-
Indië ingevoerd, verhoogd van 11,11 roepie tot 11,13 roepie
per sovereign, waarmede iii overeenstemming de prijs voor
goud ‘in baren werd verhoogd van 9.662 grein tot 9.570
grei’n fijn goud per roepie, hetwelk ‘bij den wisselkoers van
2 sh. per roepie komt op 100 sh. per os. fijn. De sterling-
koers te New York noteerde op dien datum $ 4,124, zoodat
export naar Amerika tegen $ 20,67 per oz. fijn nauwkeurig
denzelfden prijs gaf.
De verdere inzinking van den sterlingkoers te New York
tot $4,- bracht de noteering te Londen aan het einde van
November op 103 sh. per os. fijn. Een nieuwe stijging van
(le ‘roepie op 25 November tot 2 sh. 2 d. noodzaakte de mdi-
sch’e Regeering den prijs waartegen zij bereid is goud te
koopen te
verlagen
van 9.570 grein tot 10.1622 grein fijn goud per roepie. Het ‘besluit, dat met ingang van 16 Dec.
de roepie gelijk gesteld werd met 2 sh. 4 d. deed een nieuwe
verlaging van den koopprijs der Ludische Rageering op dien
datum overgaan van 10.1622 grein tot 10.273 grein fijn
gou’d per roepie. Het zal overbodig zijn er op te wijzen,
dat ‘hier geen sprake is van depreciatie van het goud, aan-
gezien de maatregel der Indische Regeering uitsluitend
berust op de hoogere waar.deeriaig ‘der roepie, als gevolg van
de nog v6crtcIurende stijging ‘van den zilverprijs. De ver-
la.gi
•ng van den goudprjs ‘in Indië ‘bij een verhoogde waar-
deering der roepie tot 2 sli. 2 d. beteekende dan ook een
stijgiin.g tot 102 sh. 4 d. per os. fijn te Londen, terwijl de
verlaging van •den koopprijs tengevolge van ‘de stijging ‘der roepie tot 2’ sh. 4 d. beteekende een prijsverhooging te Lon-den tot 110 sh. 2 ei. Ook te N’ew York bleef de sterlingkoers
dalen, zelfs tot $ 3,68 op 11 December, zoodat een goud-
zending van Londen dien datum 112 sh. 4 d. per oz. fijn
opbracht. Een licht herstel van den sterlingkoers te New York deed de goudprijs ‘in den verderen loop der maand

terugloopen tot 109 – 110 sh. per os. fijn. De handelsprijs
van goud bldef echter belangrijk hooger en bereikte in
December zelfs cle buitengewone hoogte van 120 tot 12.J sh.
per os. fijn.
Daar de goudprjs te Londen zich in hoofdzaak te richten
had naar dan prijs, die te New York gemaakt kon worden,
geschiedde de noteering in het vierde kwartaal in overeen-
stemming met New York per os. fijn inplaats van per oz.,
standard, ,zooals dit steeds gebruikelijk is geweest. De
noteering van 77 ah. 9 d. per os. standard staat gelijk met
84 sh. 10 d. per os. fijn. De prjsverhooging tot 110 ah. be-
teekent derhalve voor ide goudproducenten in het Britsehe
Rijk een hooger provenu van 30 pot.,
hetwelk nu de pro-
ductiekosten eenigszins gedaald zijn, de exploitatie der
minder rendabele ‘mijnen weder winstgevend doet zijn en de mijnen met hoog goudgehalte een zeer hoog winstcijfer doet
behalen. Echter mag iniet uit het oog worden verloren, dat
dit hooger provenu, in hoofdzaak voortspruitend uit valuta-
winst, te wisselvallig is dan dat het een gezonde basis zou
kunnen vormen voor de bevordering der goudproductie. De
productiecijfers over 1919 zijn dan ook weder verre van
bevredigend en geven een voortzetting van de sinds 1916
ingetreden daling. De cijfers van Transvaal en Rhociesia
laten wij hieronder in vergelijking met vorige jaren volgen.

Goudproductie Transvaal.

1916
1917
1918
1919
Jan/Aug. K.G.
.

192.300 189.600 178.850 173.750
Sept
.

……….
24.100
23.000 22.000
21.800
Oct.

…………
24.700
23.400
21.150 22.600
Nov
.

……….
24.400
22.500 20.500
21.100
Dec .

……….
24.100 22.500 20.000 20.250

K.G.

fijn

……
289.600
281.000
262.500
259.500

Goudproductie
Rhodesia.

1916 1917 1918
1919
Jan./Au.g. K.G.
19.250
17.360
14.145
12.6551)
Sept.

………
.2.360
2.135
1.820 1.640
Oct.

…………
2.390
2.125 1.005
1.500
Nov .

……….
2.325
2.020
1.065
1.365
Dec .

………..
2.245
1.985 1.415
1.3402)

K.G. fijn

28.570

25.625

19.450

18.500

Productie Juli K.G. 1.575, Aug. K.G. 1.520.
G etaxeerid.

Niettegenstaande de produ.ctie in beide centra het laatste
kwartaal ‘ eenige percenten boven het cijfer ‘van dezelf de
periode in 1918 steeg, toont de productie in Transvaal over
het geheele jaar een daling ‘aan van bijna 1 pCt. in verge-
lijking met 1918 en 10 pCt. vergeleken met 1916, terwijl
Rhodesi’a een achteruitgang te boeken had van 5 pOt. tegen
1918 en 35 pCt. tegen 1916. De gou.dproductie in de Ver-eenigde Staten wordt igeschat dit jaar slechts 88.000 K.G.
te bedragen, zoodait indien dit cijfer inderdaad juist is, na
een teruggang van 20 pCt. in 1918 thans opnieuw een da-
ling van 12 pOt. ‘te constateeren zou zijn. Het is dan ook
voornamelijk deze daling die op het cijfer der
totale goud-
productie over 1919 bijzonder van invloed is en het op-
nieuw met voorgaande jaren ten achter stelt. De wereld-
productie zal ‘dit jaar dan ook ongeveer 5 pCt. minder be-dragen dan in 1918 en hoogstens een gewicht van 550.000
K.G. hebben bereikt.
Tegenover de nieuwe scherpe daling ‘der goudproductie
in de V. S. staat een belangrijke stijging ‘der behoefte voor
industrieele doeleinden, aoo zelfs, dat de hoeveelheid goud in
1919 voor han’delsgebruik in de V. S. aangewend, de pro-
ductie van ‘dit land ‘nog verre overtreft. In de beschouwin-
gen, die wij in ons overzicht le kwartaal 1919 aan productie
en verbruik van goud hebben gewijd, ‘deden wij reeds onze
vrees uitkomen voor een toekomstige goudschaarschte in
Europa. Het verloop van de tweede helft van het achter
ons liggend jaar is niet in staat geweest ons in dit opzicht
te benioedigen. Slechts kunstmatig of ‘door hoogere waar-
deering kon het goud binnen de grenzen der voornaamste
Europeesche landen gehouden worden. De afvloeiing van de geheele goudproductie ‘der Britsehe bezittingen, zooclat niet
de minste aanvulling der Europeesche voorraden daaruit
kan plaats vinden, de gestadige maar zekere afvloeiing der
zoogenaamde stille reserves, bestaande uit de weliswaar
sinds lang uit ‘het verkeer verdwenen, doch nog in groote
hoeveelheid ‘in particulier bezit zijnde goudcirculatie, geven
inderdaad te denken. Meer dan ooit ‘dient thans dan ook op
‘het goudvraagstuk in het algemeen, op het vraagstuk der
gouidproductie ‘in ‘het bijzonder de aandacht gevestigd te
worden.
Z i 1 v er. Geen jaar in de geschiedenis van het zilver,
dat zoo ‘belangrijk en belangwekkend is op commercieel, zoowel als op monetair gebied als het jaar 1919. De jaren

80

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Januari 1920

1875-1895 mogen gelden als een periode van zeer bijzon-
dere beteekenis voor het zilver, waarin tengevolge van de
zeer sterke depreciatie een formeele omwenteling op motie-
tair gebied plaats had, door uitschakeling van het witte
metaal als waardestandaard, die diep ingrijpend in het
economisch leven een machtige agitatie met name onder de
agrarische volksgroepen teweegbracht, het zoo juist geëin-
digde jaar stelt dit alles echter in den schaduw door eene,
alle monetaire regelingen en verhoudingen terzijde stel-
leude, hoogere waardeering van het zilver.
De prijsverheffing aan de Londensche markt van 481i6 d.
aan het begin van het jaar tot 79
1
1
8
d. op 16 December

toont een koersverschil aan van
30
1
11
d., een verschil zoo-
als in geen enkel jaar, noch in opgaande, noch in dalende
richting is voorgekomen. Wij behoeven niet te zeggen, dat
ook hier de valuta depreciatie van grooten invloed is ge-
went. New York bleef gedurende het geheele jaar de leiden-
de markt voor het zilver, waar dank zij de krachtige positie
van den dollar, ten opzichte waarvan de valuta van alle
Enropeesche anrlen gedeprecieerd is, de stijging van den
zilverprijs nog eenigermate binnen den ontmuntingsgrens
vnu den zilveren dollar kon worden gehouden, zoodat de demonetasatie, die dit jaar overal op groote schaal plaats
vond, in de

VS. beperkt bleef tot de insmelting door de
liegeeriug zelve bewerkstelligd.
De noteering te New York, die in het begin van het jaar nog onder den druk van den op 16 Augustus 1918 vastge-
stelden inaximumprijs, op $ 1,01½ stond, onderging niet de
minste wijziging tot 5 Mei, den datum, waarop de beper-
kende bepalingen op den uitvoer werden opgeheven. Ook de
fliictuaties op de Londenselie markt waren als gevolg van
tien, uit de noteering te New York afgeleiden, maximumprijs
aanvankelijk zeer gering. Daling in vrachttarief en assuran-
tiepremie voor zilververscheping van New York naar Lon-
den, was de eenige factor, die gedurende Januari en Februari
op den zilverprijs van invloed was en de noteering van
481i d. tot 47% d. op 20 Februari deed terugloopen.
De stabiliteit van den zilverprijs te Londen werd ver-
broken, toen op 21 Maart de gedurende 3 jaar aan den
sterligkoers verleenden steun door de V. S. werd ingetrok-
ken. De daarop gevolgde daling van den Londenschen wissel-
koers te New-York, deed de zilvernoteering stijgen tot 60 d.
op 28 Maart, doch een reactie volgde op herstel van den
wisselkoers en bracht de noteering tot 48% d. op 5 Mei
terug. De stijging te New York op 6, 7 en 8 Mei tot resp.
$ 1,01%, $ 1,03 en $ 1.03 kon te Londen niet gevolgd wor-
den, aangezien de ma.ximumprijs in Engeland eerst op 9 Mei
werd opgeheven. Op dien datum steeg echter Londen dan
ook in overeenstemming met New York, waar de noteering tot $ 1,05% opgeloopen was, tot 53% d. Specnlatiegroepen
brachten op 10 en 12 Mei den zilverprjs te New York op $ 1,11 en $ 1,19% en te Londen op 58 d. Door opheffing
van het uitvoei-verbod werd op 9 Mei de Vrije zilvermarkt
te Londen weder hersteld.
De koersbevegingen te New York, afwisselend in sterk
dalende en stijgende richting, doch waarbij ten slotte de
daling de overhand hield en de maanden Mei, Juni, Juli en
Augustus op de weinig uiteenloopende noteeringen van
onderscheidenlijk $ 1,08%, $ 1,08%, $ 1,07% en $ 1,08% deed
sluiten, werden nauwkeurig door Londen gevolgd. De dalen-
tle tendenz van den sterlingkoers deed echter vooral in de
maanden Juli en Augustus de zilvernoteering te Londen
stijgen, zooals duidelijk blijken kan bij vergelijking van de bovengenoemde vrijwel gelijkluidende slotkoersen te New York met de te Londen aan het eind van cle maanden Mei,
Juni, Juli en Augustus, geldende noteei’ingen van resp.
53 d., 53 d., 55
°/IM
en 58
cl.
De invloed van de valuta-depre-
ciatie op de zilvernoteering blijkt ook hieruit op bijzondere
wijze, dat de noteering op eind Augustus van 58
cl.
nauw-
keurig gelijk is aan die van 12 Mei, terwijl New York op
deze datums noteerde $ 1,08% en $ 1,19%.
De maand September kenmerkte zich door bijzondère
vastheid, die in een onafgebroken stijging tot $ 1,18718 en
64
cl.
op 30 September, tot uiting kwam. Belangrijke aan-
koopen voor rekening van China, in het vooruitzicht waar-
van reeds in Augustus een belangrijke prjsbeweging plaats
had, waren in hoofdzaak de steun voor de zilvermarkt, die
de weifelende houding van Augustus in een gedecideerd
stijgende tendenz •deed verkeeren.
Het vierde kwartaal bracht het zilver op nieuwe record-
prijzen, zoowel te Londen als te New York. Voortgezette
levendige vraag voor China en aanhoudende behoefte voor
Engelsch-Indië, daarentegen nagenoeg uitgeputte voorraden,
de houding der tot overeenstemmiug gekomen producenten
en affineurs in de V. S. en ten slotte het in November door
Mexico genomen besluit om den uitvoer van zilver te beper-
ken tot 50 pCt. van •de productie, zijn factoren van betee-

kenis, die tot een verdere krachtige prijsverheffiug moesten
leiden. De maand October opende op een noteering van
$ 1,19 te New York en een daaruit vôlgens den wisselkoers
van $ 4,22 afgeleide 1% d. hoogere noteering van 64 d. te
Londen. Met lichte schommelingen werd de hoogste notee-
ring der maand bereikt op 30 October met $ 1,23% te New
York en 66% d. te Londen. De ontmuntingsgrens van de
Engelsche zilvermunt was hiermede derhalve reeds over-
schreden. Het was vooral de maand November, die de uit-
werking der bovenvermelde factoren ondervond en waarvan
een stijging tot $ 1,37% en 76 cl. op 25 November het gevolg
was.

Teneinde te voorkomen, dat ondanks het bestaande ver-
bod, eigen zilvermunt zou worden ingesmolten en dit, in
verband met de stijging van den zilverprijs beven de munt-
waarde, in den vorm van baren geëxporteerd zou worden,
zag de Engelsche Regeering zich genoodzaakt op 3 November
opnieuw een uitvoerverbod voor zilver
af te kondigen.
Door de noteering te New York op 25 November werd
ook de ontmuntingsgrens van den zilveren dollar reeds met
8 c. overschreden.

De door de Amerikaansche Regeering hiertegen genomen
maatregel om namelijk een belangrijke hoeveelheid buiten
verkeei- gestelde zilveren dollars ongeveer 2 millioen Kilo
zilvei- uitmakeacle, tegen den gouclprjs van den zilveren
dollar, derhalve $ 1,29 per oz. fijn ter beschikking van
den handel te stellen, was van direct merkbaren invloed op
de zilvernoteering, die reeds op 28 November weder tot
$ 1,29 teruggeloopen was. Als gevolg van de bepaling echter,
dat deze dollars slechts tegen inwisseling van eenzelfdq be-
drag dollars aan goud verkrijgbaar zouden zijn, werd in zekeren zin verband gelegd tusschen zilvernoteering en
goudprjs. Naarmate het goudagio meer of minder belang-
rijk zal zijn, zal ook de zilvernoteering in meerdere of
mindere mate stijgen boven den vastgestelden prijs van
$ 1,29. De prijsbewegingen te New York in December geven
hiervan dan ook blijk. De noteering in het begin van de
maand $ 1,29% liep met lichte schommelingen op tot $ 1,34
op 18 December en verzwakte daarna weder geleidelijk tot
$ 1,31 op 31 December.

Een verdere inzinking der Engelsehe valuta bracht op
16 December de zilvernoteering te Londen op den hoogsten
stand van het jaar nl.
79½
d. of wel 13 d. boven de metaal-
w’aarde van het sterlingzilver. Een licht herstel van den
wisselkoers, gevoegd bij de aan het eind van het jaar zwak-
ker afkomende noteering to New York deed op 31 December
de zilvermarkt te Londen sluiten op 76 d.

De noteering te Londen geeft wegens •de valuta-deprecia-
tie niet den juisten stand van dan zilverprijs weer, voor
zooverre deze althans zou dienen ter vergelijking met andere
jaren. Hiertoe is het noodig de herleiding van de noteeriug
te New York te doen geschieden volgens den wisselkoers op
pariteit, naar wolken maatstaf de omrekening op 31 Decem-
ber zou worden als völgt:

1.31

925

1.8667
><

X
240
cl.
is 591 cl.
1000

De berekening heeft, zooals van zelf spreekt, slechts
waarde bij vergelijking met uitschakeling van elk valuta-
verschil; de Londensche zilvermarkt heeft echter rekening
te houden met de werkelijkheid van een in de Vereenigde
Staten met 22 pCt. gedaalde valuta, zoodat kooporders te
Londen, voor zooverre deze onder speciale vergunning nog
kunnen worden uitgevoerd, geplaatst worden tegen den op
dezen ongunstigen valuta-stand gebaseerden zilverprjs. Het
maakt in het algemeen echter weinig of geen prijsverschil
uit of te New York of te Londen gekocht wordt, aangezien
de zilverprjs op de verschillende markten stijgt naar gelang
van de min of meer hoogere waardeering van den dollar
en het betreffende land. Fiankrjk, den zilverprijs baseerend
op Londen, noteerde bij een wisselkoers van frs. 40.90 aan
het einde van het jaar frs. 452,— per K.G. fijn, welke prijs,
berekend naar de noteering te New York, bij een wissel-
koers van frs. 10,82 kwam op frs. 455,— per K.G. fijn. In
Duitschland liep de prijs op tot Mk. 2000,— per K.G. fijn.
Een afwijking van den prijs der hooi dmarkten had plaats
in ons land en in Zwitserland, tengevolge van een tegen
lageren prijs ontstaan aanbod van vreemde zilvermunt.
Terwijl de op Londen gebaseerde prijs bij een wisselkoers
van
f
10,09 op 31 December reeds
f
111,50 en de naar den
maatstaf van New York tegen den wisselkoers van
f
2,67
berekende prijs
f
112,50 per K.G. fijn bedroeg, kon dienten-
gevolge de sinds 16 Juni geldende prijs van
f
98,75 per
K.G. fijn voor gefineerd zilver gehandhaafd blijven en de
noteering voor ongefineerd zilver in baren zich tusschen

f
87,— en
f
89,— per K.G. fijn blijven bewegen. Ook in Zwit-

28 Januari 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

serland werd het zilver
5
tot 10 pCt. beneden de Londensche
basis verhandeld. Het lijdt inderdaad geen twijfel, dat de
voordeel gevende demonetisatie der zilvermunt van schier
alle landen, waardoor reeds over nagenoeg geheel Europa
een zilvercrisis op monetair gebied. heerseit, een ruimte
brengt aan zilver voor den handel én geen denkbeeldig
gevaar vormt voor de thans bestaande krachtige positie
van de zilvermarkt. Ook de weliswaar sinds
1914
reeds sterk
verminderde, doch niettemin nog zeer beduidende zilver-
voorraden van enkele Europeesche circulatiebanken met
name de Spaansche en Fransche Bank vormen met het oog
op den hoogen stand van_den zilverprijs, die een inwisseling
tegen goud volgens de oorspronkelijke verhouding van 1
tot
1534
reeds weder mogelijk maakt, een bedreiging voor
de marktpositie. De zilvervoorraad dezer Banken bedroeg op 31
December
631
millioen pesetas en
266
millioen franes,
tezamen ongeveer
434
millioen K.G. muntzilver.
Bovendien zal de zilvermarkt de vraag voor aanmunting,
zoowel van Europeesche als Amerikaansche zijde moeten
ontberen zoolang de zilverprijs op een dergelijk koerspeil
blijft of wijziging in gewicht of samenstelling van de munt
nog niet plaats heeft. De wijziging in onze muntwet van
1901,
waarbij het gehalte van onze zilvermunt verminderd
wordt van
94511000
tot,
720/1000
maakt aanmunting in ons
land weder mogelijk.
Het verre Oosten, dat wegens de welvaart, waarin het
zich kan verheugen, in
1919
ruim
534
millioen K.G. zilver
van de V. S. kon betrekken en den zilverpi-ijs tot op de
huidige hoogte bracht, dat de Shanghai tael in. den loop van
het jaar te Londen zag stijgen van
5
sh.
2
d. tot
7
sh.
9
d.
en de roepie van 1 sh.
6
d. tot
2
sh.
4
d., zal echter voor-
loopig nog een krachtig beroep op de zilvermarkt blijven
doen en de marktpositie steunen.
De zilverproductie vindt in den hoö’gen stand van den
zilverprijs een krachtigen stimulans, die meer dan welk ander
middel ook, zal leiden tot een maximale productie voor
zooverre althans de beperkte arbeidskrachten en de gewij-
zigde arbeidsvoorwaarden zulks mogelijk zullen maken. De
productie over
1919
belooft echter, te oordeelen naar de
thans bekend zijnde cijfers, geen vooruitgang te zullen aan. wijzen. In de Vereenigde Staten wordt de productie geschat
op 1.720.000
K.G. tegen
2.111.000
K.G. in
1918,
derhalve
een ‘vermindering van
1834
pCt, zulks als gevolg van de
inkrimping der koperproductie. Ook in Mexico is de toe-stand nog geenszins dermate verbeterd dat een noemens-waardige verbetering van het productiecijf er zal kunnen
worden verwacht. Slechts Canada en. Australië zullen waar-
schijnlijk een verhoogd productiecijfer bereikt hebben, doch
aangezien deze centra slechts onderscheidelijk
15
pCt. en
734
pCt. van de wereldproductie leveren, zal deze verhoo-
ging niet in staat zijn de totale zilverproductie voor een
nieuwen teruggang te behoeden.

In de rubriek ,,Overziahten” vindt men ‘het ,,Wol-
bericht 1919″ van de makelaars Gebr. Van der Vies
te Amsterdam opgenomen.

INGEZONDEN STUKKEN.

DIVIDEND- EN TANTIEMEBELASTING. *)

Zou
het, nu Minister De Vries in verband met cle
vermeerdering van ‘s Rijks inkomsten zijn belasting-
program zooaeer heeft kunnen inkrimpen, geen goed
tijdstip zijn, dat eens werd overgegaan ‘tot het herstel
van een schromelijke onbillijkheid, die voortvloeit uit
de wet op de dividend- en tantièmebelasting 1.917? Ik
heb het oog op het feit, dat een directeur van een
uaa.mlooze vennootschap voor dat, wat hij als zoodanig
boven 10 mille per jaar verdient, in deze belasting
valt en daarvan dus een extra-heffing heeft af te
staan, die met de opeenten bijna 10 pOt. beloopt, ter-
wijl kooplieden, doctoren, notarissen, advocaten, enz.
hier niet invallen. Door de veranderde tijdsomstan-
cligheden zijn inkomens uit arbeid, die meer dan tien
mille bedragen, ook bij deze laatste rubrieken van per.
sonen hoe langer hoe minder tot de uitzonderingen
gaan behooren, zoodart er toch geen aaneidiug kan
zijn om ze bij andere personen extra te gaan belasten omdat die personen dat inkomen verdienen als direc-
teur van een naamlooze vennootschap, zoedat verhoo-

*) [Zie pag.
335, 405, 459, 576, 617, 649
en
685
van den
jaar.gang 1919.
– Red.]

ging van het in de bewuste wet genoemde bedrag van
10 mille dringend noodzakelijk lijkt.
Daar komt bij, dat de directeuren van vennootschap-
pen in do rijksinkomstenbelasting wel steeds tot hun
juiste inkomen zullen worden aangeslagen door de
verplichte opgave, ‘die de vennootschap doen meet,
zoodat zij aldus reeds het volle pond betalen, waaraan
bij de personen uit ‘de andere rubriek, door het feit,
dat zij r.00veel lastiger te controleeresa zijn, nog wel
eens iets zal ontbreken. -M.
MOENS.
Alkmaar, 8-1-’20.

MAANDCIJFERS.

OVERZICHT DER RIJKSMIDDELEN.

(In Guldens).

December
1919
Sedert
1 Januari
1919

‘Overeen.
komsllge
periodt 1918

Directe belastingen.
1.465.759
1.882.102
16.513.692
Personeele belasting
2.360.059 16.954.156
13.681.752
Inkomstenbelasting
2.305.086
49.521.594
56.833.430
Dividend- en tantiéine
1.675.730
11.608.821

Vermogensbelasting
725.946
7.133.542
3.227.209
Accijnzen. 2.730.725
313.425.968
39.102.934
280.624
1.168.369
1.601.911
5.125.961
38.98.958
18.90 .316
1.639.854
2.838.420

Grondbelasting

……..

1.455.423
1.124.201
Geslacht

…………
.
1.485.772 14.158.608 10.813.125

belasting …………

indirecte bela8tin gen.

Suiker

…………….

1
1.785.909
1)20.439.766
1)12.825.415

Wijn ………………
Gedistilleerd

……….

Registratierechten ..
4.61 3.770
39.60.015
30.924.532

Zout
……………..225.419
Bier

……………..175.262

2.802.770 33.586.869 26.084.128
3.483.762 29.018.296 8.591.523

Gouden
en
zilveren werken

..

363.391

80.694
913.072 766.566

Zegelrechten

……….

Belasting …………..
Essaailoon
83
864
820

Successierechten ……..

invoerrechten …………

4.203.637 1.069.141
.
484.729

Dorneinen

…………
305.54
3.571.102
3.113.421

$tatistiekrecht

……….

658.949 658.693

Mijnen ……………..-

Jacht en viescherij

..
1.906

..
.

70.097
277.229 277.578
Staatsloterj

………..24.338

Loodegelden

……….
1.320.120
283.136

.32.188.717

..

328.911.963
249.231.943
Totaal ……….

OPOENTEN VOOR HET LEENINGFONDS 1914.

December
1919
Sedert
1 Januari
1919

Overeen-
kom,iige
periode 1918

Directe belastingen.
Grondbelasting
294.131 3.381.564
3.308.832
Personeele belasting
450.001
.2.908.276
2.4211.326
Inkomstenbelasting
1.299.434
22.081.052
22.583.146
Vermogensbelasting
189.641
2.554.428
1.216.018
Dividend- en tantième-
552.991 3.830.911

Accijnzen. 546.145
7.285.194
7.820.587
230.678 320.382

belasting …………

Gedist. (binn.- en buitl.)
5
.
12.596
3.889.896
1.890.031

Suiker

…………….

indirecte bela8tin gen.

Wijn
……………..58.125

Zegelrecht van buitl. eff.
38.844
624.716 501.034
Registratierechten ..

476
4.363

Totaal ..
3.939.908
46.787.190
40.070.719

BELASTINGEN IN VERBAND MET DE BUITEN-
GEWONE OMSTANDIGHEDEN.

December 1919
Sede
r
t

1
Januari 1919

Oorlogswinstbelasting

7.595.525

163.622.050
Verdedigingsbelasting In ….

233.600

5.718.658
Verdedigingsbelasting Ib ….

1.306.583

22.915.632
Verdedigingsbelasting II .. ..

1.248 052

33.584.489

10.383.760

225.838.727

1)
Hieronder begrepen
f
389.440
wegens zegelrecht van
nota’s van makelaars encommissionnairs in effecten, enz. (Beursbelasting). ) idem
f
5.753.795.
°) idem
f
2.291.070.

1

82

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Januari 1920

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.
KOERSEN TE NEW YORK.

Dala
CableLond.

I
(i.
g
per
£
)
Zkhl
Parl.j3
j
Zicht BCTII1n
Zicht Amslerd.
N.B.

beteekent: Cijer8 nog niet ontvangen

nfrs.

. D)
(In
cLp4Rm.)(in
c1.
p.
gIJ.)

24 Jan. .. 1920

3.62.75

12.07

norn.

3718
GELDKOERSEN.
Laagste d. week

3.61.50

11.61

norn.

BANKDISCONTO’S.
floogste
,,

,,

3.68.87

12.07

nom.

37
9
Is

(Disc.Wissels. 4

1Juli
‘lSlZweeds.R.ksbk 6
12Juni’19
Ned.j

17 Jan. . . 1920

3.69.50

11.62

noni.

37/8

. . 1020

3.74.50

11.12

nom.

37Is
,
Bk. ‘

1.Bj.EjL 4

1 Juli
‘l5IBk.v. Noorw. 8-64
18Dec. ’19
Muntpariteit . .

4.86.67

• 5.18 ‘h

95 ‘/

4
0
Iis
!./
rsch. in ILC. 5

19Aug.
’14Zwits. Nat. Bk. 5

21 Aug.’19
Bk. van Engeland 6

6
Nov. ’19
Belg. Nat. Bk. 3

6
Oct. ’19
KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN.
Duitsche Rijksbk. .
5

23Dec.
’14Bankv. Spanje5

12Nov.’19
.
Ploatun en
Notcerings-
10
Jan.
1
17
Jan.
19-24
Jan.
24
Jan.
Bk. van Frankrijk 5 2lAug.’l4IBankv. Italië . 5

10Jan. ’18
Landen
eenheden
1919
1920
.
LaagatelHoogtt

1920
Oostenr.Hong.Bk.5 12Apr.’15IF.Res.Bk.N.Y.4-5

Alexandrië . . Piast. p.

97
1
116

97’11e 9771ie

977/je

971/1.
Nat. Bk. v. Denem. 7

21
Nov.’19jJavasche Bank 3

1 Aug.’09

*B. Aires’) . . Id.p.gd
.pes.

62
8
14

63218

63
1
1e

65’18

64I8
Calcutta .
..
. sh/d.p.rup.

214114

2/4
1
/10
213
15
1t

214114

214°s
OPEN MARKT.
Hongkong ..

id. p. $

510
1
12

5

611

511

511
1
12
Lissabon…. d.p.escudo

17

17′,

17

18

17
1
12
Amsterdam
Londen
Berlijn
Parijs
N.
York
Data
Port.
Part.
Part.
Ccli.
Madrid

…. Peset. p.

19.63

19.49

19.35

19.70

19.43
Part.

1
Prolon.

diaconto
gatie
disconto
disconto
a’fc.
moncu
•Montevideo
1

d.p.peso

67

67

67

67’/

68
1
1s
Montreal….

$ per £

4.0611s 4.011
8

3.96

4.04

4.02

24 Jan.

’20 35/71

3
1
12

S’Is

4-119

7-8

1)
5
R.d.Janeiro.

d.p.milr.

17
15
/10

17/io

17
25
1,

17
1
1s

17
1
18
19-24 J. ’20 381_711) 3115_9/4

5
1
f’

4
1
18

5-8
12-17 ,,

’20 3°14
1
/s 3
1
14

5
5
1.
31

4-
5
1e

6-15
Shanghai

. . sh/d.p.tael

7111

8111/
s

7111

.816

813
1
1s
5-10 ,,

’20 4’1’/&

3l/…4S/4

5I1

4_81

5-10

Rome …….Lires p. £ 50.40

50.69

60.40

51.77

51.69

Singapore

. .

id. p. $

2/4
5
1,2
21415/,,

2/4
5
/s, 2/4t°/,,

214e1s1

20-25 J. ’19 3-°/a

3_11

3I1

4._t/s

.

31,,…5
•Valparalso.. d.p.pap.p. 12″/,sI 13″/,s

1319/,, 13
0
‘/,iI 13″/,

21-26 J. ’18
2
7
/-3
1
1

3’14

4-s/t

4-8
Yokohama .. sh/d.p.yen

218

1
218
1
19

218

219

1

2/8°/t

20-24Juli’14 3 /s-/,.

2
1
1-
1
1

2’/-‘/

2
if.9/

2’/

1
5
1.-2
/
‘ Koersen der vooraigsande dagen.

1)
Te1egra6ch transfert.

t
)
Noteering van 23 Januari.
1)
Het particulier cliocønto der gemeente.
NOTEERING VAN ZILVER.
wissels wee in de afgeloopen week 519.
6
1

pC. hooger.
Noteering te Londen

t, New York
24

Jan.

1920 ……..80’/

132’I

WISSELKOERSEN.
17

1920 ……..

771/4

12911
10

,,

1920 ………

78
1
/1
1
)

135
WISSELMARKT.
8

,,

1920 ……..76e/t

18011
2

De stelselmatige teruggang van ongeveer alle wisselkoer-
25 Jan….. ……..

48’/o

101’/t
sen houdt nok steeds aan en nam in de laatste dagen der
26 Jan.

1918 ……..

43’/,

87
1
18
week en ook heden nog grootere afmetingen aan. Ponden 20 Juli

1914 ……..24″!,.

54°/s
daalden van 9.87 tot 9.31 op heden, Parijs en Brussel van

Notoering van 9 Jan.
22.80 tot ongeveer 20.-. Marken daalden bijna 50 pCt. Een
week geleden werd nog tot 4:55 verhandeld; heden wa.s aan
NEDERLANDSCI-JE BANK.
het

slot

niet meer dan 2.60 te maken. Weenen liep van
Verkorte Balans op 24 Januari 1920.

1.02Y2

tot

70

cents terug. Praag, Warschau, Budapest,
Milaan, het was alles even flauw. Ook Skandinavië liep
Activa.

weder zeer sterk terug. Kopenhagen noteerde heden 43.20,
Stockholm

53.-,

Christiania

48.-.

Alleen

New York,

Binnenl. Wis.{ H-bk.

f156.901.518,10 eels, Prom.,

B.-bk.

,,

1.321.167,49

Buenos Aires, Madrid en Zurich bleven weder ongeveer
enz.in disc.

Ag.sch. ,, 60.485.335,9511s

218.708.021,5411s
onveranderd, hoewel heden ook deze wissels iets terugliepen
Papier o. h. Buitenl. in
en wl voornamelijk de dollars 267.-, 263.-.

disconto

……………………..
Idem eigen portef..
f
48.816.175,-
Af: Verkocht maar voor
KOERSEN IN NEDERLAND.

de bk. nog niet afgel.

,,


48.816.175,—
Beleeningen

f
H.-bk.

f103.944.363,54
Data
Londen
Parijs
Berlijn

1
Weenen
Brussel
1
NTk
ew
YO

5
)
mcl. vrech.
in rek.-crt.’ B.-bk.

,, 13.336 194,98
87.196.226,39
19 Jan. 1920..
9.79
22.40
4.22{
0.95 22.32
2.671/g
op

20

,,

1920..
9.854
22.85 4.274
0.96
22.57
2.6714
f204.478.784,91

21

,,

1920..
9.824
22.60
4.15 0.924
22.424
2.67’/s
Op Effecten

…….f203.871.784,91
22

1920..
9.64
21.674
3.83
0.90
2)60
2.67’12
Op Goederen en Spec. .,

505.600,–
23

,,

1920..
9.524 21.35
5.624
0.85 21.374 2.67’/8
204.476.784,91

24

,,

1920..
9.60
21.65 3.30
0.80


Voorschotten a. h. Rijk …………….

..14.099.044,47′!,

Laagste d.w.’)
9.52
21.25
3.15 0.75
21.20
2.66
MuntenMuntmateriaal

Hoogste ,,

,,
‘)

9.87
22.85
4.55
1.024
22.75
2.6781
Munt, Goud ……
f
56.411.350,-

17 Jan.1920..
9.894
22.924 4.60
1.05
22.90′
2.66

s
Muntmat., Goud ..

,,575.471.640.94
1
1,

10

,,

1920..
10.01
8
,
23.90
5.20
1.30
24.10′
2.674
9

f631.882.990,94
1
1,
Muntpariteit.
.

12.104
48.-
59.26
50.41
48.-
2.48’/
Munt, Zilver, eng:.

,,

7.758.441,81

‘) Noteering te
Amsterdam.
“)
Noteering
te Rotterdam.
Muntmat., Zilver ..


638.641.432,75
1
12
1) Particuliere
opgave.
1) Noteering
van 16Jan.
9)

idem van
9 Jan.
Effecten

,,

Bel.v.h.Res.fonds..
f

4.514.136,88
id. van ‘/sv.h.kapit. ,,

3.909.012,7411, ,

8.42&149,62’l,
Data
Stock.
Kopen.
Chris.
Zwitser.
Spanje
1
Bataota
holm
‘1
hagen’)

tiania’)
land’)
1).

tde’rafi9ch
Geb. en Meub. der Bank ……………..,

3.312.000,-
Diverse rekeningen . ……………..

,,

39.786.251,63
1
1,
19 Jan. 1920
55.20
46.50
51.80
47.75
50.50

101
81

___________________
fl.177.262.859,94’/s
20

,

1920
55.25
46.50
50.80
47.75
50.50

1011/

21

,,

1920
55.20
46.60
51.-
47.85
50.70

10114
Passiva.
22

,,

1920
54.50
45.40 49.40 47.70
50.50

101
8
/
Kapitaal

……………………..f

20.000.000,-
23

,,

1920
54 25 44.50
49.20
.

47.70
50.40

101′!.
Reservefonds

………………….,,

5.000.000,-
24

1920
53.90
44.80
49.-
.47.70
50.25

101’1e
Bankbiljetten in omloop . -. ……….

,, 1.017.486.750,- –
L’ste d. w.’)
5390
44.40 48.75 47.60
50.-

101
8
1
Bankassignatiën in omloop ……….

..1.783.982,08
H’ste ,,

,,

1
1
55.50
47.30
51.80
48.-
50.90

101
1
14
Rek.-Cour.Het Rijk
f


17 Jan. 1920
5565
47.50
52.30
47.85
50.85

101
8
1t
saldo’s:

J
Anderen ,, 115.882.471,79
1
12
10

,,

1920 56.75
49.-
53.50
47.35
50.90

1011/
,,

115.882.471,7912
Muntparitait
86.67 66.67 66.67
48.-
48.-
100
Diverse rekeningen ………………

,,

17.109.656,07

‘) Noteering te Amsterdam.
1)
Particuliere
opgave.
.
f 1.1.77.262.859,9411,

332.594 28.500 338.722 28.500 347.996 28.500 358.152 28.500
308.219 28.500 210.143 28.500

314.931
321.469
330.481 337.537

288.845
185.168

28 Januari 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

83

NED. BANK 24 Januari 1920
(vervozg).
*

Beschikbaar metaatsaldo …………..
f
412.099.145,08
1
1,
Op
de basis van
2
15
metaaldeicking
…..
, 185.068.504,31
Minder bedrag aan bankbiljetten in omloop
dan waartoe de Bank gerechtigd is .. ,, 2.060.496.725,-
Verschillen met den vorigen weekstaat:
Meer
Mtnde.,
Disconto’s

…………….

17.108.912,49
Buitenlandsche wissels
9.171,-
Beleeningen
9.715.474,43
Goud
13.912,59
Zilver
.
…………………
419.045,84
Bankbiljetten 15.546.870,-
Part. Bek.-Crt. saldo’s

22.370.142,84

Voornaamste posten In duizenden guldens.

Data
Goud
Zilver
Bank-
Andere
opeischb are
schulden

24
Jan.

1920

.. ..
631.883
7.758
1.017.487
117.666
17

,,

1920

….
831.897
7.339
1.033.034 94.982
10

,,

1920

….
634.999
6.966
1.044.290
‘96.832
8

,,

1920

.. ..
637.323
6.567
1.071.609 87.936
27 Dec.

1919

….
637.323
6.103
1.032,732
104.083
25 Jan.

1919

….
684.369
8.791
1.053.508 90.669
26 Jan.

1918

….
707.000
7.178
871.586
77.132
25 Juli

1914

,. ..
162.114
8.228
310.487
6.198

Data
Totaal
bedrag

l.
disconto’s
promessen
rechtstreeks

Bdee.
ningen

na
cn,s-
baar
Metaal’
saldo

slee-
king,.
percen-
‘lage

24
Jan. 1920
218.708
138.000 204.477
412.099
56
17

1920
201.599
116.000
214.192
639.236
57
10

,,

1920
201.768 105.000 224.753
413.016
56
3

,,

1920
197.500
100.000
245.513
411.087
56
27 Dec. 1919
168.862 87.000 250.116
415.169
57
25 Jan. 1919
221.960
166.800
135.058
463.865
81
26 Jan. 1918
76.114
53.000 90.515
523.613
75
25 Juli 1914
67.947
14.300
61.688 43.521

1

)
54
‘) Op
de basi,
van ‘/,
metaaldekkiog.

Uit de bekendmaking van den Minister van Fivan-
cin blijkt, dat uitstonden op:

1 17
Januari 1920 1 24 Januari 1920

Aan schatkistpromessen.. f472.460.000,-. f478.060.000,-
waarvan rechtstreekk bij

de Ned. Bank geplaatst

116.000.000,- ,, 138.000.000,-

Aan schatkistbiljetten ..

99.180.000,- ,. 99.110.000,-
Aan zilverbons ………,, 41.733.032,35 ,, 41.394.467,75

JAVASCHE BANK,
Voornaamste posten in duizenden guldens. De samengetrokken
cijfers der laatste weken zijn telegraphisch ontvangen.

1
aan&- t Andere
Data

Goud

Zilver
1

1
opeischb.
1 biljetten i

17 Jan.
1920 ……
•’
418.500
10
**.*
•**
413.000
3

,,
1920
412.000

29 Nov.
1919 ……
168.723
8.063
07.864

102.027

22

,,
168.905
2.793
305.658

106.157
15

,,

1920 ………

1919…..
171.301

2.831
304.431

108.897
8

,,
1919 ……
169.053
3.164
304.382

103.749

18 Jan.

1919 …….

1919…..-
116.057
13.600 200.845

113.536
19 Jan.
86.439 19.270
169.249

64.522

25 Juli

1918 ….. ..

1914
22.057 31.907 110.172

12.634
Wissels,
1
— –

iikT
“b’
Data

Dis.

bulten t Belee-

Diverse
conto’s

N.-Ind. t nlngen

reke-

baar

king,-
metaal- percen-
_____________

betaalbaar t

nin gen
t)

saldo

lage

17 Jan. 1920

206.500

91.250 •*
10,, 1920

202.000

94.250
3

1920

203.500

93.000

29Nov.1919 15.300 15.260 170.045 48.758 90.034

42
22

1919 15.362 15.009 172.976 47.912 89.577

42
15 ,, 1919 15.392 15.401 175.094 46.854 89.248

42
8 ,, 1919 13.628 14.677 173.420 44.722 90.852

42

18Jan.1919 8.609 17.877 89.87f 9.796 67.086

41
19 Jan. 1918 7.850 33.667 67.343 24.469 59.179

45

26 Juli 19141 7.259

8.395 47.934 2.228

4.8422
44
1)
Sluitpo.t der activa.

2) Op de
baai.
van
1/
motaaldakking.

SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste oosten in duizenden
1I1dAnR

Data
Metaal
Circula lie
Andere
opelsc!,6.
schulden
Disconto’,
Div. reke-
ningen’)

13 Dec.

1919

..
1.035
1.634
1.056 1.532
544
6

,,

1919

..
1.034 1.667 1.086 1.525
530
29 Nov. 1919 ..
1.032
1.647
1.173
1.540
529
22

,,

1919

..
1.059
1.583 1.158
1.544
470

14 Dec.

1918

..
1.044
1.715 2)
1.175 1.249
129
15 Dec.

1917

..
603
1.214
990
1.056
893

25 Juli

1914
f4ó
1.100
561)
735
396
•)
ntuitpo,t
der activa.

1)
Hiervan eilverbon, 274 de. gid.

BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.

BANK VAN ENGELAND.

Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes,
in duizenden pond sterling.

Date

1
Meteo!
1
Circulatic

Bedrag
1
Goudd.
1
Go,,. Sec.

Currencu Notes.

21 Jan. 1920
96.807 88.094
14

1920
94.287
88.250
7

,,

1920
91.281 90.378
31 Dec.

1919
91.342
91.350

22 Jan. 1919
80.288
69.022
23 Jan. 1918
58.915
45.223
22 Juli

1914
40.154
29.317

Data
Sec.
Other
Sec.
Public
Depos.
Other
Depos.
Re.
serve
Dek’

21 Jan. ’20
68.257
84.408 21.472
140.341
27.162
16,80
14

,,

’20
54.710 84.781
18.657
127.434
24.487 16,78
7

,,

’20
60.941
96.282 21.463
134.296
19.383 12,20
31 Dec. ’19
92.469
106.778
19.213
180.638
18.442
9,20
22 Jan. ’19
62.934 79.041
27.127
126.573 29.716
19,32
23Jan. ’18
58.840 95.124
41.815
124.440
32.142
19,33
22Juli ’14
11.005
33.633 13.735
42.185
29,297
52
5
1,
)
Ve.rhouding tuoschen Rservr
enL)eposit…

DUITSCHE RIJKSBANK.

Voornaamste posten, onder bijvoeging der Darlehens- kassenscheine, in duizenden Mark.

Data
Metaal
Daarvan
Goud
Kassen.
schelne
Circu’ latie
perc,

)

15 Jan. ’20
1.105.26311.089.268
11.030.202
35.683.581
34
7

,,

’20
1.109.517 1.088.917
11.004.590
35.632.993
34
31 Dec.

’19
1.110.019
1.089.499
11.025.257
35.698.369
34
23

,,

’19
1.110.279
1.089.497
10.511.033 34.126.605
34
15 Jan. ’19
2.276 643
2.257.183
5.351.403 22.526.370
34
15 Jan. ’18
2.519.787
2.406.926
1.289.374
11.043.946
34
23 Juli

’14
1.691.398
1.3 6 6. 8 5 71
65.4791
1.890.895
93
‘)
L)ekking
der circulatie door metaal en Kasocnscheine.

Data
Wissel,
Rek. Cr1.
Darlehenskassenschetne
l’,,jaal
In kas bij de
uitgegeven
Reichsbank

15 Jan. 1920
35.685.147 11.227.932
24.175.200
10.996.200
7

,,

1920
35.504.227 10.786.322 24.528.400 10.971.100
31 Dec.

1919
41.744.534
17.071.857
24.894.900 10.993.300
23

,,

1919
34.848.713 11.146.958 24.191.100 10.472.800

15 Jan. 1919
27.539.742
13.620.919 15.592.200 5.346.000
16 Jan. 1918
12.813.584
6.599.182
7.490.200 1.256.100
23 Juli

1914
750.892
943.964
‘-

OOSTENRIJKSCH-HONGAARSCHE BANK.

Voornaamete oosten in duizenden Kronen.

Data
Metaal en
buiten!.
goudwissds
Disc.

,, beleenin gen
1 Bijz. schuld
1
Oostenrijk
1
en Hongarije

1

Bank’
biljetten
Rek. Cci.
saldi

23Dec.’19
297.363
17.856.786
32.954.000153.109.418 7.641.778
15

,,

’19
298.143 16.894.017
32.954.000152.034.816
7.705.242
7

’19 308.113 16.051.885
32.954.000151.798.651
6.584.789 29Nov.’19
318.158
15.846.140
32.954.000151.344.147
7.474.540

23Juli’14
1.589.267
954.356

1
2.159.759 291.270

84

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Januari 1920

BANK VAN FRANKRIJK.

EFFECTENBEURZEN.
Voornaamste posten in duizenden francs.

Amsterdam, 26 Januari 1920.

Data
Goud
Waarvan
in het
Buitenland
Zilver
Te goed
in het
Buitenland

Buit .gew.
voarach.
ald. Staal

24 Jan.’20
6.579.909
1.978.278
258.409
826.141
25.400.000

14

,,

’20
5.579.404
1.978.278
261.332 840.232 25.600.000

7

,,

’20
5.579.159
1.978.278
264.540 862.205
25.850.000
81 Dec.’19
5.578.950
1.978.278
265.703 25.850.000

23 Jan.’19
5.499.318
2.037.108 817.296
1.084.663
19.450.000

24 Jan.’18
5.360.655 2.037.108 247.919 1.008.809
12.850.000

23 Juli’14
4.104.390

689.820
-.

FViaoda
Uitge.
atelde
Wi,,ele
Rake.
1

ntng
Bankl,il-
jetlen

Rek. Crt.
Parti.
culieren

1

Rek.
Cr1.
1
Slaat

.
1.702.646
609.572
1.531.506
37.679.425
3.004.354 45.258 1.705.008
613.966
1.531.917
37.900.605
3.310.241
47.420
.
1.617.166 616.730
1.542.958 38.009.907 3.125.972
38.368
CD
1.654.804
621.875
1.493.680 37.660.543 3.270.513
93.667
0
1.247.415
1.009.400 1.204.696 31.793.747
2.768.880
70.254
893.839
1.129.787
1.207.617 23.162.634 2.835.178
80.018

1.541.080

769.400
5.911.910
942.570
400.590

BANQUE NATIONALE DE BELGIQUE.

Voornaamste poaten in duizenden Iranes.

Metaal
Beleen.
Binn.
1
Rek.
Dato
mcl. van
i

van
wiassia
1

Ctrcu-
C,t.
buitenl,
buiten!.
1
prom. d.
en
1

laiie
parik.
aaldi
eorder.
1
praotnc. heleen.
1

15Jan.’20
351.210



4.827.595
2.085.467
31 Dec.’19
353.055 84.955
490.000
455.139
4.763.802
2.216.665
24

,,

’19
350.852
84.955 480.000
426.548 4.712.818
2.242.856
18

,,

’19
349.610
84.955
480.000 426.883 4.695.708
2.142.839
VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.

FEDERAL RESERVE BANKS.

Voornaamste posten in duizenden dollars.

Data
Goud
1

Waarvan
1
voor dekking
F. R. Note3

Waar.
oan in
t hef bui.
tenland

Zilver
dc.

F.R.
Nota, in
circu.
lat le

26 Dec.

’19
2.078.432
1.361’892
134.320
57.104
3.057.646
19

’19
2.095.813 1.316.836
137.717 59.098 2.988.894
12

,,

’19
2.096.288
1.308.164 140.910 64.117
2.907.435
5

,,

’19
2.087.264
1.290.895
132.935
66.831
2.881.359

27 Dec.

’18 2.090.274 1.372.322 5.829 55.945
2.685.244
28 Dec.

17
1.671.133
J

801.196
1
52.500
49.635
11.246.488

Data
Wl,sck
Totaal
Dcpo,ito’o
.
Waar

1

aan
Kapitaal

1

Algem.
Dek-
kings-
parc.’)

Percent.
Goud-
dekking
circu!atie

26 Dec.

’19
2.780.090
2.779.570
87.339
43,6
44,8
19

’19
2.581.378 2.751.148 87.049
45,6
48,8
12

,,

’19
2.680.967
2.769 951 87.002
44,7
48,0
5

’19
2.622.327
2.681.820
86.973 45,0 46,4

27 Dec.

’18 2.006.611
2.312.500
80.681 53,1 52,2
28Dec.

17
956.072
1.771.037
70.442 63,1
64,3

t)
Verhouding
tuaschen: den totalen
goudvoorraad,
zilver etc.. en
de
opeiachbare schulden: F R.
Notes en netto depoaitos met inbegrip van
het kapitaal.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET

FED. RES.
STELSEL.

Voornaamste posten in duizenden dollars.

r

Data Aantal
Totaal
uitgezette
1
Reoeroe
Totaal
Waarvan
time
banken
gelden en

‘nk,
F.
de,o,ito,
deposiia
hele ggingen

19Dec. ’19
796
15.614.806
1.316.937 13.136.367 2.293.384
12

’19
796
15.459.257 1.402.429
13.983.924
2.283.873
5

,,

’19
795
15.452.543
1.406.080
13.888.271
2.270.098
28 Nov. ’19
794
13.481.453
1.414.779
13.827.879
2.287.964

20 Dec. ’18
758
13.666.141
1.276.938 11.997.668 1.451.316

Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzichtgegeven
van enkele niet wekelijks opgenomen banketaten.

De catastrophale daling der internationale valuta’s zet
zich ononderbroken voort. Het zijn thans niet slechts
Marken en Kronen, die een niveau aantoonen verre onder
de goudpariteit in vredestijden, doch Ponden en Francs heb-
ben zich mede in den strijd gemengd en dagelijks bijna
toonen de noteeringe’h een lager peil aan. De gansche
wereld wordt hierdoor in onrust gebracht en noch verma-
ningen van vèrziende economen, noch momoranda, bevat-
tende de namen van de kuapsten en besten uit alle landen,
hebben tot nu toe ook maar het uitzicht op een geringe
verbetering geopend. Gansche landstreken worden op dee
wijze tot de meest volstrekte en bitterste armoede gebracht,
terwijl tegelijkertijd de hulpmiddelen, de meest directe hulp-
middelen tot herstel ontbreken. Want deze moeten in de
eerste plaats gevonden worden in een zoo hoog mogelijk
opgevoerde productie, waarmede dan althans een ruilmiddel
wordt geschapen ter verkrjging van de meest onontbeerlijke
levensbehoeften. Doch in de inijnwerkersgebieden in Duitsch-
land staakt men en eischt men zonder eenige restrictie den
nog nergens ter wereld bestaanden zes-urigen arbeidsdag,
met in het vooruitzicht den eisch tot den vijf-urendag; ondanks de dringende vragen van arbeiders uit andere
industrieën aan de mijnwerkers om den arbeid te hervatten,
is men hiertoe nog niet overgegaan en toont men ook
geenerlei geneigdheid hiertoe. De inzinking van de gehefle maatschappij-constellatie wordt zoodoende in de hand ge-
werkt.
En terwijl deze gevaren aan den horizon opdoemen, ver-
toont de beurs te B e r 1 ij n een hausse-stemming, zooals
nog nooit is waargenomen; Men heeft het woord ,,Catastro-phen-hausse” hiervoor uitgevonden, doch het is de vraag, of
deze omschrijving den tegenwoordigen toestand wel juist
toekent. Hier toch weerspiegelt zich niet in de eerste plaats
het verlangen om geld te verdienen door den aankoop van
speculatieve fondsen (in welk geval een geweldige inzinking
zou kunnen volgen), doch het is allereerst het verlangen om
zich van zijn bezit aan Marken te ontdoen en het beschik-
bare kapitaal te beleggen in fabrieken, werkplaatsen, onder-
nemingen, in het kort, in alles, dat tegenover de gedepre-
cieerde valuta een hoogere waarde heeft verkregen. Waar
het er niet naar uitziet, dat de Marken-valuta binnen
af zienbaren tijd een aanmerkelijk hoogeren stand zal kunnen
bereiken, is het begrijpelijk, dat de opgaande beweging aan
de Duitsche beurzen nog lang niet het hoogtepunt heeft be-reikt. Integendeel werken Duitsche belangen zelf mede om
de oorzaak van de beursstemming te doen handhaven. Van
over de grenzen worden geweldige bedragen Roemeensche
Lei en Poolsche Marken ingevoerd, waarvan de tegenwaarde
in Duitsche Marken dan in het neutrale buitenland terecht komt en daar medeheipt de waardeering van het Duitsche betaalmiddel te doen verminderen. Het zijn dan ook reeds
lang niet meer de z.g. ,,valuta-waarden”, die de meeste
aandacht aan de beurs trekken, doch de belangstelling heeft zich op alle andere fondsen gericht, die slechts eenigermate
een industrieel belang vertegenwoordigen en die mede ge-
schikt zijn om door het buitenland te worden overgenomen.
De hier ter plaatse reeds gereleveerde actie der Jurgens-
fabrie.ken (aankoop van oliefabrieken in Duitschland), heeft nog eens te sterker de aandacht op deze mogelijkheid geves-
tigd. De zaken-omvang heeft aan de verschillende beurzen
zich zoo geweldig uitgebreid, dat niet eens alle orders uitge-voerd kunnen worden. De beurs te Fra.nkfurt is reeds op 23,
24 en 26 dezer gesloten gebleven; de depositoka.ssen .der
Banken zijn slechts halve dagen voor het publiek geopend en
toch duurt de stroom van aankoop-opdrachten voort.

Te W e e n e n is de toestand al niet veel anders. Zelfs zijn
daar de koerssprongen nog van veel grooter beteekenis dan
te Berlijn. Variaties op édn enkelen dag van 1000 en meer Kronen behooren niet tot de uitzonderingen. Ook hier zijn
het dezelfde oorzaken. De Oostenrijksche Kroon valt voort-
durend verder; de Devisen-Centrale is genoodzaakt de notee-
ringen voor buitenlandsche valuta iederen dag hooger te
stellen, waarbij dan nog komt de omstandigheid, dat de
aanvragers voor dergelijke valuta’s steeds hooger bedragen
verlangen, om zoodoende het percentage hunner toewijzhig
grooter te doen zijn. De vraag naar buitenlandsche betaal-
middelen lijkt dus wel eens grooter, dan zij werkelijk is,
doch alles werkt toch samen om de waardebepaling van het inheemsche geld sterk te doen verminderen.

Op de beurzen in de landen der Entente is de stemming
heel wat kalmer en gelijkmatiger geweest. De reactie in de
waarde van de eigen betaalmiddelen heeft zich ook Id
P a r ij s en te L o n d e ii reeds ingezet, doch nog niet in

28 Januari 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

85

26 Jan.
Rg:f
dalin

173

– 33/
4

226’/s – 6
1
1
4

2381/,
+
11
325 +
4
‘!’
283/4 – 6’/
565 290

3’/s
325 350
140

—1’/e
320

een zoo sterke mate, terwijl de nauwere verbinding met de
Vereenigde Staten ook het hare er toe bijdraagt de pe.ssi-
mistische stemming eenigszins gematigder te doen zijn. Voor-
al te Londen was voor enkele soorten, met name voor petro-
leumwaarden, een goede vraag te constateeren. Rubbers
prijshoudend, Zuid-Afrikaansche mijnwaarden bleven vast
in verband met het goud-agio. Deze laatste omstandigheid
oefende ook krachtigen invloed uit op de beurs te Parijs,
waar vooral mijnwaarden in het centrum der belangstelling
stonden. Het optreden van het nieuwe Fransche ministerie
heeft nog geen invloed op de beurs uitgeoefend; voorloopig
is dan ook geen ingrijpende politiek ten aanzien van de
directe belastingen aangekondigd.

Te N e
w
Y o r k is de belangstelling ter beurze slechts matig geweest. De omzetten zijn veel geringer geworden
en de koersfluctuaties bewogen zich binnen zeer enge gren-
zen. De debatten in de financieele pers omtrent hulpverlee-
ning aan het ,,bankroete” Europa, in het eigenbelang der
Vereenigde Staten, hebben niet nagelaten een zekere som-
bere stemming ter beurze wakker te roepen. Toch is de
beoordeeling van de markt te Wallstreet vanhieruit zeer
veel moeilijker geworden. Het telegrafisch verkeer is vrij
slecht, zoodat vaak hier te lande geen, of slechts vermiukte
koersen arriveeren, waarbij dan nog de motiveering van het
koersverloop uitblijft. Zoo heeft zich op enkele dagen in de
achter ons liggende berichtsperiode een dalende tendens,
vooral in de waarden der International Mercantile Marine
geopenbaard, waarvan de reden tot nu toe niet bekend is
geworden. Inmiddels is voor deze fondsen weder een herstel
ingetreden, hetgeen ook op de overige waarden een gunsti-gen invloed heeft gehad.

T e On z e n t is het verloop voor
staatsfondsen
zeer kalm
gebleven. De inheemsche soorten waren, ondanks de ruime
geidmarkt en de mededeelingen omtrent de grootere ont-
vangsten van de Rijks-schatkist, eerder aangeboden, zoodat
een lichte reactie is ingetreden. Van de buitenlandsche
soorten ontmoetten geen in het bizonder bepaalde belang.
stelling; de animo voor Mexicaansche waarden b.v. is
eenigszius bekoeld, nu gebleken is, dat de onderhandelingen
te Londen betreffende de hervatting van de rentebetaling
in het gunstigste geval nog wel geruimen tijd zullen moeten
voortduren. Alleen Russische soortén waren vast gestemd in
i’erband met de hervatting van den internationalen handel
met de Russische verbruikscoöperaties.
20 Jan. 23 Jan. 26 Jan.

S °/o
Ned. W. Sch. . . .

88

87
1
1

871j
4

0
/0

1916

8111
4

81
1
1i

S1/

+ 1/1
4

0/

,,

1916

7’/16 75

753/4

f.
ii

334
0
10
,,,,,,

631

601

60’/4 – 3V8
3

01

,,

,,

«

54
1
1I

5119

511h, – 37/
2
1
/
2
0
10 Cert. N. W. S…..47

451/t

441/g
5
0
1
Oost-Indië 1915 …

9011
3

90′!,

9018

1
18
4
°Io
Hongarije Goud …

9
18
116
10
4 01 Oostenr.Kronenrente

68110

6
8
18

Sv/is – 81
4

5

0
1
Rusland 1906 ……18’/s

12

13/
434
0
10
Iwangorod Dombr.. .

11
7
1,8
11
7
/16 11/,,
4
0
1
Rusland Cons. 1880 1318/,, 12
1
1

11″/,s -2
1,15
4
0
10 RusI. bij Hope & Co. 14
8
18 13’g

13


4

0
1
5
Servië1895 ……..21

21

21
434
0
1
0
China Goud 1898 .

58’/i

581/
1

5811,
4

0
10 Japan 1899 ……..55
11
4

551/

5511
4

4
0
/0
Argentinië Buiteul

50

50

50
5

0
1
Brazilië 1895 ……50

50

50
5

01

,,

1913 ……51/4

De locale afdeelingen hebben een zeer onregelmatig beeld
vertoond. In de eerste plaats waren
scheepvaartwaardcn
ongeanimeerd gestemd, als gevolg van de mededeelingen uit
de arbeidersorganisaties, waaruit blijkt, dat een conflict in
de Rotterdamsche en Amsterdamsche havens niet tot de
onmogelijkheden behoort, al is nog een tijd opengelaten, die
tot onderhandelingen zou kunnen leiden. De stemming was
clan ook meer lusteloos dan ongeanimeerd; verkooporders
drukten de markt niet in beteekeneucle mate, doch de koop-
opdrachten waren niet zooclanig, dat het koerspeil belang.
rijk kon worden gesteund.
20 Jan. 23 Jan. 26 Jan.
Rijzingof
Holland-Amerika-Lijn .

458

458
1
12 452112 –
gem.eig. 44511,
444I
438
1
/,
– 7
Hollaiad-Gulf-Stoomv.-Mij.. 279

279

279
Holi. Alg. Ati. Stoomv.-Mij. 173
1
1, 173
1
1, 173 ‘/,
Hollandsche Stoomboot-Mij. 235

230’/ 228’12 – 812
Java-China-Japan-Lijn….321

326

325

+ 4

20 Jan. 23 Jan

Kon. Hollandsche Lloyd ..
17614
176
Kon. Ned. Stoomb.-Mij

.
232
31
231
1
19
Kon. Paketvaart-Mij…..
238’/
240
Maatschappij Zeevaart ….
320
1
12
320
1
1.
Nederl. Scheepvaart-Unie
.
290
1
12
28811
3

Nievelt

Gouririaan

……
565
565
Rotterdamsche Lloyd ……
293’/3
29481
4

Stoomv.-Mij.,,Hillegersberg”
325
325
,,Nederland”

.
350
354114
,,Noordzee”
141
1
1
141
,,Oostzee”
320 320

De
suikermarlct
daarentegen was op sommige dagen be-
paald opgewekt te noemen. Volgens uit Indië ontvangen
berichten is oogst 1920 thans geheel uitverkocht, terwijl het
restant aanmerkelijk honger prijzen dan cle door de V.J.S.P.
vastgestelde noteeringen heeft opgebracht. De aandacht is hierdoor opnieuw op de ‘door de suikerondernemingen ge-
maakte winsten gevallen; de algemeen pessimistische op vat.
tingen echter, voornamelijk ontstaan uit de beweging op de
valuta-markt, heeft de onderscheiden suikerfondsen niet in clie mate van een koersavance doen profiteeren, als anders
vermoedelijk het geval zou zijn geweest. Zelfs viel tegen
het slot der berichtsperiode een inzinking te constateeren.
Indische bankaandeelen
waren vrijwel onveranderd; alleen
aandeelen Koloniale Bank bleven eenigszins aangeboden.
Tabakswaarden
konden hun gedeprimeerd e houding nog
niet prijsgeven. De resultaten van de jongste veilingen
waren dan ook van dien aard, dat eventueele koopers nog
niet opgewekt konden worden, thans hun orders in de
markt te plaatsen. Aan den anderen kant deed zich echter
ead verdere daling niet voor, wijl de onguustige veilings-
resultaten voor het grootste gedeelte wel waren verwacht en derhalve in de koersen reeds waren verdisconteerd.
Rubbers
hielden zich leter van toon; vooral de niet in de
Rubberrubriek genoteerde aandeelen Serdang Cultuur Maat-
schappij mochten zich in goede belangstelling verheugen in
verband met gunstige tusschentijdsche bedrijfsresultaten.
De
petroleurnafcleeiing
heeft zich gespiegeld aan de hou-
ding van het buitenland; vooral de beurs te Ionden gaf
ooi• aandeelen Koninklijke Petroleum Mij. cle richting aan.
Meestentij.ds was deze opgaand, hoewel toch ook op enkele
dagen een scherpe reactie viel waar te nemen. In den loop
der volgende maand zal door de Vereenigiug voor den
Effectenhandel te Amsterdam een vergadering worden ge-
houden, waar het voorstel tot het instellen van een termijn-handel’ voor aandeelen Koninklijke Petroleum in behande-
ling zal worden gebracht. Het is waarschijnlijk, dat een
doorvoeren van dit plan nog grooter activiteit in het fonds
zal ontwikkelen; inmiddels kan een vrij sterke oppositie
worden verwacht.

20 Jan. 23 Jan. 26 Jan.
R1ig5,f
da
Amsterdamsche Bank
189
189 189
Ned.Handel-Mij.cert.v.aand
222
1
12
223
7
18
221’/4

1
11
4

Rotterd. Bankvereeniging.
145
144,’
144’/

Amst. Superfosfaatfabriek
134
1
12
134,’,
134
1
12
Van Berkel’s Patent ……
133
133
134
1
14
+
114
Insulinde Oliefabriek

..
231
230’1,
230

1
Jurgens’ Ver. Fabr. pr.aand
97Z/
99151
14

9711
4


Ned. Scheepsbouw.Mij. ….
140 140 140
Philips’ Gloeilampenfabriek
870
878’/,
878’1,
+
8’12
R. S. Stokvis
&
Zonen
.
575
573
572

3
Vereenigde Blikfabrieken.
134718
134
1331s

1
Compania MercantilArgent
249
250
243

6
Cultuur-Mij. d. Vorstenlaud
287
285
1
1,
281
—6
Handelsver. Amsterdam
638
1
12
6411
4

634

4
1
1,
Roll. Transatl. Handeisver.

10614
100/4
100
1
14

6
Linde Teves
&
Stokvis ….
191
1
1,
192
190

1’12
VanNierop&Co’s Handel-Mij
190
188
188’/

1’/4
Tels
& Co’s
Handel-Mij

. .
.138
1
11
138
136

2’12
Gecons.
Roll.
Petroleum-Itlij
282
280
1
/2
274’12

711,
Kon. Petroleum-Mij.
……
857’/
8411
835
1
12

22
Orion Petroleum-Mij …….
62’/,
62
60

Steaua Romana Petr.-Mij..
132
132 121
1
12
—10
1
1,
Amsterdaan-Rubber-Mij…..
2SO/,
247
241

91/,
Nederl.-Rubber-Mij.
…….
119
119
118
– 1
Oost-Java-Rubber-Mij…..
325’/
4

323
320

581
4

Deli-Maatschappij

……..
419′!,
420
416

3112
Medan-Tabak-Maatschappij
210 208
1
18
208119

171
Senembah-Maatschappij

.
415
1
1,
415
1
1,
410
– 5
,
12

De
.ilrncrikaansche m.arkt
was alleen belangrijk door den
uitgebreiden handel, die zich in aandeelen Marine ontwik-
kelde. Overigens was hier geen interesse te constateeren.

86

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Januari 1920

20Jan. 23Jan. 26Jan.
Rijzingof

American Car & Foundry. .
144
5
1
143
1
18
143’/4 –
1
,
/s
Anaconda Copper ……..134 134 133
11
/1
– he
Un. States Steel Corp ….. iii’,’, 11111
4
110114 – i’i,
Atehison Topeka ……..90
88’/ 88’/
– 1′!,
Southern Pacific ……..
1OG’Ia
106
1
1s
103
5
18
– 3
Union Pacific …………
128′!,
129
128114

18
Int.Merc.Marine afgest…..) 4611

43214

44’/,
– 2
prefs. 16418 161 ‘/g 162
1
/,
– 2’18

De
geldinarkt
bleef ruim en kalm; prolongatie 3%
ft
3%
pCt.

GOEDERENHANDEL.

GRANEN.

27
Januari 1920.

Het weder in West-Europa is in de afgelocpen week
eindelijk verbeterd. Behalve waar schade is aangebracht
door overtroomingen wordt er over de te velde staande
gewas4en over het algemeen niet geklaagd. Wegens den
zachten winter heeft de groei echter zoo snellen voortgang
gemaakt, dat ingeval van vorst schade zeer waarschijnlijk
zou zijn. Ook hoort incu veel klagen over onkruid. Uit de
Vereenigde Staten komen nog steeds berichten over insec-
tenschade aan dc wintertarwe. Van zomertarwe verwacht
men er een geringeren uitzaai dan bij de sterke verminde-ring van de met wintertarwe bezaaide oppervlakte wel ge-
wenscht zou zijn. Als reden daarvan wordt de onvoldoende
voorraad van zomertarwe voor zaaidoeleinden opgegeven.
Britsch-Indië meldt weder regen en goede oogstvooruit-
zichten. Op enkele plaatsen begint daar de oogst in Februari,
doch hoofdzakelijk vindt deze eerst in Maart en April
plaats. VSÔr April kunnen dus nog geene verschepingen van
Britsch-Indië worden verwacht. Intusschen is in de voor-
naamste districten nog regen geweest. Uit Argentinië wordt
bevestigd, dat ondanks den in den laatsten tijd gevallen regen de oogst van lijnzaad en tarwe zeer ruim is, doch
dat wegens gebrek aan arbeidskrachten de aanvoeren niet
steeds voldoende zijn voor cle verschepingsvraag. In den laatsten tijd komt hierin echter eenige verbetering. Haver
schijnt de eenige graansoort te zijn die in Argentinië werke-
lijk, van den regen geleden heeft en de voor uitvoer beschik-
bare hoeveelheid is dan ook voor dit artikel niet buitenge-
woon groot. Daar echter mais in overvloed aanwezig is en
de weiden er goed voorstaan, zal waarschijnlijk het haver-
verbruik in Argentinië minder zijn dan in andere jaren
het geval is geweest. In Noord-Amerika is de havervoorraad
kleiner dan in het vorige jaar om dezen tijd, doch ongeveer
evengroot als in de jaren vÖSr den oorlog. Verschepingcu van haver naar het Europeesche continent zijn zoowel van Noord-Amerika als van Argentinië den laatsten •tijd groot
geweest en de nu beschikbaar wordende hoeveelheden zijn

Noteeringen.

Chicago

1

Buepos Ayrcs

Data

Tarwe

Mars

Haver

Tarwe

Mars Lljnzaad
Jan.

Jan.

Jan.

Fel,,.

Febr.
1
Febr.

24Jan.
1
20
226
145


83’/
8
)
13,65
6,35
22,20
17

,,

’20
226 137’1
82’Is
3
)
13,60
6,40
21,85
24Jan.’19
226
123’12
58’1,
10,60
4,90
18,00
4
)
24Jan.’18
226
127
1
/
81
1
/9
12,90
7,45
19,25
24Jan.’17
184
1
/
11
,
102’/,
5)

58’/g
5)

14,10
10,65 24,15
20 Juli’14
82
‘)
56
5
18
‘)
36119
1)

9,40
2
)
5,38 ‘)
13,70
2
)

meer dan voldoende om de vraag te bevredigen. Ook in
Engeland, speciaal in Liverpool, zijn groote voorraden. In
het Londensch district is dit echter niet. het geval en daar-
heen zijn dan ook in de laatste dagen weder flinke zaken
zoowel van Noord-Amerika als van Argentinië tot stand gekomen. In beide landen blijven de prijzen zich vrijwel
onveranderd handhaven. In de Vereenigde Staten werken
nog steeds geregelde aankoopen der Fransche regeering
daartoe mede.
De verschepingen van tarwe naar Europa blijven bij
voortduring ruim en zullen dat, nu de nieuwe Argentijnsche oogst beschikbaar wordt, zeker nog langen tijd blijven. Ook
de verschepingen van mais zijn nog steeds groot en Argen-tinië blijft vrijwel de eenige verscheper van beteekenis. De
prijs is daar in de afgeloopen week iets verhoogd. Wel wor-
den nu ook van Noord-Amerika kleine hoeveelheden ver-
scheept, doch eigenlijk bestaat slechts in Engeland voor
Noord-Amerikaansche mais vraag en dan nog alleen voor de
branderj, die daarvoor zeer hooge prijzen betaalt. De markt
te Chicago was vast en sluit omstreeks 6 cent hooger dan
aan het begin der week. Ook in Noord-Amerikaansche gerst
zijn naar Engeland weder, na lange rustpoos, eenige zaken
tot stand gekomen. De ongunstige stand der valuta had
zaken geruimen tijd onmogelijk gemaakt, doch lagere prijzen
in Amerika en hoogere in Engeland hebben koopers en
verkoopers weder tot elkaar doen komen. Tot de tot stand
gekomen zaken behooren ook enkele in nieuwe Californische
brouwgerst. De markt voor lijuzaad vertoonde in de af ge-
loopen week weder Vrij belangrijke schommelingen tenge-
volge van verandering in weersgesteldheid, aanvoeren en
vraag van Noord-Amerika en Europa, doch het slot ver-
toonde weinig afwijking van het begin der week. In nge-
land bestond wegens cle onzekerheid van den afzet der
producten en wegens de onregelmatige Argentijnsche mark-
ten weinig kooplust.
De vrachtenmarkt blijft zeer vast en belangrijk hoogere
cijfers worden speciaal van Argentinië naar Europa betaalt
De Engelsche regeering, die zooveel booten voor den aan-
voer van tarwe en maïs aanwijst, heeft die beweging ge-
volgd en de vracht, die zij daarvoor betaalt, zeer belangrijk
verhoogd. Er is sprake van, dat zij hare bemoeiingen met
de voorziening van Engeland met mais spoedig zal staken.
In Engeland vleit men zich sedert cle verandering der
Engelsche politiek tegenover Rusland weder met de hooi) op
spoedige verscheping van Russische tarwe en gerst. Wij
blijven nog steeds betwijfelen of in de naaste toekomst van
zulke verschepingen sprake zal kunnen zijn. Ook uit Roe-
menië hoort men nog steeds, dat er zeer weinig kans zal
bestaan op verscheping van tarwe in 1920. Voor maïs
schijnt ‘daarop meer kans te zijn, doch vdOr den zomer zal
Roemenië ook van dit artikel zeer waarschijnlijk geen export kunnen bewerkstelligen.
N e d e r 1 a n d. In de afgeloopen week vertoonde de

Locoprijzen te Rotterdam/Amsterdam.

26Jan.
1920
1

19Jan.
1920
26Jan.
1919

Tarwe …………….
1)

Rogge (No. 2 Western) ‘)


Mais (La Plata)

……
5
)
350,-
340,-
Gerst (48 Ib. feeding)
.
.)
440,- 440,-

Haver (38 Ib. white cl.)

.4)
21,-
22,-
Lijn.koeken (Noord-Ameri-
ka
van
La Plata-zaad)
5)
237,50
250,-

Lijnzaad (La Plata) …. ‘)
825,-
830,-

‘) per Dec. ‘) per Sept. ‘) per Mei.
4)
per Maart.

1)
p. 2400 K.G.
2)
p. 2100 K.G.
5)
p. 2000 K.G.
4)
per
100 K.G.
– 1)
p. 1000 K.G.
2)
p. 1960 K.G.

AANVOEREN in tons van 1000 K.G.

Artilelen.

Rotterdam
Amsterdam

Totaal

19-24 Jan.
Sedert
Overeenk.
19-24 Jan.
Sedert
Overeenk.
1920
9
1

l
9
1920
1 Jan. 1920
tijdvak 1919
1920
1 Jan. 1920 tijdvak 1919

11.896
,
31.285
73.887
ca. 6.000
5.000

36.285
73.867
Tarwe ……………..



-.
– – –

215
1.834



1.684

Rogge………………
Boekweit

…………..
17.313 9.392

8.043

23.356
9.392
Gerst

…………….


16.838




18.838
Haver

…………….
9.003

– –

9.003

Mais

……………..30

2522




2.522

Lijnkoek …………..

.2
..023
..

4.103
..
11.912
– – –
– –
11:912

Lijnzaad ……………963

1.100
.
1.200 18.263


5.800 1.200
24.083
Tarwemeel ………….
Andëre ineolsoorten


50
3.161

6.082



3.181
6.082

28 Januari 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

graanhandel weder eene iets levendiger stemming voor
mais en in dit artikel kwamen Vrij veel zaken tot stand. De
prijzen waren echter lager, vooral voor latere verschepingen. In de naaisveiling, welke gisteren de regeering hield, werden
ditmaal slechts 1500 tons aangeboden, die tot sterk ver-
hoogde prijzen zijn verkocht. Daartoe heeft medegewerkt,
-dat nog veel mais per Januari-levering moest worden gele-
verd, waarvoor geen voldoende voorraden meer bestonden.
])e hooge veilingsprijs veroorzaakte eene va.st
.ere stemming
en enkele zaken kwamen tot verhoogden prijs tot stand.
Toen daarna echter de regeering eene nieuwe veiling van
3900 ton voor Donderdag aankondigde en bovendien de
gewone oonsumptievraag zeer tegenviel, verdween alle vast-
hekd en verviel de markt weder in eene zeer lustelooze hou-
ding. Voor haver blijft weinig kooplust bestaan en ook voor
lijnkoeken verbeteren de prijzen niet. De waarde daarvan
is nu ongeveer
f
23,50 per 100 K.G. en de Amerikaansche
lijukoeken, welke de regeering gisteren in veiling bracht,
zijn door haar opgehouden, toen geen hooger bod dan f23
te verkrijgen was.

KATOEN.
Marktbericht van de fleeren Sir Jacob Behrene & Sons,

Manchester, d.d. 7 Januari 1920.

Prijzen van Amerikaansche katoen zijn weer sterk ge-
stegen en de verhooging in Liverpool op den laatsten dag van
het vorig jaar bedroeg zelfs 128 punten, hoofdzakelijk door
de goede vraag van de industrie. In verband met de moei-
lijkheden in den geldhandel heeft sedert een kleine reactie
plaats gevonden, terwijl het aantal geginde balen tot 1 Ja-
nuari j.l. op 10.040.01-0 balen werd geschat. In Egyptische
katoen zijn goede zaken gedaan tegen stijgende prijzen en
zijn ook voor Amerika groote hoeveelheden gekocht.
Garens van Amerikaansche katoen zijn weer in prijs ge-
stegen, terwijl de vraag steeds voortduurt en de productie-
kosten ook geregeld blijven toenemen. Er is zeer veel
verschil tusschen de noteeringen der Spin ners onderling, daar zulks verband houdt met de orders, die deze geboekt
hebben, zoodat het verschil tusschen dezelfde nummers dik-
wijls 8 d. It 1 sh. per ib. bedraagt. Terwijl de vraag voor
binnenlandsch gebruik zeer levendig blijft, is die voor export
wat minder, hoofdzakelijk door de ongunstige transport-
omstandigheden. Egyptische garens blijven steeds stijgen
en zijn 60er Egyptian in 4 weken ongeveer 20 d. gestegen,
terwijl nog hoogere prijzen verwacht worden.
De doekprjzen blijven nog steeds stijgen, daar de vraag
het aanbod verre overtreft en verkoopers gemakkelijk hunne
volle vraagprjzen kunnen bedingen. Er komen nog steeds
aanvragen aan de markt speciaal van Engelsch-Indië en
hoewel het tegenwoordig prijsniveau zeker gevaarlijk hoog
is, worden er nog steeds nieuwe orders geboekt.

Manchester, d.d. 14 Januari 1920.

Prijzen van Amerikaansche katoen zijn, na een aanvan-
kelijke stijging in het begin der week, nu vat lager en de
geheele toon van tle markt is nu bepaald kalmer. De vraag
van den handel is wat minder, teruijl ook de financieele
moeilijkheden de speculatie niet aanmoedigen. Mèn verneemt,
dat de voorbereidingen van den nieuwen oogst zeer belang-
rijk zullen zijn, terwijl ook de algemeene kolenschaarschte en arbeidersmoeilijkheden niet gunstig op
,
de vraag werken.
Het Ceusus-bureau van Vrijdag j.l. geeft een geginde hoe-
veelheid tot 31 December aan van 10.017.000 balen tegen.
10.774.000 balen verleden jaar, doch had weinig invloed op
de markt. Neill Bros vestigen in hun jongste circulaire
de aandacht op de groote hoeveelheden katoen, die in Texas
ongeplukt zijn gebleven met het slechte weer der beide
laatste maanden en zeggen, dat de geginde hoeveelheid in
dien staat bijna gelijk is aan verleden jaar. Zij vermelden verder, dat de hoeveelheid langstapelige katoen die in de
fabrieken van autobanden wordt gebruikt, steeds toeneemt
en dat men deze hoeveelheid thans wel op een half millioen
balen per jaar mag schatten. Egyptische katoen, die in
groote hoeveelheden door Amerika wordt gekocht, blijft
sterk in prijs stijgen en heeft thans een peil bereikt dat
met elke berekening spot.
Egyptische garens zijn tussehen tien peuce en een shil-
ling gestegen per pond, doch de meeste spïniiers weigeren
te uoteeren. Zelfs bij de tegenwoordige prijzen is er vol-
doende vraag. Amerikaansche garens voor binnenlandsch
gebruik worden nog gevraagd en spinners verhoogen hunne
noteeriogen, n iettegenstaan de de lagere katoen prijzen, spe-
ciaal voor kettinggarens en voor de fijnere inslaggarens
boven no. 50. Bundelgarens worden nog geregeld voor Indië
verkocht, speciaal voor Bombay. De vraag van het vaste
land is verminderd, hoofdzakelijk door cle ongunstige wissel-
koersen.

De doekmarkt wordt dagelijks sterker. De stijging deze
week heeft het meest betrekking op de fijnere kwaliteiten,
waarvoor Egyptische garens worden gebruikt en zijn prij-
zen daarvan vel gevaarlijk hoog geworden. Er is nog steeds
voldoende vraag voor alle sooTten goederen en er zouden
zeker nog meer orders worden afgesloten als de meeste
verkoopers maar minder terughoudend waren, ook in ver-
band met de groote hoeveelheden, die zij reeds geboekt
hebben.
7Jan. 14Jan.

7Jan. 14Jan,
Liverpoolnot.eeriugen (loco)

T.T.op Indië ….
214
1
1s
214
F.G.F.Sakellaridis 57,50 68,00 T.T.opHongkong 4111 5/1
G.F. No. 1 Oonira 19,80 19,10 T.T.opShanghai 7/9

719

Noteeringen voor Loco-Katoen.

(Middling Uplands).

2
6 Jan.20
J
19
1an.’20’

12
jan.’20127
Jan.’19
1
26Jan.18

New Vork voor
Middling

.
39,15e
39,25e 89,25e
25,95e
31,60
New Orleans voor Middling
40,- c
40,25e
41,- c
27,- e
30,87
t’
Liverpool voor
!vlildling
.. . .
28,78 d
29,53
cl
29,65(1
1 8,40
cl’)
23,89
‘) Good Middling Texas.
) 25 Januari 1918 Good Middling.

Ontvangsten in, en uitvoeren van Amerikaansche havens.
(In duizendtallen bateu.)

1
Aug.
’19

Ooercentom,Sigc perioden
tol


23
Jan.
’20

19t8-1919
1
917-1918

Ontvangsten Gulf-Havens..
11

Atlant. Havens
3343
4006

Uitvoer naar Gr. Brittannië
1181
1426
‘t Vasteland.
3585
933
745
Japan etc,..
225
136

Voorraden in duizendtollen
231an.
’20
24
Jan.
1
19
1
251an.
’18

Amerik. havens ……….
1409
1406
1249
1410 1226
.1425

9
94
137
Binnenland ………….
..
New York

……………..
ri
9
438 417
New Orless

……………
Liverpoo
l

……………
92 5 ‘)
416
1

416
t)
24 Januari 1920.

SUIKER.

Het feit, dat in Oost-Pruisen, en zelfs ook in Midden-Duitschland nog groote kwantiteiten bieten niet binnen-
gehaald zijn, geeft F. 0. Licht aanleiding het cijfer der
voorloopige raming van de ruwsuikeropbrengst te stellen
op 740.000 tons.
In Frankrijk heeft de oogst tot einde December 1919
bedragen 146.800 tons tegen 103.100 tons in 1918.

De zichtbare voorraden ziju volgens F. 0. Licht:
1919

1918

1917
Duitachland 1 Sept

217.798

290.278

322.991 tons
Oostenrijk

1

. – 230.000* 200.000* 250.000
Frankrijk

1

7.891

10.416

26.680
Nederland

15 Dec. –

75.137

52.744

123.206
België

1 Sept..

28.000

42.000

51.000
Engeland 1 Jan. ’20

325.028

396.694

214.723

Totaal Europa 883.854

992.132

988.600 tons
V. S. v. N. A. 24 Dec.

20.544

11.387

5.949
Cubahavens 22 ,, ,

41.508

22.699

34.084

Totaal ……945.906 1.026.218 1.028.633 ton
* Raming.

Op Java was de markt opgewonden. De Vereenigde
Producenten verkochten nog belangrijke kwantiteiten o.a.
50.000 tons aan de Royal Commission tot de laatste prijzen
en verhoogden deze daarna tot
f
37.- voor Superieur,
f
34.-
voor No. 16 en hooger en / 33
1
1, voor Muscovados, waartoe
alleen nog restantoogsten verkocht werden. Thans is bijna de geheele oogst verkocht en hebben de Producenten zich
voor het oogenblik geheel van de markt teruggetrokken.
Voor partijen Superieur uit de tweede hand werden de
volgende hooge prijzen betaald:
f
42
1
!1
voor Juni-levering,
f
41.- voor Juli- en
f
40
1
1x
voor Aug.-levering eerste
kosten, met verdere vraag op deze basis. De houders zijn
hoofdzakelijk Japansche en Chineesche speculanten. De af-

88

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Januari 1920

sehepingen in December bedroegen 150.000 tons tegen 141.000
tons verleden jaar, hetgeen het totaal der uitvoeren in 1919 brengt op 1.810.000 tons tegen 1.418.000 tons in 1918.

In Amerika blijft de positie onveranderd vast.

C u b a -statistiek:

1920

1919

1918

Ontv. der week tot 17 Jan. 144.000

58.612 103.060 tons
Totaal sedert 1 Dec. 1919 409.000 219.000 273.000
Werkende fabrieken

169

152

176

NOTEER1NGEN.
Am,ter.
dam per

Londen

New York
96 pCI.
Whitc Java
Amer. Gra-
Data
!oopende
Tate,
fol,. per
1
nulated c&fr.
Centri-
Cube.,
No. 1
Jan.lFel,r.
1Aug.-
Jan.
Fci,r.
maand
.fugais

5h.
Sh,

Sli.
5h.
Sh. Sh.
$cts.

23 Jan. ’20 f

72/-
841- 88/-
681-
7219

13,04

16

,,

’20
,,


721-
791- 80/-

7216 6614
18,04

23 Jan. ’19
6419

2119



7,28

23Jan. ’18
,,


5319
16191519


21 Juli ’14
,,11
18
1321
181-
– –

– –
26

WOLlN19l9.

(Jaarverslag van Gebr. van der Vies, Wolmakelaars
te Amsterdam.’

Gedurende
de
“eerste maanden van
dit jaar hebben de
zaken een zeer kalm verloop gehad. Groote aanvoeren bleven
nog uit en de Nederlandsche fabrikanten namen over het
algemeen eene afwachtende houding aan. Langzamerhand
kwam hierin echter verbetering, doordat de aanvoer en
vraag naar wol grooter werd. Er werden vrij belangrijke
zaken afgesloten, terwijl ook het buitenland zich weer voor
het artikel begon te interesseeren.
De eerste publieke veiling van dit jaar vond plaats op
28 Mei. Zij mocht van de zijde van Nederlandsche fabri-
kanten eene groote belangstelling ondervinden, zoodat bijna
alles tegen bevredigende prijzen werd verkocht.
Bij de tweede veiling, welke gehouden werd op 24 Juni,
toonden de koopers zich over het algemeen meer terughou-
dend. Men reflecteerde bijna uitsluitend op de aangeboden
Kaapwollen, welke tijdens en kort na de veiling dan ook
allen verkocht werden. Nog werden bij deze veiling voor
het eerst partijtjes Nederlandsche scheerwol aangeboden, van
de ,,Vereeniging tot verbetering van den wolhandel in N.-H.
te Alkmaar”. Dit bleek een succes te zijn. Deze wollen
werden tot zeer goede prijzen afgedaan.
Bij de derde veiling d.d. 1 Augustus bleven de prijzen
voor Zuid-Amerikaansche- en Nederlandsche wollen vrij
vast. In deze veiling traden voor het eerst wederom bui-
tenlanders als kooper op.
Onze vierde en laatste veiling van 81 October bracht een
goede keuze vnn Merinos- en Croasbreds wollen, zoowel Zuid-
Anierikaansche- als Kaapsehe soorten werden aangeboden.
Hoewel bij deze veiling voornamelijk het buitenland als
kooper optrad, werden er toch ook enkele flinke partijen
voor Nederlandsche rekening opgenomen.
Einde September tot midden October werden te Amster-dam dagelijks – bijna uitsluitend voor buitenlandsche reke-
ning – belangrijke onderhandsche zaken afgesloten. Lang-
zamerhand verminderde echter de omzet, tengevolge cl9r
abnormale valuta dalingen.
De voornaamste aanvoeren van wol kwamen in 1919 uit
Zuid-Amerika. Door de Koninkiijke Hôllandsche Lloyd wer-
den dit jaar totaal 12.267 balen aangevoerd, bestemd zoowel
voor doorvoer, voor directe consumptie als voor onze markt.
Wij verwachten dat de omzet in 1920 vrij belangrijk zal
worden en er geregeld veilingen zullen worden gehouden.
Wij meenen nog eens speciaal de aandacht te moeten ves-
tigen op de wollen van de ,,Vereeuiging tot verbetering van
den wolhandel in N.-H. te Alkmaar”. De goede sorteering
en nauwkeurige verpakking gaven redenen tot tevredenheid
en daardoor aanleiding tot flinke vraag. Gedurende het a.s.
seizoen zal deze Vereeniging vermoedelijk belangrijke pai

tijen Nederlandsche scheerwol bij de veilingen aanbieden en
wij verwachten stellig (lat er te Amsterdam voor deze wol veel vraag zal zijn.

RUBBER.

De rubberzuarkt had een kalm verloop in de afgeloopen
week, ofschoon prijzen zich ten volle kunnen handhaven.
De prijs voor standaard-crêpe loco onderging geen noemens-
waardige verandering. De markt opende op ca. 21811
4
waarop
deze ook sloot na in den loop der week iets lager te zijn
geweest.

In Nederland willen importeurs zich nog niet aanpassen
aan den in Londen sedert eenigen tijd genoteerden lageren
prijs, wat tegen den voortdurend dalenden potidenkoers een
steeds lageren prijs van het product in guldens beteekent.
Over het algemeen houdt men op hoogere prijzen, zoodat weinig of geen zaken tot stand komen.
De markt sluit op de volgende noteeringen:
einde vorige week
Prima Crêpe loco ……….2/8
1
/4

…………2I8/
4

Smoked Sheets loco ……..

2/81/
4

…………2/8’/

Prima Crêpe April/Juni . . .

219

…………
2I9’/
Juli/December .

219
1
1

.. ……….. 2/9
1
12
Hard cure fine Para ……..

2/7
1
1

…………
2/7
114

KOFFIE.

(Mededeeling van de Makelaars G. Duuring & Zoon, Kolif
& Witkamp en Leonard Jacobson & Zonen).

Noteeringen en voor.ra1len.

Rio

Santos

Data

Wtsaclkocu
Voorraad

Voorraad

,:li4
24 Jan.

1920

323.000

11.225 1.325.000

15.300

17fo
17

,,

1920

301.000

11.450 1.384.000

15.300

17211s,

10

1920

349.000

11.450 1.393.000

15.000

171/,,
24 Jan.

1919

785.000

9.600 5.220.000

12.700

1281111

Ontvangsten.

Rto

Santoj
Data

Ajgelno pen

Sedert

AfgeJoo pen

Sedert
week

1 Juli

toe,

1

1
luit

24
Jan. 1920….

51.000
1
1.520.000
1

68.000 3.169.000
24 Jan. 1919 . . –

19.000

1.096.000

98.000
1
4.905.000

}JUIDEN.

Bericht van de firma Grisar & Co.

In de buitenlandsche huidenmarkt is geen noemenswaar-
dige verandering gekomen. De Centrale Rijken zien zich
grootendeels genoodzaakt terug te trekken, wegens de ver-
nieuwde scherpe daling der valuta. Noord-Amerika en En-
geland blijven zich interesseeren voor de nieuwe slachtingen
op basis van 27
1
1,
J. c.i.f. Liverpool, inschepingsgewicht.
Op de Continentale markten geen verandering.
Inlandsche huiden: afgedaan 21.000 huiden der
Amsterdamsche- en Rotterdamsche huidenclubs. Voor. han-
delaars-huiden weinig belangstelling.
Kal favellen onveranderd vast in prijs.
L o o i s t o f f e n loco quebracho noteert
f
58,-.

Rotterdam, 24 Januari 1920.

METALEN.

Loco-Noteeringeu te Londen:

Datai

0ev.

Standard
IJzer

Koper

Tin

L.00d

Zink
1

No.3

23 Jan. 1920..

nom.

115.216

387.716

46.1216

58.61-
16

,,

1920..

nom.

117.17/6

376.716

47.716

58.151-

20 Jan. 1919..

oom.

93.101-

251.-!-

132.101_

18 Jan.
1918..

nc’m.

110:-!-

289.-!-

30.101-

52.-/-

20 Juli

1914..

5114

61.-1-

145.151-

19.-4—

21.101-

1)
Noteering van 17 Januari 1919.

VERKEERS WEZEN.

RIJN VAART.

Week van 19 tot 26 Januari 1920.

Gedurende de afgeloopen week was de toestand op den
Rijn door den aanhoudenden was van het water onveran-
derd. Eerst tegen het einde der week begon het water te
vallen en werd Donderdag de vaart van Duisburg naar
Nederland hervat, terwijl er Zaterdag van Duisburg naar
den Bovenrijn werd aangemaakt.
Van Rotterdam naar de Buhrhavens lag de scheepvaart
ook stil tot gepasseerden Zaterdag; door de geringe aan-
voeren van overzee werd weinig bevracht.
De huren stonden 4 cents per ton per dag. Sleeploonen
werden Vrijdag genoteerd met 100
O/ç
boven het 200-cents-

tarief.
Cauber Pegel wees einde der week nog ca. 6 Meter aan.

Auteur