De directie van de
N.V. Hoflandsche Belegging en
Beheer Maatschappij N.V.
zoekt te harer assistentie
EEN ERVAREN KRACHT
met academische (econ. of jur.) opleiding
of
gelijkwaardige ontwikkeling en met goede prak-
tijk op beleggingsgebied (of in het bankwezen).
Leeftijd minstens 30 jaar; oudere reflectanten
worden niet uitgesloten.
Als In de functie wordt voldaan zijn belang-
rijke verdere perspectieven aanwezig.
Eigenhandig geschreven brieven te richten tot
dé directie, Keizersgracht 706, Amsterdam.
•
Adviezen
en bemiddeling
inzake
levensverzekeringen
en
pensioencontracten
R. MEES & ZOONEN
ROTTERDAM
iiiWII
IJIIIuIU,ïj1ilZIJ
,
N.V. SPLENDOR OLOEILAMPENFABRIEKEN
ST. ANNASTRA’AT 198
–
NIJMEGEN
•=Mfll=
,,
Pl
Over
de gehele wereld treft u kantoren van de N.H.M.
Pl
u
Ii
aan. Het is voor de moderne zakenman van onschot-
baar belang
dat
hij
voor zijn
internationale
zaken
fl
gebruik
kan maken van de diensten van een internatio-
Pl
nole bank. De N.H.M. is zowel in de-landen van het
Pl
Verre
en Nabije Oosten als in Oost-Afrika en Amerika
H
volle
met eigen kantoren vertegenwoordigd en kan u waarde-
inlichtingen uit de eerste hand verschaffen.
H
Pl
eder1alldschr
ilaildel-Haatsohappij, N.V.
Pl
Hoofdkantoor:
N
Amsterdam, Vijzelstraat 32
H
161
H
VI
kantoren in binnen- en buitenland
Pl
Ei=== lift
=
tilt
= =
DIIIE.
282
E C 0 N 0 M IS CH-
STATISTISCHE BERICHTEN
Uitgave van de
Stichting Het Nederlandsch Economisch Instituut
Adres voor Nederland:
Pieter de Hoochweg 118, Rotterdam-6.
Telefoon redactie: (010
of 01800) 5 29 39. Administratie:
(010
of
01800) 3 80 40. Giro 8408.
Bankiers:
R. Mees en Zoonen, Rotterdam. Banque de Corn-
merce, Koninkljjk Plein 6, Brussel, postcheque-rekening
260.34.
Redactie-adres voor België:
Dr. J. Geluck, Zwijnaardse Steen-
weg 357, Gent.
Abonnementen:
Pieter de Hoochweg 118, Rotterdarn.6.
Abonnementsprjjs:
franco per Post, voor Nederland en de
Overzeese Rijksdelen (per zeepost)
f.
29,—, overige landen
f.
31,— per jaar (België en Luxemburg B.fr. 400).
Abonnementen kunnen ingaan met elk nummer en slechts
worden beëindigd per ultimo van een kalenderjaar.
Losse exemplaren van dit nummer f. 2,-
Aangetekende stukken
in Nederland aan het Bijkantoor
Westzeedjjk, Rotterdam-6.
Advertenties.
Alle correspondentie
betreffende
advertenties
te richten aan de N. V. Koninklijke Nederl. Boekdrukkerj
H. A. M. Roelanis, Lange Hoven 141, Schiedam (Telefoon
6 93 00, toestel 1
of
3).
Advertentie-tarief
f.
0,30 per mm. Contract-tarieven op aan-vraag. Rubrieken ,,Vacatures” en ,,Beschikbare krachten”
f.
0,60 per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt
zich het recht voor om advertenties zonder opgaaf van
redenen te weigeren.
16-3-1960
In.cidèntele vervanging.., of alleS ineens?
De lichtterugval door veroudering en vervuiling van lampen is voor iedere installatie
verschillend. ‘Op. een. gégeven, moment is hèt economischer om tot vervanging van
een lamp over te. gan. De kosten van incIdentele verwisseling echter zijn in verband met.
de sterk gestéën lonen uitermate hoog. Het incidenteel verwisselen stoort bovendien de.
arbeidsrust. Daarom is een geplande, gelijktijdige vervanging me ,,TL” fluorescentie.
lampen kostenbesparend. Verdere voordelen zijn: meer licht voor gelijke kosten, hand-
hav’en van ae
1
arbeidsrust, besparing van voorschakelâpparaten en starters.
‘”PHILiPS
.voor licht
gloeøampen -,,TL” buislampen
–
armaturen
–
neon
* Op aanvraag zendt Philips Nederland n.v. Bindhoven,u
gaarne de brochure ,,Econôinisch bedrijfsbeheex” over
groepsv.exvanging van
H
TL”
installaties.
PuL 50 1 – G
5
..,._.j
’16-3-1960
2’83
–
.—
/8/////j/JJA4
;.f.; •…
W
MOET
De snelkopie is een nieuw, efficiënt begrip
voor efficiënte mensen. Het is de snelste
WETEN
manier om een kopie te maken
van ‘n brief, rapport, nota, artikel,
tekening – het kan een köpie van alles zijn.
WAT.
E E N
Feilloos, houdbaar, goedkoop.
SNELKOPIE
Eenvoudige apparatuur, simpele
I
S
bediening. Geen donkere kamer –
–
iedereen kan het.Bliksemservice door het gehele land.
Wilt u er méér van weten?
SN,EL’NKOPiE?
Vraag dan de gratis brochure
M AA K
en/of demonstratie aan
–
EEN
bij de Stichting Snelkopie,
–
Postbus 61, Den Haag.
S N E LKO Pl E
MET
AGFA
COPYRAPID
PUBLIKATIE VAN DE STICHTING SNELKOPIE
284
—,- 1634960
D
eeigeitde Oveede-Volking in he . t wateft
APELDOORN (103.000 inwoners) bezit uitstekende
• mogelijkheden om die activiteiten uit het Westen
op te vangen, die niet aan dat deel van Nederland
gebonden zijn
• Centrale ligging
• Fraai en doelmatig reconstructieplan voor de kern
• Goed geoutilleerde industrieterreinen
• Gedifferentieerde industrie
• Aantrekkelijke woongemeente
• Prachtige recreatiegebieden in de directe omgeving
• Ruime keus uit instellingen vooronderwijs
• Ruime gelegenheid voor sportbeoefening
kl
Het gemeentebestuur is gaarne bereid aan de hand van vele maquettes en kaarten de grote
ontwikke!ingsmogelijkheden van Apeldoorn aanschouwelijk voor te stellen
16-3-1960
285
Elektriciteit
.
u
.
brc
Kijk, zé haalt u
met elektricitei
Eén draai aan de kraan en… onmid-
dellijk volop heet water of water van
iedere gewenste temperatuur. .. zonder
wachten! met een
DAALDEROP ELEKTRISCH
HEET WATERRESER VOIR
Elektrisch
Dus veilig: geen vuur, geen vlam.
Elektrisch
Dus schoon: geen aanslag op muur of
plafond.
Elektrisch
Dus fris
en
hygiënisch: geen afvoer-
gassen, geen reuk, geen condenswater,
geen luchtverontreiniging.
Elektrisch
Dus voordelig, want u profiteert royaal
van de extra goedkope middaguren.,
nachtstroom- en weekendtarieven.
Daardoor is elektriciteit veelal voor-
deliger dan welke andere energiebron
ook!
Bovendien hebt u geen omkijken naar
uw Daalderop heetwaterreservoir.
Het werkt volkomen automatisch, zon-
der enige regeling of contrôle . . – jaar
in, jaar uit!
En
u u
. als de dagen kil
T
7
‘I,
/
/
..,..
4)
,
I
1
/
/
if koud zijn
is de verrukkelijke, koesterende
zonnewarmte van de veilige
DAALDEROP ELEKTRISCHE DOUCHECELKACHEL
een uitkomst. De Daalderop elektrische douchecelkachel is water.
dicht! Volkomen veilig, omdat alle stroomvoerende delen absoluut
onbereikbaar zijn voor water of vocht. En de gemakkelijk verstel-
bare reflector van geëloxeerd aluminium behoudt ook in dampige
ruimten zijn groot reflecterend vermogen.
Met trekschakelaar – bestelnummer 282.7 / 47,50
Voorzienvan
Zonder schakeliar – bestelnummer 282.8 t
KEMA-keur
Vermogen: 1000 Watt.
en
water-
dichtheidsteken “.
N.V. KONINKLIJKE METAALWARENFABRIEKEN V/H
J. N. DAALDEROP EN ZONEN – TIEL
De bekende fabriek van elektrische theelichtjes, snelkokers.
straalkachels, broodroosters, voetstoven enz.
286
16-3-1960
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
UITGAVE VAN DE STICHTING HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
45e
JAARGANG
No. 2226
16 MAART 1960
GELDERLAND
Dit speciale nummer is het derde in de reeks, gewijd aan de regionaal-ecônomische en ruimtelijke vraagstukken
van Nederland.
*
INHOUD
Blz.
Bestuurlijke activiteiten en aspecten,
door Mr. H. W. Bloemers ………………………………….
289
Bevolkingsspreiding, bevolkingsconcentraties, migratiestromen en forensisme in Gelderland,
door Drs. D.
deBoer …………………………- ……………………………………………….
292
Het Gelderse komgrondengebied en het streekontwikkelingswerk,
door J. Roseboom …………………
297
De Noord-West Veluwe en het kleine-boerenvraagstuk,
door Dr. Ir. F. P. Mesu ……………………
301
De industriële ontwikkeling van Gelderland,
door Drs. A. R. Vermeer …………………………..
305
De ontwikkeling van Gelderland in het bijzonder in verband met de ligging t.o.v. het Westen des lands, het
Ruhrgebied en Twente,
door Ir. H. Vis ………………………………..
312
De verkeerssituatie in Gelderland,
door Ir. A. Burger en Ir. W. Mols ……………………………
317
De stedelijke concentratiegebieden in Gelderland mede in verband met het streekplanwerk,
door Ir. R. A.
Tjalkens…………………………………………………………………………
321
De vier ontwikkelingskernën (Doetinchem, Harderwijk, Tiel en Zutphen),
‘door Dr. A. A. H. Stolk (met mede-
werking van Mr. J. M. J. Cornelissen, G. J. Numan en S. de Jong) ………………………………
325
De functie van Gelderland als recreatiegebied,
door J. Vet
……………………………………
331
Overzichtskaart van Gelderland ………….
3.10
Kaart van Gelderland in zijn omgeving
……………………………………………..
315
S.
COMMISSIE
VAN REDACTIE: Ch. Glasz; L. M. Koyck;
H. W.
Lambers; J. Tinbergen;
J. R.
Zuidema.
Redacteur-Secretaris: A. de Wit.
–
COMMISSIE VAN’ADVIES VOOR
BELG1Ëi
F. Collin;
J. E.
Mertens de Wilmars;
J. van Tichelen; R: Vandeputte; A.
J. Vierick.
*
16-3-1960
AUTEURSRECHT vOORBEHouDEN
287
288
16-3-1960
Bestuurlijke activiteiten en aspecteli
Gelderland, naar oppervlakte de grootste en naar in-
wonertal de vierde van onze provincies, vertoont struc-
tureel een merkwaardig en van de andere gewesten
afwij-
kend beeld. Zijn gebied is niet alleen geografisch door rivie-
ren duidelijk in drieën gedeeld, maar deze drie delen, t.w.
Oostelijk Gelderland (bestaande uit Graafschap en Lij-
mers), de Veluwe en het Rivierengebied (omvattend o.a.
de Betuwe, het Land van Maas en Waal en de Bommeler-
waard), verschillen ook onderling fundamenteel wat be-
treft bodemgesteldheid, landschap en geaardheid van de
bevolking.
Hoewel de eerste bindingen zich al beginnen af te tekenen
in het laatst van de 12e eeuw, hebben de onderdelen lang
hun zelfstandigheid weten te bewaren; nog in de
tijd
van
de Republiek der Zeven Provinciën werden de zgn. drie
kwartieren van Gelderland, wier territoir ,,grosso modo”
overeenkwam met dat van de huidige delen, ieder afzon-
derlijk bestuurd door een college van gedeputeerde staten.
Een bestuursorgaan voor het gehele gewest, zoals de andere
provincies kenden, ontbrak hier. Deze toestand heeft voort-
geduurd tot het einde van de 18e eeuw.
Ik heb deze historie even opgehaald, omdat zij aantoont,
dat de driedeligheid van Gelderland wortelt in een ver
verleden en een natuurlijk gevolg is van geografische
scheidslijnen, t.w. de rivieren, die ook in het huidige tijds-
gewricht hun negatieve functie nog niet geheel hebben
verloren. Deze driedeligheid heeft uiteraard haar invloed
op het bestuur van het gewest. Immers, naast duidelijk
aanwijsbare verschillen in volksaard en mentaliteit heeft
ieder deel zijn eigen problematiek en uit dien hoofde zijn
eigen wensen en verlangens, kortom zijn specifieke ,,streek-
belangen”. Ook al zijn de onderlinge contacten door de
ruimere verkeersmogelijkheden in de laatste decennia aan-
zienlijk vergemakkelijkt, toch blijkt ook nu nog voor wat
leeft in de ene streek in een andere wel eens weinig inte-
resse en begrip te bestaan. Het behoort tot de taak van
het provinciaal bestuur de uiteenlopende belangen zoveel
mogelijk aan hun trek te laten komen en de driedeligheid
van Gelderland om te buigen naar een drie-eenheid. Dit
gehele complex geeft aan het interne Gelderse bestuurs-
beleid een speciaal aspect, dat voor een goed begrip van
zaken niet uit het oog mag worden verloren.
Beziet men de kaart van Nederland, dan• valt dadelijk
de unieke ligging van Gelderland op. Er is geen andere
provincie, die zulke directe contactmogelijkheden heeft
naar alle windrichtingen. Haar verkèersgeografische situ-
atie is derhalve zeer gunstig, in het bijzondër door de lig-
ging van dit gewest tussen twee van de grootste West-
europese bevolkingsconcentraties, nI. de Randstad Holland
en het Ruhrgebied.
In het kader van de probleemstelling ,,Gelderland in
de spanning tussen het Westen en overig Nederland” is
onder auspiciën van het bestuur van het Economisch Tech-
nologisch Instituut voor Gelderland eind
1956
een com-
missie in het leven geroepen, die onder voorzitterschap
stond van mijn ambtsvoorganger, Jhr. Dr. C. G. C. Quarles
van Ufford. Deze commissie heeft in
1959
een rapport
het licht doen zien, waarin de voor Gelderland belangrijke
vraagstukken van het vooral ruimtelijk beleid zijn bespro-
ken onder de titel ,,De ‘Gelderse ontwikkelingsmogelijk-
heden gezien in verband met de geografische situatie”.
Deze titel wijst erop, dat het door dit rapport bestreken
terrein ruimer is dan door de eerder omschreven probleem-
stelling wordt gedekt.
Intussen was ook van andere
zijde
de aandacht geves-
tigd op de bijzondere geografische positie van Gelderland.
In de vergadering van de Provinciale Staten van 19 decem-
ber 1957 werd nI. een motie-Kleywegt aangenomen, waar-
in o.a. werd gewezen op de hiervéér al gesignaleerde lIg-
ging van Gelderland tussen twee grote bevolkingscentra:
het Westen van Nederland en het Ruhrgebied, en waarin
werd aangedrongen op bestudering van de door deze situ-
atie opgeworpen problemen op het gebied van transport,
industrialisatie, / land- en tuinbouw en vreemdelingen-
verkeer.
Deze motie leidde tot de instelling van de ,,Coördinatie-
commissie voor de ontwikkeling van Gelderland”. Het
werkterrein van een commissie als deze wordt uiteraard
bepaald door de plaats, die het provinciaal bestuur kan
innemen binnen de totale overheidsbemoeiingen op het
gebied van de welvaartsbevordering. Voorop dient te wor-
gesteld, dat de ontwikkeling van enig gewest afhankelijk
is van, en tegelijk een bijdrage moet leveren aan de bevor-
dering van het nationalè welzijn. Dit laatste is primair
een zaak van de Centrale Overheid. In het bijzonder treedt
dit aan het licht ten aanzien van de industrialisatie. Het
regeringsbeleid op dit stuk, hetwelk gericht is op een sprei-
ding van de industrie door regionale çoncentratie, mani-
festeert zich het duidelijkst in de aanwijzing van probleem-
gebieden en ontwikkelingskernen, ten behoeve waarvan
het Rijk o.a. financiële faciliteiten verleent. –
Gelderland, Zuid-Holland en Utrecht zijn de enige pro-
vincies waarvoor een zodanige aanwijzing niet heeft plaats-
gevonden. In hët algemeen kan de juistheid worden erkend
van de overweging, die aan de voor dit gewest op zichzelf
teleurstellende beslissing ten grondslag ligt, nI. dat indus-
trieel Gelderland te weinig reumatische verschijnselen ver-
toont dan dat tot goudinjecties zou moeten worden over
–
jegaan. De wijze, waarop het Gelderse industrialisatie- –
proces zich ontwikkelt, bevestigt deze diagnose. Echter
staat evenzeer vast, dat enkele delen van het Gelderse
lichaam curatieve hulp niet kunnen ontberen, willen zij
niet in de groei achterblijven en op den duur, aan het ge-
vaar van afsterving blootstaan. Daarom blijft het streven
van het provinciaal bestuur erop gericht, ook bepaalde
gebieden in dit gewest te doen delen in de gelden, welke
het Rijk voor de bevordering van de industrialisatie ter
besc,hikking heeft.
Niet alleen het regeringsbeleid ter zake van de indus-
trialisatie raakt de ontwikkeling van deze provincie. Ook
bij vraagstukken als de spreiding van rïjksdiensten en van
het hoger
onderwijs
zijn Gelderse belangen betrokken.
Zonder de eis van grote waakzaamheid en activiteit op
deze punten te onderschatten, wil ik hier toch wel wijzen
op het gevaar, dat chauvinistische overwegingen in het
geding worden gebracht. Deze zouden afbreuk doen aan
de landelijke, maar ook aan de eigen belangen en de op-
.lossing van de problemen vertragen.
Wat nu de activiteiten van het provinciaal bestuur be-
treft, dient niet te worden vergeten, dat deze slechts in
16-3-1960
289
een beperkt aantal gevallen de concrete uitvoering van
projecten ,omvatten en voor het merendeel van stuwende,
voorthelpede en coördinerende aard zijn. Met de aan
de provincigons staatsbestel toegekende bevoegdheden
kan haar bir nochtans heel wat bereiken. Dit geldt
o.a. inzake het punt van de ruimtelijke ordening, waarbij
ik vooral denk aan de streekplannen. Hiervan liggen voor-
bereiding en vaststelling in het provinciale vlak.
Aan de Staten van Gelderland is thans ter vaststelling
aangeboden het streekplan ter bescherming van de water-
winplaatsen in Gelderland. Op stapel staan verder nog
enige streekplannen, welke zich richten op gebieden met
grote bevolkingsagglomeraties (de Zuidelijke Veluwezoom
met Arnhem en omgeving alsmede Nijmegen en omstre-
ken), en voorts nog een facet-streekplan voor natuur-
bescherming en recreatie op de Veluwe. Bij de streekplan-
nen komt o.a. een bepaald aspect van de gesignaleerde
coördinerende taak van de provincie speciaal naar voren,
nI. de coördinatie van plaatselijke belangen, die in het
streekplan zo goed mogelijk moeten worden verwerkt.
De bovengemeentelijke belangenbehartiging heeft trou-
wens in Gelderland reeds lang wortel geschoten. Zij komt
tot uiting in een aantal welvaartsstichtingen, waarin re-
presentanten van een streek uit eigen initiatief zijn gaan
samenwerken tot het bevorderen van de welvaart in het
werkgebied. Haar activiteiten zijn van stimulerende en
bemiddelende aard. De oudste, de Stichting ter bevorde-
ring van de welvaart in de Bommelerwaard, kwam reeds
in de jaren veertig tot stand. Na haar volgden de Stichting
tot bevordering van de welvaart in de West-Betuwe, de
Stichting Streekbelangen Oostelijk Gelderland en de Stich-
ting Streekbelangen Maas en Waal en Rijk
van Nijmegen.
Ook voor de Noord-West Veluwe kwam een welvaarts-
stichting tot stand, t.w. de Stichting tot ontwikkeling van
de Noord-West Veluwe. Deze echter ontstond uit initia-
tieven van het provinciaal bestuur. Ik mag in dit verband
niet verzuimen ook de Gelderse komgrondencommissie,
welke door de provincie werd ingesteld, te vermelden. Ook
zij dient bovengemeentelijke belangen, zij het dan ook,
dat haar doelstelling meer beperkt is. Al deze organen
worden door de provincie door ruime subsidies gesteund.
Hebben de bemoeienissen van, de provincie uitbreiding
ondergaan door de groei van lokale belangen tot gewes-
-telijke, de veelomvattendheid van de taak van de gemeen-
ten is er niet minder door geworden. Integendeel, deze is
toegenomen als gevolg van de eisen van de moderne samen-
leving. Dit alles vraagt van de gemeenten om een krachtig
en voldoende geëquipeerd bestuursapparaat. Op dit punt
roept de positie van de kleine gemeenten meermalen moei-
lijkheden op. In sommige gevallen ziet het provinciaal be-
stuur zich genoopt het middel van een grenswijziging ter
hand te nemen om tot een gemeentelijke herindeling te
geraken. Behoefte aan grenswijziging doet zich in Gelder-
land soms ook gevoelen bij gemeenten, wier bebouwing
tegen de gemeentegrenzen drukt. Dit laatste gaat zich in
toenemende mate voordoen bij de van oudsher stedelijke
gemeenten. Haar grenzen zijn vaak nog nauw om de wallen
van de oude stad getrokken. Blijkt een grenswijziging nood-
zakelijk dan is het zaak een oplossing te bereiken voor
een lange reeks van jaren, opdat niet na korte tijd opnieuw
de ingewikkelde en tijdrovende grenswijzigingsmachine op
gang moet worden gebracht. Als voorbeelden van een zeer
ingrijpende grenswijziging noem ik de reeds enige jaren
geleden totstandgekomen gemeentelijke herindeling van de
Bommelerwaard, waar een aantal van 13 gemeenten terug
werd gebracht tot 7. Zeer recent is het plan tot een gemeen-
telijke herindeling van de Noord-West Veluwe, dat Gede-
puteerde Staten de betrokken gemeentebesturen hebben
voorgelegd en dat ook buiten Gelderland de aandacht
heeft getrokken.
Niet elke bemoeiing van de provincie is – gelukkig
mag ik wel zeggen – zo ingrijpend als
bij
grenswijzigingen.
Evenmin is zij steeds in die mate ordenend als bij het vast-
stellen van streekplannen het geval is. Meer stuwend en
voorthelpend is de aard van de provinciale werkzaam-
heden, die zich richten op het scheppen van een gunstig
klimaat voor de aanwending van de mogélijkheden, welke
Gelderland biedt. Met deze arbeid wordt de helpende hand
vooral uitgestoken aan de gemeenten, van wie het provin-
ciaal bestuur in
belangrijke
mate eigen initiatieven en acti-
viteiten verwacht. Zij vooral zijn het ten slotte, die zich
ervoor moeten inspannen, dat van de aanwezige of ge-
schapen mogelijkheden door de burger gebruik wordt ge-
maakt.
De provincie dient in het bijzonder bedacht te zijn op
het scheppen van een gunstig klimaat ten behoeve van de
industrialisatie. De mogelijkheden van en in Gelderland
op dit punt heeft het gewest te danken aan zijn eerder ver-
melde geografische ligging. De verkeersverbindingen, die
noodzakelijk zijn om deze uitnemende positie ten volle te
benutten, zijn in het algemeen reeds aanwezig dan wel door
de vastgestelde plannen ten aanzien van de rijkswegen voor
de nabije toekomst verzekerd. Niettemin blijft hier de taak
van het provinciaal bestuur om voor het behoud van be-
staande verbindingen te waken en de tijdige uitbreiding
van andere en nieuwe te bevorderen. Daarnaast richt de
provincie haar activiteit op ingrijpende verbetering van
de secundaire en tertiaire wegen.
De bevordering van industrievestigingen in Gelderland
is slechts een van de aspecten van het welvaartsstreven.
Zij is geen doel op zichzelf, maar een middel o.a. om de
nodige werkgelegenheid te scheppen voor de arbeidskrach-
ten, die afvloeien uit de landbouw als gevolg van de in die
sector aan de gang zijnde rationalisatie en mechanisatie.
Dit proces is in Gelderland, waar de agrarische.beroeps-
bevolking van 1889 tot
1956
terugliep van 48 tot 18 pCt.,
terwijl voor 1970 een teruggang tot 12 pCt. wordt geraamd,
in volle’gang. Zulks is vooral het geval daar waar ruilver-
.kavelingen plaatsvinden, zoals in het Rivierengebied. Maar
ook elders in de provincie roepen de veranderingen in de
landbouw problemen op. ik denk hierbij ook aan het
,,kleine-boerenvraagstuk” op de Noord-West Veluwe,
waaraan elders in dit nummer nog bijzondere aandacht
wordt geschonken. Het zou mij te ver voeren om de be-
moeienissen van het provinciaal bestuur in de landbouw-
sector breedvoerig te schetsen. ik wil slechts memoreren
de arbeid aan een agrarisch welvaartsplan voor deze pro-
vincie, bestaande uit een aantal deelrapporten, waarvan
het eerste dezer dagen is verschenen.
Gelderland heeft in den lande vooral ook de naam van
een recreatiegebied bij uitstek. De provincie vervult hierbij
een functie, welke in nationale behoeften voorziet. Reeds
eerder wees ik erop, dat met maatregelen op het terrein
van de ruimtelijke ordening gestreefd wordt naar het be-
houd van kostbaar recreatiegebied. Naast deze maatrégelen
draagt de provincie het hare ertoe bij om dat gebied ook
feitelijk zo goed mogelijk aan zijn doel te doen beantwoor-
den. Daartoe bestaat een fonds voor toeristische voor-
zieningen, waaruit o.a. gelden beschikbaar worden gesteld
voor het onderhoud van rijwielpaden. Het ziet ernaar uit,
290
16-3-1960
dat in de toekomst uit dit fonds ook middelen zullen wôrden
gevraagd voor voorzieningen ten behoeve van de berm-
recreatie (aanleg picknickplaatsen e.d.).
Nieuwe recreatiemogelijkheden openen zich als gevolg
van de drooglegging van het Ijsselmeer. Tussen Oostelijk
Flevoland en het oude land heeft zich een randmeer ge-
vormd, geschikt voor watersport. Op initiatief van de pro-
vincie is in oprichting de Recreatiestichting het Veluwe-
meer, welke zich ten doel stelt het totstandbrengen van
openbare voorzieningen als aanlegplaatsen voor de water-
sport, ontsluitingswegen en rijwielpaden, pleisterplaatsen
e.d. Daarnaast streeft zij naar het behoud vati het natuur-
schoon. In deze stichting zullen samenwerken het Rijk,
de provincie, de kustgemeenten en de Stichting tot ont-
wikkeling van de Noord-West Veluwe. Ook op andere
plaatsen in de provincie liggen nog nieuwe recreatiemoge-
lijkheden, welke uitgebuit dienen te worden. Ik denk bijv. /
aan de ontgrondingsplas ,,De Bijland” nabij Lobith, die
zich zal kunnen ontwikkelen tot een watersportcentrum
voor het oosten des lands en het nabijgelegen Duitse ge-
bied. –
De laatste woorden geven mij een geschikt aanknopings-
punt om een enkele passage te wijden aan de ligging van
Gelderland ten opzichte van Duitsland en met name het
Ruhrgebied. In de motie-Kleywegt werd met nadruk de
centrale ligging van Gelderland tussen dat gebied en de
Randstad Holland gesignaleerd. Dit facet, dat nader wordt
belicht in een van de volgende artikelen in dit nummer,
accentueert o.a. nog eens de noodzaak tot uitbuiting van
de industriële mogelijkheden van verschillende aan de grote
waterwegen gelegen kleinere steden in het Rhierengebied
en van de
nabij
de grens gelegen plaatsen beschikken
over gu
1
nstige internationale wegverbindit1gn. Ook het
toenemende vreemdelingenverkeer van het Duitse achter-
land uit vergt bijzondere aandacht. In de plannen en maat-
regelen op provinciaal niveau wordt met dit alles rekening
gehouden. Gelderland kan echter als geografisch en tege-
lijk bestuurlijk deel van Nederland in
zijn
initiatieven te
dezer zake niet steeds en zonder meer als zelfstandig be-
langhebbende optreden.
De vraagstukken op het terrein van de ruimtelijke orde-
ning, de industrialisatie, de landbouw en de recreatie zijn
een aantal aspecten van een en dezelfde zaak, nl. – en
hier kom ik weer terug bij mijn uitgangspunt – de algemene
problematiek van de ontwikkeling van Gelderland. De
oplossing van de diverse vraagstukken vergt veel, maar
interessante studie, coördinatie van de meest uiteenlopende
belangen en samenwerking met zeer velen zowel binnen
als buiten het verband van de Overheid. Het provinciaal
bestuur neemt temidden van dit alles een centrale plaats
in en heeft daarbij, evenals de leiding van een goed bedrijf,
niet stil te staan bij de problemen van de dag, maar een
beeld voor ogen te hebben van de vraagstukken welke
zich over lange termijn voordoen en zich daaraan op tijd
aan te passen.
Arnhem.
Mr. H. W. BLOEMERS.
GELDERSCHE TRAMWEGEN.;
Bij het zich vestigen van een industrie in een bepaalde
streek is het van het grootste belang dat er aldaar goede
openbare verkeersmiddelen zijn; zowel voor het vervoer
van personen als van goederen.
Een frequente dienst op een dicht net van autobuslijnen
(met snel- en stopdiensten) en van vracht-autodiensten bieden
u in Oostelijk-Gelderland
–
De Geldersche Tramwegen
Kantoren in de voornaamste plaatsen
Hoof’dkantoor te Doetinchem
16-3-1960
291 –
Bevolkingsspreiding, bevolkingsconcentraties,
migratiestromen en forensisme in Gelderland
Opvallend is de toenemende belangstelling van niet-
vakmensen voor de verschijnselen, welke samenhangen
met de spreiding der bevolking over haar woongebied.
Het is nog niet zo lang geleden, dat de bestudering van
– deze
verschijnselen
zich afspeelde binnen de academische
sfeer van een aantal gespecialiseerde demografen en geo-
grafen. Op het ogenblik kan het als normaal worden be-
.schouwd, dat in bestuurscolleges als de Kamers der Staten-
Generaal, de Provinciale Staten of de Gemeenteraden inten-
sief over deze zaken wordt gedebatteerd en dat deze de-
batten door het bedrijfsleven met interesse worden gevolgd
‘of tot onderwerp worden gekozen voor daartoe georga-
niseerde bijeenkomsten.
De hierna volgende beschouwing is o.a. van deze ont-
wikkeling het resultaat en wel op tweeërlei wijze:
de artikelenreeks, waarvan zij deel uitmaakt, is dui-
delijk op de praktijk gericht, en valt als zodanig buiten
het academisch kader;
het materiaal, dat aan de beschouwingen ten grond-
slag ligt, kon worden verzameld door een instituut
dat zijn ontstaan en voortbestaan dankt aan de inten-
sieve belangstelling van de Overheid en van het be-
drijfsleven.
De geconstateerde toenemende belangstelling voor de
lemografische en ruimtelijke vraagstukken kan zeker in
verband worden gezien met het intensiéve gebruik dat in
Nederland van het ter beschikking staande woongebied
moet worden gemaakt, een intensiteit, welke met de groei-
ende bevolking in de loop der jaren nog sterk zal toenemen.
Op deze
wijze
wordt men in de concentratiegebieden met
deze facetten der samenleving geconfronteerd. Doch zelfs
in Nederland met zijn buitengewoon grote bevolkings-
dichtheid hebben wij ook te maken met het negatieve facet,
de problematiek van die delen van het woongebied, waar
om bepaalde redenen de bevolkingsgroei stagneert, of zelfs
in een bevolkingsvermindering overgaat. De artikelen-
reeks in het nummer over het Noorden geeft daar voor-
beelden van.
In Nederland als geheel, waar de migratie over de rijks-
grenzen per saldo, in vergelijking met het verschil tussen
geboorte en sterfte, van geringe betekenis is, brengt con-
centratie in bepaalde daarvoor aantrekkelijke gebieden
noodzakelijkerwijs een vertraging der bvolkingsgroei el-
ders mee. Gedeeltelijk kan men deze verschillen verklaren
uit een differentiatie in geboorte-overschotten. Er is mijns
inziens echter alle reden het verschijnsel in de eerste plaats
te benaderen vanuit de sfeer der spreiding van de econo-
mische âctiviteiten en de daarvoor benodigde mankracht.
De differentiatie in de economische ontwikkelingsinoge-
lijkheden der verschillende landsdelen, gebieden en woon-
kernen, afhankelijk van de geografische situatie en de spe-
cifieke kwaliteiten der inwoners, zijn mijns inziens in het
differentiatieproces der bevolkingsspreiding primair. Via
migratie en forenzendom zal in de meeste gevâllen het
spreidingspatroon der bevolking zich aanpassen aan het
spreidingspatroon der werkgelegenheid. Deze samenhang
maakt het op de voet volgen van de bovengenoemde demo-
grafische processen tot een waardevolle bron voor de be-
studering van het regionale economische ontwikkelings-
proces.
– 292
Hoewel het voor de hand zou liggen uit het voorgaande
de conclusie te trekken dat het E.T.I.-Gelderland op eigen
initiatief een systematische studie over de demografische
ontwikkeling in de provincie gemaakt zou hebben, is dit
feitelijk niet juist. Met betrekking tôt de migratie bijv.
hebben wij een academisch steuntje nodig gehad en wel
van de zijde van de-Vereiiging van Utrechtse Geografische
Studenten, in de vorm van het verzoek een inleiding te willen
houden ter gelegenheid van het zevende lustrum in de
serie ,,Regionale Structuur—Interregionale Functie”
1).
De
opzet van deze serie was mede geïnspireerd door de publi-
katies van de Rijksdienst voor het Nationale Plan van
1949 en
1956
over de bevolkingsspreiding in Nederland,
uitmondende in het veel geciteerde ,,Het Westen en Overig
Nederland”. Onze analyse van de migratiestromen werd
later een der bouwstenen van het rapport, uitgebracht
door de ,,Commissie Quarles”: ,,De Gelderse ontwikke-
lingsmogelijkheden, gezien in verband met de geografische
situatie”.
In de jaarverslagen van het Gelderse E.T.I. wordt sinds
1955 een kort overzicht van de demografische ontwikkeling
opgenomen, dat sinds 1957 ook aansltiit op de voor het
lustrumcongres gebruiktè indeling. De ontwikkeling blijkt
zich in grote lijnen bij de toen geconstateerde trend tussen
1948 – 1956 aan te sluiten, zodat in het hierna volgende
ook van deze gegevens en het getekende grafische materiaal
gebruik zal worden gemaakt.
De bestaande concentratie-
en expulsiegebieden in Gelder-
land.
Het is helaas niet mogelijk de op het E.T.I. vervaardigde
kaart met de bevolkingsdichtheden per telgebied (1956)
bij dit artikel af te drukken. Op deze kaart wordt namelijk
zeer fraai het verschil in karakter van bewoning geïllus-
treerd dat bestaat tussen de drie nog bestaande Gelderse
kwartieren
2)
De
Veluwe
kenmerkt zich door de typische zoomvor-
mige bevolkingsconcentraties, die op de rand van hoog
en laag de, in de moderne tijd, als waardevol aan te merken
recreatiegebieden van de centrale Veluwe omvatten. Hier
treft men ca. 580.000 inwoners of bijna 50 pCt. der Gel-
derse bevolking:
– aan de zuidelijke zoom met Arnhem.als centrum ruim
220.000;
– aan de’ oostelijke zoom met Apeldoorn als centrum
ruim 180.000;
– aan de noordelijke zoom tussen Amersfoort en Zwolle
ruim 80.000;
– aan de westelijke zoom, voor een belangrijk deel in Ede,
ruim 100.000.
Het is het deel van Gelderland waar de verstedelijking
het verst is voortgeschreden. De meerderheid der bevol-
king woont in kernen van meer dan 10.000 inwoners, waar-
van verschillende deel uitmaken van grotere, overwegend
stedelijke complexen. De gehele zuidelijke Veluwezoom
(ca. 220.000), Apeldoorn (ca. 80.000) en Ede (ca. 40.000)
November 1957; gestencild in het ,,Verslag lustrumcongres”.
Een dergelijke kaart voor 1947 is afgedrukt in het handboek
der Geografie in Nederland, deel
5,
onder redactie van G. J.
Mulder.
16-3-1960
1
kunnen als ,,stedelijk” worden aangemerkt en tellen te-
zamen ca. 340.000 ihwoners, of 60 pCt. der totale bevolking.
Totaal anders is de situatie in het
Gelderse Rivieren-
gebied,
met ca. 380.000 inwoners, intern bestaat hier een
uitgesproken tegenstelling tussen het eigenlijke lage ge-
bied en het gestuwde zandgebied bij Nijmegen. Tussen
de
rivierdijken
met 200.000 inwoners vindt men enkele
kleine stadskernen en vele achter tegen de dijken gelegen
dorpen met inwonertallen van in de meeste gevallen ca.
1.000 â 3.000 zielen. In het oostelijke deel is Nijmegen uit-
gegroeid tot een stad, die met omgeving, ca. 160.000 in-
woners telt.
Kenmerkend voor het spreidingspatroon van de be-
volking der
Achterhoek
van ca. 300.000 personen, is het
grote deel (ca. 35 pCt.) dat in ,,verspreide huizen” woon-
achtig is. De industrialisatie, welke eerst na 1920 in de meer
stedelijke kernen tot ontwikkeling is gekomen, heeft zich
voordien juist op het platteland ontwikkeld, waardoor
de agrarische bevolking, meer dan elders in Gelderland,
aan het land gebonden bleef. Het verstedelijkingsproces
is nu wel in gang. Van een uitgesproken
stedelijke
kern is
toch eigenlijk nog slechts in Zutphen sprake. Opvallend
is wel de steeds duidelijker tot uiting komende lintvormige
bevolkingsconcentratie langs de Oude IJssel tussen Doe-
tinchem en lJlft, waar thans ca. 40.000 inwoners gevestigd
zijn.
TABEL 1.
De ontwikkelings/jnen naar de huidige situatie
(Rivierenge-
veluweRivierengeb.
bied excl.)
Achterhoek
Rijk van
Nijmegen
a b c
a b c
a b c
a b c
189011920 . .14 + 1 = 15 14-.-4
10 (
= 4) 13-3 = 10
1920/1940 . .
12 + 4 = 16 13-4
9 (3-8 = 5) 14-4 = 10
194011950 . .
14 + 3 = 17 14-1
13 (14-2 = 12) IS – !
14
195011955 ..
14 +
5
= 19 16-4 = 12 (16-6 = 10) 16-6 = 10
a = geboorte-overschot per 1.000 inwoners per jaar.
b = vestigingsoverschot per 1.000 inwoners per jaar.
c = groeitempo per 1.000 inwoners per jaar.
•Het gegeven zeer globale overzicht bewijst dat de krach-
ten, die in het verleden de genoemde concentraties bewerk-
ten, haar invloed nog doeri gelden. Binnen het concen-
tratiegebied op de Veluwe concentreert de bevolking zich
sinds ongeveer 1900 steeds meer, door een met de jaren
stijgend vestigingssaldo. Het Rivierengebied is overwegend
een expulsiegebied gebleven, al ziet men hier het vertrek-
saldo afnemen. Deze afneming wordt blijkbaar niet alleen
door Nijmegen beïnvloed, ook de kleinere steden dragen
hiertoe bij. De tegenstelling tussen Nijmegen en de rest
is overigens blijven bestaan.
Opvallend is het toenemend vertrekoverschot in de Ach-
terhoek in de laatst vermelde periode. In het verleden
(1910 – 1940) heeft eén ingrijpende intensivering van het
agrarisch gebruik van de cultuurgrond in belangrijke mate
bijgedragen tot de expansie der regionale economie. Dit
proces kon na 1950 niet veel invloed meet uitoefenen
3).
Alleen in de Oude JJsselstreek benadert het groeitempo
sindsdien het Gelderse gemiddelde. in tabel 2 is een over-
zicht gegeven van het groeitempo in de onderscheiden 13
gebieden in Gelderland (groei per 1.000 inwoners per jaar).
3)
Zie Achterhoek en Liemers. Geografisch Handboek voor
Nederland, deel
5.
TABEL 2.
Groeitempo per gebied
189011920
192011940
194011950
195011958
Zuid-Veluwezoom
13
IS
15
20
lisselstreek
19
18
17
17
Iisselmeerkust
12 13
20
25
Gelderse vallei
. . .
14
21
21
22
Oost-Betuwe
4
7
17
12
west-Betuwe
4
3
II
9
Bommelerwaard
…
5
2
13
13
Land van Maas en
8
13
13
waal
………….5
Rijk van Nijmegen
.
23
16 17
1
IS
10 10
15
II
Oude EJsselstreek.
. . .
13
II
19
.
IS
Lieniers
…………
Oost-Achterhoek
. . .
14
14
17
10
GebiedZutphen
…
7 10
II
10
Gelderland
12
1
13
1
16
IS
De
migratiestromen na
de oorlog.
Door de analyse van de migratiestromen kunnen nu
feiten aan het licht gebracht worden, zowel over de ver-
houdingen van de Gelderse gebieden onderling, als over
de relatie van Gelderland met de andere delen van Neder
–
land, op grond waarvan iets kan worden duidelijk gemaakt
over de positie van Gelderland in het geheel van Neder-
land. Ten opzichte van de provincie zelf en de drie onder
–
scheiden landsdelen zien wij het volgende proces zich af-
spelen:
TABEL 3.
Binnenlandse migratie 1948-1959
Noor-
1 Gelder-
1
Vestigingsgebieden:
den
1
Zuiden westen
1
land 1 Totaal
Zuid-Veluwezoom
3.400
200
4.200 4.000
11.800
700
5.300
300
13.700
Rijk van Nijmegen
1.000
.
1.800-
1.000
700
2.500
Totaal
……………
11.800
.
600-
2.700
8.500 5.000
28.000
Rest Veluwezoom ………7.400
Vertrekgebieden:
Achterhoek
…………..
1.800-
2.900-
4.000
–
9.300
Rest Rivierengebied
200
–
..
2.200-
4.000
–
700
–
6.700
Tolaal
…………….
–
400-
.
4.000- 6.900-
4.700a)
-16.000
Saldo
…………….
.11.400
–
1.300
+
1.600
300
1
12.000
a) Afrondingen veroorzaakten dit aanlal, dat in principe 0 moet zijn.
Een vestigingsoverschot van ca. 12.000 personen treft
men dus in Gelderland. Dit saldo is opgebouwd uit ëen
vestigingssaldo van ca. 28.000 personen op de Veluwe en
verder een klein deel in het Rijk van Nijmegen, terwijl
vanuit de Achterhoek en het overige Rivierengebied ca.
16.000 personen per saldo afvloeiden. De interne Gelderse
migratie bezorgde de concentratiegebieden een positief
saldo van
5.000
personen, terwijl de overige personen voor
het grootste deel
(bijna
12.000) uit het Noorden kwamen.
Opvallend groot is het vestigingssaldo dat vanuit het Wes-
ten toestroomde (bijna 9.000). Ten opzichte van het Westen
neemt Nijmegen nog geen concentratiepositie in. Wèl is
de migratie vanuit het Zuiden in de eerste plaats op Nij-
megen gericht. Opvallend is verder dat de interne migratie
zich sterk op de zuidelijke Veluwezoom richt, terwijl die
uit het Noorden des lands zich in sterkere mate in de andere
delen van de Veluwe concentreert. Van de vertrekgebieden
is de afvloeiing uit de Achterhoek het grootst (ruim 9.000).
Zij richt zich in de eerste plaats op centraal Gelderland.
De afvloeiing uit het landelijk deel van het Rivierengebied
(ca. 7.000) daarentegen is duidelijk op het Westen gericht.
De bedoelde analyse der migratie heeft geleerd, dat het
bij de toestroming vanuit het Noorden om een duidelijk
gerichte migratie gaat.
Het migratie-effect (
saldo
mobiliteit x 100) bedraagt hier 20 â 30
16-3-1960
–
293
S.
-1
pCt. In de migratoire relatie met het Westen echter over-
jaren tussen 148 – 1956 ca. 145.000 personen. In de
heerst de uitwisseling. Het migratie-effect bedraagt hier ca. –
beide onderstaande cartogrammen is aangegeven het
4 pCt., terwijl de relatie tussen Gelderland en de grote
migratiesaldo der Gelderse gemeenten, t.o.v. het Wes-
stedelijke concentraties in het Westen vrijwel geheel een
ten en t.o.v. Nederland als geheel in de jaren tussen
uitwisselingskarakter heeft. Deze uitwisseling omvatte in de
1948 – 1956.
KUV INLI (LD.RLANDF
———-
———
M 1 G R A T 1 E
1-948_1956
21
/
J
MIGRATIE
ten opzichte van
– –
–
WESTELJKE
PROVINCIES
–
–
—
–
.
– —
– –
.
.100
PERSONEN
VEST 1 G 1 NGSOVERSCHOT
= *100 P E R S 0 N E
N
•
Yr’
–
VERTREKOVERSCHOT
/
–
S A L D 0
BINNEN LANDSE
–
–
–
–
-46
MIGRATIE
.
‘
/
—
•
.
– •
–
–
•
• •
–
–
—
–
–
–
S;
•
_ –
.
tU
•.
– • –
–
-s
)-.
–
– –
S.
S
–
-S-
• –
t
..
SCHAAL 1:1.000.000
Okn
T
Econom is ch Technolooischin
sE
Ido r inn
S
,
294
16-3-19 60
•
.
..
‘
,
1-let forensisme.
Naast gegevens betreffende groeitempo en migratie kun-
.nen die van het forensîsme aanwijzingen geven over de
mate waarin bepaalde kernen zich tot centra van formaat
ontwikkelen. In deze zin kan een goede forenzenstatistiek
worden beschouwd als een waardevolle aanvulling op de
genoemde demografische gegevens. Migratie en forenzen-
dom zijn beide schakèls, die dienen om de spanning, ont-
staan door, het verschil in spreiding tussen het wonen en
werken, te overbruggen.
Ten opzichte van andere delen van Gelderland c6nsta-
teren wij positieve forenzensaldi (saldo van werkers) in
de Zuidelijke Veluwezoom (4.000); in de Gelderse Vallei
(600), in het Rijk van Nijmegen (400), in de Oude Ijssel-
streek (400), en in de West-Betuwe (300). Betrekt men de
werkgelegenheid buiten de provincie
bij
de vergelijking,
‘dan blijkt de invloed van het havengebied van Rotterdam
ook in de West-Betuwe een negatief saldo te doen ont-
staan.
Per gemeente wordt verreweg het grootste saldo in
Arnhem aangetroffen (4.200). Het vergelijkbare cijfer in
Nijmegen bedraagt slechts 1.000. Een zelfde forenzensaldo
! wordt ook in het veel kleinere Doetinchem aângetroffen.
Typische werkcentra voor de omgeving blijken verder te
zijn: Tiel (500), Gendringen (400), Zutphen (300), Gelder-
– malsen (200). Een aparte groep in deze sector zijn de fo-
renzen ,,werkend in meerdere gemeenten” (o.a. handels-
reizigers) die over het algemeen in de verzorgingscentra
worden.aangetroffen, zoals bijv. in Arnhem (2.000), Nij-‘
megen (1.000), Apeldoorn (700). Ook in de secundaire
..verzorgingskernen als Doetinchem (250), Zutphen (250),
Tiel (200) en Harderwijk (200) vindt men van deze groep
relatief grote aantallen, evenals in de omgeving der grote
centra, zoals bijv. aan de Zuidelijke Veluwezoom en in –
plaatsen als Elst en Wychen.
Enkele beschouwingen over de consequenties van de geschet-
ste
demografische ontwikkelingen.
–
Na deze verkenning in cijfers heeft het zin terug te grijpen
op de inleiding, gehouden door Van den Berg op het reeds
genoemde V.U.G.S.-congres
4
).-Uit de,analyse van migratie-
overschotten van de verschillende provincies blijkt, dat
de demografische expansie van het Westen in Noord-Hol-
land is begonnen. Na 1900 blijken Noord- en Zuid-Holland
als een geïntegreerde eenheid invloed uit te oefenen, terwijl
in Utrecht ,,fronteffecten” gaan optreden. Tussen 1920
en 1940 voltrekt zich ook de integratie van deze provincie
binnen het Westen. Na de laatste oorlog is het zelfde pro-
ces ook in Gelderland begonnen.
) Drs. G. J. van der(Berg: ,,Structuur.en functie van het
Westen”.
•
16-3-1960
‘
295
1
Uit het voorgaande is wel duidelijk geworden dat de
behandeling van Gelderland als een geheel, als gevolg van
de fundamentele regionale verschillen, vertroebelend moet
werken. Ten aanzien van de Veluwe kan worden gecon-
stateerd dat het integratieproces in 1948 reeds in volle
gang was. Al is in demografisch opzicht het stadium van
een vrij vergaande integratie bereikt, in economisch op-
zicht is de frontpositie t.o.v. het demografisch massief van
het ,,Westen” voelbaar. Zij uit zich o.a. in een relatief
sterke gevoeligheid voor conjuncturele schommelingen,
maar heeft ook invloed in het structurele vlak, doordat
structurele problemen en de daarbij optredende dispro-
porties in het Westen, de neiging hebben het evenwicht
in de randgebieden te verstoren (zie ook blz. 309 van het
artikel van Drs. A. R. Vermeer in dit nummer).
Men heeft nu in Gelderland met de problematiek der
concentraties op twee manieren te maken:
de situatie van de provincie in het grensgebied van
het zich uitbreidende ,,Westen”;
de interne tegenstelling tussen concentratie- en ex-
pulsiegebieden binnen de provincie.
In de cartograrnmen op blz. 295 is een poging gedaan,
in navolging van de wereldkaartjes van P. Vincent en
Pierre George, de differentiatie in bevolkingsdichtheid op
sprekende wijze uit te beelden
5).
Dit is geschied door op
de gestyleerde kaartjes: A. de werkelijke oppervlakte af
te beelden, B. de oppervlakte naar dejnwonertallen te
vertekenen. In Gelderland gaat het
bij
de concentratie
vooral om de gebieden A = Zuidelijke Veluwezoom en
1 = het
Rijk
van Nijmegen.
De regionale verschillen binnen Gelderland zijn groot
5)
Zie Geografisch Tijdschrift, september 1951, blz. 233 en
234.
en de concentraties hebben, zoals overal, de neiging zich-
zelf te verdichten. De uitgesproken concentratiegebieden
(Arnhem, Apeldoorn, Ede en Nijmegen) met hun directe
omgeving telden in 1948 41 pCt. der Gelderse bevolking
en trokken in de periode tot 1960 46 pCt. der demogra-
fische expansie tot zich; zij bevatten in 1948 47 pCt. der
Gelderse industrie en trokken tot 1960 54 pCt. der indus-
triële expansie aan.
Op de knelpunten welke als gevolg hiervan ontstaan
gaat Ir. R. A. Tjalkens in dit nummer nader in. De een-
zijdige concentratie schept ruimtelijke problemen ener-
zijds, en een tekort aan bevolking om een redelijk verzor-
gingspeil op te bouwen of in stand te houden anderzijds.
De drie streken in Gelderland, waar deze laatste proble-
matiek aan de orde is, zijn: de Achterhoek, de Noord-
West Veluwe en het Westelijk Rivierengebied. Het ligt
voor dé hand te trachten de concentraties af te remmen
met dezelfde krachten die deze in het leven riepen. Dit be-
tekent, dat de expulsiegebieden hun activiteiten zo goed mo-
gelijk dienen te bundelen. De regionale centra, welke in een
zo gunstig mogelijke positie verkeren voor het na te streven
doel, zijn volgens velen in de provincie: Doetinchem, Zut-
phen, Harderwijk en Tiel. Deze plaatsen spelen, o.a. door
hun geografische positie en door hun gunstige ligging in
het net van verkeerswegen in regionaal verband, een be-
langrijke rol. Een bevestiging van deze regionale betekenis
is o.a. in de gegeven forenzencijfers te vinden.
Over twee van de drie genoemde expulsiegebieden wordt
in dit nummer geschreven door de voorzitters van de daar
opgerichte ontwikkelingsorganisaties. Over de vier ge-
noemde secundaire kernen handelt de, in overleg met de
betreffende collegae geschreven, bijdrage van de burge-
meester van Tiel.
Arnhem.
Drs. D. DE BOER.
Het Rivierengebied beter ontsloten
Door de aanleg van nieuwe autowegen wordt het Rivieren-
gebied steeds beter ontsloten en daardoor kan het profijt trekken
van zijn geografische ligging, nl. direct achter Rotterdam en de
Europoort, grenzend aan de Randstad en in het centrum van
het land.
Door het gereedkomen van Rijksweg 15 door de Betuwe tot
Tiel (wordt doorgetrokken tot Zevenaar en geeft daarmee de
verbinding met het Ruhrgebied) zijn Rotterdam en Den Haag
in ruim één uur per auto te bereiken. Aansluitend op de ver
–
binding Utrecht-Den Bosch geldt dat eveneens voor Amsterdam en Eindhoven.
Culemborg, Geldermalsen, Tiel en Zaltbommel zijn langs
deze wegen dus zeer snel te bereiken.
Ten zuiden van de Waal loopt de nieuwe Van Heemstrabaan van Nijmegen langs Druten en Zaltbommel tot Slot Loevéstein
en deze zal worden aangesloten op cie verbinding Rotterdam-
Breda. De weg van Veenendaal naar Oss (nieuwe brug bij Rhe-
nen) geeft de tweede verbinding met noord en zuid.
Zo hebben twee west-oost en twee noord-zuid verbindingen
de ontsluiting van het Rivierengebied in midden Nederland
gebracht.
296
16-3-1960
Het Gelcierse komgrondengebied en het
streekontwikkelingsw erk
Bij het lezen van de titel van dit artikel zal menigeen
zich wellicht afvragen, wat komgronden eigenlijk zijn en
waar de komgronden liggen. Het is ni. niet te boud om te
stellen, dat de gemiddelde Nederlander dit niet precies
weet en daarom lijkt het
mij
nuttig hierover eerst iets in
het kort te vertellen.
Komgronden treft men aan in het Rivierengebied, d.i.
het territoir, omsloten door de grote rivieren Rijn, Waal
en Maas, dus het Land van Maas en Waal, Betuwe, Bom-
melerwaard enz. Voor het overgrote deel bevinden de
komgronden zich binnen de grenzen van de provincie
Gelderland. De meeste Nederlanders verkeren in de me-
ning, dat het gebied van degrote rivieren één van de vrucht-
baarste delen van ons land is. Men kent het vooral als de
streek van de bloeiende boomgaarden en van de grote,
veelzijdige vruchtenoogst
1).
Dit is echter slechts een fa-
çade. Deze bloei en overvloed concentreren zich nl. alleen
op en langs de hoge oeverwallen. Het tussenliggende ge-
bied is door de zich véér de bedijking regelmatig verplaat-
sende rivierbeddingen ,,uitgeslepen” tot bijzonder zware,
moeilijk bereikbare, slecht doorlaatbare en laag gelegen
gronden. Dit nu zijn de komgronden.
De oude situatie.
–
Wanneer wij nu teruggaan tot de jaren dertig, dan zien
wij hier een bevolking leven op een zeer laag welstands-
niveau, vooral buiten de stedelijke kernen. De bewoning
en het kronkelige wegennet waren geheel geconcentreerd
op de hoger gelegen gronden langs de rivierdijken en oude
rivierbeddingen. In dit overwegend agrarisch gebied vorm-
den steenfabrieken, meubel-, hoepel- en mandenmakerjen
de belangrijkste industriële bedrijvigheid. De landbouw
werd uitgeoefend op zeer kleine bedrijfjes, waarop akker
–
bouw, fruitteelt, veehouderj en pluimveeteelt naast elkaar
voorkwamen. De bedrijfsvoering was voor de boer moei-
lijk. Reeds eerder noemde ik het karakter van de grond
één der oorzaken hiervan. Daarnaast moet vermeld worden
het euvel van de jaarlijkse verpachting van het grasland
en de ondoelmatige verkavelingstoestand. Onnodig te zeg-
gen, dat hierdoor verzorging en bemesting van het land
werden verwaarloosd. De boeren waren economisch en
sociaal afhankelijk van de meestal uitwonende verpach-
ters, of van de rentmeesters en notarissen, die hen vertegen-
woordigden.
De dorpen verkeerden in een isolement door de slechte
verbindingen met de buitenwereld. Hechte dorpsgemeen-
schappen ontstonden nochtans zelden. De boeren waren
slecht georganiseerd; de coöperatieve gedachte vond nau-
welijks ingang. Men gaf er de voorkeur aan zijn problemen
zelf op te lossen. Door dit alles was een toestand ontstaan,
waarin velen zich een bestaansbasis, op laag niveau, tracht-
ten te verwerven. In deze sfeer paste het maken van lange
arbeidstijden, met weinig belangstelling voor de bedrijfs-
1)
Men zie hierover ,,Het Gelderse Rivierengebied” en daar-
in het deel ,,De legende van de rijke Betuwe”, Handboek der Geografie van Nederland, deel V, blz. 487 e.v.
organisatorische
zijde.
Het bedrijf was voor het boeren-
gezin centraal en men zag de kinderen als potentiële ar-
beidskrachten,die niet te lang op school moesten zitten.
De vrees voor slechte tijden verklaart ten dele de angst
om kredieten op te nemen, die men trouwens zag als een
persoonlijke schuld, ook als de investering economisch
geheel verantwoord was. Kortom, men kon voor deze
gebieden spreken van een regionaal gestagneerde econo-
mie, waardoor zij een belangrijke achterstand op andere
gebieden in Nederland hadden.
Reacties en een nieuwe aanpak.
Van de jaren dertig af rijpte het inzicht om de oorzaken
van de misère op te sporen. Daarbij werd de agrarische
bedrijfsvoering als de hoofdoorzaak aangemerkt. De
standsorganisaties, voor wie hier een taak was weggelegd,
waren evenel weinig actief. Toen deze in 1940 door de
Duitse bezetter werden opgeheven staken enkele belang-
hebbenden en vooraanstaande personen uit de Bommeler-
waard de hoofden
bij
elkaar om zich te bezinnen op een
actiever aanpak van de problemen. De Stichting ter be-
vordering van de welvaart in de Bommelerwaard werd op-
gericht. Zij gaf.aan Prof. Van Vuren de opdracht een on-
derzoek ‘naar de problemen in te stellen. Deze legde in
zijn in 1941 uitgebrachte rapport ,,Welvaartsonderzoek
in de Bommelerwaard” de wonde plekken open. Dit rap-
port werd aangevuld met een cultuurtechnische studie van
de Nederlandse Heidemaatschappij.
Aan de hand van de resultaten van deze studies gingen’
de oprichters van genoemde stichting aan het werk. In
1941 werd te Bruchem de eerste landbouwschool in een
grote boerenschuur geopend. Thans zijn er in de Bom-
melerwaard twee landbouwscholen, één tuinbouwschool en
één tuinbouwvakschool. De volgende activiteiten beston-
den uit de instelling van commissies voor de veeteelt, de
landbouw en de sociale toestanden. Deze commissies trok-
ken enthousiast aan het werk, hetgeen na de oorlog de
eerste vruchten afwierp. Gewassenkeuringen werden ge-
organiseerd, de teelt van geselecteerde aardappelen be-
oordeeld, fok- en controleverenigingen opgericht, terwijl
ook de graslandverbetering ter hand werd genomen. Van
belang is ook, dat de bestaande landbouworganisaties (de
Gelderse Maatschappij voor Landbouw, de C.B.T.B. en
de N.C.B.) o.a. iii het bestuur van de Veeteeltcommissie
tot volledige samenwerking kwamen, iets, wat vddr de
oorlog onmogelijk was. Ook het sociale werk kwam op
gang. Huishoudcursussen werden georganiseerd, huis-
houdelijke voorlichting ter hand genomen, terwijl voorts
volgde de aanvankelijk op financiële moeilijkheden stui-
tende aanstelling van maatschappelijk werksters, gezins-
verzorgsters alsmede van vormings- en jeugdleidsters.
Het voorbeeld van de Welvaartsstichting voor de Bom-
melerwaard heeft inspirerend gewerkt op andere delen
van het Rivierengebied. De West-Betuwe kreeg ook een
welvaartsstichting, die vooral belangrijk werk op het ge-
bied van de rationalisatie van de veehouderij en op sociaal
16-3-1960
297
gebied verrichtte. Voor het Land van Maas en Waal en
het Rijk van Nijmegen ten slotte kwam omstreeks
1956
een soortgelijke stichting tot stand. Zo ontwikkelden zich
t allengs activiteiten, waarvan de actieradius niet beperkt
bleef tot agrarische en cultuurtechnische zaken, maar zich
ook uitstrekte over de meer algemeen sociaal-economische
en sociaal-maatschappelijke vraagstukken. Het zijn echter
thans niet meer de welvaartsstichtingen, die het sociaal-
maatschappelijk werk met eigen maatschappelijk werk-
sters, gezinsverzorgsters doen. Daarvoor werden mede op
initiatief van die stichtingen andere instanties in het leven
geroepen, nl. de Protestantse Contactraden en de Katho-
lieke Charitatieve Centra.
De welvaartsstichtingen, die van de aanvang af zich ten
doel hebben gesteld, stimulerend en coördinerend te wer-
ken, zien zich voor uieuwe taken geplaatst. Op sommige
plaatsen hebben
zij
bemoeienis met economische aange-
legenheden als industrialisatie, terwijl zij elders doende
zijn
onderwijs
of culturele mogelijkheden op hoger peil
te brengen. Vermelding verdient ook dat aan deze – uit
het particuliere streekinitiatief geboren – stichtingen mede
deeinemen de kerken, de vak- en standsorganisaties en de
betrokken gemeentebesturen. De provincie verleent met
subsidies een helpende hand.
Naast de reeds genoemde houden zich ook andere –
van overheidswege in het leven geroepen – organisaties
intensief bezig met rehabilitatie van land en volk van het
Rivierengebied. Het ontstaan van deze organisaties dateert
van 1950, toen een excursie plaatsvond van regerings-
autoriteiten, provinciale functionarissen met streekver-
tegenwoordigers naar, het komgrondengebied. De situatie
daar maakte zo diepe indruk, dat nog in hetzelfde jaar van
provinciewege de Gelderse komgrondencommissie in het
leven werd geroepen, in 1952 gevolgd door de interpro-
vinciale Stichting tot ontwikkeling van komgrondengebie-
den (in de wandeling STOK genoemd). In deze Commissie
zijn de Overheid, particuliere belanghebbenden en de eer-
der genoemde welvaartsstichtingen vertegenwoordigd. Zij
heeft de stoot gegeven tot een integrale aanpak van het
Gelderse komgrondenwerk. De STOK heeft primair een
dienstverlenende taak, o.a. op het gebied van onderzoe-
kingen. Bekend is de door haar geëxploiteerde proef boer-
derij ,,De Vlierd” in de Bommelerwaard. De arbeid van
de STOK levert de bouwstof voor het werk van de kom-
grondencommissie.
Cultuurtechnische en sociaal-economische veranderingen.
Het dominerend element in het streekontwikkelings-
werk zijn wel de cultuurtechnische verbeteringen. Deze
gingen samen met de waterstaatkundige voorzieningen.
De kanalisatie van de Maas, die in 1942 gereed kwam,
heeft mogelijkheden geschapen voor een betere water-
beheersing in de aanliggende gebieden: Doorbraken van
rivierdijken zijn sinds 1926 door voorzieningen van de
Rijkswaterstaat niet meer voorgekomen. Verbeteringen
aan de Linge beschermen sinds
1954
de landerijen ten
noorden van de Waal tegen onder water lopen. Na de
oorlog is de ontsluiting van ijele dorpen bevorderd door
de aanleg van rijks- en provinciale wegen.
De eigenlijke cultuurtechnische verbeteringen zijn de
ruilverkavelingen. Reeds véôr de oorlog werden enkele
kleinere uitgevoerd; nadien zijn deze op grote schaal voort-
gezet. Aanvankelijk bestond er nogal wat weerstand tegen
de ruilverkavelingen, maar hierin is allengs verbetering
gekomen. De ruilverkaveling is intussen uitgegroeid tot
een complex van maatregelen. Daarin kunnen thans vrijwel
alle structurele vraagstukken van de streek worden aan-
gepakt, zodat wegenaanleg, boerderjenbouw, krotoprui-
ming, aanleg van elektriciteit en waterleiding tegelijk
plaatsvinden met verbetering van de waterbeheersing en
een nieuwe verkaveling, waarbij iedere grondgebruiker
zijn percelen zoveel mogelijk bijeen krijgt.
De ruilverkavelingswerkzaamheden werden na de oorlog
begeleid door wetenschappelijk onderzoek. Verschillende
landbouwkundige researchinstituten werken daartoe binnen
het kader van de STOK samen in de Werkgroep Onderzoek
Komgronden. Deze onderzoekingen wezen uit, dat de
uitgestrekte komgronden geschikt kunnen worden ge-
maakt voor intensieve veehouderij. Dit werd gerealiseerd
in de ruilverkavelingen ,,Maas en Waal West” en ,,Bom-
melerwaard-Oost”, waar midden in de kommen 150 nieuwe
boerderijen werden gebouwd. De boeren die deze bedrij-
ven exploiteren, zijn uit het gebied zelf afkomstig en hebben
een groot aanpassingsvermogen aan de dag gelegd.
De aanpassing van de bevolking aan deze zeer snelle
en ingrijpende structuurveranderingen ligt niet alleen op
technisch, maar ook op sociaal gebied. Op dit laatste ter-
rein zijn het vooral de welvaartsstichtingen, die de sociale
begeleiding van de cultuurtechnische wijzigingen stimu-
leren. Ook aan voor- en nazorg wordt in toenemende mate
aandacht geschonken. Dit alles betekent en integrale aan-
pak van de problematiek; een problematiek, waarin ook
het vraagstuk van de werkgelegenheid een rol speelt.
Ondanks uitbreiding van de werkgelegenheid in de in-
dustrieën en de dienstensector in het gebied zelf, blijkt
uit de sterke toeneming van de pendel naar Utrecht, Noord-
Brabant en zelfs naar Rotterdam, dat die werkgelegenheid
de bevolkingsgroei en de afvloeiing uit de landbouw niet
heeft kunnen bijhouden. De pendel bestaat voor het groot-
ste deel uit ongeschoolde krachten. Gelukkig is de deel-
neming aan het vervolgonderwijs de laatste jaren sterk
toegenomen. Door de geografische ligging en de betere
ontsluiting zijn voorwaarden geschapen voor een verder-
gaande regionale industrialisatie. De vestiging en uitbrei-
ding van vele bedrijven in de laatste jaren wekken in dit
opzicht verwachtingen.
De veranderende geestelijke instelling.
De bovengenoemde activiteiten hebben tot de overtui-
ging geleid, dat ook een mentaliteitswjziging noodzakelijk
is te achten. Een mentale hercultivering werd ter hand
genomen en de vruchten daarvan beginnen te rijpen. Zo-
wel onder boeren, middenstanders en andere zelfstandigen
groeit een andere visie op de beroepsuitoefening. Er komt
meer ondernemingsgeest en de financiering wordt meer
door economische motieven dan door sociale argumenten
geleid. Tot de oorzaken, die tot deze ontwikkeling leiden,
behoort ook de snelle verandering van de werk- en woon-
situatie, welke in zichzelf een stimulerend effect op de be-
volking heeft. Het verhuizen naar een nieuwe boerderij
of het openen van een nieuwe middenstandszaak schept
vaak nieuwe geestelijke impulsen. Men maakt een nieuwe
start in het leven. Dit blijkt o.a. uit onderstaande grafiek,
waarin de investeringen worden vergeleken van een groep
nieuwe boerderijen in het ruilverkavelingsgebied ,,Maas
en Waal-West” met een groep landbouwbedrjven in de
Tielerwaard, waar nog geen ruilverkavelingen plaatsvonden.
Ook sociaal-pedagogische maatregelen, begeleid door
sociaal-wetenschappelijk onderzoek, stimuleren de ge-
schetste ontwikkeling. De sterke toeloop naar het vervolg-
298
16-3-1960
NIEUWWAARDE LEVENDE EN DODE INVENTARIS
IN OLD. PER HA CULTUURGROND
1800
1600
1400 *y’
1200
1000
0
800
1500-
400
200
1955156
1956157
1957158
1958159
Dode inventaris Maas
Levende inventaris Maas
& W001
& Waal
– – – Idem Tielerwaard
1
Idem Tielerwaard
onderwijs en de verbetering van het onderwijs zelf legget
de basis voor een nieuwe toekomstvisie. De voorlichting,
die wordt gegeven van de
zijde
van de Overheid en het
particulier initiatief, bevordert dat de bevolking meer
eco-
nomisch, organisatorisch
en
progressief
is gaan denken.
Zo wordt het
economisch
werken bevorderd door de
landbouwvoorlichtingsdienst •en de cultuurtechnische
dienst.
Zij
wijzen de boeren erop, dat de ruilverkavelings-
rente, die de grondeigenaren moeten betalen, niet moet
worden gezien als een persoonlijke schuld, die door de
Overheid wordt opgelegd, maar als een investering, die
rendabel moet worden gemaakt. Er wordt geadviseerd de
bedrijven aan te, passen aan de nieuwe situatie door uit-
breiding van de veestapel en van het machinepark, door
betere bemesting en het gebruik van beter zaai- en poot-
goed. Wanneer men de investeringen niet kan betalen,
wordt gewezen op de bestaande kredietmogelijkheden.
In enkele streken, zoals in de Bommelerwaard en in de
dorpen ten westen van Nijmegen, heeft de tuinbouw zich
snel ontwikkeld. Dit betekent een sterke intensivering van
de bodemproduktie in die gebieden. Mentaliteitsverande-
ring speelt hierbij een rol. Een tuinder is meet ondernemer
dan een kleine boer; hij loopt meer risico’s, neemt in gro-
tere mate deel aan de geldcirculatie en moet meer inves
teren. De volgende tabel illustreert de ontwikkeling in de
Bommelerwaard.
Veilingomzet
Aanvoer
Aanvoer
Jaren
Zaitbommel
glasaardbeien
tomaten
(mln. gld.)
(1.000 kg)
(1.000 kg)
1940
1,3
–
ca. 3
1950
…………
..3,0
140
45
1958
6,7
620
‘
479
1959
8,0
600
557
In 1959 werd berekend, dat de tuinders in de Bommeler-
vaard gezamenlijk f. 4,8 mln, hadden geïnvesteerd in
mechanisatie, kassenbouw enz. Van dit bedrag was meer
dan f. 4 mln, besteed na 1945. Ten slotte heeft ook de
groeiende invloed van handel, industrie en coöperaties het
economisch denken bevorderd.
Ook de toeneming van het
organisatorisch
denken doet
haar invloed gevoelen op de samenleving in deze gebieden,
en bevordert haar inwendige kracht. Dit is trouwens een
algemeen verschijnsel op het platteland. Waar vroeger
slechts de ,,naoberplicht” uitkomst bood, staan nu gezins-
verzorging, kraamcentrum en begrafenisvereniging klaar.
Het organisatorisch denken wordt in de hand gewerkt
o.a. door land- en tuinbouwvoorlichting. De mensen wordt
aangeraden lid te worden van fokverenigingen, fruittelers-
organisaties of tuindersverenigingen. De huishoudelijke
voorlichting, dië door de standsorganiaties met overheids-
subsidies wordt \’erzorgd, bevordert de oprichting van
afdelingen van plattelandsvrouwenorganisaties, coöpera-
/ tieve diepvrieskluizen enz. Daarnaast hebben ook andere
activiteiten de organisatorische structuur van de samen-
leving rijker geschakeerd. Niet zozeer het formele lidmaat-
schap van organisaties is van belang, maar vooral de wijze
waarop zij functioneren en de mate waarin de mensen zich
verantwoordelijk voelen voor hun werk. Wel komt het
soms nog voor, dat volgens aloude tradities bestuursfunc-
ties worden toegedacht aan bepaalde families en dat de
informele dorpsstructuur op kritieke momenten sterker
blijkt te zijn dan de formele yerenigingsstructuur. Toch
worden de oude bindingen, die hier en ook elders overigens,
taai zijn, steeds zwakker.
De organisaties op vaktechnisch, cultureel en maat-
schappelijk gebied bevorderen een leefklimaat, waarin men
nieuwe zaken aanpakt en de nieuwe ondernemingsgeest
gepaard gaat met een hoger maatschappelijk aanzien.
Het
progressief
denken, het aanvaarden van en ook deel-
hebben aan de moderne dynamische maatschappij en het
zich thuis voelen in veranderende situaties, openbaart zich
in de komgrondengebieden steeds duidelijker. De vroegere
houding van passiviteit en weerstand tegen het nieuwe
wordt steeds meer doorbroken. Er worden speciale activi-
teiten ontplooid om dit progressief denken ‘te bevorderen,
zoals de agrarisch-sociale voorlichting en het begeleidend.
maatschappelijk werk. Hierbij wordt op vergaderingen en
forumbijeenkomsten gesproken over structuurverande-
ringen, de financiële verhouding tussen ouders en kinderen,
financieringsvraagstukken ed. Het zgn. -sociaal-groeps-
werk is een van de meest effectieve methoden. Hierbij komt
eenzelfde groep mensen verschillende malen bijeen onder
leiding van een daartoe opgeleide gespreksleider. Deze
gespreksleider zorgt ervoor, dat de groep
zelf
door dis-
cussie een mening vormt over een aangesneden probleem.
Ik heb, met behulp van enkele stafleden van de STOK
en de Gelderse komgrondencommissie, getracht een beeld
te schetsen van het intensieve werk om de Gelderse kom-
grondengebieden in hun volle omvang (dus technisch en
maatschappelijk) tot ontwikkeling te brengen. Van dit’
werk profiteert de gehele bevolking, niet alleen de land- en
tuinbouwer, maar ook handel en’ middenstand. Het gaat
om een vooruitbrengen van het gehele rivierenland, waar
–
van men vroeger zelfs niet durfde dromen. Nog blijft er
veel te doen; nieuwe problemen dienen zich aan ten ge-
volge van de industrialisatie, mechanisatie en wat dies
meer zij. Indien in de komende jaren de tijdsomstandig-
heden zich niet al te ongunstig ontwikkelen, geloof ik,
dat de bevolking uit het Rivierengebied sterker dan voor-
heen’zal staan in de strijd om het bestaan. Ik ben ervan
overtuigd, dat het vele intensieve en – we mogen het wel
zeggen – fascinerende werk, dat werd verricht, die be-
volking meer weerstand en meer geloof in de toekomst
heeft doen verwerven. –
Nederhemert.
J. ROSEBOOM.
16-3-1960
.
299
1
..-
‘De toekomst van het fruit in de Betuwe
en de IJsselstreek
Economische betekenis Gelders fruit.
Bijna iedere Nederlander kent de bloeiende Betuwe, maar niet
iedere Nederlander staat er bij stil dat de bloesems in dit gebied
elk jaar weer de prelude vormen van een fruitproduktie die de
belangrijkste is van geheel Nederland. Daarom nu enige cijfers.
In 1958 werd in Gelderland, met de Betuwe als veruit het
grootste produktiegebied, voor f. 39,5 mln, aan vers fiuitgeveild
en in 1959 was deze fruitomzet
f.
57,8 mln. Dit betekende, dat
in 1958 en
1959
bijna 30 pCt. van de Nederlandse veilingomzet
aan fruit (exclusief kasfruit) door de Gelderse fruittelers werd
geïncasseerd.
Appel en peer zijn hoofdprodukten.
De appelen en peren vormen de ruggegraat van de Gelderse fruitteelt; 56 á
65
pCt. van de veilingomzetten aan fruit kwam
de laatste jaren voor rekening van appelen en peren.
Ook in de toekomst lijken appelen en peren verreweg de
belangrijkste fruitsoorten voor Gelderland te zullen blijven.
De pruimen- en kersenteelt in dit gebied biedt weinig mogelijk-
heden tot expansie, gezien de weinig gunstige produktie-omstan-
digheden vergeleken met het buitenland. De kleinfruitteelt (frambozen, bessen, bramen en natuuraard-
beien) zal vooral de eerste paar jaren wel in haar expansie worden
afgeremd door de dreigende afzetmoeljkheden op de wereld-
markt voor kleinfruit. –
De toekomstige ontwikkeling van de fruitteelt zal dan ook het meest worden beïnvloed door hetgeen
bij
de appelen en
peren gebeurt.
Concurrentiepositie Gelderse appelen en peren.
Er zijn verschillende factoren die de concurrentiepositie van
het fruit bepalen. We zullen de belangrijkste ervan zien.
Samehstelling assortiment.
Tegenwoordig verlangt de ha’ndel in binnen- en buitenland
grote partijen uniform gesorteerd kwaliteitsfruit van een niet
te groot aantal rassen.
De samenstelling van het Gelders appel- en perenassortiment
is na de oorlog sterk verbeterd en meer aangepast aan de eisen van handel en consument op de Westeuropese markt.
In 1946 bestond de aanvoer van appelen aan de Betuwse
veilingen nog voor bijna 65 pCt. uit rassen die in de jaren 1950-
1960 steeds minder op de binnen- en buitenlandse markt werden
gevraagd en 28 pCt. van de Gelderse appelaanvoer bestond uit
Goudreinetten, welk ras vooral toen nog voor een belangrijk
deel grasgroene appelen opleverde, die in jaren met topoogsten
moeilijk te verkopen zijn. In 1946 bestond slechts 7 pCt. van
de appelaanvoer uit rassen, die in de periode 1950-1960 op de
Westeuropese markt furore maakten, appelen zoals Cox’s
Orange Pippin, Golden Delicious, Jonathan, Yellow Trans-
parent en James Grieve.
In 1958 was de situatie al een stuk verbeterd en bestond de
appelaanvoer reeds voor bijna 30 pCt. uit de zgn. moderne
rassen.
Gezien de ontwikkeling der nieuwe aanplantingen is te ver-wachten, dat de concurrentiepositie van Gelderland qua lever-
bare appelrassen in de toekomst nog meer zal verbeteren.
Bij de peren heeft zich na de oorlog een dergelijke ontwikkeling
voorgedaan.
Produktiviteit.
De modernisering van het fruitassortiment heeft ook tot gevolg
gehad dat de produktiviteit in de Gelderse fruitteelt is gestegen.
De moderne rassen werden namelijk vooral aangeplant door de
vooruitstrevende fruittelers, die op hun bedrijven de nieuwe
technieken en principes van de moderne fruitteelt toepasten.
Verkeersligging.
Uitermate gunstig ligt Gelderland temidden van de belang-
rijkste consumptiegebieden van West-Europa. Vooral door
deze verkeersligging drukken er heel wat minder transport-
kosten op het fruit bij export naar België en West-Duitsland dan
buy, op het concurrerende fruit uit Italië en Noord-Amerika.
Door de recente verbetering van de wegverbinding met West-
Duitsland kan de Betuwe deze gunstige factor in de toekomst
nog meer dan voorheen uitbuiten.
Handelspolitiek.
Ook de handelspolitieke ontwikkelingen hebben hun weerslag
op de verkoopkansen van het Gelderse fruit, daar dit fruit voor
het overgrote deel in de landen van de Euromarkt wordt afgezet.
De verruiming van de internationale handel in tuinbouw-
produkten in het raam van de Euromarkt zal enerzijds betekenen,
dat de belemmeringen op de import in verschillende afnemers-
landen kleiner zullen worden, maar anderzijds zal hierdoor de
concurrentie van het fruit uit de andere Euromarkt-landen, met
name uit Italië, op de Westeuropese markt belangrijk kunnen
toenemen. De vrijere concurrentie op de Westeuropese markt
zal dan ook steeds grotere eisen gaan stellen aan de concurren-
tiekracht van het Gelderse fruit. Een verdere opvoering van die
concurrentiekracht is dus ook met het oog op de handelspolitieke
ontwikkelingen een eerste vereiste.
Afzetapparaat, veilingen.
Vrijwel al het Gelderse fruit wordt afgezet via de veilingen.
Deze na de oorlog gemoderniseerde veilingen vormen de plaats
waar de prijsvorming plaatsvindt. Hier ontmoeten vraag en
aanbod elkaar en wordt het fruit aan de hoogste bieder verkocht.
Door de Vrije concurrentie wordt door middel van deze veilingen
een zo zuiver mogelijke prijsvorming bereikt, een ideaal dat in
vele fruitproducerende landen niet kan worden verwezenlijkt.
Ook biedt het veilingsysteem het voordeel van een uniforme keur op kwaliteit en sortering, wat de verkoopbaarheid van het
fruit sterk ten goede komt.
Als een van de vele voordelen willen we nog noemen, dat via
de honderden kopers in de Gelderse veilingbanken een nauw
contact bestaat met dd Westeuropese fruitmarkt, waardoor
praktisch iedere vraagverandering op die markt, waarbij Neder-
lands fruit is betrokken, in de prijsvorming tot uitdrukking
komt.
Samenvatting.
De fruitteelt levert een belangrijke bijdrage aan de welvaart van de bevolking van de Betuwe en de IJsselstreek. De appel-
en perenteelt vormen de ruggegraat van deze fruitteelt.
De concurrentiekracht van het Gelderse fruit, met name van
de appelen en peren, is in de jaren
1946-1959
belangrijk versterkt
door teelttechnische en bedrijfseconomische verbeteringen op de fruitbedrijven, door aanpassing van het geteelde fruitassortiment
aan de eisen van de Westeurôpese markt, door verbetering
van de verbindingen met de afzetgebieden en door modeinise-
ring van het afzetapparaat.
De uitgangsstellingen van de Gelderse fruitteelt zijn nu aan-
zienlijk gunstiger dan in 1945.
Een verdere verbetering van de concurrentiepositie van de
fruitteelt is echter nog mogelijk en noodzakelijk.
Voortbouwend op de resultaten van de afgelopen 15 jaren
kunnen de Gelderse fruittelers de toekomst van hun fruit op de
Westeuropese markt met redelijk vertrouwen tegemoetzien.
‘s-Gravenhage.
L. GIJSBERTS.
300
–
16-3-1960
De Noord-West Vehiwe en het
kleine-boerenvraagstuk
Inleiding.,
De Noord-West Veluwe behoort niet tot de aangewezen
ontwikkelingsgebieden omdat in dit gebied niet kan worden
gesproken van een ernstige chronische werkloosheid. Niet-
temin moet de Noord-West Veluwe worden gerekend tot
de landbouwkundig minder gunstige gebieden, terwijl bo-
vendien de droogmaking van Flevoland een minder ge-
wenste tegenstelling in het leven dreigt te roepen tussen
de landbouw aan deze en gene zijde van het randmeer.
Het Provinciaal Bestuur heeft daarom in
1955
ingesteld
de ,,Stichting tot Ontwikkeling van de Noord-West Velu-
we”.
Het doel der Stichting kan worden omschreven als sti-
mulerend en coördinerend werkzaam te zijn en initiatief
te nemen daar, waar dit nodig of gewenst wordt geacht.
Het is geenszins de bedoeling van de Stichting op destoel
te gaan zitten van anderen, zich te begeven op wegen of
zich te belasten met taken waarvoor andere lichamen, dien-
sten, instellingen of organisaties reeds aanwezig of werk-
zaam zijn. De Stichting heeft een vijftal werkgroepen inge-
steld, nl.:
de cultuurtechnischewerkgroep;
de agrarisch-bedrijfseconomische werkgroep;
de werkgroep voor industrialisatie;
de werkgroep voor planologie, volkshuisvesting en
utiliteitswerken;
de werkgroep voor maatschappelijke aangelegen-
heden of de sociaal-culturele werkgroep.
–
De Stichting is nu ongeveer vijf jaar werkzaam, zodat
het gewenst is eens na te gaan wat er in deze periode, met
of zonder haar toedoen of medewerking, op de Noord-
West Veluwe is gewijzigd.
Cultuurtechnische moeilijkheden.
Uit een rapport van de provinciale waterstaat wa ge-
bleken, dat de waterbeheersing op de Noord-West Veluwe
zeer veel te wensen overliet en dat bovendien maatregelen
dienden te worden getroffen tegen mogelijke nadelen door
verdroging als gevolg van de inpoldering van Oost-Flevo-
land. Het werd daarom nodig geacht het gehele gebied,
van Harderwijk af tot de Overijsselse grens in één water
–
schap samen tebrengen, omdat er dan 66k meer zekerheid
zou zijn, dat de verbeteringswerken na voltooiing behoor-
lijk zouden worden onderhouden.
– ‘Ondanks heftige tegenstand vân de betrokken water
–
schapsbesturen en ingelanden is door de Provinciale Staten
tot deze samenvoeging besloten. Door samenvoeging alleen
is echter nog geen verbetering verkregen. Hoewel met een
doortastend, actief waterschapsbestuur de noodzakelijke
verbetering ongetwijfeld bereikt kan worden, moet toch
gevreesd worden, dat deze slechts langs de weg van ruil-
verkaveling zal kunnen worden verkregen. De bevoegd-
heden zijn bij ruilverkaveling veel ruimer en gemakkelijker
te hanteren dan met behulp van de Waterstaatswet, terwijl
ook de financiering der werken veel gemakkelijker is.
Helaas is de bereidheid van vele eigenaren om tot ruil-
verkaveling over te gaan nog zeer gering, om niet te zeggen
volkomen afwezig. Het zal nog verscheidene jaren duren,
alvorens door intensieve voorlichting het wantröuwen en
onbegrip tegenover ruilverkaveling zal zijn verdwenen.
Ook in het zuid-westelijk deel van de Noord-West Veluwe
heeft de Stichting in
1958
door het afstemmen van de ruil-
verkaveling Arkemheen een ernstige tegenslag moeten in-
casseren. In dit verband dient de vraag te worden gesteld,
of de huidige regeling, de beslissing of tot ruilverkaveling
zal worden overgegaan te doen berusten
bij
de grondeige-
naren, wel juist is.
Een moderne ruilverkaveling, die meestal duizenden hec-
taren omvat en waarbij behalve de zuivere landbouw-
belangen ook vele andere belangen worden gediend, is
veel meer geworden een algemeen streekverbeteringsplan.
Het verdient daarom aanbeveling te onderzoeken, pf de
procedure welke gevolgd wordt
bij
oprichting van water-
schappen ook
bij
de totstandkoming van ruilverkavelingen
de voorkeur verdient. Sinds jaar en dag berust de beslis-
sing, of een waterschap zal worden opgericht of gewijzigd,
ook wanneer het niet-waterkerende waterschappen betreft
(dus ook in die gevallen waar de veiligheid tegen over-
stroming niet in het geding is), niet
bij
de betrokken (toe-
komstige) ingelanden, maar
bij
Provinciale Staten onder
goedkeuring van de Kroon.
Ruilverkavelingen zijn zeer kostbare maatregelen, waarin
de Overheid gewoonlijk het overgrote deel bijdraagt. Het
verdient daarom ernstige overweging de beslissing over
een ruilverkaveling evenals
bij
waterschappen te doen be-
rusten
bij
het Provinciaal Bestuur, uiteraard nadat de be-
langhebbenden zijn gehoord en in de gelegenheid
zijn
ge-
steld hun bezwaren daartegen in te brengen (art. 13 Water-
staatswet). Aan de ernstige ontevredenheid over de huidige
wijze, waarop in de Ruilverkavelingswet het stemrecht is
geregeld, zou tegelijk hiermede een einde zijn gemaakt.
Bedrijfseconomische problemen in de landbouw.
In deze sector kunnen wij op aanzienlijk meer succes
bogen. Het Noordveluwse landbouwbedrijf, hoewel klein,
kan de vergelijking met de overige zandstreken van ons
land over het algemeen zeer goed doorstaan. Hoewel de
produktie per hectare en per stuks vee in het algemeen
dus zeer behoorlijk is, is de produktie per arbeidskracht
door de te geringe grootte van het bedrijf te klein. Hierbij
doen zich echter merkwaardige verschillen voor, welke
met enkele cijfers mogen worden geïllustreerd.
Op de Noord-West Veluwe is in het kader van de streek-
verbetering een aantal rationalisatiekernen tot stand ge-
komen. Aan de daarbij aangesloten bedrijven wordt een
intensieve bedrijfsvoorlichting gegeven. Van een veertigtal
dezer bedrijven wordt sinds 1 mei
1956
een volledige be-
drjfsboekhouding bijgehouden. Hoewel bij de keuze dezer
bedrijven getracht is deze een doorsnee te doen zijn, zullen
zij in het algemeen toch worden geëxploiteerd door boeren
boven het gemiddelde, omdat slechte boeren gewoonlijk
weinig neiging vertonen aan een dergelijk onderzoek mede-
werking te verlenen. De resultaten over de jaren
1956/57
en
1957/58
zijn vermeld in tabel 1.
Uit dit overzicht blijkt, dat het arbéidsinkomen van de
kleine boer – dat is dus van een volwaardige arbeidskracht
(zonder sociale voorzieningen) – in
1956/57
op de bedrij-
ven beneden 7 ha gemiddeld beneden dat van een land-
-16-3-1960
301
TABEL 1
Gem. van alle
Gem. van alle
geadministreer- Gem. van de
Gem. van de
geadministreer-
Gem. van de
Gem. van de
de bedrijven
vier ,,hoog-
vier ,, laagste”
de bedrijven
vier ,,hoogste” vier ,,laagste”
kleiner dan
ste” bedrijven
bedrijven
groter dan
bedrijven
bedrijven
7ha
7ha
1956157 1957158 1956157 1957158 1956157 1957158 1956157 1957158 1956157
1957158 1956157 1957158
20
4 4
4
4
20
21
4
4
4
4
.
5,52
5,61
4,72 5,72 6,10
10,09
9,67
10,79
8,34
10,55
9,87
Aantal
…………………………………26
0cm. grootte
…………………………….5,48
Netto-overschot in gld./ha
…………………
–
43
195
471
720
-518
-256
124
353 463 642
-233
76
Arbeidsinkomen per volwaardige arb.kracht
.4.500
5.700
6.800 7.700
2.800
3.900
5.600
7.700 7.700
9.200
3.300 5.700
Beloning in. soc. lasten van een lsndarb.
……. .
4.780
5.134
4.780
5.134
4.780
1
5.134
4.780
5.134
4.780
1
5.134
4.780
5.134
arbeider is gebleven en op de vier ,,laagste” bedrijven zelfs
aanzienlijk daar beneden. Het jaar 1957/58 was gunstiger,
maar het arbeidsinkomen per volwaardige arbeidskracht
haalde, wanneer rekening gehouden wordt met noodzake-
lijke ,,sociale voorzieningen”, op de bedrijven beneden
7 ha gemiddeld nauwelijks dat van een landarbeider. Hier-
bij is dan nog geen rekening gehoudenmet het feit, dat de
kleine boer veel meer ârbeidsuren maakt en minder vrije
tijd heeft dan een landarbeider. Het ,,eigen baasje” zijn
en niet ,,andermans knecht” wordt dus wel duur betaald.
Uit het staatje blijkt echter ook, dat
bij
de bedrijven
beneden 7 ha het verschil in netto overschot tussen de vier
,,hoogste” en de vier ,,laagste” bedrijven in beide jaren
bijna f. 1,000 per ha bedraagt. Bij de
bedrijven
boven 7 ha
is dit verschil tussen de vier ,,hoogste” en de vier ,,laagste”
bedrijven in de jaren 1956151 en 1957/58 resp. f. 696 en
f. 556 per ha. Het merkwaardige is, dat het vrijwel dezelfde
bedrijven zijn, welke i
.n beide jaren een goede, resp. slechte,
uitkomst geven.
Daar zoveel mogelijk getracht is vergelijkbare bedrijven
voor het onderzoek te kiezen, neigt men tot de conclusie,
dat de betere uitkomsten in de eerste plaats te danken zijn
aan grotere bekwaamheid en meerdere ,,flair” van de be-
trokken landbouwers. Deze conclusie zou echter voor
–
barig zijn wegens het geringe aantal
bedrijven
en de korte
periode, waarop ‘het onderzoek nog slechts betrekking
heeft. Uit het onderzoek blijkt echter wel dat de grotere
bedrijven in het algemeen betere uitkomsten geven dan
de kleine. De Stichting is daarom van mening, dat bij sane-
ring getracht moet worden de bedrijven zo mogelijk te
vergroten tot 12 â 15 ha.
Uit de •aard der zaak kan sanering slechts langs vrij-
willige weg en met medewerking der betrokkengn tot stand
komen. Voor de sanering zou door aankoop, of door be
schikbaarstelling van gronden elders, een totale opper-
vlakte nodig zijn van rond 4.800 ha. Als gevolg van deze
sanering zou het aantal bedrijven op de Noord-West Veluwe
tussen 1955 en 1980 de volgende wijzigingen ondergaan.
TABEL 2.
Grootteklassen
Aantal bedrijven Aantal bedrijven
–
in 1955
in 1980
<
Iha
467
89
1-
Sha
1.896
508
5-
8ha
957 416
8- lOha
365
255
10 –
15
……………………..
……………………..
338
813
15-20
…………………….
…………………….
154
312
>
20
Isa
…………………….
ha
…………………..
.
70
69
Totaal
………………………..
ha
…………………..
.
4.247
2.462
De totale afneming van het aantal bedrijven tussen
1955
en 1980 zal volgens deze prognose derhalve rond 42 pCt.
bedragen. Het is natuurlijk lang niet zeker of de praktijk
overeenkomstig deze prognose zal zijn. Dit zal ook in
hoge mate afhangen van de politieke en economische ont-
wikkeling van West-Europa. Tot nu toe is de oudere gene-
ratie nog zeer sterk gehecht aan haar stukje grond. Bij
de jongere generatie begint dit reeds te kenteren.
Verwacht mag worden dat, naarmate de vijfdaagse ar-
beidsweek in de industrie en dus ook op de Noord-West
Veluwe meer algemeen wordt, de hang van de agrarische
jongeren naar een keuterbedrjf minder zal worden. Het
,,eigen baas” zijn, zonder dat meerdere inkomsten daar-
tegenover staan, wordt met de veel langere arbeidsdagen,
benevens het gemis van diverse sociale voorzieningen en
vande vrije zaterdag en zondag dan wel zeer duur betaald.
Met het nodige voorbehoud kan worden aangenomen dat
de landbouw op de Noord-West Veluwe in 1980 nog slechts
aan rond 3.400 mannelijke arbeidskrachten werkgelegen-
heid zal bieden, tegenover 7.147 in 1947, dus met ongeveer
de helft zal zijn teruggelopen.
Industrialisatie en planologie.
Tegenover de vermelde vermindering in de landbouw
zal een verruiming van de werkgelegenheid in andere sèc-
toren van het economisch bestel moeten worden gecreëerd.
Daarbij zal nog gerekend moeten worden op een vrij aan-
zienlijke bevolkingsaanwas. Deze werkgelegenheid zal
moeten worden gevonden in de industriële en diensten-
sector, waarbij ook de recreatie is begrepen. Naar kwanti-
teit gemeten zal de industrie van deze de belangrijkste zijn.
Door het E.T.I. voor Gelderland zijn hiervoor, in samen-
werking mét de Provinciale Waterstaat en de Provinciale
Planologische Dienst en met medewerking van de betref-
fende gemeenten, diverse plannen ontwikkeld. De Noord-
West Veluwe is voor verdere ontwikkeling in deze sec-
toren bijzonder gunstig-gelegen. Door inpoldering van
Flevoland wordt een randmeer gevormd met een vaargeul,
geschikt voor schepen van 1.350 ton. Deze vaargeul kan
in verbinding worden gebracht met de havens van Nijkerk,
Harderwijk en Elburg. De spoorlijn Amersfoort-Zwolle
en ook de Zuiderzeestraatweg lopen over de volle lengte
door het gebied en verbinden de daarlangs gelegen woon-
kernen zowel met het oosten als met het westen des lands.
Spoorwegraccordementen zijn aanwezig of kunnen worden
gemaakt.
Het beleid van de Regering is gericht op het tot meer
ontwikkeling brengen van de buitenprovincies, teneinde
de verdere samenballing in de zgn. ,,Randstad Holland”
zoveel mogelijk te beteugelen. De Noord-West Veluwe
met haar goede verbindingen zowel te water, per spoor
als over de weg naar beide zijden, ligt uitermate gunstig
voor vestiging van kleine en middelgrote ondernemingen,
niet alleen voor eindprodukten maar ook als toeleverings-
bedrijven.
Als gevolg van de natuurlijke aanwas en de te verwach-
ten geleidelijke afvloeiing uit de landbouw kan een voort-
durend aanbod van ‘arbeidskrachten worden verwacht,
terwijl de onmiddellijke
nabijheid
van ruime recreatie-
mogelijkheden op het randmeer en op de Veluwe, bene-
302
16-3-1960
.t
,
vens aanwezigheid van vaste grond, het bouwen en wonen
op de Noord-West Veluwe aantrekkelijk maken. Overplaat-
sing naar of vestiging van industrie op de Noord-West
Veluwe zal daardoor weinig bezwaren ondervinden bij de
staf of geschoolde arbeidskrachten, die aanvankelijk met
de industrie mede zullen moeten overgaan, daar op de
Noord-West Veluwe voorlopig geen of te weinig geschoolde
arbeidskrachten aanwezig zijn.
In de voorafgaande jaren hebben ook militaire en ver
–
plegingsinrichtingen (sanatoria) een aanzienlijke bijdrage
geleverd in verruiming van bestaansmogelijkheden op de
Noord-West Velu
1
,’e. Verwacht wordt echter, dat tot 1980
in deze sectoren geen grote wijzigingen meer zullen op-
treden. Ook de vreemdelingenindustrie zal vermoedelijk
geen grote uitbreiding van bestaansmogeljkheden op-
levéren. Wel zal bijzondere aandacht moeten worden be-
steed aan het op behoorlijke
wijze
onderdakbrengen van
week-enders en vakantiegangers. Op vele plaatsen ont-
breekt nog elektriciteit, maar vooral waterleiding en rio-
lering,
terwijl
ook de inrichting der woonruimten in vele
gevallen niet aan redelijke eisefi voldoet. De levering van
dagelijkse benodigdheden en het verschaffen van onderdak
zal aan vele reeds bestaande kleine middenstanders en
kleine boeren een welkome verruiming kunnen geven van
hun sober bestaan.
De bevolldngsaanwas, welke tot 1980 wordt geschat op
ruim 40.000 zielen, benevens de afvloeiing uit de landbouw
zal dus vrijwel uitsluitend in de stuwende industriële en
dienstensector moeten worden opgevangen. Dit komt neer
op een jaarlijkse plaatsing in deze sectoren van 400
è.
500
personen. Er is een vrij grote pendel naar Amersfoort,
Zwolle en Kampen, welke ook in de toekomst zal blijven
bestaan en zich vermoedelijk nog wel enigszins zal uit-
breiden. Tegen deze korte afstandspendel kunnen geen
ernstige bezwaren worden ingebracht.
Het overgrote deel zal echter op de Noord-West Veluwe
zelf werk moetén vinden. Hiervoor zal rond 150 ha indus-
trieterrein nodig zijn, dat in hoofdzaak geprojecteerd is
langs de IJsselmeerkust, omdat deze het gunstigst is gele-
gen. De kosten, die met de aanleg dezer terreinen zullen
zijn gemoeid, worden geraamd op ruim f. 18 mln. Dit be-
drag kan niet door de plaatselijke overheden worden op-
gebracht, zodat ook financiële steun van rijkswege nood-
zakelijk is. Ook zullen de kosten der industrieterreinen
bij uitgifte niet altijd volledig ten laste van de te vestigen
industrie kunnen worden gebracht. Geval voor geval zal
hierbij moeten worden bezien, waarbij vooral de plaats
en de aard van de te vestigen industrie de doorslag zal
geven.
Consequenties in
de sociale en culturele sector.
De in het begin van dit artikel genoemde sociaal-cultu-
rele werkgroep staat voor de moeilijkste opgave; zij moet
de bestaande bevolking ontvankelijk maken voor de struc-
turele wijzigingen, welke zich in de naaste toekomst op
de Noord-West Veluwe zullen voltrekken. Deze wijzigingen
zijn buitengewoon belangrijk, zodat aan het aanpassings-
vermogen der bevolking bijzonder hoge eisen zullen wor-
den gesteld. De Visserij zal vrijwel geheel verdwijnen, terwijl
de suprematie van de landbouw zal ophouden te bestaan.
Hoe sterk deze wijzigingen vermoedelijk zullen zijn moge
uit tabel 3 blijken.
De agrarische bevolkingsgroep welke in 1947 nog verre-
weg de belangrijkste bevolldngsgroep was en haar stempel
drukte op de gehele Noord-West Veluwe, zal volgens bo-
TA.BEL 3.
Mannelijke beroepsbevolking Noord- West Veluwe
Eeroepsgroep
1
1947
1980
Verzorgende industrie
….. . …….
16,9 pCt. 16,9 pCt. Verzorgende diensten
…………..
..
19,8 pCt.
18,6 pCt.
Agrarische Sector
………………
..
38,5 pCt.
12,6 pCt.
Stuwende industrie en diensten
24,8 pCt.
51,9 pCt.
venstaande prognose omstreeks 1980 zijn teruggedrongen
tot verreweg de kleinste bevolkingsgroep. Getracht moet
nu worden te voorkomen, dat deze bevolkingsgroep zich
in haar isolement terugtrekt. Doordat de totale bevolking
op de Noord-West Veluwe sterk zal toenemen, is er geen
gevaar, dat dorpen zullen leeglopen, zoals in het Noorden
des lands en in Zeeland op vele plaatsen het geval is.
Hoewel de industrie zich in hoofdzaak zal concentreren
in of om enkele kernen, zal toch een aanzienlijk deel der
in deze industrie werkzame arbeiders (blijven) wonen in
de omliggende dorpen. Daardoor zal er automatisch een
sterke Vermenging zijn tussen de agrarische dorpsbewoners
en de industrie-arbeiders. Deze laatsten zullen nog jaren-
lang prijs stellen op behoud van een tuin of stukje grond.
Het moeilijkste punt zal wel zijn de integratie van de
importbevolking met de autochtonen. Wegens het grote
tekort aan hooggekwalificeerde arbeiders zal aanvankelijk
de uitbreidende of zich vestigende industrie genoodzaakt
zijn de staf en geschoolde arbeiders te importeren. Het is
nu reeds gebleken dat deze zéer moeilijk met de autoch-
tonen tot één gemeens hap zijn samen te smeden. De so-
ciaal-culturele werkgroep met haar gespreksgroepen wijdt
daarom bijzondere aandacht aan alle factoren welke de
vorming van een gemeenschap kunnen bevorderen, zoals
onderwijs, beroepskeuze, tentoonstellingen, excursies, mu-
ziekcorpsen, zang- en toneelverenigingen, dorpshuizen,
kaderopleiding en -training, sport enz. enz. Zij tracht vooral
te voorkomen, dat de agrarische jongeren na het verlaten
der lagere school automatisch in het ouderlijk bedrijf
worden opgenomen. Zij lopen dan het gevaar, omdat er.
voor hen geen toekomst in de landbouw is, op latere leef-
tijd als ongeschoolde naar de industriële of dienstensector
af te vloeien
;
de laagst betaalde categorie en bovendien
met het risico bij een recessie het eerst als werkloze op
straat te staan.
Door sociologisch onderzoek wordt getracht de leemten
te ontdekken en
bij
de toe te passen therapie beleidsfouten
te voorkomen. Bijzondere aandacht wordt ten slotte nog
gewijd aan de huishoudelijke voorlichting. Op de Noord-.
West Veluwe is, evenals in vele andere gevallen, de man
wel hoofd van het gezin, maar de vrouw het nekje waarom
alles draait. Blijft de vrouw in ontwikkeling achter, dan
is-het met het aanbrengen van verbeteringen in woning
en bedrijf een vrijwel hopeloze zaak. Getracht moet dus
worden de vrouw en moeder tot medewerking te krijgen
bij de verbetering van woning en bedrijf, maar vooral ook
bij de bepaling van de toekomst der kinderen. Huishoud-
consulentes in dienst van de landbouworganisaties staan
daarbij ten dienste.
Uit het voorgaande moge een indruk zijn verkregen hoe
met veler en zeer gevarieerde medewerking getracht wordt
de problemen van de Noord-West Veluwe met het kleine-
boerenvraagstuk en de zich op korte termijn wijzigende
toestanden, zoveel mogelijk zonder schokken op te
vangen en zo bevredigend mogelijk op te lossen.
Bilthoven.
Dr. Ir. F. P. ME5iJ.
16-3-1960
.
303
N.V. VEREENIGDE PAPIERFABRIEKEN
EERBEEK
Enige fabriek in Nederland van
DUPLEXKARTON
voor bedrukte verpakkingen
VERKOOP
UITSLUITEND VIA
DE
GROOTH.ANDEL
Stafijzer
Balkijzer
Bandijzer
Beton ijzer
Plaatijzer.
Staal
Non-Ferro metalen
Plastic buizen en fittings
Pij pen en fittings
Flenzen
Lasbochten
Draadmateriaal
Bouten en moeren
Stalen bouten
Metaalschroeven
Houtsch roeven
Machines
Gereedschappen
Hang- en sluitwerk
Opgericht
1196
H. Is REE SINK & CO N.V.
ZUTPHEH
met vestigingen te
AMSTERDAM- ROTTERDAM
EEN OUD BEDRIJF BIEDT MODERNE SERVICE
* Ruime goed geoutilleerde magazijnen, uitgerust met
het modernste materiaal voor transport en opslag
van goederen:
* Snelle afwerking von alle binnenkomende orders,
0.0.
door uitgebreid buizenpostsysteem.
* Zeer moderne telefooncentrale met automatisch op-
nametoestel voor opdrachten buiten de kantooruren.
* Telexverbindingen met directe lijnen naar de ves-
tigingen te Amsterdam en Rotterdam.
* Fraai ingerichte toonzalen.
Haarden
Kachels
Gasverwarming
Centrale verwarmings-
artikelen
Huishoudelijke
artikelen
Elektrische
huishoüdelijke
artikelen
Sanitair
Geisers en doorstroom-
apparaten
Ijzerwaren
Transportwerktuigen
Land- en
Tu inbouwwerktu igen
Tuin meu belen
304
16-3-1960
IJe Îndustriële ontwikkeling, van
Gelderland
711
Het is alleszins gerechtvaardigd .de verdere industriële
ontwikkeling van Gelderland met enig optimisme tegemoet
te zien. De provincie voldoet immers aan een aantal voor-
waarden, die de uitbreiding van bestaande en de vestiging
van nieuwe bedrijven begunstigen. Gunstig is de ligging
ten opzichte van de nog steeds in omvang toenemende
verkeersstroom tussen de Randstad en het Westduitse
concentratiegebied. Van de verbindingen tussen deze eco-
nomische centra lopen twee goed bevaarbare water- en
(binnenkort) drie grote landwegen door het Gelderse.
De nieuwe Zuiderzeestraatweg zal de communicatie tussen
het Westen en het Noorden aanmerkelijk verbeteren, ter-
wijl ook de verbinding tussen het Westen en het Oosten
onze.provincie doorkruist. Natuurlijk, er zijn in het ver-
keersstelsel nog lacunes en zwakke plekken, maar deze
zullen in de komende jaren worden opgevuld resp. ver-
sterkt.
De Gelderse bevolking groeit niet alleen in absolute,
maar ook in relatieve zin. Er is dus een expanderende
arbeidsmarkt, die zich daarenboven voor de industrie in
relatief groter mate kan uitbreiden indien, door voort-
gaande rationalisatie in de agrarische sector, dit deel van
het economisch leven minder arbeidskrachten zal vragen.
Het arbeidseffect in de Gelderse landbouw is lager dan
in de meeste andere provincies, de marge voor verbetering
en dus voor afstoting van arbeidskrachten daardoor groter.
Een belemmerende factor bij de verdere ontwikkeling
is wellicht, dat een aanzienlijk deel van de bevolking woont
in kleine kernen en vooral, dat in enkele delen van de pro-
vincie kernen van enig formaat vooralsnog ontbreken. Een
bijzondere handicap is dit overigens niet daar de situatie
in Gelderland weinig
afwijkt
van de gemiddelde. Van de
bevolking woont
25
pCt. in gemeenten kleiner dan 10.000
inwoners (Nederland
25,4
pCt.), echter 34 pCt. leeft op
het platteland, zoals dit is gedefinieerd in de ,,Typologie
van de Nederlandse gemeenten naar urbanisatiegraad”
(Nederland 24,6 pCt.).
Een gunstige factor is, dat de belangstelling voor de
diverse vormen van voortgezet onderwijs na de oorlog en
vooral na
1952
zeer bevredigend is gestegen, al zijn er
streeksgewijs gezien verschillen van betekenis. Deze toe-
genomen en nog steeds stijgende belangstelling is een direct
gevolg van de sterk verbeterde spreiding van onderwijs-
instituten, maar ook symptoom van groeiende welvaart
en snel veranderende mentaliteit. De veranderingen in dit
opzicht in tot voor kort min of meer geïsoleerde streken
zijn het meest opvallend. Voor de voortgaande industriali-
satie is deze ontwikkeling gunstig, enerzijds omdat niet
alleen de omvang van de arbeidsmarkt maar ook de graad
van scholing van de arbeiders hiervoor bepalend is, ander-
zijds omdat de aanwezigheid ter plaatse of op korte afstand
van allerlei onderwijsinstellingen aantrekkelijk is voor de
ondernemers, die met hun staf van elders komen.
Hiermee zijn de gunstige factoren geenszins uitgeput.
Eind 1960 zal de elektrificatie van Gelderland zijn voltooid
in die zin, dat 99,8 pCt. van alle percelen, dank zij een
,,liberale” politiek van subsidiëring van onrendabele aan-
sluitingen, van elektriciteit is voorzien. Belangrijker is ech-
ter, dat de aansluitingsmogelijkheden voor industriële
grootverbruikers zeer gunstig zijn en dat vooral middel-
grote en kleinere bedrijven kunnen profiteren van de des-
kundige voorlichting inzake industrieel gebruik van elek-
triciteit. De ontwikkeling van de lange afstandsgasvoor-
ziening, in het bijzonder gestimuleerd door de onvermoed
grote beschikbaar komende hoeveelheden aardgas, is met
name voor Gelderland een zeer gunstige. Het gesloten
circuit rond de Veluwe met aftakkingen naar verschillende
andere delen van de provincie brengt deze hoog-calorische
en relatief zuivere energie binnen het bereik van vele be-
drijven, die hoge, temperaturen voor hun produktieproces
behoeven.
Ten slotte, maar niet ten laatste, wordt de aantrekke-
lijkheid als vestigingsgebied vergroot door het feit, dat
Gelderland met
zijn
zeer gevrieerde landschappen, die
in toenemende mate worden aangevuld met allerlei recrea-
tieve voorzieningen, aan zeer uiteenlopende behoeften kan
voldoen. In de meer stedelijke miieus bestaan geschakeerde
mogelijkheden tot kunstgenot; de wel eens te gemakkelijk
becritiseerde cultuurspreiding heeft Gelderland bepaald
verrijkt. Er zijn ook op dit gebied nog wensen, maar we
zijn ,,en route”.
Tussen 1930 en1950 is het aantal in de nijverheid werk-
zame personen met 60 pCt. gestegen (Nederland 58 pCt).’
In de relatieve positie is echter weinig verandering gekomen.
In 1930 was 10,37 pCt., in 1950 10,49 pCt. van de werk-
gelegenheid in de nijverheid in Gelderland geconcentreerd.
Het aandeel van de Gelderse in de totale bevolking steeg
intussen van 10,45 pCt. tot 10,83 pCt. Voor de na- oorlogse
jaren staan de door het E.T.I. verzamelde gegevens ter
beschikking. Deze sluiten niet aan op die van de bedrijfs-
tellingen. Ze hebben betrekking op bedrijven met meer
dan 10 arbeiders; de bouwnijverheid is buiten beschou-
wing gelaten. De cijfers voor Nederland als geheel zijn
die .van de Algemene Industriestatistiek, die weliswaar niet
geheel, maar toch in voldoende mate op de provinciale
gegevens aansluiten om een vergelijking te
–
kunnen maken.
TABEL 1.
Ontwikkeling van de industriële werkgelegenheid.
1
1948
1
1951
1
1959
84.535
100.189 115.530
84
lOO
115
Gelderland
…………………
Nederland
………………..
907.887
1.037.463
in pCt. van 1951
……………
84
100
114
inpCt.van 1951
………….
Gelderland
in pCt.
van
Neder-
76
.6.223
land
…………………….
11
11
11
De industriële expansie in Gelderland liep dus vrijwel
parallel met die van ons land als geheel. In navolging van
het E.T.I. kozen we 1951 als vergelijkingsjaar. Aangenomen
mag worden dat toen het herstel van de oorlogsschade aan
het industriële apparaat was voltooid. Splitsen we de totaal-
cijfers naar de drie kwartieren dan
verdwijnt
de parallelli-
teit in het verloop (zie tabel 2 op blz. 308).
Het groeitempo is op de Veluwe, waar het in de jaren
1930-1950 boven het gemiddelde lag, dus wat vertraagd
al is het niet geringer dan dat voor het land als geheel.
Binnen dit gebied zien we echter verschillen. De Zuidelijke
Veluwezoom met bijna de helft van de industriële werk-
gelegenheid in het Veluwekwartier als geheel en het be-
langrijkste industriegebied vertoonde sinds 1951 een ex-
16-3-1960
305
•
•
—
1
Egw
“-
.-
•.-
ji
1
‘1
1t
t
1
rr
IIi
:
1ii’]1p
i
1JI]1J1I
1
1 lli1j11 T•1
1111
t
1
1
,
1
4
1
r([(IIfll[I!
–
1
11i
‘1f11l1!i1
golf…
r
T
•!
1
j t
1
—-•
1
1
•
_______
1
•
•L
4
z
-;
Hoofdkantoor van het A.K.U.-concern
te Arnhem.
Fabrieken in Nederland:
Arnhem (2), Breda, Doetinchem, Ede, Emmen,
Emmercompascuum en Steenbergen.
Buiten Nederland in:
Ver. Staten van Amerika (6), Duitsland (10), Engeland,
Italië (2), Oostenrijk en Spafije.
Geeft werk
aan
ruim 50.000 personen,
1
•
•
-.
1
ijde
n.v. arnhem
–
PRODUCENTEN
VAN:
kunstmatig vervaardigde garçns en
vezels,
kunststoffen
(plastics),
carboxymethylcellulose, viscosesponsen, strocellulose, cellofaan,
synthetische rubber
PRODUKTIEONTWIKKELING
VOOR EN NA DE OORLOG
1913
•
Rayontextielgaren
–
1943
•
Rayonvezel
1946
•
Rayonbandengaren
1947
•
Enka-spons
1948
•
Carboxymethylcellulöse
1949
•
Rayonbandenweéfsels
–
–
.
Rayonvezelgaren
1950
•
Enkalon-garen
•
Akulon-spuitgietkorrels
1952
•
Akulon-staven
•
Enkalon-vezel
Emmercompascuum
.
Strocellulose
Emmen
1955
•
Terlenka-vezel’
•
Enka-nylonbandengaren
.1957
• Aku-Breda-cellofaan
Ede
12
1958
•
Terlenka-garen
Ahem
Doetinchem
1959
•
Synthetische rubber
dm Steenber
g
en
Meer gegevens over de A.K.U.
Breda
vindt
U
in de publikatie:
,,Het
geheel is meer dan de som der
delen” verkrijgbaar bij A.K.U.
–
Arnhem.
waarvan 13.000 in Nederland, 8100 in Gelderland
307
TABEL 2.
Industriële werkgelegenheid in de Gelderse landschappen
Expansie
–
tussen
1930 1948
1951
1959
en 1950
in pCt.
Veluwe
31.620
45.321
51.516
66 83 100 114
Rivierengebied
25.151
28.799
34.700
48
87
100
120
Achterhoek
21.764 26.069 29.314
65 83 100
112
pansie van 23 pCt. Groter nog was deze langs de Ijssel-
meerkust met als centrum Harderwijk, al gaat het hier
nog om kleine aantallen. Dit is verheugend, omdat deze
groei voorwaarde is voor de zo noodzakelijke agrarische
sanering van dit gebied. Het expansiepercentage voor de
Veluwe wordt echter gedrukt door het achterblijven van
de Ijsselstreek.
De in tegenstelling tot vé6r de oorlog sterke groei van
de industrie in het Rivierengebied wordt in hoge mate
veroorzaakt door de voorspoedige industriële ontwikke-
ling van Nijmegen, dat bijna de helft van de industriële
werkgelegenheid van dit gebied herbergt. Opmerkelijk is
verder dat enkele regionale centra, zoals Druten, Tiel,
Geldermalsen en Culemborg, op industrieel gebied tot
dusver weinig of geen groei vertonen. In de Achterhoek
domineert de Oude IJsseistreek met Doetinchem als groei-
end centrum. Toch vertoont het gebied rond Zutphen de
grootste procentuele groei. De expansie van de industrie
in dit kwartier als geheel bleef na 1951 achter bij die der
beide andere kwartieren als gevolg van de stagnatie der
industriële expansie in de Oostelijke Achterhoek en, zij
het in mindere mate, in de Liemers.
Nijmegen is de grootste en meest geïndustrialiseerde
gemeente in Gelderland. Omstreeks 40 pCt. van de manne-
lijke beroepsbevolking vindt werk in de zeer gevarieerde
bedrijven; sinds 1951 steeg de industriële werkgelegenheid
met 29 pCt. Arnhem is een goede tweede; weliswaar lag
het groeipercentage veel lager, nl. 11 pCt., daar staat tegen-
over, dat het als provinciale hoofdstad, centrum van recht-
spraak, vestigingsplaats van gedeconcentreerde rijksdien-
sten, kortom door de grote dienstensector een veel meer
gevarieerde beroepsbevolking heeft dan de Karelstad. Apel-
doorn, dat in 1959. de 100.000 inwoners passeerde, is de
minst geïndustrialiseerde van de drie en vertoonde met
7 pCt. ook het kleinste groeipercentage. Van de totale
industrlële werkgelegenheid is 34 pCt. in de ,,grote drie”
geconcentreerd. –
Na dit korte overzicht van het geheel en de delen is het
ter completering van het beeld nodig iets te zeggen over
de betekenis der verschillende bedrijfstakken.
De metaalindustrie is de belangrijkste bedrijfstak in
onze provincie met thans 29 pCt. van de totale industriële
werkgelegenheid en relatief sterke groei. De oorsprong
ligt aan de Oude Ijssel, waar eens de eerste ,,hogovens”
stonden, werkend met in de omgeving gewonnen oer en.
houtskool. Ook nu vinden we daar nog gieterijen, email-
leerderijen e.d., maar thans hebben o.a. ook Arnhem,
Rheden, Vaassen, Nijmegen en Tiel belangrijke metaal-
industrieën. Langs de grote rivieren liggen de eveneens
tot deze bedrijfstak behorende scheepswerven, die zich
na de oorlog voorspoedig hebben ontwikkeld van pro-
ducenten van binnenvaartuigen tot die van coasters en
zeeschepen.
TABEL 3.
–
Aantal arbeidsplaatsen naar bedrijfsklassen
1
1948
1
1951
1
1959
1. Aardewerk, glas, kalk, stenen, beton
9.555
11.056
9.890
86
100
89
2.427
2.554
3.135
93
100
121
3.051 3.141
3.756
98
100
121
5.657
6.586 7.383
86
100
112
3.
Grafische nijverheid
…………………
5.817
6.869 9.958
84
100 114
5.521
5.642
7.171
99
100
128
S.
Chemische nijverheid
…………………
525
596
557
88
100
90
Hout, kurk, Stro
……………………
11113. Metaalnijverheid, scheepsbouw
21.047
26.441
33.549
Kleding en reiniging
………………..
80
100 127
9
Leder en rubber
…………………….
10.
Mijnbouw, veenderij
…………………..
6.252
8.052
83
.
5.011
100 128
15.
Textielnijverheid
…………………..
18.468
16.844
14.
Papiernijverheid
……………………5.222
81
100
91
1.591
1.704
1.428
16.
Gas, elektriciteit, water
………………
94
.
100
84
17. Voedings- en genotmiddelen
…………..
9.111
10.880
13.807
84
100
127
Tweede in grootte, maar met slechts de helft van de
werkgelegenheid van de metaalbedrijven, is de textiel-
industrie met concentraties in de Oostelijke Achterhoek
aansluitend
bij
Twente en in de Gelderse Vallei. In deze
bedrijfstak loopt de wrkge1egenheid terug; vermoedelijk
is de oorzaak niet gelegen in verplaatsing van bedrijven,
maar in structurele veranderingen in de bedrijfstak als
geheel. Het aantrekken van arbeidskrachtén geeft moei-
lijkheden, zij moeten uit een wijde omgeving worden ge-
recruteerd; de animo voor het werk in deze industrie is
vooral
bij
jonge mensen dalende. In deze
bedrijfstak
is
ook opgenomen de rayonindustrie. De in Arnhem, Ede en
Nijmegen gevestigde bedrijven ontlenen hun betekenis niet
alleen aan de werkgelegenheid, die zij geven (ruim 9.500
arbeiders). Deze en ook enkele andere grote bedrijven
uit anderebedrijfstakken met uitgebreide researchinstituten
verschaffen werk van zeer gevarieerde aard en zijn niet
alleen voor het industriële, maar ook voor het maatschap-
pelijke leven in het algemeen een stimulans.
Omvat de textielnijverheid 15 pCt. van de industriële
werkgelegenheid, de in grootte derde bedrijfstak, t.w. de
voedings- en genotmiddelenindustrie, verschaft 12 pCt.
van deze werkgelegenheid. In tegenstelling tot de textiel-
industrie is dit ëchter een expanderende bedrijfstak, waar-
van het meest Gelderse element wordt gevormd door de
conservenfabrieken in de Betuwe.
Opmerkelijk is verder de groei van de confectie-industrie
(bedrijfsklasse 7). In de gunstige conjunctuur en dus krap-
per wordende arbeidsmarkt hebben deze bedrijven ontdekt,
dat de Gelderse arbeidsmarkt in de vrouwensector nog
ruimte bood.
Karakteristiek voor Gelderland zijn de steenfabrieken
langs de rivieren, die 50 pCt. van de Nederlandse metsel-
en 80 pCt. van de straatsteenproduktie leveren. Dit oude
bedrijf, ontstaan in de Romeinse tijd, heeft een grote tech-
nische ontwikkeling doorgemaakt. De veldoven werd ver-
vangen door de ring- en later door de vlamoven, de hand-
pers door de mechanische, terwijl het droogproces in de
open lucht steeds meer plaats maakt voor het kunstmatige
drogen. Een voordeel van deze laatste verandering is, dat
de aan deze industrie tot dusver inherente seizoenwerk-
loosheid hierdoor vermindert.
Ten slotte noemen we een andere oude Gelderse indus-
trie, de papierindustrie. Reeds in 1740 werden 171 papier-
molens langs de Veluwse beken geteld; thans kent Gelder-
308
16-3-1960
land zeer moderne bedrijven, die in de nog altijd stijgende
behoefte voorzien. Het hoge groeipercentage in de na-
oorlogse jaren spreekt duidelijke taal.
• We zagen reeds, dat de werkgelegenheid in de Gelderse
industrie in de periode 1948 –
1959
procentueel iets meer
is toegenomen dan die in het land als geheel. Na 1951 is
de toeneming van de werkgelegenheid voor vrouwen rela-
tief groter geweest dan voor mannen.
TABEL 4.
Door mannen resp. vrouwen bezette arbeidsplaatsen in pC(.
van 1951
1948
1
1951
1
1959
84
100
113
84
100
126
85 100
115
63
100
108
Gelderland
mannen
…………………….
vrouwen
……………………
Door vrouwen bezette arbeidsplaatsen in PCI.
Nederland
mannen
……………………
vrouwen
……………………
van het totaal
–
16,4
16,4 17,9
Gelderland
…………………
Nederland
…………………
17,7
18,1
17,2
Het resultaat van deze ontwikkeling was dus, dat Gelder-
land de ,,achterstand” t.a.v. de industriële werkgelegen-
heid voor vrouwen inliep. De ontwikkeling van de con-
fectie-industrie is hieraan niet vreemd.
Overzien we de ontwikkeling dan is de conclusie, dat
deze over het geheel gezien bevredigend is geweest. Het
aantal inwoners is voortdurend gestegen, het aandeel van
de Gelderse in de totale bevolking steeg eveneens, niet
alleen als gevolg van de natuurlijke aanwas, maar ook door
vestigingsoverschotten. Desondanks lag het werkloosheids-
percentage voortdurend beneden het landsgemiddelde.
Gelderland is, zij het in mindere mate dan de Zuidelijke
provincies, betrokken in het proces van voortgaande indus-
trialisatie. Niet echter volgens een uniform patroon. Be-
paalde streken worden in toenemende mate onderdeel van
de Randstad en in de toekomst vermoedelijk ook van het
zich naar het Noorden uitbreidende Ruhrgebied. Andere
delen vertonen een zekére, overeenkomst met sommige
probleemgebieden. De perifere ligging t.o.v. de concen-
tratiegébieden heeft een voor- en een nadeel. Deze gebieden
zullen in toenemende mate bepaalde economische activi-
teiten afstoten naar de periferie of anders, en misschien
juister, de concentraties zullen zich langs de grote rivieren
uitbreiden. Uiteraard betekent dit een krachtige stimulans
voor de t.o.v. de verkeersstroom gunstig gelegen gebieden.
Anderzijds oefenen de concentraties een zuigkracht uit
op de
nabijgelegen
gebieden, wat voor het bedrijfsleven
in die streken moeilijkheden geeft en zal blijven geven.
Gelderland lijkt bij uitstek geschikt, een deel van de
centraal verzorgende activiteiten op te vangen, met name
langs de zomen van de Veluwe, terwijl dus langs de rivieren
bijzonder geschikte vestigingsplaatsen zijn te creëren voor
tal van bedrijven, die in het Westen moeilijk een plaats
kunnen vinden. Het is nodig in deze ontwikkeling te voor-
komen, dat bij een verdere bevolkingsgroei de concentratie
op bepaalde punten zo groot wordt, dat de unieke recreatie-
gebieden, die een nationale functie vervullen op onaan-
vaardbare wijze worden aangetast. Daarom is het wenselijk
enkele regionale kernen, die thans reeds een industriële
aanzet van betekenis hebben en die door hun ligging de
voorwaarden bieden voor verdere groei krachtig te stimu-
leren. Een verdere industriële ontwikkeling is ook voor-
waarde voor een verhoging van het welvaartspeil, dat be-
Aantrekke1i jk rendement
AANpELEN
N.V.VEREENIGD
BEZIT
VAN 1894
De voordelen van aandelenbezit met beperking van risico
WESTERSINGEL 84 • ROTTERDAM
(Advertentie)
halve langs de Zuidelijke Veluwezoom en in Nijmegen
overal beneden èn vaak ver beneden het landsgemiddelde
ligt. Rationalisering in de landbouw is noodzakelijk om
hierin verbetering te brengen, verdere industrialisatie om
te .voorkomen dat het. thans relatief lage arbeidseffect op
de duur tot actuele werkloosheid leidt. Tiel, Harderwijk,
Zutphen en Doetinchem zullen tot ‘industriële centra van
groter formaat moeten uitgroeien; deze gemeenten zijn
daartoe potentieel het best in staat.
Vooral Nijmegen en Arnhem vertonen een zodanige
autonome groei, dat stimuli overbodig en uit ruimtelijk
oogpunt zelfs onwenselijk zijn. Apeldoorn, dat snel is ge-
groeid, lijkt
bij
uitstek geschikt
bij
eventuele decentralisatie
van de centrale administratie als opvangcentrum te funge-
ren. Daartoe zal het verzorgingsniveau in deze gemeente
echter moeten worden verbeterd. Het tot ontwikkeling
brengen van een beperkt aantal industriële centra, waar
–
voor vele argumenten van zeer uiteenlopende aard zijn
te geven, impliceert niet, dat de niet genoemde regionale
centra van kleiner formaat geen bedrijven zouden kunnen
of mogen aantrekken. In enkele gevallen is dit zelfs wense-
lijk om de thans bestaande te grote eenzijdigheid in de
werkgelegenheid weg te nemen. Het meest sprekende voor-
beeld zijn de plaatsen in de Oostelijke Achterhoek met
een te eenzijdige oriëntering op de textielindustrie.
Het tot ontwikkeling brengen van de bedoelde centra
is een taak, die de mogelijkheden van de gemeentelijke en
provinciale overheid te boven gaat. De gemeenten missen
daartoe de nodige financiële armslag en veelal ook het
daarvoor vereiste technische apparaat. De provinciale
overheid kan ongetwijfeld hulp bieden mits het haar be-
voegdheden bewust en systematisch richt op een verbete-
ring van de vestigingsfactoren. Hulp van de Rijksoverheid
is echter onontbeerlijk voor de investeringen, die boven
de financiële draagkracht der lagere organen uitgaan. Hier-
voor is nodig dat de Rijksoverheid zich niet alleen in grote
lijnen, zoals tot dusver, een beeld vormt van de meest wen-
selijke ontwikkeling, maar daaraan nadere uitwerking geeft.
Alleen op die verdere uitwerking kan een concreet pro-
gramma van noodzakelijke werken worden geënt. Als
deze wens wordt vervuld kunnen we de verdere industriële
ontwikkeling van onze provincie met vertrouwen tegemoet
zien.
Arnhem.
Drs. A. R. VERMEER.
Gegevens voor dit artikel zijn ontleend aan de 2e Algemene Bedrijfstelling,
deel 4, C.B.S. 1956 en ,,De industrialisatie van Gelderland 1948-1956″, E.T.1.-
rapport. Voor een verdere detaillering van het laatste deel van dit artikel
zie: ,,De Gelderse ontwikkelingsmogelijkheden gezien in verband met de
geografische situatie”, ETS-rapport 1958.
16-3-1960
309
F
Amt,rdam
.’.
”
‘
1
/
A
\.J
–
1
–
/
/
Har,d.rwujk
•
–
/
1
/
/
)
•
Ii
/
”
1
/
-•–
‘
/
/
i•
•HiIvcrum
j
t
ijk.rk
,
t… 1.1
?S. ~
~
r
1Id.
1
‘
/
‘-
1•
1
do
p
T
1
v
Eist
40
1
T
im
1
OP
—
–
Herto9,nbo,ch
7′)
–
310
1
t
bt
ta
nd
.ntworpen
/
–
AUTOSNELWEGEN
OVERIGE 8ELANGRUKE WEGEN
—
–
– –
—
—
—-
WATER
t
–
—
t”
— _._.
SPOORL’JNEN
–
/
::
j
•
‘
Htt.m
.••
/
t
‘t
•
.-
/
t
‘t
II
/
.\.
1
AImtIo
1
S
/
1
S
OId,tz.aI
/
.
1
/ /
/
—
•–
•
sw.A Ir
1
$cI•
dop
–
10011
fr
S
..
‘
.–
•.
1•
/
t.och.m
:
Zutph.
t
.,
Duren
•
J
.5..
–
S
S.
oburg
Stad
1
🙂
Zonnaar
24
T
ib-
Emmë
__•__
,:,
Cieve
sYt4VL
-.5
.-.
Bocholi
S’.
‘
t
-.
S’
(
•
\•
\.l
1
PROV.PLAN.DIENST VAN GELDERLAND j.nO
–
311
/
De ontwikkeling van Gelderland
in het bijzonder in verband met de ligging t.o.v. het Westen dés lands,
het Ruhrgebied en Twente
De centrale ligging van de provincie Gelderland tussen
de industriegebieden van het Westen des lands, van de
Ruhr en van Twente, zo duidelijk voor de beschouwer
der geografie van Nederland en van West-Duitsland in
hun samenhang, voert hem als vanzelf tot de gedachte,
dat de economische ontwikkeling van dit landsgedeelte
sterk onder invloed zal staan van deze, dit gebied omrin-
gende industriële zwaartepunten. Deze zich opdriigende
gedachte is geografisch zé solide gegrond, dat men haar
nauwelijks nog disèutabel zou mogen achten. Daarbij moet
evenwel worden bedacht, dat het Gelders gebied is samen-
gesteld uit drie gedeelten, de ,,Drie Kwartieren”, t.w.
,,de Veluwe”, ,,het Rivierengebied” en ,,Oosteljk Gelder-
land”, welke een in velerlei opzicht apart karakter ver-
tonen, dat zowel op historische als op economisch-geo-
grafische gronden kan worden verklaard. En voorts, dat
•deze deelgebieden, zowel als het gehele Gelderse gebied,
niet alleen een verschillende invloed zullen ondergaan, en
reeds lang hebben ondervonden, van de economische
zwaartepunten, in de titel van deze bijdrage vermeld, doch
evenzeer, dat in deze ,,kwartiercn” geheel verschillende
eigen mogelijkheden, eigen krachten, eigen aantrekkelijk-
heden aanwezig zijn, die voor de toekomstige ontwikke-
ling van de grootste betekenis zijn. Hiermede wil gezegd
zijn, dat deze toekomstige ontwikkeling niet uitsluitend
als een produkt te zien is van ,,externe” overwegingen van
een karakter als: het omliggende land ,,loopt vol” en nu
komt dus als ,,next best” de ontwikkeling van Gelderland
aan de orde; deze zal nl. ook een produkt zijn van reeds
lang aanwezige potenties en mede resultaat zijn van
terne” overwegingen.
Zonder te treden in een discussie over de al of niet juist-
heid der ,,promotie” tot onderontwikkeld of totprobleem-
gebièd, en onder reserve van een zekere spijtigheid, dat
,,moeilijke” gedeelten in mogelijk ieder der ,,Drie Kwar-
tieren” nu niet direct de extra hulp zullen ervaren, gelijk
die speciale gebieden, zo is te stellen, dat de eigen waarden
van het Gelderse gebied in voldoende grootte aanwezig
zijn om daarmede zelf ,,van de grond te komen”, hetgeen
dan ook reeds uit de achter ons liggende ontwikkeling –
hier meer, daar minder – is gebleken. Ter completering
hiervan, ter consolidering van de maatschappelijke bases
als startpunt om met de ontwikkeling van de omliggende
gebieden ,,in de pas” te blijven, zal uiteraard de landsover-
heid erop bedacht dienen te zijn deze gebieden niet ,,te
vergeten”.
Globaal gesproken is het Rivierengebied, voor zover
het factoren van ,,externe” belangstelling betreft, aange-
wezen op de grote vaarwegen, die er reeds zijn, doch die
voorzien zullen moeten worden van enige aanloophavens,
hetzij ten algemenen nutte, hetzij ten gebruike door indivi-
duele grote industriële vestigingen, alsmede op grote weg-
en railverbindingen, die reeds gedeeltelijk in aanleg zijn
(Rijksweg 15) of nog tot ontwikkeling dienen te worden
gebracht (een rechtstreekse spoorlijn door de Betuwe van
de Ruhr naar de Europoort). Het is evenwel dringend
nodig, dat er spoedig duidelijkheid komt over de realiseer-
baarheid dezer werken: over hoeveel tijd en op welke plaats,
dus over het ,,wanneer” en ‘,,waar”. Reeds een gering aan-
tal dezer rivierhavens zal ,,het opkruipen langs de rivieren”
van op diep vaarwater aangewezen grote industrieën be-
vorderen en daardoor een ontspanning kunnen geven aan
het gedrang langs de rivieroevers in het Westen des lands.
Deze grote werken, als ,,injecties” nodig, zullen grote
overheidsinvesteringen vragen. Zij zijn echter vereist om
ten volle te profiterén van de geografisch gegeven mogelijk-
heden, die liggen in de rechtstreekse verbindingswegen tus-.
sen het Duitse achterland van de Delta en de Delta-mond.
Het is immers dit ,,kwartier” der drie Gelderse kwartieren,
dat het méést getypeerd wordt als het doortochtsgebied
van West-Europa naar de zee.
In samenhang met deze ,,van buiten komende” stimu-
lantia is het ontwikkelingswerk, dat met betrekking tot de
komgronden aan de gang is, een machtige ,,interne” factor
om dit Rivierengebied gereed te maken voor het vasthouden
der autochtone.bevolking. Immers, alleen door grotere en
vruchtdragender werkgelegenheid in de agrarische bedrij-
ven, alsook door uitbreiding van reeds aanwezige en ves-
tiging van nieuwe industrieën, zal de algemene welvaart
aldaar op hoger peil kunnen worden gebracht.
Op de Noord-West Veluwe liggen de omstandigheden
iets anders. Daar moet het streven om een industrieel leven
te doen ontstaan gezien worden in verband met de af-
vloeiing van arbeidskrachten uit de landbouw en het weg-
vallen van een aantal bestaansbronnen, die aan de kust
van de oude Zuiderzee eertijds bestonden. Voor deze strook
land zal de kortere verbinding, die door (reeds geprojec-
teerde) rechtstreekse wegen met het Westen des lands zal
worden verkregen, een, noodzakelijke, mogelijkheid bieden
om een zich langs de kust van het oude land ontwikkelende
industrie grotere levenskracht te geven. Voor vestiging
daarvan zal dit gedeelte aantrekkelijk te maken zijn door
alvast de wegen op het oude land belangrijk te verbeteren,
in afwachting van het gereed komen van het nieuwe land.
De relatie met het Amsterdamse haven- en industriegebied,
in wisselwerking zo vruchtbaar, ligt voor deze oude kust-
strook in de komende jaren niet meer over de waterweg,
doch over de landwegen, zodat er òp deze verbeterde we-
gen niet lang kân worden gewacht
1).
Toch zou het een onnatuurljke beperking zijn hierbij
alleen naar het Westen te zien. De provinciale samenhang
brengt met zich, dat het versterken van de relatie met
,,overig” Gelderland waarschijnlijk gemakkelijker, althans
sneller, te verwezenlijken is. Ook hier ligt het accent op
de verkeersverbindingen. Een goede provinciale weg be-
ginnende bij de Zuiderzee, die aansluitingen zal geven op de
grote, internationale, autowegen, zal zonder twijfel de
samenhang van alle drie Gelderse kwartieren krachtig be-
vorderen. Samenwerking van industriéën, eventueel als
toeleveringsbedrijven van de ene aan de andere, vestiging
van filialen van ondernemingen uit andere delen der pro-
vincie, uitwisseling van arbeidskrachten, zullen door een
‘) Zie ook blz. 302 en 303.
312
16-3-1960
goede weg tot de mogelijkheden gaan behoren. Een histo-
rische barrière, op enige tientallen kilometers afstand,
parallel aan de oude Zuiderzeekust, zal daarmede kunnen
worden doorbroken. En tegelijkertijd zal daardoor de
Veluwe als doortochtsgebied van het Duitse grensgebied
bij de groeiende samenhang van het Nederlandse gebied
worden betrokken. Komt zulk een weg niet spoedig tot
stand, dan zal daardoor een kans voor de Veluwe worden
gemist. Op overeenkomstige
wijze
zal dat het geval zijn,
indien de aloude Zuiderzeestraatweg niet tijdig naar de
eisen van het huidige verkeer over de reeds bestaande ver-
binding geschikt zou worden gemaakt.
Het is nimmer precies te voorspellen voor welk gedeelte
van de aanlegkosten een weg zijn nut oplevert als door
–
tochtsweg of als middel tot ontsluiting van een streek aan
het eind van een weg gelegen. Het is daarom van des te
meer waarde, als beide categorieën van nuttigheid. in de
rede liggen. De E-wegen vervullen uiteraard in dit opzicht
eveneens beide functies. Zij zullen op groter afstand de
mogelijkheden, die er liggen in de groeiende Westeuropese
gemeenschap, grjpbaar maken. De betekenis voor de Ve-
luwe van de E-wegen nrs. 8, 35 en 36 is daardoor niet spoe-
dig te hoog aangeslagen. De weg E 36, beter bekend als
Rijksweg 12, in de wandeling het Hazenpad genoemd,
vervult reeds thans de functie van verkeershartader tussen
Ruhr en Europoort en hij zal deze functie op steeds sterker
wijze gaan uitoefenen. Het aanleggen van goed geoutil-
leerde zijwegen, zoals die zijn opgenomen in de plannen
voor rijks- en provinciale wegen, zal het gehele Gelderse
gebied, dat niet zelf aan Duitsland grenst, de ontwikke-
lingsvoordelen verschaffen, die er door de éënwording in
economisch opzicht van West-Europa in de naaste toe-
komst liggen.
Het gebied, waarin Rijksweg 12 zich bevindt, is ten
naaste
bij
aan te duiden als de Zuid-Veluwezoom, alwaar
reeds een krachtige ontwikkeling van het economisch leven
te onderkennen is. Het beeld is hier mede beïnvloed door
de grote mogelijkheden, welke hier uit anderen hoofde
aanwezig zijn. Er komt duidelijk door naar voren, van
welk een enorme betekenis voor het ecônomisch leven in
het algemeen de aanwezigheid is van factoren, die het ,,bij
–
komende” industriële klimaat bevorderen. Men zou de
neiging voelen opkomen om te zeggen, dat dit ,,zoom-
gebied” ook reeds ,,aan het vollopen” is
2).
Het zal gewenst
zijn, dat nieuwe industriële vestigingen zich allereerst op
buiten deze zoom gelegen gedèelten gaan oriënteren. Zij
zullen daarmede de nauwe contacten met de grote indus-
triële zwaartepunten buiten Gelderland niet behoeven te
ontberen, door de toch op korte afstand ter beschikking
staande grote Europese en nationale verkeersaders. Er zal
bovendien ook door op korte afstand van Arnhem en
Nijmegen gevestigde ondernemingen kunnen worden ge-
profiteerd van de grote culturele en commerciële voordelen,
welke door deze steden worden geboden.
In dit zoomgebied is het vooral de verbetering van de
vestigingsfactoren, op het allerhoogste culturele niveau,
2) Zie ook blz. 29213, alsmede blz. 32112.
A0 1788.
AMSTEkPAMS.CHE
WORD U1TGEGEVIN BY..
1\1AANDA
EXTRA-COURANT,
I1ENDRÏK L’INSEN
DF.N
8
SEP TMI3ER.
A
MSTERD’Mden scptein&er, ,, nonzetwee vnergan-‘ Ï. » aeteeaigcrneie t’et geb1der vah ‘t G
,
Cut verdno,2 h-b.
iW
den vn den n en 4
gaven
wy
dtg Lezâreéne .1
, ben: xeede geduiende dcn ganfcheti da w:*nDége»igcnen’
Kn
–
,e Sc,’;cts van
het een en pider, waar n’ete
derr .
,, b.yMhip
algemeen; ‘t
ÏY:sapelaocrttni Y pmiktt uwi
Srzas1
qi,uetl,
het vetblyfvanHOlLLCC ‘WE
t .
»
!: !gt’ in top gehaaiJ, en
zag men
van min.
EN. KONINGLYI( IIOOCHI1DEN , dnnen me
Vewn
1
,, de-e Vaarulgen bi de
itad,
Vooral der Zeeuwfche Schuiten,
getracht helh , op alLende
m veraangcoïiwil. llet
1
,, n de hin/e Grngr ligtênde. -‘ Na het
eerfje
hewon voi..g
, de fluaoa.s
J.1!!LY1.,LgÎeu4e
allerlei rant en (LenI . Ii
de ow;tpeeklykfte
en î’a
DE ECONOOM EN DE BERICHT GE VING
,,
Ia:zdçbe lroau’
,, WE’ÏTIGE OTEJI
hunne Ainfpraak
gin
De berichtgeving anno 1788 bood weinig
Leurven
geleden, ree
17k en wy
zyn ‘er
.J
economisch nieuws. Plaatselijke gebeur-
,, otize gegeven
.Schets
d
tenissen waren toen nog aanleiding tot
,, gen aan ia vuten we
geg:o zyn en verzeld
een ,,extra-courant”
,. Zo r mnéo ondrv
1
Onze eeuw geeft daarentegen een geheel
âar de ERFSTAOUO
ander beeld te zien en berichten op
herwaands ilond te
VU
Zu
JIt) tUÇ •v*.ziy
1
DE
Tw
E NTS CH E BAN K
tui,en,, dat de tracee
Van
Gobsnnr.rst ee Vay
160
kantoren in Nederland
,,
rech:v.mrd:heden , 1 l(
LXK HUIS ga edaq
–
——
–
–b
fchesfte alg ok ondt anderen daardoor,
4x
Za,td.v 1farrefl
.
,,
gemnaklft
te malien ,vrditn den dankbarcn lot’ der !ntezetenn.
de
3
t
Aiguatua, een snenklyk
By
betuisflappcn
uisdeK
3e1(en.
wind
hit IlGezel(ili:p
–
———–
,.
R.Iun d
IfdeD ,
, door de bovcnenoemde twee feeen
financieel-economisch terrein verschijnen
dagelijks.
Ook De Twentsche Bank heeft haar eigen
actuele berichtgeving op zakelijk en
financieel terrein. Onze kantoren verschaf-
fen U hierover gaarne nadere inlichtingen
16-3-1960.
313
die de aandacht moge hebben. Hierbij is te bedenken, dat
de nieuwe Europese verbindingen niet alleen mogelijk-
heden bieden voor uitwisseling van commerciële waarden,
doch evenzeer van culturele. Wil men langs dit Zuid-Ve-
luwse gedeelte nog iets overhouden van wat vroeger de
Utrechts-Gelderse-lustwarande zo beroemd deed zijn, dan
zal er op korte termijn, in boven-gemeentelijk overleg,
moeten worden gekozen, zowel in de richting der industrie,
als in die der ,,recreatie”, de culturele daaronder begrepen.
Aan de overzijde van de IJssel ten opzichte van Arnhem
is er nog ruimte, die tot dusver n.m.m. al te zeer buiten
het gezichtsveld der industriële vestigingsmogelijkheid is
gehouden. Ook van daaruit zal men kunnen profiteren
van het grote-stads-karakter van Arnhem en het hier be-
staande hoge culturele niveau van het maatschappelijk
leven, dat een natuurlijke vestigingsgrond, is
bijv.
voor
een hier te vestigen inrichting van Hoger Onderwijs.
Een historische, slechts in de periode tussen de beide
wereldoorlogen verbioken doch geleidelijk aan weer op-
gevatte, samenhang, zowel industrieel, commercieel als
cultureel, over de rijksgrens heen, is te onderkennen in
dat derde Gelderse kwartier dat, onder verschillende
namen bekend is. Men noemt het wel de Graafschap en
Liemers, samenvattend ,,de Achterhoek” of Oost-Gelder-
land. Van oudsher leefde dit gebied in nauwe samenhang
met het Westfaalse en Munsterse land en was daarmede
door Oost-West lopende verbindingswegen, de Hessen-
wegen, verbonden. V66r 1914 bestond de rijksgrens slechts
op papier. De grensbevolking rekende evenzeer in Reichs-
marken als in guldens. Men sprak elkanders of hetzelfde
dialect; er bestonden grensoverschrijdende familierelaties
en vlak over de grens in Duitsland kende men filiaalfabrie-
ken van Nederlandsen huize, aldaar gevestigd uit hoofde
van douanevrijheden. Er was een intensief grensverkeer,
waarvan de hoofdrichting bepaald werd en wisselde naar
gelang van het prijsverschil der goederen en van de hoogte
der lonen aan.deze en gene zijde van de grens.
De relatief grote intensiteit van dit verkeer is terug te
vinden in de ontwikkeling der Oost-West gerichte wegen;
die immer een grotere betekenis hadden dan de Noord-
Zuid verbindingen. Deze laatste hadden aan de oostzijde
van de grens veelal een strategische betekenis, die aan de
westzijde geen stimulans was voor het projecteren ervan.
Integendeel, men heeft hier sedert eeuwen vestingsteden
gehad, die de Oost-West verbindingen afgrendelden. Doch
dit is oude historie. Een reële en vooral ook psychologisch
belangrijke belemmering waren de moeilijke rivierover-
gangen, waarvan die te Doesburg, een schipbrug, tot voor
kort een voorbeeld was.
V&5r 1914 was daardoor de afstand tot de beide Hol-
landen belangrijk groter dan tot Munster en Dusseldorf,
voôral ook op cultureel gebied. Doch ook dit is historie.
De vaste oeververbindingen over de Gelderse IJssel hebben
deze ,,Achterhoek” tot een gewoon gewest van Nederland
gemaakt, zodat dit gebied sedertdien op evenredige wijze
deel heeft aan het maatschappelijk en economisch leven
van het Koninkrijk. Toch heeft de betrekkelijke afgesloten-
heid dezer streek in zeker opzicht haar stempel op de eco-
nomische ontwikkeling aldaar gedrukt, vooral hierin tot
uitdrukking komend, dat de ijver en de ondernemingszin
der autochtone bevolking een veelheid van kleine indus-
triële bedrijven heeft tot stand gebracht, die, geënt op de
produkten van eigen bodem, individueel niet spectaculair
zijn, doch ,,in opgeteld gewicht” van groot belang, een
voortreffelijke basis gevend aan een voortgaande iidus-
trialisatie. Het inspelen op een situatie, waarin douane-
grenzen zullen zijn weggevallen of althans douanebarrières
zullen
zijn
verlaagd; is hier een min of meer herstellen van
een historisch bekende omstandigheid.
Het naar elkander toegroeien van Hollands en Duits
industrieel potentieel, over de nog weinig geïndustriali-
seerde gebiedsstrbok tussen Ruhr en rijksgrens heen, is
dan ook een, in de eerstvolgende decennia, natuurlijker-
wijs te verwachten gebeuren. Zowel de. ,,eigen” industria-
lisatie als de importindustrialisatie vinden hier, aan weers-
kanten _van de grens, een vruchtbaar gebied, dat aan de
Gelderse zijde reeds enige tientallen van jaren ontsloten
is door een dicht net van wegen, bedekt met relatief zeer
frequent rijdende openbare middelen van vervoer, die ook
het grensoverschrijdende vervoer, zowel van pers6nen als
goederen, op goede wijze verzorgen. De mogelijkheden
van het weg- en railvervoer
zijn
nog gecompleteerd, sedert
de Oude IJssel vrijwel in volle lengte voor zeeschepen
(coasters) bevaarbaar is gemaakt.
Als een soort anachronisme worden in deze streek de
in aantal nog te geringe of de te weinige uren geopende
grensovergangen gevoeld. Tussen Nijmegen en de Gelders-
Overjsselse grens zijn deze nog al te zeer belemmeringen
voor een natuürlijke ontplooiing der potentiële mogelijk-
heden, want ook al weet men zich in de praktijk aardig te
re’dden, een psychologische barrière is
bij
de ontluiking
van de ondernemersgedachte nimmer te onderschatten.
Een voorbeeld van het omgekeerde is te onderkennen
in de samenhang van het noord-oostelijk gedeelte van het
Oost-Gelderse Kwartier met Twente. Een provinciale grens
als die tussen Gelderland en Overijssel, is, een geheel uit
het bewustzijn des dagelijksen.levens weggevallen gegeven.
Zelfs zo, dat m’en de samenhang tussen
bijv.
de textiel-
gebieden van Twente en Winterswijk intenser acht dan zij
in cijfermatige benadering blijkt te zijn. De invloedssfeer
van het Twentse industriegebied beperkt zich tot een rela-
tief smalle strook, die zich weliswaar geleidelijk aan ver-
breedt, als gevolg van de grotere reikwijdte der verkeers-
middelen en door de grotere mobiliteit der bevolking.
Deze laatste is stellig nog niet in iedere Gelderse gemeente
een vanzelfsprekendheid. Doordat er hier en daar nog een
verkapte werkloosheid bestaat, als nevenverschijnsel van
de voortgaande rationalisering in het agrarisch bedrijf,
zal deze mobiliteit beïnvloed en gestimuleerd dienen te
worden. Vooral door methoden van individuele voorlich-
ting, zoals daarvan
bij
de komgronden in het Rivieren-
gebied zulke voortreffelijke voorbeelden worden gegeven.
De invloedssfeer van Twente op Gelders territoir zal
zeer vergroot worden door de verwezenlijking van een
provinciale of Rijksweg, die het Oost-Gelderse gebied zal
doorkruisen, aansluitend op de Rijkswegen 12 en 15 van
Zevenaar naar Twente. Deze weg zal als eerste fase van
Zevenaar tot’Doetinchem worden voltooid. Aan de pro-
vinciale weg Doetinchem-Lichtenvoorde-Twente is een af-
takking. gedacht van Lichtenvoorde over Aalten naar Bb-
cholt. In samenhang met wegen op Duits territoir zullen
door het totstandkomen van het geschetste – wegenstelsel
internationale contacten te leggen zijn over zeer grote af-
standen, zowel in Noord-Zuid richting als van het Neder
–
lands-Duitse textielindustriegebied naai de Europoort
3).
Het spoedig aanleggen van déze weg is een levensbelang
voor deze
nijvere
streek, aan wier bevolking in het eerst-
3)
Zie hierover ook blz. 317 en 319:
314
.
16-3-1960
komende decennium nog werkgelegenheid bezorgd zal
moeten worden voor vele tienduizenden, wil ook dit ge-
bied niet een nog sterker expulsiegebied worden dan het
nu reeds is.
Voortbouwende op de in vrijwel in elk der drie Gelderse
kwartieren reeds aanwezige industriële bases, rekenende
op de aanwezigheid van een arbeidzame, evenwichtige en
goedhartige autochtone bevolking, meer en meer begun-
stigd door regionale, nationale en internationale verbin-
dingen, is
bij
beschouwing der toekomstige ontwikkeling
van Gelderland in economisch opzicht plaats voor opti-
mistische verwachtingen, vooral indien daarbij aan de
eigen ontplooiing van reeds aanwezige ondernemingen
,,ruimte” gelaten wordt voor een ,,natuurlijke” groei en
daarnaast aan nieuwe ondernemingen uit andere delen
des lands duidelijk wordt gemaakt welk een verscheiden-
heid van uitermate gunstige vestigingsfactoren in deze
provincie aanwezig is.
Het reeds aangeduide verschil in karakter der drie kwar-
tieren maakt een genuanceerde bevordering der industri-
alisatie nodig. In het Rivierengebied en de Noord-West
Veluwe zullen meer overheidsmaatregelen nodig zijn om
een industrieel leven op gang te brengen dan in Oostelijk
Gelderland, waar reeds van oudsher veel industrie aan-
wezig is. In de eerstgenoemde gebieden zullen de rijks- en
provinciale overheid industrievestigingen over bepaalde
,,drempels” heen moeten helpen; in het laatstgenoemde
kwartier zullen het vooral de plaatselijke overheden moëten
zijn, van wier samenwerking het zal afhangen of ten volle
geprofiteerd kan worden van de mogelijkheden, die er
reeds zijn op vaderlands gebied en die zich aandienen aan
weerszijde van de rijksgrens. Er zijn hier, zoals trouwens
elders, boven-gemeentelijke belangen te behartigen door
boven-gemeentelijke organen, wier taak zal zijn coördi-
nerend ,,onder elkaar” op te treden.
Het is een gelukkig verschijnsel, dat reeds een begin
van zulk een ,,elkander vinden” te onderkennen is. Daar-
door zal het ook voor een uit algemener gezichtspunt ter
hand genomen of.nog te nemen planmatige bevordering
van het industriële en algemene welzijn gemakkelijker zijn
om, in een evenwichtig samenspel van provinciale en van
per regionaal gedeelte coöpererende lokale overheden, al-
gemene richtlijnen te geven, die zonder zulk een samen-
spel mogelijk meer als een belemmering dan als een stimu-
lans zuden worden gevoeld.
De problemen van Gelderland, ook die met betrekking
tot
zijn
omgeving, gelet op zijn bijzondere ligging tussen
het Westen des lands, de Ruhr en Twente, zijn niet zodanig
van aard, dat hier van een ,,probleèmgebied” moet worden
gesproken. Zij zijn veeleer die van het leiding geven aan
de groei van een gezond en levenskrachtig organisme,
waarbij als vanzelf het beeld van de wijze tuinman zich
opdringt, die de voorwaarden voor een harmonische, na-
tuurlijke groei weet te scheppen, zonder nochtans het han-
teren van snoeischaar en leidraad te schuwen.
Doetinchem.
Ir. H. VIS.
—’-.r-.’-
16-3-1960
315
–
r
–
—
—
uw Direktie met
staff unktionarissen
It
–
II
onze Direktie met
staff unktionarissen
Een top conferentie is in de eerste
pIats wenselijk voor hendie
1 e :hun reclame wensen te vernieuwen,
2e hun reclame wensen te vereenvoudigen,
I
3e rond lopen met plannen, maar daaraan
nog geen gestalte gaven.
•
Reclame Adviesbureau B. VAN BORSSUM WAALKES
•
•
–
Erk. Advertentiebureau sinds 1921
•
•Julianalaan 11
–
Tel. 2245
–
Baarn
316
S
•
S
16-3-1960
De verkeerssituatie in Gelderland
Het wegennet in Gelderland wordt gekenmerkt door
het overheersen van de Oost-West verbindingen boven
die in Noord-Zuid richting. Er zijn verschillende fac-
‘toren, welke hiertoe hebben geleid. De ligging van
Gelderland in het deltagebied van Rijn en Maas is hier-
van de belangrijkste. Zowel aan de riviermonden (het
Westen des lands) als verder stroomopwaarts (het
Ruhrgebied) hebben zich grote bevolkingsgroepen en
belangrijke industrieën ontwikkeld, waartussen een aan-
zienlijke vervoersstroom moet plaatsvinden. Deze ver-
voersstroom loopt voor een groot deel over de rivier,
maar daarnaast moet het vervoer kunnen geschieden via
een wegenstelsel, dat parallel loopt’ aan de rivieren, dus
Oost-West is gericht.
Een andere factor is, dat het overschrijden van de
rivieren technische moeilijkheden en hoge kosten mee-
brengt. Het is nog geen dertig jaren geleden, dat de
enige mogelijkheid om bij ijsgang op de grote rivieren
van Arnhem naar Nijmegen te rijden, bestond in een
tocht van 140 km over de Rijnbrug in Wesel. Naast
enkele schipbruggen (Arnhem, Deventer, Doesburg)
moest het verkeer zich behelpen met gierponten en enige
vrijvarende ponten. Eerst in de jaren dertig hebben
bruggen te Vianen, Zaitbommel, Hedel, Arnhem en
Nijmegen een wat soepeler Noord-Zuid gericht weg-
verkeer mogelijk gemaakt.
Er zijn nog meer omstandigheden te noemen, welke
tot het primaat van de Oost-West verbindingen leidden.
Zo bijv. de situatie ten opzichte van -het economisch
centrum van Nedèrland- en de betrekkelijk nauwe door
–
gang tussen enerzijds de grote rivieren en anderzijds het
IJsselmeer.’ De wegen; welke van het Westen uitstralen
naar de verschillende centra in de andere landsdëlen,
spreiden zich eerst na passage van die doorgang, welke
tussen Nijkerk en Heerewaarden ca. 50 km bedraagt.
In die engte zullen binnenkort 9 grote vérkeerswegen
liggen, waarvan er 3 tot het Europese wegennet behoren,
ni. de E
35
van Amsterdam naar Bremen en Hamburg,
de E 8 van ‘s-Gravenhage over Osnabrjck naar
Hannover en Berlijn, en de E 36 van Hoek van Holland
over Utrecht en Arnhem naar het Ruhrgebied. –
De toeneming van het ,verkeer niet alleen in aantal
maar ook in gewicht en afmetingen van de motorvoer-
tuigen maakt een regelmatige aanpassing van de ver-
keerswegen noodzakelijk. De wegen, die in dit kader de
eerste urgentie kregen, zijn weer de Oost-West ver-
bindingen. In dit verband kan worden genoemd Rijks-
weg nr. 12 (E 36), het zgn. Hazenpad, welke weg tot
Arnhem gereed is en waarvan het gedeelte van Arnhem
tot aan de Duitse grens met inbegrip van de brug over
de IJssel in uitvoering is. Mede ter ontlasting van de
Maastunnel in Rotterdam, is de doortrekking van Rijks-
weg nr. 15 weer opgevat. Deze weg, oorspronkelijk ge-
dacht van het havengebied van Rôtterdam-Zuid tot aan
Ressen aan de weg van Arnhem naar Nijmegen, was
v66r de oorlog gereed tot Meteren, aan de oude Rijks-
weg van Zaitbommel naar Geldermalsen, zij het nog
– met slechts, één rijbaan.
Deze weg is, eveneens eenbanig, doorgetrokken tot
aan het Amsterdam-Rijnkahaal bij Tiel en op 8 februari
1960 door de Directeur-Generaal van de Rijkswaterstaat
voor het verkeer geopend. Intussen is het inzicht gerijpt,
dat, beëindiging van deze weg bij Ressen de moeilijk-
heden voor het verkeer in Arnhem en Nijmegen nog zou
vergroten en de bruggen over de Rijn en de Waal zou
overbelasten. Daarom is besloten de weg van Ressen
door te trekken in oostelijke richting en deze via een
brug over het Pannerdens Kanaal aan te sluiten op de
bovengenoemde Rijksweg nr. 12 in de nabijheid van
Zevenaar. Op deze wijze wordt het Rotterdamse haven-
gebied buiten alle stedelijke bebouwingen om recht-
streeks in. verbinding gebracht met het Ruhrgebied.
Een enkele blik op de kaart maakt echter duidelijk,
dat een verbinding tussen het belangrijke kruispunt bij’
Zevenaar en het’ industriegebied van de Achterhoek en
Twente in de rede ligt.
Als derde verbinding is in uitvoering genomen de
zgn. Zuiderzeestraatweg tussen Zwolle en Amersfoort.
Deze voor Noord-Oost-Nederland zo belangrijke weg
was zodanig overbelast’ en het doorgaande verkeer werd
zo ernstig gehinderd door het plaatselijke verkeer’ tussen
de langs de weg gelegen dorpen, dat vervanging van de
bestaande weg door een autosnelweg noodzakelijk was.
In verband met de stimulering van de werkgelegenheid
en de industrialisatie van Noord-Oost-Nederland, werd
een versnelde uitvoering mogelijk gemaakt door extra
financiële hulp van het Ministerie van Economische
Zaken. In tegenstelling tot de beide vorengenoemde
wegen wordt deze Zuiderzeestraatweg uitgevoerd van
Oost naar West; verwacht mag worden, dat in juli 1960
de weg van Zwolle tot ‘t Harde bij Elburg voor het
verkeer kan worden vrijgegeven.
Als vierde in deze opsomming van Oost-West verbin-
dingen kan de ontworpen vernieûwing van de’ route
Amersfoort-Apeldoorn-Twente worden genoemd, welke
vernieuwing in de komende jaren in uitvoering zal wor-
den genomen.
Het is duidelijk, dat naast deze Oost-West verbindin-
gen een goede Noord-Zuid verbinding steeds meer on-
misbaar wordt. nl
. een weg, die de ten opzichte van de
grote havensteden perifeer gelegen landsdelen onder-
ling zal verbinden; een noodzakelijk complement dus van
het gegroeide radiale wegennet. De bestaande verbin
ding Nijmegen -Arnhem -Apeldoorn – Hattem – Zwolle is
hiervoor ten enen male onvoldoende, omdat deze route
behalve stadskernen ook de bebouwde kommen van
een groot- aantal dorpen doorsnijdt. Ondanks pogingen
van Rijk, provincie en gemeenten om deze weg een ca-
paciteitsverbetering te geven, is een nieuwe autosnelweg
urgent. Deze autosnelweg zal zijn beginpunt moeten
vinden in de omgeving van hët complex Eindhoven-
Helmond, ten Westen van Nijmegen de Maas en de
Waal moeten kruisen met nieuwe bruggen, eveneens
met een nieuwe brug de Rijn moeten kruisen in de
omgeving van Heteren ten Westen van Arnhem, waarna
ten Noorden van de Rijn de weg kan worden gesplitst in
16-3-1960
‘
317
een tak over Otterloo, Voorthuizen en Nijkerk in de
richting van Amsterdam en de IJmond en in een andere
tak, welke ten Noorden van Arnhem ombuigt in de
richting van Apeldoorn en doorgaat naar de omgeving
van Hattemerbroek waar hij aansluit op de hiervoren
genoemde Zuiderzeestraatweg van Amersfoort naar
Zwolle.
Werd in het voorgaande in het bijzonder gewezen
op de activiteiten en de behoeften met betrekking tot
de aanleg van de rijkswegen, thans zal de vraag moeten
worden gesteld, wat de provincie en de gemeentebe-
sturen doen om in de noden en behoeften van het ver-
keer te voorzien.
Hoewel de provincie Gelderland nog steeds één van
de twee provincies is, die geen eigen provinciale wegen
heeft, werd in. de periode 1950-1960 een bedrag van
f. 30 mln. voor de verbetering van de bestaande en de
aanleg van nieuwe wegen uitgegeven. Opgemerkt zij, dat
het Gelderse systeem voor het beheer en onderhoud van
de belangrijkste secundaire wegen, bij de ontwikkeling
van het verkeer zoals men die na de oorlog heeft te
zien gekr&gen, niet meer geheel bevredigt en dat het
Provinciaal Bestuur een wijziging van het systeem in
studie heeft genomen en hierover reeds contact heeft
opgenomen met enige wegbeherende gemeentebesturen.
Inmiddels was reeds overgegaan tot het zoveel mo-
gelijk concentreren van de beschikbare financiële mid-
delen op enkele doorgaande wegen. De belângrijkste
wegen, die in uitvoering zijn genomen of tot stand zijn
gebracht, zijn de Van Heemstraweg van Nijmegen door
het land van Maas en Waal en de Bommelerwaard langs
Zaltbommel naar de Andelse Afsluitdijk, vanwaar deze
weg door een korte verbinding door het Land van
van Heusden en Altena wordt aangesloten op de weg
van Tilburg naar Gorinchem (nieuwe brug over de Mer-
wede).
Als tweede belangrijke weg is aangelegd, in samen-
werking met de provincies Utrecht en Noord-Brabant,
de verbinding tussen Veenendaal en Oss, waardoor te-
vens een koppeling is ontstaan tussen de autosnelweg van
‘s-Gravenhage naar Arnhem en de Rijksweg van Grave
naar ‘s-Hertogenbosch. Door een vruchtbare samen-
werking met het Rijk is bij de aanleg van deze weg
gelijktijdig door het bruggenbureau van de Rijkswater-
staat een brug over de Rijn gebouwd bij Rhenen. Deze
brug blijkt van bijzonder groot belang te zijn voor de
ontsluiting van de Betuwe, wat o.a. mag worden afge-
leid uit de ruim 2.500 motorvoertuigen, die nu reeds
deze brug per dag passeren. Hoewel de Waal bij Ochten
met behulp van twee zeer wendbare en snelle ponten
ROTTERDAMSCHE BAN
317
.vestigingen
in Nederland
waarvan
–
46
vestigingen in
.
45 plaatsen in Gelderland
Ook hier: waar U ook woont of werkt, de
ROTTERDAMSCHESANK
is altijd binnen Uw bereik.
16-3-1960
318
kan worden gekruist, is deze Noord-Zuid verbinding
vooral wat het zuidelijke deel betreft verre van ideaal te
noemen door het ontbreken van een goede oeververbin
ding over de Maas bij Megen. De vervanging van het
ter plaatse aanwezige rijkskabelveer door een brug is
wenselijk.
Aansluitend op het kruispunt van Rijksweg nr. 15
en Rijksweg nr. 12 bij Zevenaar zal een weg moeten
worden aangelegd door de Achterhoek naar Twente.
Zolang een autosnelweg nog niet kan worden gereali-
seerd, is het voor de ontsluiting van de streek ten behoe-
ve van de industriële ontwikkeling nodig een weg van
secundaire, orde tot stand te brengen. Deze weg zal
Doetinchem-Varsseveld-Lichtenvoorde-Groenlo en Ei-
bergen zowel met het verkeersknooppunt bij Zevenaar
als met het industriegebied in Twente in verbinding
moten brengen. In dit verband moge erop worden ge-
wezen, dat het voor de industriële ontwikkeling van de
Achterhoek van belang is, dat niet alleen een goede
verbinding wordt verkregen met het Westen maar tevens,
dat de verbindingen met Duitsland, in het bijzonder met
het gebied ten Noorden van de Ruhr, tot stand worden
gebracht (weg Lichtenvoorde-Aalten-Bocholt).
In het algemeen is het streven erop gericht de ver-
schillende delen van de provincie langs de kortst mo-
gelijke wegen in verbinding te brengen met de autosnel-
wegen en de andere Rijkswegen. Dit is ook het streven
op de Veluwe, waar in de toekomst de autosnelwegen
Utrecht-Arnhem-Ruhr, Amersfoort-Twente en de Zui-
derzeeweg de Veluwe v’an West naar Oost zullen door-
kruisen en de autosnelwegen Arnhem-Apeldoorn-Zwolle
en Planken Wambuis-Voorthuizen-Amsterdam in Zuid-
Noord richting. Bovendien zal een secundaire weg wor-
den aangelegd die een rechtstreekse verbinding tussen
Harderwijk en Arnhem tot stand zal brengen (Flevo-
weg). Deze wegen zullen een concentratie van het ver-
keer veroorzaken, zowel van het civiele als van het
militaire verkeer, waardoor de overige wegen op de
Veluwe zullen wrden ontlast. Dit zal het vakantie- en
recreatieverkeer in dit gebied zeker ten goede komen.
De verkeersmogelijkheden in Gelderland zijn niet uit-
sluitend gebonden aan de landwegen. Ook de water-
wegen spelen een rol, al zal het vervoer te water in
hoofdzaak lange-afstandvervoer zijn. Het is duidelijk,
dat een vervoer van 60 mln, ton per jaar op de Rijn te
Lobith, waarvan rond 42 mln, ton stroomopwaarts en
ongeveer 18 mln, ton stroomafwaarts, niet voor de pro-
vincie Gelderland bestemd kan zijn, maar wel van be-
lang. Het is slechts verwonderlijk, dat behalve de nodige
werfactiviteiten niet veel meer industrie langs de oevers
van de grote rivieren is gevestigd. Het is echter te ver-
wachten, dat in de komende jaren de industrievestiging
langs de riiieren in versneld tempo zal gaan nu vooral
voor de kleinere bedrijven de vestigings- en produktie-
factoren moeilijker worden in de onigeving van Rot-
terdam.
Deze industriële ontwikkeling zal zich waarschijnlijk
kunnen aftekenen in plaatsen als Zaltbommel, Culem-
borg, Tiel, Arnhem en Nijmegen, wanneer ten minste
tijdig de outillage en zo mogelijk ook het goede ,,kli-
maat” in deze plaatsen worden geschapen. Een rol kan
hierbij uiteraard spelen het totstandkomen van de Rijn-
kanalisatie, waardoor het stroomopwaarts vervoer zich
16-3-1960
meer zal gaan verplaatsen naar de Lek en de Rijn ten
koste van het vervoer over de Waal. In het bijzonder
kunnen hiervan Culemborg en Arnhem gaan profiteren.
De gunstige ligging van Tiel en Nijmegen aan de mond
van resp. het Amsterdam-Rijnkanaal en het Maas-Waal-
kanaal zal hierdoor echter niet worden aangetast.
Van uitermate groot belang zal het totstandkomen van
de Rijnkanalisatie zijn voor de steden langs de IJssel en
van de plaatsen langs de met de IJssel in verbinding
staande vaarwegen, de Oude Ijssel, het Apeldoorn-
Dierense kanaal en het Twentekanaal. Gedurende droge
perioden ondervindt de scheepvaart op de IJssel grote
moeilijkheden, die echter worden opgeheven als met
behulp van de stuw in de Rijn bij Driel de hoeveelheid
door de IJssel af te voeren water kan worden vergroot.
Hierdoor zullen plaatsen als Doetinchefti en Ulft langs
de Oude IJssel of Apeldoorn aan het Dierense Kanaal
steeds voor schepen bereikbaar zijn, terwijl de moeilijk-
heden bij de invaart van het Twentekanaal tot het ver-
leden zullen behoren.
Maar niet alleen de rivieren en kanalen samenhan-
gend met de Rijn zijn voor de provincie Gelderland van
belang. Ook de Maas zou in de toekomst wel eens uiterst
belangrijk kunnen worden, niet alleen voor het kolen-
vervoer uit de Limburgse mijnen, doch ook als belang-
rijke vervoerder voor het benodigde zand en grind. Te
verwachten is immers dat de Gelderse uiterwaarden
langs de gote rivieren mettertijd zullen ophouden de
grote zandproducenten van Nederland te zijn en dat
een concentratie van zandwinning zal moeten plaats-
vinden in de Maasvallei. De Maas zal dan de grote
transportader voor deze zand- en grindwinning worden.
Als derde belangrijke factor in het vervoer zullen
de Nederlandse Spoorwegen moeten wordén genoemd.
Ook hier is een stelsel van verbindingen totstandgeko-
men, dat een sterke Oost-West tendentie heeft. Heel
duidelijk komt dit tot uiting in het ontbreken van een
rechtstreekse spoorverbinding tussen Arnhem en Apel-
doorn, de tweede en derde stad van Gelderland naar
het aantal inwoners gerekend. Maar ook de spoorver-
binding naar het Zuiden, Venlo, de mijnstreek en Maas-
tricht is van de hoofdstad van Gelderland uit, vooral
voor personenvervoer, weinig aantrekkelijk.
En toch blijft ook voor de Oost-West verbinding nog
iets te wensen op het gebied van de spoorverbindin-
gen. Het is immers opvallend, dat een goede doorlopende
spoorlijn van bijv. Elst tussen Arnhem en Nijmegen
in westelijke richting’ naar het zuidelijke havengebied
van Rotterdam ontbreekt. De bestaande spoorlijn door
de Betuwe sluit slechts aan bij Dordrecht op de zwaar-
bezette lijn van Roosendaal naar Rotterdam, waardoor
een vlotte doorverbinding naar het havengebied ten
zuiden van Rotterdam nauwelijks aanwezig is. Toch
laat het ziéh aanzien, dat bij tijdig handelen de moge-
lijkheid kan worden gevonden om een rechtstreekse
verbinding te maken tussen Geldermalsen en het haven-
gebied van Rotterdam zonder de Merwede te kruisen.
Het veiligstellen van een kruising met de Noord zal dan
echter dringend noodzakelijk zijn.
Moge een harmonische ontwikkeling van het ver-
keer, zowel te water als over de weg en per spoor, de
verhoging van de welvaart en de werkgelegenheid in
Gelderland gunstig beïnvloeden en stimuleren.
Arnhem.
Ir. A. BURGER.
Ir. W. MOLS.
319
Iç-,
!!
1
1
—
–
–
t —
I–
–
—
–
/
1
–
–
–
–
1•
•
0
Na 1947 vestigden zich o.a.
A NEDERLANDSE BEDRIJVEN
• Scheepswer Gebr. v.d. Werf nv.
Nationale Apparaten en
Machineindustrie nv.
nv.J. H.. Groot. Metaalbewerking
Philips Gloeilampenfabriek nv.
nv. Confectiefabriek Huesen
Textiel veredelings Industrie
.
.,de Kievit’S nv.
nv.. Rhenania
nv. Papierfabriek .,Gelderland
n.v. Constructie werkplaatsen en
werktuigenfabriek De Nederlandse
Staalindustrie
B AMERIKAANSE BEDRIJVEN
Hyster nv.
Controls Maatschappij Europa n.v.
Friden Holland n.v.
Coleman Verwarmingsapparaten
Industrie nv.
Kresno-Stamm Europa n:v.
• . OOK VOOR UW BEDRIJF
IS NOG PLAATS
in”de meest ideale industriestad van
•
Gelderland
NIJIIEGE
J •
• de werk- en woonstad.
320
16-3-1960
De stedelijke concentratiegebieden in
Gelderland mede in verband met het
streekpianwerk
Inleiding.
In Gelderland vindt een geleidelijke maar gestage ver-
stedelijking plaats. Het percentage van de Gelderse bevol-
king, dat in grotere steden en dorpen woont, neemt voort-
durend toe en blijkens onderzoekingen van het E.T.I. is het
slechts een beperkt aantal plaatsen en streken, dat deze
groei voor zijn rekening neemt. Hoewel ook de andere
delen van de provincie hun planologische problemen op-
werpen, doen deze zich in de stedelijke concentratiegebieden
toch wel in meer geconcentreerde vorm voor, zowel als
gevolg van de snellere groei als van de grotere bevolkings-
dichtheid. Het lijkt daarom wel verantwoord, aan deze
gebieden een afzonderlijke beschouwing te wijden.
De voornaamste stedelijke concentraties in Gelderland
zijn de zuidelijke Veluwezoom, het Rijk van Nijmegen en
Apeldoorn; daarop volgen de Oude Ijsselstreek, Ede,
Zutphen, Tiel, Winterswijk en Harderwijk. .Onderscheidt
men deze concentratiegebieden naar hun gemeentelijke
indeling, dan zijn de zuidelijke Veluwezoom, het Rijk van
Nijmegen en de Oude IJsselstreek vooral de gebieden,
waarbij verscheidene gemeenten zijn betrokken, terwijl in
Apeldoorn, Ede, Zutphen, Tiel, Winterswijk en Harderwijk
de ‘ontwikkeling geheel of voornamelijk kan plaatsvinden
binnen de grenzen van één gemeente.
De eerstgenoemde concentraties vragen daardoor meer
zorg en aandacht van de prdvinciale oveiheid, o.a. in de
vorm van een streekplan, dat waakt over de bovengemeen-
telijke belangen van de gehele streek. In dit artikel zal
voornamelijk aandacht worden geschonken aan de eerst-
genoemde groep, o.a. omdat aan een viertal plaatsen uit de
tweede groep nog een afzonderlijk artikel is gewijd. De
afgeronde inwonertallen an de hierna te bespreken streken
en plaatsen zijn in tabel 1 samengevat.
TABEL 1.
Inwonertal van de besproken concentraties in Gelderland
1920
1
1956
1
1980
Ct. van
Ct. van
p
1
inwoners inwoners p 1920
inwoners
1920
Rijn en Ijssel
147.000
250.000
171
371.000
254
Rijk van Nijmegen
96.000
165.000
173
250.000
.
262
Reeks Doetinchem-
Gendringen
19.000
34.000
180
67.000
350
Apeldoorn (dorp)
34.000
73.000
214 118.000
345
Ede (dorp)
5.000
23.000 460
50.000
960
Provincie
Gelderland
730.000
1.185.000
162
1.675.000 229
Voor de zuidelijke Veluwezoom en voor het Rijk van
Nijmegen zijn op het ogenblik streekpiannen in bewerking.
Tussen deze beide gebieden bestaat op verschillende punten
analogie. In beide gevallen gaat het om het vinden van een
goede toekomstige vorm van een stedelijke streek, bestaan-
de uit een middelgrote stad, omgeven door, een aantal
kleinere plaatsen. Daarbij zal de werkgelegenheid waar-
schijnlijk voor het grootste deel in de centrale stad worden
gevonden, maar men kan van mening verschillen over de
vraag, of ook de woongelegenheid, zoveel mogelijk in die
stad geconcentreerd dient te zijn dan wel over vrijliggende
buurten, voorsteden of verderaf gelegen plaatsen zou
moeten worden verspreid. In beide gevallen is voorlopig
aangenomen, dat deze steden nog niet groot genoeg zijn
om tot vorming van vrij zelfstandige satellietsteden over
te gaan en dat de omvang van het gebied daarvoor ook
te klein is.
Dit neemt niet weg, dat aan een aantal der omliggende
plaatsen wel een grotere woonfunctie en aan soinmige
van deze ook een bescheiden werkfunctie is toegedacht.
Het ontwikkelen van een verantwoorde visie op deze
verhoudingen is niet alleen een interessante, maar ook een
moeilijke bezigheid, vooral in een periode, waarin ten
gevolge van de woningnood de vrije voorkeur van de
inwoners voôr stad of voorstad niet duidelijk kan worden
afgelezen. De verschillen tussen beide streken blijken
duidelijker uit een afzonderlijke beschrijving.
Rijn en Ijssel.
.
/
De weinigzeggende naam Rijn en IJssel is gegeven aan
het streekplan voor de zuidelijke Veluwezoom, toen dit
nog werd uitgebreid met een aantal gemeenten aan de
overzijde van de rivieren. Het omvat thans de gemeenten
Arnhem, Duiven, Elst, Heteren, Huissen, Renkum, Rheden,
Rozendaal, Wageningen, Westervoort en Zevenaar, als-
mede het gedeelte van de gemeente Ede, dat gelegen is ten
zuiden van het Hazenpad (dit gedeelte omvat het dorp
Bennekom en een deel van het landelijk gebied, maar niet
het hoofddorp Ede).
Dit gebied, dat met zijn 250,000 inwoners (in 1956) een
der grootste stedelijke concentraties buiten het Westen
vormt, raakt meet en mee? met het Westen geïntegreerd
en vertoont als
bijzonderheid een Vrij sterke, ontwikkeling
mde dienstensector
1).
De Landbouwhogeschool met haar
instituten, vele particuliere en overheidskantoren, research-
instellingen en ôpleidingsinstituten vormen daarvan de
voorbeelden.
Indien deze ontwikkeling aanhoudt, zal het inwonertal
in 1980 het anderhalfvoud bedragen van dat in 1956 en in
2000 misschien bijna het dubbele, waarvoor dan, in ver-
band met de daling van de gemiddelde woningbezetting,
bijna het drievoud van de huidigewoningvoorraad nodig
zal zijn. De kunst is nu, om daarvoor een plaats te vinden
in de vorm van niet te kleine woonwijken, binnen een
redelijke af-stand van de werkcentra en zonder al te ernstige
aantasting van het karakter van de streek. De moeilijkheid
is daarbij, dat de reeks van steden en dorpen, die zich uit-
strekt van Wageningen tot Dieren, reeds thans zeer beperkte
tussenruimten vertoont, waaraan op vele punten niet
zonder groté bezwaren verder kan worden geknabbeld.
Uitbreiding in noordelijke richting stuit op vele punten
op kostbdre natuurterreinen, terwijl uitbreiding in zuidelijke
richting in vele plaatsen vastloopt tegen de uiterwaarden
en de rivieren. Geschikte terreinen voor nieuwe woonwijken
kunnen daardoor slechts met grote zorg en na afweging
van velerlei belangen worden gekozen.
1)
Zie in dit verband ook blz. 293.
16-3-1960
321
In enkele gevallen kan overschrijding van de rivier uit-
,
Een andere reden oni de stichting van woongelieden ten
komst bieden. Arnhem is daarmee reëds in de jarendertigbe-
zuiden van de rivieren te beperken of uit te stellen is de
•
onnen en zal terwille van een,evenwichtige verdeling van de
waarde van de grbnd voor de landbouw. De geologische
woonwijken rondom de oude stad, vooral in het zuiden nog
opbouw van de Betuwe heéft ertoe geleid, dat in het alge-
!
verder, moeten gaan. Ook voor Wageningen komt er mis-
meen juist langs de rivier’en de meest waardevolle landbouw-
schien een tijd, dat, zowel terwille van de. centrale positie
.
gro’nden liggen,.en juist die zouden bij rivieroverschrijding
van de oude stad alsook uit een gebrek aan ruimte op de het eerst voor bebouwing in aanmerking moeten komen.
.
noordelijke oever, de sprong over de rivier dient te worden
Het ziet er echter naar uit dat voor de woningbehoefte van
gewaagd. Deze sprong is in de tegenwoordige tijd niet meer
,
de eerstkomende twintig jaren een bevredigende oplossing
.
denkbaar zonder ten minste én vaste brug, en de kosten
kan worden aangewezen, die ook nog, enige vrijheid over-
daarvan zijn zo hoog, dat pai voor ‘een Vrij omvangrijke
laat voor de daaropvolgende periode.
nieuwe stadswijk een dergelijke ingrijpende oplossing in
.
:
.’
aanmerking komt. Gemakkelijker ligt de zaak, wanneer
Rijk van Nijmegen.
aan een rivierbrug,. die uit anderen hoofde toch nodig zou
, Het streekgebied Rijk van Nijmegen omvat de gemeenten
.
zijn, met
bescheiden kösten
. eeii
oeververbinding voor
Beuningen,
Groesbeek,
Heumen, .Mihingen a/d Rijn,
–
plaatselijk verkeer zpu kunnen worden toegevoegd, bijv. Overasselt, Nijmegen, Ubbergen en Wijchen. Het gebied
in de vorm van ‘een parallelweg. De mogelijkheid lijkt niet telde in 1956 ongeveer 165.000 inwoners Deze streek lijkt,
i’
uitgesloten
dat een dergelijke oplossing in de verdere
wat de ligging van de Waal aan de noordzijde betreft wel
‘toekomst de groei van Heteren zou kunnen bçvorderen..
,
enigszins het spiegelbeeld van de zuidelijke Veluwezôom,.
Uit een oogpunt win verkeersverbindingen in het alge-
maar is. minder symmetrisch in Oost-West richting. Een
L
,.meeii en van openbare vèrvoerlijnen in het bijzonder is het
‘ander vérschilpunt is, dat de benodigde expansiewaarschijn-
echter weinig aantrekkelijk (gesteld ,dat het mogelijk zou
lijk ook aan de zuidzijde van de Waal kan worden gevonden,
zijn) alle plaatsen üit te breiden met een ,,spiegelbeeld”
zodat het probleem van rivieroverschrijding hier niet
aan de overzijde van de rivier: een langgerekte plaatsen-
speelt.
0
•’
‘
0
reeks langs, één stainweg is in beginsel zeer bevorderlijk
Het natuurgebied, dat als eerste uitloop van dit itedelijke
voor het onderlinge verkeer tussen de verschillende plaatsen,
.
gebied kan dienen, heeft een veél
bei,erkter
omvang dan bij
riaar
bij
twee reeksen. naast ekaar, gescheiden door een
‘
de zuidelijké Veluwezoom en dient daardoor. met nog
•
rivier en slechtsop enkele punten door bruggen met elkaar
‘
grotere zorg te worden behandeld. Vooral in vroeger jaren
verbonden; is het onderlinge contact meteen een veel moei-
is in deze streek reeds veel natuurschoon door verspreide:,
0
lijker opgaaf geworden.
•
,
0
‘
‘
bebouwing ontluisterd.
0
•
0
•
‘
‘
•
.
.,
.
0
•
•
0
,
.
–
0
,
0
(.,4dvértentie)
•
0
Iii 2 moderne fabrieken wordt het
–
0
Loma golfearton
gemaakt, ‘in vIe’ kwaIiteitn.
0
(Ltchfoto KLM.)
/
‘N.’T/. de Deventer Tap ijifabriek
,
.GOED VERPAKT .PAKT GOED UIT’
v/h MAURITS PRINS.’
LOIHL
ô1îcarton n.v.
DINXPERLO
,0
LOENEN VELUWE – TEL. (06765) 341 (5 Iijen)
322
0
‘
.
0
‘
,
16-3-1960
1
Het hoofdprobleem in deze streek is uiteraard de ont-
wikkeling van Nijmegen. Hoewel deze stad, alleen reeds
op grond van de snel groeiende R.K. Universiteit, zeker
niet uitsluitcnd als een industriestad mag worden beschouwd,
is de industriële ontwikkeling vooral in de jaren na 1945
nogal voorspoedig geweest en mag voor de toekomst een
verdere ontwikkeling in die richting worden verwacht.
Het ligt voor de hand, daarbij vooral te denken aan nieuwe
haven- en industrieterreinen langs de oevers van het Maas-
Waal-kanaal, hoewel ook elders in de streek wel enkele
aantrekkelijke industrieterreinen van bescheidener omvang
en outillage denkbaar zijn, waardoor een al te sterke concen-
tratie van werkgelegenheid kan worden voorkomen.
De uitwisseling van bevolking met het Westen is hier
minder sprekend dan in de zuidelijke Veluwezoom; in
sterker mate vindt instroming plaats uit het minder stede-
lijke achterland dat zich tot in Noord-Brabant eq Limburg
uitstrekt
2).
Om de overgang van platteland naar stadswijk
te verzachten ware hier op wat grotere schaal naar een
enigszins gemoedelijke voorstadsontwikkeling te streven.
Vooral Wijchen en Groesbeek lijken daartoe wel geschikt.
Tot de voornaamste moeilijkheden van deze stedelijke
concentratie behoort ook weer het sparen van het belang-
rijkste natuurschoon en van de beste landbouwgronden,
voor zover dat met een harmonische ontwikkeling van de
concentratie verenigbaar zal blijken. Een bijzondere moei-
lijkheid ligt in het handhaven van de Nijmeegse binnenstad
als centrum van de agglomeratie, nu de industrieterreinen
reeds overwegend aan de westzijde van de binnenstad
liggen, en nieuwe westelijke woonwijken onvermijdelijk
lijken. –
Belangrijke tegenwichten ten Oosten of ten Noorden
van het centrum lijken echter niet mogelijk; in het Oosten
niet uit landschappelijke overwegingen (de steile rand ten
Oosten van de stad vormt een der mooiste elementen van
de streek), in het Noorden niet vanwege het intensieve
agrarische grondgebruik in en omLent (w.o. veel bloemiste-
rij).
De Oude IJsselstreek.
De Oude IJsselstreek strekt zich uit van Doesburg tot
de Duitse grens. Benedenstrooms van Doetinchem kan niet
van een concentratie worden gesproken, gezien de afstanden
tussen de plaatsen. Bovenstrooms van Doetinchem vindt
men echter op een lengte van 15 kin 8 plaatsen, met een
gezamenlijk inwonertal in
1956
van 34.000, gelegen in de
gemeenten Doetinchem, Wisch en Gendringen. De meeste
tussenruimten daar zijn reeds thans kleiner dan 1 km;
zouden deze verder worden verkleind, dan zou een door-
gaande strookstad ontstaan, waarin de afzonderlijke plaat-
sen hun zelfstandigheid zouden verliezen.
De verdere uitbreiding dient dus in de breedte te worden
gezocht. De snelgroeiende stad Doetinchem maakt op het
ogenblik zowat de helft van het inwonertal van de gehele
reeks uit, maar de samenhang tussen de overige plaatsen
onderling en met Doetinchem is toch wel zo nauw, dat het
ook tijd wordt, deze reeks als een samenhangend geheel
te gaan beschouwen. Een moeilijkheid vormt daarbij op het
ogenblik het grillige, hier en daar zelfs verwarde, beloop
van gemeentegrenzen. In afwachting van een grenscorrectie
zouden de drie gemeenten ook door overleg en samenwer-
2)
Zie ook blz. 293.
king al tot verschillende verbeteringen en tot een duide-
lijker visie op het geheel kunnen geraken.
Het omringende gebied is over het algemeen weliswaar
geen uitgesproken natuurgebied, maar vertoont wel de
eigen charme van het bekende Achterhoekse parkland-.
schap, zodat ook hier de plaatskeuze van de toekomstige
woongebieden met grote zorg dient te geschieden.
Aan de problemen van Doetinchern wordt in een ander
artikel in dit nummer nog nadere aandacht geschonken.
Apeldoorn en Ede.
Als een bijzonder probleem onder de stedelijke concen-
traties moge hier nog worden gememoreerd de stormach-
tige ontwikkeling van de plaatsen Apeldoorn en Ede.
Ondanks de verschillen in aard en grootte worden deze
beide plaatsen hier in één adem genoemd, omdat er in de
problematiek toch een grote mate van verwantschap valt
aan te wijzen, en wel ten aanzien van de vraag hoe een
snel gegroeid dorp zich alsnog kan ontwikkelen tot een
aanvaaidbare stad.
Daarbij rijst het probleem van de oudere verspreide
bebouwing, die de aanleg van ordelijke stadswijken van
behoorlijke dichtheid belemmert, van de vele gelijkvloerse
spoorwegovergangen, die geleidelijk zullen moeten worden
vervangen door een beperkt aantal tunnels, van het vinden
van een goede en duidelijke hoofdwegenstructuur en als
een der moeilijkste vraagstukken dat van de aanpassing
van het oude dorpscentrüm aan de eisen, die de zo snel
gegroeide stadsomvang daaraan gaat stellen. Vooral in de
city zijn meer en grotere winkels en warenhuizen nodig,
kantoren, ‘verkeerswegen van allure, kortom een meer
stedelijke outillage.
Hoewel een dergelijk aanpassingsproces zeker mede zal
moeten worden gesteund door de activiteit van het plaat-
selijke bedrijfsleven, moet de gemeente toch wel zoveel
openbare werken ondernemen om de aanpassing op gang
te brengen of te bevorderen, en tegelijkertijd op zo velerlei
gebied achterstanden inhalen, dat dit vooral op financieel
gebied een buitengewone krachtsinspanning vraagt, en
daartoe zijn juist deze gemeenten niet of nauwelijks in
staat.
Van groot belang lijkt het dan ook juist voor deze ge-
vallen, dat tussen de gemeente eii de particuliere belang-
hebbenden een vorm’ van samenwerking wordt gevonden,
waarbij de gemeenschappelijke belangen ktinnen worden
behartigd, zonder dat ‘dit voor de gemeenten tot ondrage-
lijke kosten leidt.
Besluit.
In het bovenstaande kon slechts summier op de proble-
men worden ingegaan. Er kon slechts weinig aandacht
worden besteed aan plaatselijke details en aan de regionale
belangen van landbouw, recreatie en natuurschoon. Be-
spreking van het ontwerpstreekplan voor natuurbescher-
ming en recreatie op de Veluwe past niet in dit verband
3).
Een aantal plaatsen in ‘Gelderland moest onbesproken
blijven, waarmee niet gezegd wil zijn dat deze plaatsen in
de ontwikkeling van Gelderland niet van belang zouden
zijn. Er is echte een poging gedaan, het licht te laten vallen
op de grootste concentraties en de meest kenmerkende
van de problemen, die zich daar voordoen.
Arnhem.
Ir. R. A. TJALKENS.
3)
Zie het artikel van de heer J. Vet in dit nummer.
16-3-1960
323
L HARDERWIJK
– –
S
U SLrvir
7,9 ho
2ho
sj
–
INDUSTRI!.’
EI N
Von het industrieterrein is 15 ha gelegen aan de
-.
1
spoorlijn Amersfoort-Zwolle, terwijl voorts 15 ha is
S
gelegen in de onmiddellijke nabijheid von de weg
c.
noor de ljsselmeerpolders. Een hoven bevaarbaar
voor schepen von 1000- ton en kustvoarders van
300 bruto registerton is aanwezig. Een spoorlijn naar
–:::–
-. –
het industrieterrein/haven zal worden aangelegd.
——- –‘
‘
£if1z
II
324
16-3-1960
De vier ontwikkelingskernen
(Doetinchem, Harcierwijk, Tiel en Zuiphen)
Na het doorwerken van zoveel artikelen van algemene
aard, wordt de lezer nu geconfronteerd met lokale pro-
blemen, met de bijzondere ontwikkeling van de mdus-
trialisatiekernen par excellence: Doetinchem, Harderwijk,
Tiel en Zutphen. De vier plaatsen zijn, het is bekend, na
zorgvuldige afweging van interne en externe situatie in
het E.T.I.-rapport over ,,De Gelderse ontwikkelings-
mogelijkheden” – natuurlijk nâ de grote broers Arnhem,
Nijmegen en Apeldoorn – uit de bus gekomen als de meest
waardevolle kernen voor verdere industriële ontwikkeling.
Het zijn plaatsen met veel gemeenschappelijks, en het
lijkt aanlokkelijk om zich gemakshalve te bepalen tot het
opdissen van een soort grootst gemene deler, die onge-
veer neer zou komen op de uitspraak, dat het alle vier
dynamische mdustrieplaatsen zijn van aloude oorsprong,
voortreffelijk gelegen aan even voortreffelijke spoor-,
land- en waterwegen, voorzien van uitmuntende indus-
trieterreinen, eeuwenlang centrumplaatsen met commer-
ciële, culturele en sdciale voorzieningen voor de verre
omtrek. De uitspraak, wij herkennen het cliché v’an de
advertentiepagina’s van onze Nederlandse tijdschriften
en dagbladen, is juist, is inderdaad de grootst gemene
deler van Doetinchem, Harderwijk, Tiel en Zutphen, maar
is zonder nader bewijs weinig interessant. Aan ons de
taak het bewijs te leveren.
Gelderlands ontwikkeling in onze tijd toont eën merk-
waardige herhaling. In de vroege Middeleeuwen lag
het nationale handelscentrum (uiteraard strikt geografisch
bezien) nog niet in het Westen van ons land. Het lag in
het Oosten, voor een deel in Gelderland, waar de Ijssel-
steden bloeiden en de steden aan de Oostoever van de
Zuiderzee. Het was de tijd, toen de vier steden, die ons nu
interesseren – de één wat vroeger, de ander wat later;
Tiel begon er zeer vroeg mee – een aanmerkelijke bijdrage
leverden aan onze economische geschiedenis. Het is
merkwaardig te constateren, dat het nationaal economisch
centrum zich in onze tijd weliswaar niet als in de Middel-
eeuwen aan het verplaatsen is, maar toch wel een zodanige
uitbreiding ondergaat, dat Gelderland er weer deel aan
krijgt. 1ot dusverre geschiedt dit spontaan; het is een
eigen groei, die om feitelijke coördinatie, ook met het
Westen, vraagt. En het is bijzonder opmerkelijk, dat de
nieuwe groei de vier oude steden Doetinchem, Harderwijk,
Tiel en Zutphen weer een rol van betekenis doet spelen.
Verschillende factoren werken daartoe mee: regionale,
provinciale, landelijke en internationale, naast een bij
uitstek gunstige situering aan verkeerswegen.
Regionaal zijn de vier steden zonder twijfel de grootste
centrumplaatsen in Vrij verre omgeving, alle vier van
uitgesproken stedelijke allure, weliswaar nog niet uit-
gekomen boven het kenmerk van provinciestad met be-
perkt bevolkingstal (Doetinchem heeft ruim 26.000 in-
woners, Harderwijk ruim 17.000, Tiel ruim 18.000 en
Zutphen ruim
25.000),
maar zij fungeren als ,,de” steden
in het eigen gebied, in de Zuidelijke Achterhoek, in de
Noord-West Veluwe, in het grootste deel van het Gelderse
Rivierengebied, in de Noordelijke Achterhoek. Zij ver-
zorgen op deze wijze een gebied van een inwonertal,
dat het eigen getal enige malen overtreft, en zij zijn zover
gelegen buiten de zuigkracht van de grote stedelijke
centra, dat een bloeiende eigen culturele en sociale zelf-
standigheid mogelijk is en mogelijk blijft. Door indus-
trialisatie, door handel en verkeer, zijn zij geworden tot
groeiende steden met industrie en handel van vaak inter-
nationale betekenis, in staat om het werknemerssurplus
op te vangen, dat in de agrarische omgeving door ruil-
verkaveling, mechanisatie en rationalisatie âan het ont-
staan is.
Van Gelders standpunt zijn zij van betekenis, omdat
er nu eenmaal – de voorgaande artikelen hebben dit
voldoende aangetoond – in onze provincie sprake is van
expulsiegebieden, gebieden met aanmerkelijk vertrek-
overschot, naast gebieden, waar de bevoilcingsconcentratie
misschien een even benauwend karakter toont als in het
Westen. De groeiende kernen in de expulsiegebieden,
Doetinchem en Zutphen voor de Achterhoek, Tiel voor
het Rivierengebied, zetten het nadelig vertreksaldo om in
een positief, verhinderen te sterke concentratie elders.
De Noord-West Veluwe schijnt het karakter van expulsie-
gebied reeds verloren te hebben; de streekverbetering in
dat gebied dwingt echter tot het opvangen van het poten-
tieel arbeidsoverschot: de bijzondere taak van Harderwijk.
Landelijk bezien is het – hoe men de problemen van
hetgeen genoemd wordt ,,Het Westen” ook beziet – in
elk geval zeker, dat een ontlasting van dat Westen on-
vermijdelijk is. Zonder daartoe op enigerlei wijze ge-
forceerd te worden, draagt Gelderland ertoe bij. Door
ligging zijn als opvangcentra, als ,,voorposten” van het
Westen, in het bijzonder gepredisponeerd: voor het noor-
delijk deel (richting Amsterdam) Harderwijk, voor het
zuidelijk deel (richting Rotterdam) Tiel.
Gelderland ziet, als grensprovincie, naar twee zijden:
naar het westelijk deel van Nederland en naar het zich
in noordelijke richting uitbreidend Ruhrgebied. De beide
steden in de Achterhoek – in de eerste plaats Doetinchem,
maar ook het nabij de Veluweconcentratie gelegen Zutphen
– liggen, vooral na het totstandkomen van de voor-
genomen wegenverbeteringen, dichter bij de grote Duitse
economische centra dan
bij
het Westen. Ook Tiel heeft
een dubbel gezicht: het is zowel vanuit het Ruhrgebied
als vanuit het Westen voortreffelijk bereikbaar.
Ten slotte de verbindingen. Zutphen en Doetinchem
liggen aan de eiste uitwaaiering van de Rijndelta; Doetin-
chem aan de gekanaliseerde Oude Ijssel, Zutphen aan
IJssel en Twentekanaal. Doetinchem komt in de toe-
komst in de onmiddellijke nabijheid te liggen van de twee
grote autowegen naar het Westen (Arnhem-Utrecht en
Tiel-Rotterdam). Harderwijk ligt aan het IJsselmeer-
waterstelseL aan de grote verbinding van Amsterdam
naar het Noorden, en aan een geprojecteerde weg van
Arnhem naar Lelystad. Tiel ligt bij de splitsing van de
Waal – in Prof. Thijsses woorden ,,de straatweg van
Europa” – en het Amsterdam-Rijnkanaal, aan de grote
verkeersweg van West naar Oost (Rotterdam-Zevenaar) en
zeer nabij de grote verbinding Noord-Zuid (Utrecht-
Den Bosch).
Historisch bezien, zijn alle vier de nieuwe kernen plaat-
16-3-1960
325
( .
vç
rÇ
1
Qt&
–
–
Vn C(LL
–
–
y.
_•_,4
1
T1
Inderdaad is Zutphen
voor het vestigen van uw
industrie of afdelingen daarvan
een der meest ideale plaatsen
in Nederland.
1
TeL 06750-3141
326
16-3-1960
sen van vermaardheid, waarbij naar alle waarschijnlijk-
heid de eer van de oudste stad toekomt aan Tiel. In de
eerste eeuwen van onze jaartelling, figureren in de Tielse
geschiedenis Merovingische en Karolïngische vorsten met
de sonore namen van Dagobert en Zwentibold; vernemen
wij, dat Tiel was een Rijkshof met Rijkstol, smds 972
keizerlijke hofpiaats en van de 9de tot de 12de eeuw de
voornaamste overslaghaven van West-Europa. Oorzaak
van de bloei was de unieke ligging aan de splitsing van
twee Waal-armen. Oorzaak van achteruitgang het ver-
zanden van de noordelijke Waal-arm, de opkomst van
Keulen, van Dordrecht en ook van Brugge. Tiels betekenis
viel terug tot de, wat opzij van het verkeer gelegen, cen-
trumgemeente, handels- en marktstad, die het tot in onze
eeuw is gebleven.
Van grotere vermaardheid, vooral in de eigen Gelderse
geschiedenis, is Zutphen. Ook Zutphen is bekend als een
‘enige eeuwen later dan Tiel tot bloei gekomen overlad-
haven aan de economisch zo belangrijke Ijssel, maar
kreeg daarenboven het speciale accent van bestuurs- en
vestingstad. Tot Arnhems opkomst in de lSde eeuw
was Zutphen zonder twijfel Gelderlands eerste stad;
zolang er kwartieren waren, hoofdstad van het eigen
kwartier. Ook Zutphen ging achteruit na de verlegging
van het nationale handelscentrum, temeer nog, omdat
de Ijssel m bevaarbaarheid verminderde en bovendien nog
moest gaan fungeren als verdedigingslinie. Desniettemin
bleef Zutphen tot mde 19de eeuw een bloeiende en belang-
rijke stad, bestûurs-, handels- en marktstad, onbetwist
centrum van Graafschap en Achterhoek en dermate rijk, dat
er veel jaren lang geen stedelijke belastingen bekend waren.
De ouderdom van Doetinchem komt die van Zutphen
nabij; ook Doetinchem was handelsstad en evenals
Zutphen, Harderwijk en Tiel, lid van de Hanze, maar
Doetinchems rol in de geschiedenis bleef bij die van Zutphen
achter, eigenlijk tot in onze eeuw, toen het zich kon ont-
wikkelen tot
bijzonder
verkeerscentrum en het verschil-
lende centrumfuncties voor de Achterhoek kon overnemen.
Harderwijk is vanouds de toegangspoort tot de Veluwe
en ook de noordelijke toegangspoort tot Gelderland –
ook vanouds handelsstad, wier internationale betekenis
in later eeuwen verloren ging. Steeds centrumplaats van
betekenis, was het eeuwenlang de zetel van de Gelderse
hogeschool, vermaard door namen als Lmnaeus en Boer-
haave, werd het – en bleef het – militair centrum.
Gaven wij in dit historisch tableau de eer van voorrang
aan de oudste stad,
bij
de bespreking van de huidige toe-
stand beginnen wij met de grootste. Wij kunnen dan
Doetinchem, nog niet zo lange tijd de grootste stad van de
Achterhoek, zien als de stad, gelegen op korter afstand
van het Ruhrgebied dan van de westelijke centra – in
het kader van de toekomstige Euromarkt van bijzondere
beteknis. Daarnaast ligt het niet ver van de in de toekomst
tot Zevenaar door te trekken grote autowegen Arnhem-
Utrecht en Tiel-Rotterdam, waarmee het rechtstreeks zal
worden verbonden door de via Doetinchem lopende
Twente-Zevenaar verbinding. Te water is Doetinchem via
de gekanaliseerde Oude Ijssel bereikbaar voor coasters
tot 600 en voor binnenschepen tot
1.250
ton. Het heeft
industrieterreinen beschikbaar, beschikt over een overslag-
bedrijf en een openbare loswal. Na de ontsluiting ongeveer
1880 is Doetinchem geworden tot het grote verkeerscen-
trum van de Achterhoek, zetel van de Gelderse Tramweg
Maatschappij met nu 600personeelsleden. Het is uit-
gegroeid tot marktcentrum van nationale betekenis
(grootste streekveemarkt van Gelderland; de tiende van
Nederland) en is zetel van grote industrieën (radio-onder-
delen: 700 werknemers; rubberbanden: 900; tal van
bedrijven met tussen 100 en 300 werknemers; één van de
grootste Nederlandse drukkerijen). In de fraaieAchter-
hoek is Doetinchem een centrum, bezit een natuurbad en
sporthal. Bouwplannenvoor een schouwburg fijn in voor-
bereiding. Onder de scholen noemen wij de grote, in wijde
omtrek vermaarde, muziekschool. De stad groeit snel;
in 1980 wordt een inwonertal van 45.000 verwacht.
De cnglomeratie Zutphen is beduidend groter dan de
stad zelf. Duizenden ,,Zutphenaren” wonen in het nabije
Eefde en Warnsveld. Zutphen heeft onbetwistbaar vooral
de kenmerken van béstuurscentrum: Rechtbank, Rijks
–
diensten. Cultureel is het van de vier steden ook het beste
voorzien: schouwburg met
550,
concertzaal met 800
plaatsen. Het museum zal binnenkort wëer worden ge-
opend. Het is onmiskenbaar, dat Zutphens betekenis
lange tijd is gelegen in de verzorgehde functie vad haar
omgeving, waarbij de stad mede gericht was naar Twente
en naar de Veluwe. Industrievestiging bleef veelal ge-
bonden aan de verzorgende functie, had tot de laatste
oorlog te kampen met terreinmoeiljkheden, de moerassige
inundatiegebieden van de Baakse Overlaat. Na de oorlog
kwam ér aanzienlijke vooruitgang: er vestigden zich 22
nieuwe industrieën, waarbij dan nu de nadruk moet worden
gelegd op de zich uitbreidende papierverwerkeride indus-
trie, op de textielnijverheid en de metaal- en houtverwerken-
de bedrijven. Het aantal wérknemers in verkeer en handel
komt ongeveer overeen met dat in de industrie. Zutphen
ligt aan een kruispunt van spoorwegen en heeft ook
anderszins uitstekende verbindingen met het gehele land.
De gemeente heeft na de oorlog 12 ha nieuw opgehoogd
industrieterrein uitgegeven, maakt thans nieuw terrein
gereed ter grootte van 12 ha; grote terreinen liggen voor
bouwrijp maken gereed. De stad heeft ernstig te lijden
gehad van de oorlog, was daardoor echter in staat ver-
schillende nieuwe verbindingen en een nieuw stratenplan
aan te leggen; het is een centrum van vreemdelingen-
verkeer – zowel door de schoonheid van de oude stad
zelf als door die van de omgeving.Groei tot een stad van
50-60.000 inwoners als regionaal centrum tussen de beide
grotere steden Arnhem en Deventer is volgens het structuur-
plan moe1jk.
Harderwijk was tot voor kort vooral handelsplaats
met visserij en landbouw als neventakken van bestaan;
de industrialisatie is sterk gestimuleerd door de inpoldering
van de Zuiderzee. De industrie is gekenmerkt door grote
verscheidenheid: asbest, cement, vleesextract, sigaren,
metaalwaren, rubber, motoren. De trek vanuit het Westen
is volop aan de gang: een aanzienlijk aantal bedrijven
heeft zich de laatste jaren hier gevestigd. Er is industrie-
terrein beschikbaar en twee industriehavens; een nieuwe
haven wordt aangelegd, zodat Harderwijk bereikt kan
worden met coasters tot 300 en binnenschepen tot 1.350
ton. Het ove’rlaadraccordement wordt uitgebreid. Als
gevolg van bevolkingstoeneming en rationalisatie in de
landbouw zullen in het gebied van de Noord-West Veluwe
jaarlijks naar schatting ca. 400 arbeidskrachten een plaats
zoeken in stuwende bedrijven, van, welk arbeidspotentieel
een aanzienlijk deel ter beschikking komt voor Harder-
wijk
1).
Deze stad, gelegen in de onmiddellijke nabijheid
van Nederlands grootste recreatiegebied, bezit in het
1)
Zie hierover blz. 303.
16-3-1960
327
INDUSTRIE VESTIGING
IN
OOSTELIJK GELDERLAND
Oostelijk Gelderland biedt nog voor vele industrieën uit-
stekende vestigingsmogelijkheden. Oostelijk Gelderland,
omvattende De Graafschap, Liemers en Achterhoek, een
gebied met méér dan 300.000 inwoners, heeft:
• een grote industriële traditie;
• een arbeidzame en vakbekwame bevolking;
• vele bekende industrieën en mogelijkheden op het
gebied van toelevering;
• gunstige ligging tussèn West-Nederland en het
Roergebied;
een steeds beter wordende verkeersontsluiting;
S een dicht netwerk van technischescholen;
• een prettige sociaal-culturele sfeer, zowel voor
leiding als personeel der bedrijven;
• prachtig landschap met ideale woonomstandigheden
voor leiding en kaderpersoneel.
De gemeentebesturen in Oostelijk Gelderland bieden
alle mogelijke hulp bij eventuele vestiging.
Inlichtingen worden gaarne verstrekt door het bureau
van de Stichting Streekbelangen Oostelijk Gelderland,
(directeur Dr. G. R. Krüsel), Lohmanlaan 59, Doetinchem.
Tel. (08340) 47 30.
-.,
ru
r
problemen op het gebied
van regelapparatuur voor wasmachines.
aircondicioning, oliekachels en -haarden worden door onze technische staf met
kennis van zaken opgelost.
cl
Ook de Uwe zijn bij ons in
vakkundigehanden.
COnTROLS mRe1TSCHRPPU EU_POPA nV
Mercuriusstraat 3 – Nijmegen
Dochteronderneming van de Controls Company of America
9555 Soreng Avenue – Schillerpark III. U.S.A.
328
1.’
GEMEENTE
DOETINCHEM
HET CENTRUM
VAN DE
ACHTERHOEK
16-3-1960
vreemdelingenverkeer een belangrijke bron van inkom-
sten. Het bezit door de randmeren van de Ijsselmeer-
polders waterrecreatiemogelijkheden van unieke betekenis.
Er zijn plannen in voorbereiding voor de stichting van een
cultureel centrum. De stichting van een U.T.S. is in voor-
bereiding. Volgens het structuurplan kan de stad binnen
-de huidige gemeentegrens uitgroeien tot 40.000 inwoners.
Er bestaan plannen tot samenvoeging van Ermelo met
Harderwijk, hetgeen zou leiden tot een gemeente van
(thans) 30.000 inwoners. In elk geval kan verwacht worden,
•dat Harderwijk zal worden de grote centrumgemeente
tussen Amersfoort en Zwolle.
Tiel heeft door de aanleg van het Amsterdam-Rijn-
kanaal weer de oude ligging teruggekregen,, waaraan het
vroegere grootheid te danken had. Door zijn ligging aan
en nabij
de grote autowegen ligt het op ongeveer één uur
gaans van alle grote steden van het Westen. Het bezit een
haven aan de Waal (met laad- en loskade en overslag-
bedrijf) en een insteekhaven aan het Amsterdam-Rijn-
kanaal, die belangrijk wordt uitgebreid, beide havens
bereikbaar voor coasters tot 500 â 600 ton, voor binnen-
–
schepen tot 2.400 â
2.500
ton. Van het grote industrie-
terrein aan het kanaal zijn 24 ha reeds uitgegeven; een
terrein van 20 ha wordt thans bouwrijp gemaakt. Dichter
bij de stad liggen industrieterreinen, waarvan nog 7 ha
beschikbaar zijn. De stad is een centrum geworden van
metaalverwerkende industrieën (ca. 1.600 werknemers).
Daarnaast ligt het zwaartepunt op vruchtenverwerkende
industrieën en de glas- en chemische fabrieken. Verschil-
lende industrieën vanuit het Westen hebben zich na de
oorlog in Tiel gevestigd. In de onmiddellijke omgeving
zijn onder leiding van de Stichting tot Ontwikkeling van
Komgrondengebieden grote streekverbeteringswerken aan
de gang, zodat jaarlijks op een surplus-arbeidspotentieel
van ongeveer 300 kan worden gerekend. De in de oorlog
verwoeste schouwburg wordt in groter luister weer op-
gebouwd; de heropening van het museum is te verwachten.
De mogelijkheid van stichting van een U.T.S. is in studie.
De stad trekt door haar ligging in het schilderachtige
rivierenland temidden van boomgaarden veel vreemdelin-
gen en is een centrum van watersport. Tiels structuurplan
voorziet binnen afzienbare tijd een uitgroei tot 40-50.000
inwoners.
Wij geloven dat hiermee is gedemonstreerd de waar-
heid van de uitspraak, die wij als grootst gemene deler
van Doetinchem, Harderwijk, Tiel en Zutphen, de Gelderse
industrialisatiekernen, in het begin van dit artikel voorop-
stelden. Het is mogelijk te stellen, uiteraard, dat er naast-
deze steden nog andere industrieplaatsen van betekenis en
met goede vooruitzichten zijn. Wij erkennen het gaarne,
maar willen dan toch uitdrukkelijk accentueren, dat het
niet licht zal vallen om de vier industrialisatiekernen,
(met uitzondering uiteraard van de steden, die
wij
de
grote broers noemden) wat ligging, algemene ontwikkeling
en situatie betreft, te evenaren.
Zouden wij tot slot dan van onze kant nog één iraag
willen stellen, dan zij het deze, of het niet juist zou zijn aan
deze vier steden – speciaal vanwege het Rijk – meer
belangstelling – en dan niet slechts platonische – te
geven dan tot dusverre. De steden
zijn
gezonde ontwikke-
lingskernen. Zij verkeren in een periode van snelle groei;
zij kunnen niet anders. Maar anderzijds zijn zij daardoor
aangewezen op groter inspanning dan elders, verkeren zij
in groter spanning, hebben
zij
behoefte aan groter belang-
stelling. Belangstelling, die waarlijk niet alleen de steden
zelf ten goedë zal komen, maar evenzeer een harmonische
ontwikkeling van ons land en onze provincie.
Tiel.
Dr. A. A. H. STOLK (met medewerking van
Mr. 1. M. J. CORNELISSEN, G:J. NUMAN en S. DE JONG.)
T IE
L
GELEGEN AAN DE WAAL EN HET
AMSTERDAM – PUNKANAAL
DE STAD
VOOR
INDLJ5TREV5TIGING IN kET,
CENTRUM ‘JAN DE BETUWE
RECHTSTREEKSE VERBINDINGEN MET DE
GROTE 5TEDEN EN WET BUSTENLAND
INDUSTRIETERREIN
BESCHIKBAAR
_-,
IN DE NAASTE OMGEVING VAN PUK5WEG NO:
15
(
MET DE MOGELU(HEID
VOOR
AANLEG VAN EEN
t
/
1
SPOORWEG PACCORDEMENT.
/
GROOT INDUSTJ?IETEPPEIN
.
‘•.. ® —–
AAN HET
AMSTERDAM
– RJNKANA.AL
BEEJKeAAP MET KU9TVAAPDEP5
EN
GROTE PUN5CI-IEPEN
..
..–……. . /
.4)
INLICHTINGEN B’J DE DIRECTEUR
VAN
WET
GEMEENTEL’Jk
GRONDBEDR!JF OPHEWERTSEDUK
2 – TIEL- TELEFOON 0340 -38.1
16-3-1960
329
1
INDUSTRIETERREINEN
1
te
de
,
De gemeente heeft industrieterrein te koop voor
kleine en middelgrote bedrijven, welke geen
chemisch verontreinigd afvalwater produceren
of stank verspreiden.
De terreinen zijn zeer gunstig
gelegen, niet ver van het
spoor-emplacement,
10 km van groot vaarwater,
met unieke wegverbindingen
naar alle richtingen.
Inlichtingen verstrekt de directeur van het
grondbedrijf, Oude Arnhemseweg 2 te Ede.
Geldermalsen
Centrum des lands – Centrum West-Betuwe
Verbindingen: Knooppunt
Ned. Spoorwegen
Utrecht-‘s-Her-
togenbosch en Dordrecht-Arnhem/Nijmegen. Uurdienst
in 4 richtingen.
Linge:
bevaarbaar tot Geldermalsen voor
schepen tot ± 600 ton.
Rijkswegen 15
en 26.
Industrieën: 1 fabriek van vuurvaste in zuurvaste stenen;
1 meubeifabriek; 1 fabriek van elektrische en huishoude-
lijke apparaten; 1 fruit- en groentenconservenfabriek;
1 jaloezieënfabriek; 1 betonwarenfabriek; 1 sproeimachi-fles- en brandspuitenfabriek; 1 worstfabriek; 1 chemische
reinigingsinrichting.
Agrarische sector: fruitveiling; aan- en verkoopvereniging
voor landbouwprodukten.
Banken: diverse kredietinsteliingen.
Industrieterreinen: ± 20 ha, zowel aan de Linge als nabij
spooriijnen, bijzonder geschikt voor kleine industrieën.
In het algemeen geringe funderingskosten.
Bouwterreinen: zeer aantrekkelijke in de nieuwe woonwijk
nabij het station N.S. (Utrecht: 21 minuten, Den Bosch:
19 minuten).
Onderwijs: diverse iniichtingen voor voortgezet onderwijs.
GELDERMALSEN
GOED OM TE WONEN – GOED OM TE WERKEN
Inlichtingen bij het gemeentebestuur. Telefoon (03455) 6 45.
ZALTBOMMEL
Eist voor uw industrievestiging
Omdat:
Eist een uitstekende spoorwegverbinding heeft naar alle
windstreken.
Eist gelegen is aan de autosnelweg Arnhem-Nijmegen
en de oude Rijksweg tussen deze steden, de geprojecteer
–
de autosnelweg Rotterdam-Roergebied onder Eist zal
uitkomen en zeer gunstig zal zijn gelegen t.o.v. de ge-
projecteerde, nieuwe Noord-Zuidverbinding.
Eist slechts op 8 km afstand ligt van Arnhem en Nij-
megen, met welke steden frequente trein- en busverbin-
dingen worden onderhouden.
Eist, zelf pim. 14.000 zielen. tellende, het centrum is van
een volkrijke streek met een groeiend arbeidsoverschot.
Eist een zeer gunstig woonklimaat heeft.
De gemeente Eist de beschikking heeft over een indus-
trieterrein, waarop reeds verschillende industrieën ves-
tiging hebben gevonden, dat:
gelegen is in de onmiddellijke nabijheid van het spoor-
wegstation;
van zodanige grondslag is, dat zelfs voor zware ge-
bouwen geen kostbare fundering nodig is;
te koop is tegen zeer billijke prijs.
ELST
……..
gelegen halverwege Europoort en Roer-
gebied.
Inlichtingen worden gaarne verstrekt door de gemeente-
secretaris (telefoon gemeentehuis (08809) 2 41 tim 244).
Centraal gelegen
Uitstekende spoor- en wegverbindirrg
(provinciale en rijksweg)
Industrieterrein van
+
6 ho
(zeer gunstig gelegen)
Onderwijsinrichtingen:
L.T.S., U.L.O., R.H.B.S.
Nutsbedrijven:
Gem. Gasbedrijf, Waterleiding (W.M.G.)
Elektriciteit (P.G.E.M.)
*
Inlichtingen bij het gemeentebestuur
330
16-3-1960
iJe functie van . Gelderland als recreatiegebied
Ons land is het dichtstbevolkte land van de wereld. Ie-
mand heeft eens uitgerekend, dat de Verenigde Staten bij
een dergelijke bevolkingsdichtheid de gehele wereidbevol-
king zouden herbergen. Met een zo illustratief voorbeeld
voor ogen, ligt het wel voor de hand, dat men, sprekende
over recreatie, bij ons de neiging heeft hieraan het woord
,,probleem” te verbinden. De voor recreatie in aanmerking
komende gebieden immers omvatten in de westelijke pro-
vinciën niet veel meet dan 100 m
2
per inwoner. De pro-
vincie Groningen is met slechts 30 m
2
per inwoner zelfs
nog aanzienlijk slechter bedeeld. Gezien in het licht van
1e Nederlandse verhoudingen komt Gelderland er met
ruim 800 m
2
recreatieterrein per inwoner nog zeer goed
af. Dit blijkt ook uit de absolute cijfers, welke aangeven,
dat bijna 30 pCt. van het totale vaderlandse bezit aan re-
creatieterrein zich in deze provincie bevindt. Van bijzon-
dere betekenis is daarbij, dat dit recreatiebezit zich goed-
deels voordoet in de vorm van enkele grote op de Veluwe
gelegen natuurgebieden. Rekening houdend met de enorme
versnippering van natuurterreinen elders in ons land, is
dit bezit van nog enkele echte ,,stilte-reservaten” van on-
schatbare waarde.
Om het behoud van deze natuurgebieden moet strijd
worden gevoerd. Wegenaanleg, stadsuitbreidingen, indus-
trialisering, stellen gerechtvaardigde eisen aan het vader-
landse grondgebruik. Het besef van de hoge waarde van
de natuurterreinen voor ons volk, is daarbij een factor,
welke eerst in de loop van deze eeuw mee is gaan tellen
en ook thans zijn wij nog niet zo ver, dat bij het afwegen
der belangen die van de recreatie steeds voldoende worden
onderkend.
De instelling door Gedeputeerde Staten van een Recre-
atie-Commissie voor de provincie Gelderland zal er zeker
toe kunnen bijdragen, dat een consequenter beleid met
betrekking tot het behoud van ‘onze recreatieve waarden
zal worden gevoerd dan voorheen het geval was. Het ont-
werp voor een facetstreekplan voor de Veluwe, een van
de belangrijkste werkstukken van deze commissie, getuigt
van een ernstig streven in deze kring, rekening te houden
met het verlangen, de recreatieterreinen voor het 1age-
slacht te behouden. Het ligt in de rede, dat het inzicht, dat
een verdere verbrokkeling van de natuurgebieden op de
Veluwe dient te worden tegengegaan, aan het ontwerpplan
een in hoofdzaak reserverende uitslag heeft gegeven. Dit
lijkt te meer verantwoord, daar in de komende
25
jaar op
grond van de toename van de bevolking, de vijfdaagse
werkweek en vooral de toenemende urbanisatie, een aan-
zienlijk groter belangstelling voor de recreatiegebieden
moet worden verwacht. Voor de Veluwe is een groei van
het verblijfstoerisme berekend van tussen 66 en 100 pCt.
ten opzichte van
1954.
Het plan voorziet in de aanwijzing van een aantal grote
complexen natuurgebied, die niet of in geringe mate door
anders gericht grondgebruik zijn aangetast, tot landschap-
reservaten. Daarnaast is getracht de ruimte aan te wijzen
waarin recreatieve activiteit, in de vorm van voorzieningen,
zoals kamphuisjes-bedrijven, zwembaden e.d. kunnen wor-
den geconcentreerd. Hierbij is uitgegaan van het principe
dat deze voorzieningen in een strook langs de landschap-
reservaten zouden moeten worden gevonden, opdat de
kern van de natuurgebieden niet zou worden aangetast.
Op het
bij
dit artikel gevoegde kaartje wordt dit principe
weergegeven, waarbij alle reserverende bestemmingen zijn
samengevoegd, evenals de in het plan onderscheiden be-
stemmingen voor recreatieve voorzieningen. Tevens is, ter
oriëntering, de spreiding van de slaapplaatsen in de toe-
ristische accommodatie over de woonkernen langs de randen
aangegeven (inventarisatie Rijksdienst voor het Nationale
Plan).
Ingezien wordt, dat naast dit in hoofdzaak reserverende
plan ook behoefte bestaat aan constructieve maatregelen.
Op het gebied van de ontsluiting wordt dan ook een brom-
fietspadennet ontwikkeld, terwijl het in de bedoeling ligt,
op de grondslag van het facetstreekplan, partiële ontwikke-
lingsplannen uit te werken. Een dergelijk plan is voor de
kuststreek in ver gevorderde staat van voorbereiding. De
mogelijkheid tot uitvoering van deze plannen is ten nauw-
ste verbonden met de hiervoor beschikbare financiën. Se-
dert kort laten de Rijksbegroting en die van de Provincie
hiervoor enige ruimte, zodat op bescheiden schaal een be-
gin kan worden gemaakt. Het ligt in de bedoeling facet-
streekplannen zoals hiervoor is beschreven voor de Veluwe,
eveneens te maken voor andere delen van Gelderland.
Juist omdat het behartigen van de belangen der recreatie
zo dikwijls afhankelijk is van de samenwerking van in-
stanties, die primair hun taak op geheel ander terreinheb-
ben, achten wij het van zo grote betekenis, .dat de ruimte-
lijke aspecten ervan een eigen plaats krijgen in de provin-
ciale planologie.
Hoe belangrijk het behoud van natuurterreinen voor
de recreatie ook moge zijn, toch zou het verkeerd zijn de
de recreatieve waarde van Gelderland alleen daaraan af
te meten. De Achterhoek bijv. bezit relatief weinig als zo-
danig te kwalificeren recreatiegebieden, doch de cultuur-
gronden hebben, mede dank zij de voorname rol, die de
boom nog in het landschap vervult, er een hoge recreatieve
waarde behouden. Dit geldt eveneens voor bepaalde ge-
deelten van het Rivierengebied en gedeelten van de Gel-
derse Vallei en de IJsselvallei. De moderne ontginningen
echter, benevens de gebieden waar in de laatste tientallen
jaren een ruilverkaveling heeft plaats gevonden, bezitten
weinig toeristische attractie, hetgeen zich uit de zakelijke,-
strakke aanpak van deze werken zeer wel laat verklaren.
Het belang van Gelderland als recreatiegebied voor ons
volk, is zeer groot. Ongeveer 23 pCt. van de toeristische
logiesaccommodatie van Nederland bevindt zich in onze
provincie. Nog sprekender is het cijfer van de zomer- en
vakantiehuisjes. Meer dan de helft van de in ons land ge-
plaatste huisjes bevindt zich in Gelderland. Ook bij een
beschouwing van andere vormen van goedkope accommo-
datie, zoals kamphuizen; vakantiehuizen, kampeer- en
caravanterreinen, ervaart men de voorname rol, welke Gel-
16-3-1960
331
derland v6or de ontspanning van ons volk vervult Over-
treft de accommodatie in deze bedrijven ailengs die in de
hotels en pensions, deze laatste zijn het, die aan het sil-
houet van zovele Gelderse plaatsen het typisch toeristische
karakter verlenen. De economische situatie van een aantal
van deze bedrijven, voornamelijk pensions, is niet roos-
kleurig. De sterk gestegen personeels- en exploitatiekosten
en de geringe resultaten bij het streven naar vakantiesprei-
ding, wreken zich vooral bij de exploitatie van familie-
pensions. Bovendien valt een verschuiving waar te nemen
van de belangstelling van de toerist voor de eerder genoem-
de vakantiehuisjes e.d., waarin men zich minder gebonden
voelt. Het verdient dan ook aanbeveling na te gaan in hoe-
verre een aantal van deze pensionbedrijven aangepast zou
kunnen-worden aan de verlangens van hen, die ,,voor zich-
zelf wensen te zorgen”. Dit zou kunnen gebeurën door
de kamers te voorzien van een eenvoudige kook- en afwas-
gelegenheid.
Wanneer men de ligging van onze proyincie ten opzichte
van de Randstad Holland beziet en rekening houdt met de.
uitstekende verbindingen met de westelijkë,bevôlkingscentra,.
ligt het voor de hand, dat wij, sprekende over recreatie in
Gelderland, wel in de eerste plaats denken aan onze eigen.
landgenoten. Inderdaad ishet beleid van het V.V.V.-wezen
voornamelijk gericht op het aantrekken vail Nçderlands.
publiek. Natuurlijk implicëert dit niet, dat het kweken van
belangstelling in het buitenland voor de Gelderse toeris-
tische inventaris achterwege zou worden gelaten;
zij
con-
332
0
.
16-3-1960
0
1
centreert zich echter wel op bepaalde daarvoor
bij
uitstek
in aanmerking komende gebieden, welke voornamelijk zijn
gelegen in en rônd de grotere steden en aan het Randmeer.
Voor het overige overschatte men de mogelijkheden voor
verblijfsbezoek vanuit het aangrenzende Duitse industrie-
gebied niet. Weliswaar zijn de hotelprijzen in de Gelderse
steden in het algemeen lager dan die in West-Duitsland,
doch de pensionaccommodatie op het Duitse platteland
wordt tegen zeer sterk concurrerende prijzen aangeboden,
terwijl landschappelijk gebieden als het Sauerland, de Eifel,
het Münsterland e.d. zeker met onze provincie kunnen
wedijveren.
Het is bijzonder moeilijk om met enige nauwkeurigheid
te kunnen aangeven, welke de economische resultaten van
het vreemdelingenverkeer in Gelderland zijn.
Bij
een
voorzichtige raming hebben wij enige jaren geleden becij-
ferd dat de toeristische omzetten ten minste f. 100 mln.
per jaar omvatten, doch wij zijn ervan overtuigd, dat de
werkelijke omzet aanzienlijk hoger ligt. Het grootste
probleem bij het ramen van toeristische omzetten vormt
het dagbezoek, dat bijna onvoorstelbare vormen begint aan
te nemen, doch wat
zijn
economische doorwerking be-
treft, vrijwel niet is na te
gaan. Het internationale dag-
bezoek geeft, althans wat de
omvang betreft, in landelijk
verband, enig houvast, zij het
dan, dat ook hieruit moeilijk
financiële consequenties zijn –
te trekken en zulks niet in
ti
1,,t’ztp
laats omdat
wl
De Coöp. Boeenleenbank ,,Stadskanaal” te Stadskanaal
roept wegens pensionering van haar huidige functionaris
sollicitanten op voor de functie van
INRECTEUR
In verband met de vestiging der bank in een zich
snel ontwikkelend industriekerngebied wordt ge-
vraagd een actieve persoonlijkheid in het bezit van
een diploma. 5-jarige H.B.S. en praktijk-diploma
boekhouden.
Bankervaring vereist. S.P.D. of M.O. economie
strekt tot aanbeveling.
Leeftijd minstens 30 jaar.
,
Salaris en pensioenregeling overeenkomstig de
richtlijnen der Centrale Bank. Ambtswoning be-
schikbaar.
Indiensttreding tegen’ongeveer 1 juli a.s.
Eigenhandig geschreven brieven met uitvoerige inlichtin- –
gen v66r 1 april a.s. te richten aan de secretaris van het
bestuur de heer Sj. Zuidhof, Semsstraat 39, Stadskanaal.
1
§§
SIEMENS
11
1
NEDERLANDSCHE SIEMENS
toeristische grensoverschrj-
1
MA A T S C H A P P Ii N V.
dingen plaatsvinden, doch
1
niet, welk resultaat dit in de
1
eigen provincie geeft. Het
1
roept sollicitanten op voor de functie van
buitenlandse bezoek aan Ne-
1
derland omvatte in 1958,
1
na aftrek van de zgn. grens-
kopers en grensarbeiders.
1
ruim 23,3 mln, personen.
De rol, welke onze grens-
voor haar afdeling
provincie met enkele zeer be-
.
langrijke doorlaatposten als
•ntorrnatieverwerking
Elten en Wyler, daarbij heeft
(Data-pr’ocessing)
vervuld, is zeker een voor-
name geweest, ook al is het
De taak van deze medewerker zal na een in-
economisch effect ervan niet
werkperiode bestaan uit het zelfstandig acquireren
na te gaan. Het is echter
voor informatieverwerkende systemen en reken-
ongetwijfeld belangrijk ge-
installaties(Siemens Informatieverwerkend Systeem
noeg om een krachtige ani-
2002, Selex enz.), en het uitwerken van adviezen
mering van het dagbezoek
op het gebied van attomatische administratie t.b.v.
uit West-Duitsland te recht-
directies van grote en middelgrote bedrijven en
vaardigen: Men houde daar-
instellingen.
bij voor ogen, dat bevordering
van het dagbezoek uit econo-
Academisch gevormden met technisch.commer.
misch standpunt bezien een
ciële ambitie en kennis van resp. belangstelling
zeer aantrekkelijke vorm van
voor administratie- en bedrijfsorganisatie wordt
toerisme is, aangezien het
verzocht sollicitaties – onder .ref. T/NV – te richten
kan plaatsvinden zonderkost-
aan de Directie van de Nederlandsche Siemens
bare en ruimtevergende uit-
Maatschappij NV., Postbus
1068,
‘s-Gravenhage.
breiding der logiesaccommo-
datie.
Arnhem.
J. VET.
academisch gevormd
medewerker
16-3-1960
333
4
TECHNISCHE VOORJAARSBEURS
Utrecht
BOUW EN TRANSPORT
–
5.14.april 1960′
UITRUSTINGEN VOOR INDUSTRIE
EN OPENBARE DIENSTEN
.11
• Bouwmaterialen
u
Machines en materieel voor het bouwbedrijf, wegen-
1
•
water-, mijnbouw en grondwerk
–
Terrein Croeselaan
Interne transportmiddelen
Machines en apparaten voor kchtbehandeling, verwarming,
De beurs is geopend. van 9-5 uur
koeling, stook-inrichtingen
Zondag 10 april gesloten
Vaterzuiverings- en drïnkwaterin3tallaties
Toegangsprijs f 2.50
Straat- en terreinverlichting
–
\’erbrandingsmotoren
–
Pompen. compressoren, blaas- en afzuiginstallaties
Machines, gereedschappen en apparaten voor de
metaalbewerking
I. k:
-.-
ivlaciLliles, geieeuiippeit
CII
dJdLdLCIL VUUL UC
houtbewerking
1
Grondstoffen en halifabrikaten
Grootkuken-inrichting
Schoolinrichting
Kantoormeubelen, magazijn , archief- en tek-enkamerinrichting
1
–
landelsinformaties en Voorlichtingsdiensten
_
—
£RV
Er is een gratis busdienst tussen het stationen et terrein Croeselaan
334
16-3-1960
Een revolutie in de wijze
van jnformatieverWerkiflg!
Eengrandioze
eUrâpese schepping
voor geIeide!ijkautomiiserîng
• aÇdruksnelheid: minimaal 300 regels per minuut
tèessnelheid: minimaal 300 kaarten per minuut
• p’onssnelhed: minimaal 200 kaarten per minuut
• . elektromagnetisch en/of-elektronisch rekenen
• snelle èlektronische en magnetische gehéugens(50 tot 200.000 posities)
• magnetische banden, indien nodig voor de organisatie
• door produktie in Europasnel leverbaar en laag in prij
–
•
–
r’•
–
••
LJP
ADMINISTRATIE- EN STATISTIEKMACHINE MIJ., N.V.
NEDERLAND 1 –
1
VLIEGTUIGSTRAAT
26 AMSTERDAM-W
TEL.
020-186555
Kunstzijdespinnerij
NYMA
N.V. Nijmegen
H
NYMA-RAYON ‘
NYMCRYLON
acrylvezel
‘
NYMPLEX
polyetheendraad
NYMCEL
(c.m,c
*,)
carboxy methyl cellulose
NYMBAND.S
viscôse . krimpca,ps.ul.es
zoekt een
EXPORTwMANAGER
om onder de Directie leiding te geven aan de diverse
export-activiteiten. Hiervoor zijn nodig, naast commer-
ciële instelling en ervaring, een behoorlijke technische
feeling en kennis speciaal op elektrotechnisch gebied,
een scherp inzicht in marktsituaties, leidinggeyende ca-
paciteiten ten opzichte van de overige medewerkers op
deze afdeling en een representatieve persoonlijkheid met
tact in de sterk gevarieerde contacten. Kandidaten moe-
ten bereid zijn zich zo nodig aan een psychologisch,
onderzoek te onderwerpen.
Eigenhandig geschreven brieven rhet uilvoerigë much-
tin gen, zo mogelijk met recente foto, te zenden aan
Chef afdeling Personeelszaken, Postbus 1060, Den Haag.
De pandbrief als
beleggingsobject
(Institutionele en particuliere)
beleggers, die zich voor dit
onderwerp interesseren, kunnen
een overdruk van dit artikel
uit , ,E.-S.B.” van 25 november
1959 van de hand van Drs. Th.
M. ,Matthee bestellen door stor-
– ting van
t
0,75 op postgiro:
291839, ten name van Drs. Th.
M. Matthee,, Herfststraat 5,
“Heerlen, onder vermelding van:
,pandbriet.
WETENSCHAPPELIJK
–
,
ADVIESBUREAIJ
VOOR BELEGGERS
JIEERLEN – Tel. (0440) 4349
Abonneert Ii op
DE ECONOMIST
Maandblad onder . redactie
vap:
Prof. P. Hennipman,
• Prof. A- M. de Jong,
Prof.
Y.
J. de Jong,
• ‘Prof-, P.
A.
Kreukniet,
Prof. H. W. Lambers,
Prof.
J. Tinbergen,
–
–
;Prof. G. M. Verrijn Stuart,
Piof.. J. Zijlstra.
*
Abonhëmehtsprijs f. 22,50;
fr.p. post f. 23,60; voor stu-
denten f. 19,—; fr. per post
f. 20,10.
*
Abonneménten worden aan-
genomen door de boekhandel
en door Uitgevers
DE ERVEN F. BOHN TE HAARLEM’
336
16-3-1960
Uw RerningtOn Rand specialist kon U aantonen.
•…dat het vaneconomisch
inzicht getuigt, bijtijds.
de juiste elektriséhe schrijfmachine
aan te schaffen!
v
-.
–
Brieven en. doorslagen zien er
•
door de térwijl geen vermoeidheid optreedt. Laat
gelijkmatige aanslag van de Remington U de Remington elektrische schrijfma-
elektrische schrijfmachine correcter uit chine demonstreren en constateer, dat
en hebben een eige.n cachet. Bovendien deze machine uit het oogpunt van pro-
•wordt met deze machine een tijdsbe- ductiviteit en representatie in Uw bedrijf
sparing van meer dan
200/o
verkregen, eeri noodzaak is.
1
• voor dt alles
n
—
Ilu
TECHNISCHE HOGESCHOOL TË EINDHOVEN
Bij de afdeling der algemene wetenschappen, groep
bedrijfskunde, kan ter assistentie van de hoog-
leraar in cle economie, worden geplaatst een
academisch gevormde econoom
Voor deze functie komen zowel zij, die een macro-
economische studierichting hebben gevolgd, als
economen meteen bedrijfseconomische opleiding
in aanmerking. Voor deze laatsten wordt een er-
varing van enkele jaren in het bedrijfsleven op prijs
gesteld.
Van de betrokken functionaris wordt een grote
mate van , research mindedness” verwacht.
Schriftelijke ‘sollicitaties ‘te richten aan het hoofd van de
centrale personeelsdienst van de technische hogeschool,
Insulindelaan 2 te Eindhoven, onder vermelding van
no. V 483.
Çontinental Carbon Néderland N.V.
New factory presently tinder construction, on
Botlek bas opening for the following:
SENIOR-. ACCOUNIIANT
This position offers a variety of wo’rk as can be
expected in a ,small office. Candidate should be
between
25
and 35 ‘years of age, should have
accounting experience in a general office and an
educational background of S.P.D., M.B.A.’ or
equivalent. Fluent English essential.
Applicant should reply in English, giving resume of
1 education and experience. Also list expected salary and
inciude a recent snapshot.
Send reply to: Continental Carbon Nederland N.V.,
Westblaak
5,
Rotterdam.
N.V. BANK VOOR NEDERLANDSCHEGEMEENTEN
• gevestigd te ‘s-Gravenhage
UITGIFTE VAN
f100.000.000.— 4112 pCt. 25-jarige Obligaties 1960
–
(Tweede lening)
Grootte der stukken: nominaal f1000.— en f500.—.
Na de toewijzing kunnen’ desgewenst, in de plaats van obligaties,
schuidregisterinschrijvingen groot tenminste nominaal f100.000,— worden verkregen.
Ondergetekende bericht, dat de inschrijving op bovengenoemde
.
uitgifte zal zijn opengesteld op
MAANDAG 21 MAART 1960
van des voormiddags 9 tot des namiddags4 uur
TOT DE KOERS VAN 98 pCt.
‘
$
‘
bij de kantoren te Amsterdam, Rotterdam en ‘s-Gravenhage,
voorzover in genoemde plaatsen gevestigd, van:
Rotterdamsche Bank N.V.
De Twentsche Bank N.V.
AmsterdamscheBank N.V.
Incasso-Bank N.V.
Lippmann, Rosenthal
&
Co.
R. Mees
& Zoonen
Nationale Handelsbank
N.V.
-‘
Nederlandsche Handél-Maatschappij, H.V.
H. Oyens
&
Zonen N.V.
Pierson, Heldring & Pierson
Hope&Co.
—
alsmede
ten kantore der Vennootschap
op de voorwaarden van het prospectus d.d.
14
mart 1960.
Dooreenleverbaarheid met de obligaties van de bij het prospectus d.d. 29 februari
1960 geëmitteerde 4
1
12
pCt. obligatielening
1960
zal worden aangevraagd.
Prospectussen en inschrijvingsbiljetten, alsmede, In beperkte mate, de siatuteri ‘en
het laatste jaarverslag, zijn bij bovenstaande insch rijvingskantoren vrkrijgbaar.
‘s-Gravenhage, 14 maart 1960.
U.V. Bank vor Nederlandsche Gemeenten.
338
.
16-3-1960
ONDERLINGE VERZEKERINGEN VOOR HET BEDRIJFSLEVEN.
Motorrijtuigverzekering: w.a.-dekking voor alle motorrijtuigeri
WET
–
RISICO
f. 500.000,- per gebeurtenis
Bedrijfs-w.a.-verzekering.
Ongevallenverzekering voor inzittenden van personenauto’s.
BRAND
–
RISICO
Brand- en bedrijfsschadeverzekering voor industriële en
andere objecten. Belangrijke besparingen op de premie.
Verzekerd bedrag ruim 2 miljard gulden.
MOLEST
–
RISICO
Molestverzekering: ingeschreven bedrag ruim 7 miljard gulden.
Stormverzekering: verzekerd bedrâg ruim 1 miljard gulden.
VERVOER
–
RISICO
Transportverzekering van goederenzendingen in binnen-en buitenland.
PENSIOEN
–
RISICO
Ouderdoms-, weduwen-, wezen- en invaliditeitsverzekering van
werknemers. Verzekerd bedrag ruim 1 miljard gulden. Belegd vermogen 280 miljoen gulden.
Bos en Lommerplantsoen 1, Amsterdam-West
Telefoon 134971
–
Postbus 8400
16-3-1960
339
Sluit uw verzekering hij de
Algemeene Friesche Levensverzekering-Maatschappij
VEREENIGING VAN
LEVENSVERZEKERING EN LIJFRENTE’
,,De Groot-Noordhollandsche van 1845″
Algemeene Friesche Brandverzekering-Maatschappij N.V.
LEEUWARDEN, BURMANIAHUIS
AMSTERDAM, VAN BRIENENHUIS
ROTTERDAM – DEN HAAG – UTRECHT – GRONINGEN – HENGELO – HAARLEM
Nationale______
Handelsbank nvo
gevestigd te. Amsterdam sinds 1863
Kapitaal en
!eserves f 66.200.000..
De Natio,ale Handelsbank heeft
een’ ervaring van bijna 100 Jaar op het gebied van alle nationale
en Internationale bankzaken. De
bèhartiging van’ ‘Uw financiële-
en
handelsbelangen Is Jn goede
handen bij de Bank met eigen vestigingen In het buitenland,
bij de Bank dle verbindingen
heeft met correspondenten over
de gehele wereld.
Voor, nationale en inter-
nationale financiering:
Nafionale
Handelsbank’..
gevestîgd te
Amsterdam sinds 1863
‘S-GRAVENHAGE
-.
AMSTERDAM
.
ROTTERDAM
340
Ont breekt
dat
41
laatste
stukje?
1! wilt uw bedrijf uitbreiden of een moderne
uitrusting geven. IJ wilt mee met de eisen van
deze tijd. Maar misschien heeft u daar geen
kapitaal genoeg voor. Misschien ontbreekt
Ltste stukje van uw
financierings-puzzel. Informeer
dan eens bij de Nederlandsche
Middenstandsbank. Wij hebben
namelijk stukjes in alle af
–
metingen. Wij helpen u door
middel van
N K K R EDIE T
En wij adviseren u tevens hoe
u dergelijke delen het beste
in uw uitbreidings-puzzel kunt
passen. Dat is onze service,!
NEDERLANDSCHE MIDDENSTANDSBANK N.V.
16-3-1960