16 JULI 1919
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
E
Beyl*chten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
4E JAARGANG
WOENSDAG 16 JULI 1919
No. 185
INHOUD
BIz.
DE DIVIDEND- EN TANTIlMEBELASTING
door
Mr.
A.
Spanjer
665
Mijnbouw io Indië en Staatsexploitatie II door
Dr. J. Rueb
669
De Algemeene Vergadering der Nationale Vereeniging tegen
de Werkloosheid door
Mr. J. E. B. van Lier ……..
672
De Luchtvaartweg Caïro–Kaapstad ……………….. 674
Het Vredesverdrag
…………………………..676
Index-cijfers
…………………………………077
AANTEEKENINGEN
De achturen werkdag ……………………….677
Beëindiging algemeene economische schikking …….. 878
Consulaire dienst versus handelsministerie ……….678
Zilver voor de industrie in 1918 ………………879
Invoering.van den acht-urigen arbeidsdag in Frankrijk 679
REGEERING5MAATREGELEN OP HANDELSGEBIED
…………679
MAANDCIJFER:
–
Productie der Kolenmijnen …………………….680
Giro-omzet bij de Nederlandsche Bank…………..680
Ontvangsten van Spoor- en Tramwegmaatschappijen. . 680
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN
………. …….
881-687
Geldkoersen.
Effectenbeurzen.
Wisselkoersen.
Goederenhandel.
Bankstaten.
I
Verkeerswezen.
INSTITUUT
VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
Algemeen Secretaris: Mr. G. W. J. Bruins.
WEEKBI.AD ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
Secretaris-Redacteur: G. E. liv ffnagel.
Secietariaat: Pieter de Hooghweg 12, Rotterdam.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruige Plaatweg 37.
Telef. Nr. 3000. Tele gr.adres: Economisch Instituut.
Postcheque en girorekening Rotterdam No. 8408.
Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in Nederland f 15,—. Buitenland en Koloniën f 17,-
per jaar. Losse nummers 30 cents.
Leden en donateurs van het Instituut ontvangen het
weekblad gratis.
De verdere publicaties van het Instituut uitgaande
ontvangen de abonné’s, leden en donateurs kosteloos,
voor zoover daaromtrent niet anders wordt beslist.
Advertentiën f 0,35 per regel. Plaatsing bij abonne-
ment volgens tarief. Administratie van abonnementen
en advertenties: Nijgh & van Ditmar’s Uitgevers-
Maatschappij, Rotterdam, Amsterdam, ‘s-Gravenhage.
14 JULI 1919.
Ook deze week bleef de toestand van de geidmarkt
onveranderd. De vraag naar geld bleef nog tamelijk
sterk aanhouden en werd ‘aan het einde der week
eerder nog iets grooter. De prolongatierente noteerde
omstreeks 3% pOt., terwijl particulier disconto voor
3% 4 pOt. was onder te brengen.
‘t
*
*
In den weekstaat van de Neclerlandsche Bank zijn
geen belangi-ijke veranderiiigen. Vergrooting van de
uitzettingen onder het eene hoofd stond tegenover
inkrimping onder andere rubrieken. Zoo vermeerder-
dan de binnenlandsche wissels met ca.
4
millioen en
venninderden daarentegen de beleeningen met 6%
millioen. Tegenover een vermeerdering van de schuld
van ‘de regeering van ongeveer 6 millioen stond een
vermeerdering van het tegoed van anderen met onge-
veer een gelijk bedrag. Verder verminderde de goud-
voorraad met 5 millioen en de bankbiljettenomloop
met 9 millijoen.
S S
De wisselmarkt was over het algemeen flauw.
De
handel was echter levendig en de verschillen waren
niet groot. Het verkeer tusschen de vroegere bellin-
gerenten begint zich te herstellen en ook in wissels
worden sedert kort via de neutralen enkele posten
afgesloten. l)oor de opheffing van de blokkade zal
het verkeer spoedig grootere ‘afmetingen aannemen en
kan men spoedig een levendig wisselverkeer tegemoet
zien. Een der eerste gevolgen van de opheffing der
blokkade was de beëindiging van de overeenkomsten
van de N.O.T. met de oorlogvoerende mogendheden.
Dit bericht werd heden &n den loop van dan dag
d
beken en werd met algemeene blijdschap ontvangen.
DE DiVIDEND- EN TANTIEMEBELASTING.
Omtrent het juist begrip der wat van den liden
Januari 1918 (Staatsbiad No. 4), tot heffing eener
dividend- en tantièmebelasting zijn gewichtige’ mee-
ningsverschillen tot uiting gekomen ), die, wat
de
hoofdzaken betreft, ‘tot de volgende stelsels kunnen
worden teruggebracht.
10.
Het stelsel Treub, volgens hetwelk de verdee-
ling der winst hij Naaml’ooze Vennootschappen moet
geschieden, alsof er geen belasting is en de belas-
ting eerst daarna over het aldus bepaalde bedrag der
uitdeelingen wordt berekend.
Het vond een verdediger in L. H. v. L., die er het
oor hem betreurd gevolg uit aflei’dde, dat ook de
1)
Wij naaien o.a. kennis van de artikelen of ingezonden
stukken: in de ,,Economiseh-Statistische Berichten” van
2 April 1919 (L. H. v. L.), van 23 April 1919 (Th. A. F.),
van 14 Mei 1919 (Van Gijn), van 1.8 Juni 1919 (Molen-
graaff) en van 2 Juli 1919 (Van Gijn); in de ,,Nieuwe
Financier en Kapitalist” van 11 en 25 April 1919, 23 Mei
1919, 27 Juni 1919, 2en 11 Juli 1919; ihet ,,Handelsblad”
van 20, 26, 28 Juni, 3 en 9 Juli 1919; in de ,,Nieuwe
Rotterdamsche Courant” van 17 en 20 Mei en van 20 en
24 Juni 1919; in de ,,Telegraaf” van 18 en 29 April en
van 25 Juni 1.919; in de ,,])agelijksche Beurscourant” van
16 en 17 Mei, 21, 23, 26 en 27 Juni 1919 en van de ons
door de Redactie der ,,E.-S. B.” ‘toegezonden stukken van de heeren Mr. M. Moens, Petter, J. W. Scholten, A. Groe-
nevelci en Mr. C. L. A. van Dijk (het laatste inmiddels ver-
schenen in de N.R.C. van 15 dezer, Av.bl.). [Het is ons onmo-
gelijk aan al deze stukken plaatsing te verleenen, wij hebben
derhalve, om onze lezers niet onbekend te .Iaten met de daarin geuite opvattingen, onzen medewerker gevraagd
daaraan aandacht te willen schenken in dit opstal. – Red.]
666
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 Juli
1919
preferente aandeelhouders den druk der belasting
ondervinden (zie E.S.B. no. 170 van 2 April 1919) en
in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 17 Mei
(Avondbiad) en 28 Mei (Ochtendblad).
2
1
. Het stelsel Van Gijn. De dividendbelastin
komt en blijft ten laste van de vennootschap, dat wil
dus zeggen, ten laste van allen, die deel hebben in de
winsten van ‘de vennootschap. De tantièmebel’astin’g
komt enkel formeel ten laste van de vennootschap;
deze treedt ‘slechts ‘als bemiddelaarster bij het innen
op en
moet
de belasting verhalen op de ta’ntièmisten.
(Zie E.S.B. no. 176 van 14 Mei 1919.) In de lijn
van het stelsel Van Gun ligt het betoog van Mr. Th.
A. Fruin (E.S.B. no. 173 van 23 April 1919), volgens
wien de wijze, waarop bij winstverdeeling ‘de wet op
de idividend en tantièmebelas’ting behoort te worden
toegepast, het ‘best tot uiting ‘komt in eene bepaling
der statuten van ‘de N.V. Vereenigde Chemische Fa-
brieken, welke luidt als volgt: ,,De belasting, ‘die op
de uitkeeringen, krachtens dit ‘artikel over eenig
boekjaar aan aandeelhouders, directeuren en commis-
sarissen te doen, mocht verschuldigd zijn, zal voor-
zoover ‘dat niet in strijd mocht zijn met eenige wet-
telijke bepaling, onder de onkosten van het volgende
boekjaar worden gebracht. Bij ‘de ‘beslissing over het
maken van reserves ‘krachtens ‘het derde lid van dit
artikel, zal het bedrag dier onkosten in overweging
worden genomen.”
3
0
. Het stelsel, verdedigd in ,,De Nieuwe Finan-
oier en Kapitalist” van 23 Mei 1919, volgens hetwelk
in ide wet geen bepaald voorschrift is ‘te vinden om-
trent ‘de vraag, wie ‘de ‘belasting ‘over het dividend
moet dragen en de N.V., tenzij de statuten tot een
bepaalde ‘gedragslijn dwingen, vrij zijn in hare beslis-
sing te dien opzichte. Dit stelsel von’d een talentvol
verdediger in dan heer J. P. Croin in het Finan-
cieel Weekblad van 24 Juni 1919 en 8 Juli 1919.
4
0
. Het stelsel Molengraaff, dat van het stand-
pnnt uitgaat, dat de vennootschap identiek is met de
gezamenlijke vennoo’ten of aandeelhouders en volgens
hetwelk tantièmegerechtigden met de.
dividendbelas-
ting niets te ma’ken hebben, zoodat de’ze niet te ‘hun-
nen laste mag worden gebracht. (Zie E.S.B. no. 181
van 18 Juni 1919.)
Hoe is tegenover deze groote verscheidenheid van
meeni’ngen ‘het standpunt van de belastingadmini-
stratie? Ze eisoht van elke
f
100 uitgekeer’d dividend
f x
dividendbelasting (x = het belastingpercentage)
100
en voor elke
f
100 uitgekeerde tantièmes
x x
1x
tantièmcbelasting van de vennootschap op. Zij ver-
diept zich dus ganschelijk niet in de vraag, te wiens
laste de N.V. de belasting heeft gebracht en welk sys-
teem ‘door de Directie is toegepast. Evenmin gaat zij na
‘of door de Directie Ide wet, eventueele bepalingen der
statuten of besluiten van de algemeene vergadering
van aandeelhouders zijn in acht genomen. Gesteld
b.v., dat de statuten den commi’ssarhsen en leden der
Directie 10 pôt. tan’tième toekennen en dat ‘dit tan-
tième in flagranten strijd met artikel 11, lid 3, der
wet van den 11 Januari 1918 (Staatsbiad no. 4) aan
de tantièmisten tot een bedrag van
f (100
a + b) ten
volle is uitgekeerd. Dan eischt niettemin de ‘belas-
tingadministratie, na afronding naar ‘beneden op een
honderdvoud van het uitgekeerd bedrag, een som van
_° x x als tantièmebelasting van de Naam-
boze Vennootschap op en laat het .aan de aan’dee-
houders over voor hun geschonden rechten op te
komen. Gedurende dertig jaren zal de Vennootschap
het ‘door hen ‘te veel genotene van de tantièmisten
kunnen terugvordei-en. De ‘dwingende bepaling van
artikel 11, lid 3, vat de belasting-administratie dus
z66 ‘op, dat voor elke
f (100 – x)
uitgekeerde tantièmes
f x
tantièmebelastin’g van de vennootschap wor’dt op-
gevorderd. Het, in strijd met voormeld artikel 11,
derde lid, ten volle uitkeeren der door de statuten
toegekende tan’tièmes, heeft dus, afgezien van het ont-
staan van voormelde rechtsvordering, enkel ten ge-
volge, dat de N.V. meer tantièmebel’asting moet be-
talen. Er bestaat dus een prikkel voor de Naamlooze
Vennootschap artikel 11, lid 3, niet te overtreden.
Waar voorts de Naamlooze Vennootschap door ver-
hooging van het bruto-tantièmebedrag toch in staat
is ‘den tantièmisten een bepaald neiito-bantième te
waarborgen, is de practij’k ‘der ‘belasting-administratie
ten aanzien van de tantièmebelasting zeer wel ver-
dedi.gbaar.
Wat de ‘divi’dendbelasting betreft, volgt de belas-
ting-administratie het onder 3 genoemde stelsel en
wij ‘achten deze
practijk
‘geheel in overeenstemming
met de wet. Zij geeft immers enkel eene ‘dwingende
bepaling ten ‘aanzien van de tantièmebelasting, niet
ten aanzien van de dividendbelasting.
En al moge – wat trouwens niet vaststaat – den
wetgever ééne bepaalde werking van de dividend-
belasting voor oogen ‘hebben gestaan, dit neemt niet
weg, dat; waar de wet niet dwingt, haar uitvoerder
evenmin mag dwingen. Terecht zegt ‘de heer Oroin in
‘het vroeger genoemd artikel van 24 Juni 1919: ,,Voor
de tauti6me4belasting een gebiedend ‘voorschrift; voor
de diviidend,belasting ‘vrijheid. Vandaar dat van ,,eene
becijfering, die de
eenige is, welke in overeenstem-
ming is met(de bepalingen van de wet …… geen sprake
kan zijn. Dat de wetgever bedoeld heeft in te grijpen in
de winstv’erdeeling kan…. niet toegegeven worden.”
De Naamlooze Vennootschap is ook o.i., behoudens
de door ‘artikel ii., lid 3, en de statuten aangelegde
banden, wettelijk volkomen
vrij
één ‘der hierboven
genoemde of andere stelsels ‘te volgen. Het is ons
onbegrijpelijk, hoe men, toegevende, dat artikel 11,
lid 3, ‘de eenige dwingende bepaling der wet is, niet-
temin, zooals Prof. van
Gijn,
Mr. Fruin en Prof.
Molengraaff, één bepaald systeem al’s het beslist eenig
juiste kan verdedigen. De argumenten, ‘door Prof.
van
Gijn
voor
zijn
stelsel aangevoerd, komen ons on-
voldoende voor. Het is niets ‘dan eene petitio principii,
indien de hooggeleerde schrijver
zegt, dat de belasting
van het dividend komt ten laste van de ‘vennotschap,
‘dat wil
dus
zeggen, ten laste van ‘allen, die deel heb-
ben ‘in de winsten van de vennootschap en ‘deze petitio
principii maakt te vreemderen indruk, omdat Prof.
van Gijn ‘de preferente aandeelhouders, die toch ook deel hebben in de winsten van de vennootschap, niet
in ‘de divi’dendbelasting wil doen mededragen. Wij
betwijfelen ‘dan ook of het betoog van Mr. Fruiin wel
geheel
in de lijn van het stelsel Van
Gijn
ligt. In de
eerste plaats omdat o.i. uit het stelsel Van Gun voort-vloeit, dat ook de preferente aandeelhouders, die Mr.
Fruin vrij wil laten, den druk der belasting gevoelen.
In de tweede plaats, omdat Mr. Fruin één en ander
– o.i. terecht – afhankelijk stelt van ‘den inhoud
‘der statuten, terwijl Prof., van
Gijn
één ‘bepaald stel-
sel als het stelsel der wet beschouwt, waarvan ‘afwij-
king door de statuten eener Naamlooze Vennootschap
bezwaarlijk toelaatbaar kan worden geacht. Tegenover
de stelling van Prof. V’an Gijn, dat niets reden geeft
tot de meaning, ,,dat, sedert de dividend’belas’ting uit
de inkomstenbelasting is overgebracht naar de divi-
dend- en tantièmebelasting de belasting van het di-
vidend ten laste moet komen van de aandeelhou’ders
alleen,” staat h’et feit, ‘dat reeds ten tijde ‘der bedrijfs-
belasting de belasting-administratie
zich
met onder-
scheidene methodes tot in rekening ‘brengen dier be-
lasting kon vereenigen. Kreukniet vermeldt op blz.
82 v. van het vierde deel van zijn ,,Praktisch Boek-
houden” drie verschillende methodes, te weten: a. de
bedrjfsbelasting komt ten laste ‘der aandeelhouders
en ‘drukt op het ‘boekjaar, waarin de winst is gemaakt;
b.
de bedrijfsbelasting komt ten laste der winst en
drukt op het boekjaar, waarin ‘de winst is gemaakt;
C.
de bed’rijfsbelasting komt tea laste der winst en
drukt op het volgend boekjaar. Er is o.i. geen enkele
16 Juli 1919
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
667
reden om aan ‘te nemen, dat de wet op de dividend-
en tantièmbelasting den Naamloozen Vennootschap-
pen eene vrijheid heeft willen ontnemen, die ze onder
de be’drijfsbelasting ‘bezaten. Vermeld dient voorts te
wroDd, dat Prof. van Gijn hij zijne becijfering de
bepaling van artikel 10, lid 1, der wet van den hen
Januari 1918 (Staatsbiad no. 4) over het hoofd ziet,
die luidt: ,,De belasting bedraagt
f
5 voor elke
geheele
som van
f 100″,
terwijl ten slotte tegen het stelsel
Van Gijn een reeds in het-vroeger genoemd artikel
van ,,De Nieuwe Financier en Kapitalist” van 23 Mei
1919 vermeld bezwaar van practisohen aard is aan
te voeren. ,,Zelfs al aanvaardt men dit systeem” –
aldus o.i. terecht de schrijver van dit artikel – ,,voor
het eerste dividend van 5 pOt., dan komt de statu-
tare bepaling, welke voorschrijft 10 pOt. van de
overwinst aan het reservefonds toe te voegen in het
gedrang. De overwinst is becijferd op
f
96.000 en
10 pOt. daarvan •is
f
9600, doch in plaats daarvan
komt aan het reservefonds, in strijd met de statuten,
slechts
f
9160,30. Dit is het gevolg van de ongerijm’d-
heid, ‘dat in het hier besproken stelsel de belasting
ook op het reservefonds drukt.”
Over het stelsel ,,Treuh” kunnen wij, na het boven-
staande, kort zijn; de weerlegging van Prof. van Gijn
komt ons afdoende voor. Alleen zij opgemerkt, dat
deze zich, in den aanvang van
zijn
artikel, ten on-
rechte beroept op een passage uit de memorie van
toelichting tot het ontwerp, betréffen’de de grond-slagen van het stelsel van ‘s Rijks ‘belastingen. Mr.
Treub bedoelde met
•
den geciteerden passu’s enkel te
doen uitkomen, dat de hoogere opbrengst van de di-
vidend- en tantièmebeiasting niet aan eene verhoo-
ging van het tarief der dividendbel’asting, doch alleen
aan de toevoeging der tantièmebelasting was te dan-
ken. Prof. van Gijn leest uit de door hem geciteei’de
woorden meer dan er in zit.
Wat ten slotte het stelsel M.olengraaff betreft, dit
komt neer op een verbeteFd stelsel Treub. De divi-
dendbelasting drukt, ook volgens Prof. Molengraaff,
enkel op de aandeelhouders, de -bantièmebelasting
enkel op de tantièmisten. In tegenstelling met Mr.
Treub wil Prof. Molengraaff echter terecht de divi-
dendbelasting over de werkelijk aan aandeelhouders
uitgekeerde bedragen berekenen; laatstgenoemde be-
rekent de •dividendbelasting over ‘t honderd, de tan-
tièmebelasting in ‘t honderd, terwijl eerstgenoemde
beide in ‘t honderd berekenen wil.
Dat de ‘becijfering van Prof. Molengraaff de eenige
zou zijn, die in overeenstemming is met de ‘bepalin-
gen der wet, ‘kunnen wij, zooals reeds gezegd, niet
toegeven. :De stelling, waarvan de hooggeleerde schrij-
ver uitgaat, dat de vennootschap identiek is met de
gezamenlijke vennooten of handeellionders, is uit een
juridisch oogpunt zeer betwist en heeft in elk geval
den ontwerper der wet van ‘den liden Januari 1918
(Staatsblad no. 4) evenmin als dien der bedrijfs- en
der inkomstenbelasting voor oogen gestaan. Terecht
schrijft •de heer Oroin: ,,Ik vind hierin (nl. in het
uitgangspunt van Prof. Molengraaff) twee onjuist-
heden. Vooreerst legt de wet wel op ‘de N.V. den plicht
om de belasting over de tantibmes terug te vorderen
van de tantièmisten, maar zij verbiedt daarom vol-
strekt nog niet de belasting op de dividenden middel-
lijk of onmiddellijk ten laste der aandeelhouders te
brengen….
Ten tweede ‘kan men m.i. niet de N.V.
met de aandeelhouders identificeeren. Men beden’ke:
het gaat hier om
winstverdeeling,
waarbij niet slechts
de aandeelhouders als eigenaren der N.V., •maar ook
andere deelgerechtigden: in de winst optreden. Wan-
neer men dan ook spreekt van het dragen van lasten
door de N.V., idan w’il ik onder N.V. hier verstaan:
allen, die tot het deden in de -winst van de N.V. ge-
rechtigd zijn, en wel op de wijze, waarop ze tot het
deden in die winst zijn gerechtigd. Dit alles echter is
hier van secundair ‘belang geworden, omdat naar mijne
meening de N.V., die tot het afwentelen van de
tantièmehelating
verplicht
is, tot ‘het afwentelen
van de dividend’belasti’ng, zooals haar dat ‘het billijkst
voorkomt,
gerechtigd
blijft.” En terecht ook vraagt
Mr. van Gun in zijn repliek in de E.S.B. van 2 Juli
1919: ,,De grondbelasting van een gebouw van een ven-
nootschap komt tea laste van de eigenares, ‘d.i. van
de vennootschap; moet dus ook de gron’dbelas’ting
alleen door de aandeelhouders worden betaald? Mij
dunkt – gaat Mr. van Gijn voort – die ‘belasting
vermindert ook de winst en wordt daardoor gedragen
door allen, die in de winst deelen; vrijstelling van
de belasting ‘zoude zoowel voor aandeelhouders als
voor tantièmisten een iets hoogere uitkeering moge-lijk maken. Zou Prof. Molengraaff een winstverdee-
ling willen maken, krachtens welke de tantièmisten
van heffing of vrijstelling van grondbelasting niets
zouden merken, doch alleen ‘de aandeelhouders daarbij
belang hebben; en ook zoo met de personeele belas-
ting?” )
Voorts heeft Prof. Molengraaff, bij de berekening
van de belasting over de wins’tbewijzen, artikel 10,
lid 1, en bij de berekening van de ten laste van ‘direc-
tie en commissarissen komende tantièmebelasting,
artikel 7 van de wet van den hiden Januari 1918
(Stastsblad no.
4)
voor’bijgezien. Ten slotte verzuim-
de de hooggeleerde schrijver – gelijk cie heer Oroin terecht opmerkte, een scherp onderscheid te maken
tusschen het primaire dividend en het superdividend.
,,Het primaire dividend” –
aldus de heer Oroin –
,,is •eene uitkeering, waarop de aandeelhouders, v66r
eenige andere win’stuitkeening geschiedt, statutair
recht hebben. Zij hcbben hierop
ten volle
recht, zoo-
dat de N.V. te zorgen heeft, dat dit dividend hun
onverkort wordt uitbetaald.
Hieruit volgt vanzelf, dat
direct met het bedrag voor dit primaire dividend,
ook het bedrag voor de daarovèr verschuldigde belas-
ting moet worden af gezonderd van de winst.”
Anders
kan het gevolg zijn dat, in strijd metde statuten, aan
de overige deelgerechtigden in de winst eene uitkee-
ring geschiedt, terwijl de aandeelhouders nog geen vijf pOt. hebben ontvangen. 0p dit ‘bezwaar wijzen
de mij door de Redactie der E.S.B. ‘ter in2a’ge ver-
schafte ingezonden stukken van de heeren Mr. Al.
Moens en J. W. Scholten en doelt waarschijnlijk ook
het slot van de repliek van Prof. van Gijn.
2)
Afgezien van vorengen.oemde fouten is o.i. de be-
cijfering van Prof. Molengraaff slechts é,én der vele
mogelijke
becijferingen,
niet de eenig mogelijke be-
cijfering.
Resumeeren’de, zijn wij van oordeel, dat noch het
stelsel Treub, noch het stelsel Van Gijn, noch het stelsel Molengraaff, doch enkel het onder 3
1
.
ge-
noemde stelsel overeenkomstig de wet is. Behoudens
de bepaling van artikel 11, lid 3, der wet op de divi-
dend- en tantièmebelasting, achten wij de Naamlooze
In zijne dupliek ‘beroept Prof. Molengraaff zich er op,
,,dat de grondbelasting en de personeele belasting heffingen
zijn van een geheel anderen aard dan de di’videndbelasting.
])e eerste moeten worden betaald onverschillig of er al dan
niet winst is; maken ‘deel uit van •de onkosten van het
bedrijf, na betaling waarvan eerst zal blijken of er winst is.
De •dividendbelasting daarentegen…, behoort niet tot de
onkosten
van
het bedrijf, maar is eene belasting van de
uitdeelingen, een last drukkende op hen, die de uitdeelin-
gen genieten.” Dit betoog geeft o.i. implicite toe, dat ook
de wetten op ‘de ‘grond- en de personeele belasting
niet
het
standpunt innemen, dat de vennootschap identiek is met
de aandeelhouders. Van belang is voorts, dat Prof. Molen-
graaff aan het slot zijner dupliek uitdrukkelijk de meening
van Mr. Fruin ten aanzien der peferente aancieelen als
juist erkent.
De heer C. Louisse, accountant, verdedigt in het
Ochtendblad van het ,,Handelsblad” van
9 Juli 1919
de
zienswijze, dat cle statuten met de toekenning van het
primaire idividenid niet beongen een toekenning vrij van belasting. Hieruit zou volgen, dat de N.V. niet enkel vol-gens de wet, maar ook volgens ‘de statuten bevoegd is de
.dividendbelasting ook ten laste van de preferente aandeel-
houders te brengen.
668
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 Juli 1919
Vennootschappen wettelijk volkomen vrij te beslissen
te wiens laste zij ‘de belasting willen ‘brengen.
Het onder
30•
genoemde stelsel heeft – evenals
trouwens de stelsels Van Gijn en Molengraaff – tot
gevolg, dat •over het bedrag aan uitgekeerd tantième
en salaris een hooger ‘belasting-percentage wordt ge-
heven, dan over het bedrag aan uitgekeerd dividend.
Tegen deze consequentie van artikel 11, lid 3, ‘is de
,,Nieuwe Fina’ncier en Kapitalist” in de hoofdarti-
kelen van 23 Mei 191.9, 2 J01’i 1919 en in con artikel
van 11 Juli 1919 opgekomen.
In zijne bespreking van het stelsel Van Gijn zegt
het ‘blad’: ,,Ook ‘de ‘berekende tantièmes zijn onnauw-
keurig. Beschikbaar is voor de ta’ntièmi’sten f27.480,90
en de heer V. G. kent hun
f
25.282,43 toe, terwijl dan
voor belasting overblijft het verschil ad
f
2.198,47.
Er is evenwel slechts 8 pOt. van
f
25.282,43 =
f
2.022,59 belasting verschuldigd. Indien de heer
V. G. het bruto bedrag door 108 had ‘gedeeld, zou hij
een (altijd in zijn ‘stelsel) juiste uitkomst hebben ver-kregen van de uitkeerbaro tantièmes, t.w.
f
25.445,28
(in het nr’tikel staat ten onrechte
f
25.455,28). Dc
belasting ad 8
pOt:
maakt ‘daarvan uit
f
2.035,82 en
de beide ‘bedragen samen vormen het ‘bruto beschik-
bare ad
f
27.480,90″ en in
zijne
‘bespreking van het
artikel van den ‘heer Oroin: ,,Er is één punt, ten
aanzien waarvan ‘de opvatting van den heer Oroin
geheel tegenovergestel’d is aan ‘de ‘onze, iii. ‘of ‘de be-
lasting der tantièmes over het bruto bedrag moet
worden geheven ‘dan wel over het netto-bedzag.
De opvatting van den heer Oroin is klaarblijkelijk
die van de belastng-administra’tie en ook de minister
van financiën blijkt die te deelen. In weerwil daarvan
meenen wij toch in ‘de wet, zelfs al zou ‘de bedoeling
een andere zijn geweest, steunpun’ten
‘
voor onze opvat-
ting te vinden. In art. 1 wordt bepaald, da’t ‘de belas-
ting wordt geheven van ‘de uitdeelingen der naam-
boze vennootschappen enz.. Artikel 2 geeft nu nader
de omsehrjving van hetgeen men ‘onder het ‘begrip
uitdeeli.ng heèf t te verstaan. . . . De wet somt hier in
één adem op ‘alle categorieë.n, aan wie uitdeelinge’n
kunnen worden gedaan en volgens art. 1 zijn deze uit-
deelingen belastbaar. Zij stelt deze categorieën ‘dus op
één lijn en wij kunnen geen reden bedenken, waarom
ééne daarvan verschillend zoude mogen worden be-
handeld. Wat noemt men nu een uibdeelin doenl Wij
weten daarvoor geen andere verklaring ‘dan: ,,beta-len”…. De belasting ‘wordt geheven
van de vewaoot-
schap
over he’tgeen de houders van aandeelen, winst-
bewijzen e.’d. werkelijk ‘ontvangen. In al deze ‘gevallen
is de ‘belasting ‘dus ‘berekend over de sommen, welke
debetrekkenen werkeijjk in handen krijgen. Slechts
bij de tantièmi’sten maken de ‘bela’stinga’dministratie
en de minister een uitzondering en wordt aan het
begrip uitdeeling een andere ‘beteekenis gehecht dan
in ‘de overige ‘gevallen, ofschoon de wet blijkens het
aangehaalde ‘art. 2 alle ui’tdeelingen ‘op één lijn stelt.
Alleen geven wij toe, ‘dat or twijfel kan rjmn aan ‘de juistheid onzer opvatting in verband met de bewoor-
dingen van art. S…. Hier wordt…. gezegd, ‘dat
het
aandeel in de winst
aan de ‘belasting ‘onderwor-
pen is. Het ware dan ook wel gewonscht, ‘dat dooi
overeenstemmen’de redactie in ‘de verschilie’n’de arti-
kelen iedere twijfel wordt opgeheven.”
De ‘heer Petter ‘stelt zidh ‘in zijn, ons door cle redactie
dor E.S.B. ter inzage verschaf:t, i’:n,gezonrden stuk oji
hetzelfde standpunt; alleen is ‘hij op grond van arti-
kel 7 der wet op de dividend- en tantièmebelasting
van oordeel, dat ten ‘aanzien van de salarissen de
belasting ‘over het bruto-bedrag ‘dus inclusief de be-
lasting moet worden berekend. Hij ‘betreurt op ‘grond
van den tekst der wet niet eene meer eenvou’dige be-
lastingberekening te kunnen aanvaarden, die z.i.
zeker in de bedoeling heeft gelegen.
Het gewicht van deze bezwaren vaJt niet ‘te ont-
kennen. Niettemin zijn wij ,van oordeel, dat zobwel op historische gronden als met het oog ‘op den tekst
der wet het systeem van de belasting-administrtie
wel verdedigbaar is. De wet op de dividend- en tan-
tièmebelasting ‘is bedoeld als eene zakelijke belasting
der uitdeelingen, ter vervanging van de vroegere be-
la’sting der Naamlooze Vennootschappen. Met dat
doel ‘zou eene toepassing ‘der wet overeenkomstig het
stelsel Treub ongetwijfeld h’et mees’t overeenstemmen.
Waar echter dit stelsel in artikel 11, lid 3, der wet
uitdrukkelijk voor de tantièmebelasting is vastgelegd,
moet a contrarie worden aangenomen, dat het voo’r de
dividen’dbelas’ting niet geldt. ‘Aldus is waarschijnlijk
de gedachtengang der belasting-administrât’ie.
1)
Uit het bovenstaande blijkt voldoende, dat uitleg-
ging en practijk der wet op de dividend- en tantième-
belasting tot groote moeilijkheden heeft aanleiding
gegeven. De oorzaak ‘dier ‘moeilijkheden is ongetwij-
feld voornamelijk de dwingende bepaling van artikel
ii,, lid 3, der wet. Het aantal lasliige pu’zzles en inge-
wikkelde ‘berekeningen door die bepaling – ‘vooral bij
de toepassing van de artikelen 3
en
27 vig, der wet –
in het leven ‘ge
-roepen, is zoo groot, dat•bij een even-
tueele herziening schrapping aanbeveling zal verdie-
nen. De klaarblijkeljke en ernstige n’a,deelen der be-
paling overtreffen toch o.i. verre de geringe slechts
schijn’bare voordeelen. Artikel 11, lid 3, •beoogt te ver-
hinderen, ‘dat de tantièmebelasting op de aandeelhou-
ders, die gelijk bekend is, in ‘den regel zich zeer pas-
sief betoonen tegenover de besturen der Naambooze
Vennootschappen, worde afgewenteld. Zonder wets-
ontduiking zal deze afwenteling thans slechts ‘kun-
nen geschieden ‘door een,
‘bij
besluit van ‘de algemeene
vergadering van aandeelhouders, uitdrukkelijk goed-
gekeurde verh’oogi’ng van het bruto-tan’tièmebedrag,
waartoe wel niet zoo licht ‘zal worden overgegaan. Hoe
nu, .indien in strijd met de wet eene afwenteling heeft
plaats gevonden, ‘hetgeen volgens de redactie van de
,,Nieuwe Financier en Kapitalist” (zie hoofdartikel
in het blad van 23 Mei 1919) nog wel eens geschiedt? In ‘de eerste plaats volgt uit het beginsel van ‘de lijde-
lij’kheid ‘van den rechter dat deze, indien niet gea-
dieerd, de voorgeschreven nietighe’id niet zal ‘kunnen
verwezenlijken. Vandaar dat, wanneer alle aandeel-
houders het eens zijn, zij de belasting ten laste van de
Naa’mlooze Vennootschap kunnen brengen. En ook,
nadat de rechter er in is ‘betrokken, zullen zich bij
‘de toepassing van het artikel vele twistvragen kunnen
voordoen.
01)
blz. 84 vig. van zijne di’ssertatie ,,De
leer der nuflit,eiten in liet ‘burgerlijk recht”, verdedigt
Mr. J. A. van Harnel de zeer houdbare leer, dat dc
dooi den wetgever in onderscheidene hoofdstukken
van het burgerlijk wetboek ingelaschte nietigheids-
bepalingen concrete beoordeeling eisehen naar gelang
van het beschermde belang. Waar nu de wetgever in
gebreke is gebleven het beschermd belang nader aan te duiden, tast men ook omtrent de draa’gwij.dte ‘dci
nieti.ghei’d vrijwel in het duister. Zal terugv’or’dering
van het te veel aan tantièmisten uitgekeerde nog
kunnen plaats vinden, wanneer ‘de rekening van het
betrokken jaar,
zij
‘het dan ook in strijd met wet of
statuten, mocht zijn goedgekeurd? Het spreekt van-
zelf, dat feitelijk geene teru’gvorder’ing zal plaats vin-
den, wanneer noch een eventueel ‘ opgetreden nieuw
bestuur, noch een aandeelhouder de actie ‘daartoe wen-
schcn in te stellen. Voorts zij opgemerkt, dat het, de
iure constituto – ‘zie de Memorie van Toelichting
tot wijziging en aanvulling van de bepalingen in het
Wetboek van Koophandel omtrent de naamlooze ven-
1)
Naar. aanleiding van de opmerkiigen van ,,De Nieuwe
:Fi’nancier en Kapitalist” in het hoofdar’tikel van
2 Juli
1919
betoogt de heer Oroin uitvoerig, met een beroep o.a.
op cle artikelen
10
en
27
vig. der wet op de dividend- en
tantièmebelasting, ,,dat de wet alle cle in art.
2
genoemde
categorieën
niet op één
lijn stelt en dat de wt zeil op som-
mige plaatsen een verschillende behandeling van divi’den-
den en ta’ntièmes
voorschrijft.
De redaot{e van ,,De Nieuwe
Fi’nancier en Kapitalist” handhaafde haar standpunt in
een artikel d.d. ii Juli
1919.
16 Juli 1919
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
nootschap van koophandel en van daarmede samen-
hangende artikelen in dat wetboek en in het Wet-
boek van Strafrecht ad artikel 50c (Kamerstukken 1909-1910, 217, 1blz. 48) – twijfelachtig is ,,of de
individueele aandeelhouder ooit bevoegd is tegen be-
stuurders eener naamlooze vennootschap ter zake van
hun beheer eene vordering tot schadevergoeding in te
stellen en of niet veeleer die aansprakelijkheid •der
bestuurders alleen jegens de vennootschap zelve be-
staat.” Afgezien daarvan is het naar geldend recht
een twistvraa’g of ,,het vorderingsrecht van den bij-
zonderen aandeelhouder geacht moet worden een einde
te hebben genomen, zoodra de algemeene vergadering
den bestuurders décharge heeft verleend wegens hun
beher gedurende het tijdvak, waarop de in te stellen
rechtsvordering betrekking heeft” (zie voormelde
memorie van toelichting ad art. 50 d. ‘t.a.p. ‘blz. 49).
In dit verband zij nog verwezen naar een artikel
van Prof. Striycken in het Reehtsgeleerd Magazijn,
28e jaargang 1909, blz. 306 v. en 327 v. en naar
Molengraaff, Leidraad, 2e druk, blz. 163, alwaar ook
jurisprudentie wordt vermeld. Een voor:beeid der
jurisprudentie van meer recenten datum en moderner
richting is een vonnis van de Rechtbank te Rotter-
dam van 20 Februari 1911, Weekblad no. 9183, waar
–
bij eene actie van individueele aandeelhouders tegen
een formeel overeenkomstig de statuten genomen
liquidatiebesluit werd toegewezen, omdat dit besluit
liet door wet en statuten aangenomen beginsel, dat
alle aandeelen een gelijk recht hebben
01)
een even-
redig deel van de bezittingen der naamlooze vennoot-
schap, geschonden had en mitsdien met al de gevol-gen daarvan moest worden nietig verklaard. Bedrie-
gen wij ons niet, dan staat dit vonnis nog vrijwel
alleen en is er goede grond voor de meening, dat,, in
zake ongeoorloof’de toekenning van vergoeding voor
tantièmebelas’ting aan bestuurders, de actie van den
den individueelen aandeelhouder vanwege de groots
moeilijkheden en kosten en het gering practisch be-
lang wel steeds zal uitblijven.
Ten slotte zij opgemerkt, dat het doel van artikel 1.1.,
lid 3, de aandeelhouders tegen de gevolgen van hunne
eigene ‘te groote passiviteit te beshcrmen, een zoo
ernstige inbru’k op het grondbeginsel van ons con-
tractenrecht ,,pacta sunt servan’da” niet rechtvaardigt,
terwijl oene dergelij1e
– bepaling in geen geval in eene
belastingwet thuis behoort.
Weegt men het pro en contra ten opzichte van arti-
kel 11, lid 3, der wet van den ilden Januari 1918
(Staatsblad no. 4), dan is het o.i. niet twijfelachtig,
dat het oordeel ten gunste van de schrapping moet
luiden.
Naast schrapping van artikel 11, lid 3, zou een
eventueele herziening der weit van den liden Januari
1918 (Staatsbiad no. 4) o.i. een zoo duidelijk en con-
sequent mogelijk vaatleggen van het stelsel Treub in de wet moeten beoogen. De uitdeelingein waren dan
vast ‘te stellen, alsof er geen belasting bestond, over
het bedrag
dier uitdeelingen
zou de belasting dienen
te worden berekend, terwijl ten slotte de Naamlooze
cnnootschap – behoudens de statuten en de beslui-
ten van de algemeene vergadering van aandeelhouders
– ten aanzien van de winstvecdeeling geheel vrij zou
moeten blijven.
Mr. A.
SPAiJER.
Den Haag, 5 Juli 1919.
MIJNBOUW IN INDIE EN STAATS
–
EXPLOITATIE.’)
Wanneer wij nagaan, welk aandeel in de uit den
mijnbouw voortvloeiende directe baten aan het Gou-
vernement van Nederlandsch-Indië is ton koode ge-
komen, dan blijkt dit te zijn een zeer belangrijk aan-
deel in de w’inst uit den tinmijnbouw en do winst –
voor zoover aanwezig – uit den kolenmijnbouw. Van
de baten uit de petroleumnijverheid en uit de rendee-
*) Vervolg van pag.
649.
rende edelmetaalhed rijven genoot het Gouvernement
slecht§ een volkomen onbeteekenend gedeelte in den
vorm van eijns en concessierecht, waarvan de inning
bovendien door de bepalingen der nog steeds gehand-
haafde mijnordonnantie regelmatig op moeilijkheden
stuit.
Het baanbreken der ethische politiek, in verband met de steeds toenemende behoeften der schatkist,
voerde tot de
zienswijze,
dat een grooter deel van de
directe baten uit dein Indischen mijnbouw aan den
Staat behoort toe te vallen. Wanneer men zich een-
maal op ethisch standpunt stelt – en te dien opzichte
bestaat zoo oppervlakkig gezien roerende eensgezind-
hei,d bij alle politieke partijen hier te lande – kan
men togen deze stelling op zichzelf moeilijk bezwaar
maken. De strijd, clie weldra ontatond, liep dan ook
niet over de stelling zelve, doch over den aard der middelen, die het meest geschikt moesten worden
geacht om het gestelde doel te verwezenlijken. De
stelling zelve past echter allerminst in het kader van
de Indische Mijnwet van 1899, ‘die in hoofdzaak ten
doel had zooveel mogelijk den particulieren mijnbouw
te bevorderen. Deze met zooveel moeite tot stand geko-
men wet was dientengevolge reeds verouderd, toen zij
door het eindelijk gereedkomen der Mijnordonn.antie
op 1 Mei 1907 in werking kon treden.
Met ingang van 1 Januari 1908 werd de Regee-
iingsbemoeienis met den mijnbouw vereenigd binnen
het nieuw opgerichte Departement van Gouverne-
mentsbedrijven. Aan dit met een ganschelijk ander
doel opgericht Departement viel de weinig benijdens-
waardige taak ten deel, richting te geven aan de in
vloeiing zijnde denkbeelden omtrent de manier, waar-
op de Indische bodemschatten ten bate van het volk
van Nederlandsch-Indië moesten worden geëxploi-
teerd.
1)
Voor deze taak was het Departement noch in-
gericht, noch geschikt en het is er dan ook niet in
geslaagd haar te vervullen. Na de critiek, op gestie en
inrichting van het Departement uitgeoefend
bij
de
beide laatste Indische begrootingen, respecbievelijk
door de Kamerleden IJzerman met zijne medestan-
ders en door de leden Dresselhuys en Van ‘der Waer-
den, heeft men, gezien vooral ‘de instemming, die
deze laatsten ontmoetten bij den Minister van Kolo-
niën, het recht te verwachten, dat binnen zeer kor-
ten tijd de Staatsbemoeienis met den
mijnbouw
in
Indië gereorganiseerd zal worden op een zoodanige.
wijze, dat zij haar taak naar behooren zal kunnen
vervullen.
Mag men dus in de toekomst op verbetering hopen,
voorshands heeft het streven om den Staat grooter
aandeel te bezorgen in de ‘directe baten uit den mijn-
bouw als eenig resultaat gehad, dat sinds jaar en
dag de verdere ontwikkeling van den Indischen mijn-
bouw volledig is stopgezet.
Ten deze is ‘het Departement van G. B. niet de
eenige sehulaige. Het vaststellen van de hoofdlijnen
der mijnbouwpolitiek is ten slotte niet de taak van
een Departement, doch die van de Staten-Generaal en
het gemis aan goede voorlichting van Regeerings-
wege, waarover terecht, doch zonder succes, door de
Tweede Kamer werd geklaagd, ontheft haar niet van
de verplichting ‘deze taak te vervullen. De Tweede K:amer sprak zich wel uit voor Staatsexploitatie in
Djambi,
2)
doch verwierp vervolgens de motie-IJzer-
man, die hetzelfde beoogde voor Billiton na 1927, ter-
wijl zoo ergens, ‘dan ‘toch zeker déér Staatsexploitatie
aangewezen is. Bij deze wetsontwerpen en ook bij de
begrootingsdiscussies kwam wel telkens de algemeene
mijnbouwpolitiek ter sprake, zij beïnvloedde natuurlijk
in hooge mate de gevallen ‘beslissingen, doch tot een
vruchtbaar debat kwam het niet, vooral ook doordat
hiertoe de vorige Minister niet medewerkte. Een prin-
cipieel debat ware op zijn plaats geweest
bij
de be-
[Vergelijk
,,Het
Mijnwezeu in Ned.-Indië”, pag.
67,
jaarg.
1918. –
Recl.J
[Zie pag.
325,
jaarg.
1918.
– Red.]
670
.
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN.
16 Juli 1919
handeling ‘der jongste Mijnwetswijziging in 1918. Op
g’rond van de gewissel’de stukken, waarin de vrijwel
unaniem afkeu*eiide critiek uit de deskundige pers
weerklank vond, had men een drgelj’ke ‘discussie ook
zeker , mogen verwachten. De wijziging werd echter
zonder debat door de Tweede Kamer ‘aangenomen,’
welk voorbeeld door de Eerste Ka
mer
werd gevolgd,
nadat een door den zonderlin’gen gang van zaken ten
zeerste gemotiveerd voorstel van ‘den oud-Ministér
Oremer, om het ontwerp van de agenda. af
te voeren, met twee stemmen meer’derhei’d was verworpen. De
KameT liet zich daarbij voornamelijk leiden door de
tot heden ijdel gebleven verwachting, dat het aanne-
men van de Wet het verleenen van opsporin’g.svergun-
ningen direct weder op gang zou brenrgen, zooais ook
door den vorigen Minister werd toegezegd.
Het re’sultaat van dit niet-‘fixeeren der Mijnbouw-.
politiek ‘is, .dat sit,raks opnieuw de Staten-Generaal
geroepen zullen zijn besluiten te nemen over verschil-
leiïde nauw met de algemeene mijubouwpolitiek
samenhangende, doch dan geheel zelfstandig te be-
handelen vraagstukken, zonder dat de algemeene lijn,
waarin’ de beslissingen dan toch moeten passen, is
aangegeven. Zulks gescihi’edde reeds met het wetsont-
werp inzake aankoop der Lematanconeessies
1)
Djambi
en Billiton zullen binnen korten tijd moeten volgen.
Het komt ons voor, dat op deTe manier bezwaarlijk
tevredenstellende resultaten verivacht kunnen worden.
En dit’ nog te minder, omdat zoowel uit de debatten en
de gewisselde stukken in de Kamer als uit de talrijke
publicaties en de behandeling van dit vraagstuk
‘elders blijkt, dat in den gedachtengang van velen de
econmische en dus meer belangrijke zijde tegenover
do fiscale geheel naar den achtergrond is geschoven,
terwijl men nog bovendien bij het voorna’meljk . uit
fiscaal oogpunt stelling nemen, veelal blind bleef voor
de gegevens der practiik. .
Uit de uitkomsten van den goud-zilver-mijnbouw in
onze ko’loniën, die juist met dit doel iets uitvoeriger
zijn behndeld, blijkt duidelijk, dat tegenover enkele
en nog niet altijd .groote successen een buitengemeen
talrijk aantal mi.s’lukkingen staat. Hoewel déze mijn-
bouw op meer deskundige manier ha’d kunnen zijn
voorbereid en aangevat, waardoor althans de débâcles
in het groot hadden kunnen zijn voorkomen, geldt ook
voor’ andere landen bij er’tsgangmijnbouw, dat een
groot aantal gangen met, belangrijke kosten wordt
geëxploreer.d voor iedere met ;voordeel exp’loitabele
afzetting, die gevonden wordt, waarbij dit êéue succes
lang niet altijd zoodanig is, dat de kosten der mis-
lukkingen worden. goedgemaak’t. Het wordt hoog tijd,
dat theoretici hetzij deze stelling accepteeren en bij
het vaststellen hunner principes er rekening mede’
houden, dan wel met cijfers de onjuistheid er van aan-•
toon.en. De voortgang der wetenschap en deskundige
leiding zullen de kansen op verlies ‘kunnen .beperken
doch momenteel heeft men er zich bij neer te leggen,
dat de ertsgangexploratie is een loterij met weinig
prijzen en veel nieten, waarbij de winkans, zooa]s ‘ook
uit de Indische ondervinding iblijkt, vooral niet beter.,
is dan b.v. in onze Staatsioterij. Nu zal het nemen
van een enkel lot daanin, ondanks den gretigen aftrek,
dien deze loten vinden, wel ‘door niemand beschouwd
worden als eeu ‘gezonde eldbelegging, doch alleen een
dwaas ‘zou er toe kunnen, komen om, ten einde zich te’
verzekeren van de gezamenlj.ke winkansen, over te
gaan tot aankoop van alle loten. En ‘met bescheiden-
liei’d zij opgemerkt, ‘dat zij, die met het doél dec
Staat een grooter aandeel in de dir’ecte baten ui.t don
mijnbouw ‘te bezorgen, S’taatsexpl’oitatie, ‘dus •ook -eploratie, van alle minerale rijkdommen voorstâan,
niet verstandiger handelen, dan bedoelde dwaas. Met
dan door hen voorgestanen maatregel wordt ‘liet ge-
stelde ‘doel ‘geheel voorbijgeschôtên.
Wordt de grootte der uit den mijnbouw di rect voort-
vloeiende baten dikwerf nog te hoog aangeslagen, het
omgekeerde is het geval met de indirecte voordeelen,
welke de mijnindustrie medchrengt. Van deskundige
zijde is er herhaaldelijk – zij het dan ook zonder eenig
succes – op gewezen, dat ‘deze laatste voordeele’n
verreweg de belangrijkste zijn. Deze indirecte voor-
deelen zijn van den meest uiteenloopenden aard en
beperkeli zich alleiminst tot ‘ai’beid’sloon en cijns; de
groote moeilijkheid is echter, dat zij er zich niet toe
leenen om onder cijfers te worden gebracht, terwijl
het altijd lastig zijn zal, waar uit den aard der zaak
in den iegel meerdere bronnen van bestaan gelijk-
tijdig aanwezig zijn, vast te stellen, welk aan’deel in
den vooruitgang van een streek op rekening van den
mijnbouw mag wdrden gesteld.
Het toeval wil nu echter, dat
wij
in Indië een eiland
hebben, nl. Billiton, dat zijn ontwikkeling uitsluitend en alleen aan mijnbouw dankt en dat aangaande deze
ontwikkeling kort geleden door een der adm•inis’tra-
teurs ‘der Billiton Mij., den oud-zeeofficièr J. 0. Mol-
lema, een werkje is gepubliceerd, ‘dat zeer belangrijke
gegevens bevat.
1
) In dat werkje Wordt door M’ollema een
parallel getrokken tusscihen Bill.iton en Natoena, beide
omstreeks 1850 niet anders dan zeerooversnesten, die
‘beide heetten tin te bevatten. Op het eene, Billiton,
ontstond mijnbouw. Het is een bloeien’d gewest ge-
worden met een welvarende Inlandsche bevolking,
welke steeg van 1,0.884 zielen in 1856 tot 39.483 in
1906. Niet minder dan 190 Europeanen, waaronder
een groot percentage Ludo-Europeanen, v’i.nden ‘daar
met hunne gezinnen een goed bestaan. Direct .bij dec
mijnbouw betrokken zijn ongeveer 17.000 Chi.neezeii,
die gezamenlijk per jaar aan arbeidsloon ongeveer
f
5.000.000 genieten waarvan slechts ‘5 pOt. jaarlijks
door repitrieerende ‘mijnwerkers als spaageid wordt
medegenomen. Het s’terftepercchtage onder deze mijn-
werkersbevolking bedroeg over de laatste 10 jaren
gemiddeld slechts 0,95 pOt. Op het andere eiland,
Natoe,na, gebeurde niets.
Bij
een bezoek, dat Moll’ema
in 1906 aan dit eiland bracht, was Natoena nog altijd
het Natoena van 1850, zij het zonder zeeroovers’. Euro-
peanen waren er evenmin als medische hulp en een
kampong bleek kort te voren door één enkele malaria-epidemie vöor één derde uitgestorven:
Het werk van Mollema beat echter nog andere be-
langwekkende cijfers nl. die, welke weliswaar n.iët
betrekking hebben op de indirecte vbordeeien zelf, die
de ophloei van den mijnbouw medebracht, doch op de
belastingen, .door het Rijk als het ware van eenige van
die indirecte voordeelen geheven, wier bedra’g dus
slechts een.flauw beeld kan geven van deze voordeelen
zelf.
Er blijkt nu, dat de opbrengst van vendusalaris, uit-.
en. invoerrechten en accijnzen, pachten en belastingen
over het tijdvak 1864-1916, hoewel verschillende van
deze middelen lang niet ovër dat’geheele tijdvak vloei-
den, niet minder heeft opgebracht dan haast 27 mil-
heen gulden. Wij zagen, dat over, dat tijdvak de aan-
deelhoud’ers dr Billiton Maatschappij pl.m .75 mii-
hioen verdeelden, representeerénd pl.m. 87i’ pOt.
‘s jaars op ‘de aandeelen. De z000ven ‘genoemde Staats-
inkomsten alleen representeeren o’ver ‘het geheele be-
schouwde tijdvak dus niet minder dan’ jaarlijks ruicn
30 pOt. over het in den mijnbouw werkzame. kapitaal.
Zij overtroffen zeer be]angrijk het totaal ‘der directe
baten uit den ‘geheelen Indisohon edelmetaalmijn-
bouw.
Nu ‘zijn – en h.ieroj kan, niet voldoende de hadruk
worden gelegd -‘ deze inkomsten in het algemeen
de indirecte voordeelen, uit mijnbouw voortvloeiende,
volkomen onafhankelijk.. van de financieele resultateo
van het mijnbou%vbedrijf zelf, zoo]ang deze tenminste
zoodanig ‘zijn, dat het, bedrijf in stand blijft. Dit van-
zelf sprekende feit blijkt ook uit de cijfers van Mol-
lema. In 1912—’13 verdeelden aandeelhouders der
B’illiton Maatschappij
1′
1.044.000. De opbrengst der
1)
[Besproken op pzg.
939,
‘jaargaag
1918;
zie
ook-,,De’
Billiton-Concessie” op pag.
826,
jaar.gang
1917. –
Red.l’
1)
[Zie
pag.’
1111,
jaarg.
1918. –
Bed.]
16 Juli
1919
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
671
belastingen was
f 1.045.765.
In
1913—’14
genoten
aandeelhouders slechts
f 434.000,
doch de belastingen
brachten
f 1.095.954
in kas.
Wanneer men hie]ibij nog bedenkt, dat de tinmiju-
bouw niet, zooals met kolen- en ijzerertsmijn’bouw het
geval is, aanleiding geeft tot het ontstaan van nieuwe
grootiudustrie, ‘zoodat de aan die takken van mijn-
bouw verbonden indirecte voordeelen nog belangrijk
grooter kunnen rijn en men in de herinnering houdt,
dat toch ook de tot heden slechts verlies latende edel-
metaalmijubouw analoge rvoor’deelen en daaruit voort-
vloeiende Staatsinkomsten heeft moeten medebrengen,
dan voert een critische beschouwing der feiten en
cijfers toch tot de conclusie, dat de indirecte voor-
doelen, d.ie land en bevolking genieten uit opbloei van
de mijnindustrie, buiten verhouding van meer belang zijn, dan de directe baten zelf en het aandeel, dat den
Staat daarvan toekomt.
Wanneer men deze conclusie accepteert, is het dui-
delijk, dat – ôôk wanneer men rich op het m.i. alleen
juiste standpunt stelt, dat de minerale rijkdommen
an Indië moeten worden geëxploiteerd ten bate van
de bevolking zelf – de éérste taak der Regeer.ing
moet zijn, op welke manier dan ook, het ontst5an van
mijnbouw te bevorderen en tevens, dat de in de
laatste jaren gevolgde reserveeringspolitiek alleen
kortweg slecht kan worden genoemd.
Dcze conclusie voert echter niet onvermijdelijk
terug tot de wet van 1899. De stelling, .dat ook uit
de directe baten van den mijnbouw een grooter per-
centage den Staat behoort toe te vallen, blijft juist,
alleen mogen pogingen om dat doel te bereiken, nooit
beleinmerend werken op den opbloei van den mijn-
bouw. Waar op dien grond reserveering zonder directe
exploitatie moet worden uitgesloten, blijft de keus
tussehen Staa’tsexploitatie en zwaardere belasting van
den particulieren mijnbouw. Het denkbeeld Staa’tis-exploitatie is in den laatsten tijd steeds meer op ‘den
voorgrond gekomen. Door tegenstanders van deren
exploitatie-“orm wordt daartegen aangevoérd, 1dat de
Staat en rijne ambtenaren niet de gewenschte eigen-
schappen zouden hebben om mijnbouw naar behooren
winstgevend te drijven. Wanneer wij echter de feiten
nagaan, dan zien wij, dat het Bankaibedrijf in geenen
deele voor dat van Billiton behoeft onder te doen.
Het eenige op ‘den duur rendeerende, kolen’bedrijf is
dat van den Staat. Hoewel de niet door den oorlog
voldoende gemotiveerde stagnatie in het Benkoelen-
bedrijf te betreuren is, staat zeker vast, .dat de Staat
onmogelijk zulke slechte resultaten zal kunnen beha-
len als de particuliere goud-uilver-mijnbouw heeft
opgeleverd. Op petroleumgebi.ed heeft de Staat zich
iog niet bewogen, doch •het petroleumbedrijf zelf is in vergelijking met andere mijnbou.wbedrijven zeer
eenvoudig. Het laatste réduit der tegenstanders van
S.taa’tsexploitatie was ten slotte, dat weliswaar moest
worden toegegeven, dat de petroleumwinning dein
Staat mogelijk zou zijn, doch dat de verkoop der ge-
wonnen producten niet zou kunnen slagen. Men is er echter evenmin in geslaagd déze stelling door nadeie
toelichting aannemelijk to maken. De conclusie, waar-
toe ook Wellenstein in ,,Het Indische Mijnibouwvraag-
stuk” ‘komt,
1
) ‘
dat zonder schroom het aantal Staatsmijn-
bedrijven in Nederlandsch-In’dië kan worden uitge-
breid, indien financieele of economische overwegin-
gen dit wenschelijk maken, moet dan ook juist worden
geacht.
Het rai kunnen blijken, dat vooral in ‘den aanvang
de finanoieele resultaten van een Staatspe’broleumbe-
drijf achter blijven bij die, welke door de Koninklijke
verkregen worden. Door het beslag leggen op de verdere
Indische petroleu’mterreinen, legt men uit den aard
der raak n.iet tevens beslag op de sinds 30 jaren ver-
kregen onderviudiug en organisatie der genoemde
maatschappij. Doch waar slechts pl.m; 5 pOt. van de
netto winst ‘der Koninklijke ‘in den vorm van cijns de
t)
[Besproken op pag.
1118,
jaargaug
1918. –
Red.]
Staatskas bereikt, is er van uit een fiscaal oogpunt
reeds vooruitgang, ‘indien het Staatsbedrijf slechts
van de winstgevendheid toont van dat van zijn grooten concurrent. Indien men zich uitsluitend op
fiscaal standpunt stelt, zou echter wel aanlokkelijk
blijven een overeenkomst, zooals die, welke indertijd door de Tweede Kamer verworpen werd, waarbij een
zeer groot percentage van het bedrijfsoverscho’t –
50
pOt. of meer – door den Staat genoten wor’dt van
de exploitatie, die door de krachtige particuliere
maatschappij wordt gedreven.
Wij zien echter reeds nu, dat het vaststellen van den
cijn’s ‘ad slechts
4
pOt. van de ‘bruto-opbrengst voor
mijnbouwmaatschappijeu practisch nooit zonder moei-
lijkheden en verschil van meening geschiedt. Het is
daarom te verwachten, dat het heffen van een tien-
maal zoo groet ‘aandeel in ide ‘winst in ‘de practijk op
onoverkomelijke moeilijkheden zal stuiten, vooral waar
de distributie, die in het petroleu’mbedrijf de gioote
winst zou medebrengen, toevertrouwd is aan een ander
orgaan ‘der Koninklijke, ‘dan waarmede gecontracteerd
wordt. Met zekerheid kan men zeggen, dat het bedrag,
dat ‘de Staat als
50
pOt. van het bedrijfssald’o za’l
toucheeren, belangrijk zal
‘blijven
beneden
50
pOt. van
de werkelijke winst.
Doch ‘buitendien, ‘de tijd, dat men zich in mijnbouw-
zaken op uitsluitend fiscaal standpunt kon stellen, is voorbij. Algemeen wordt ingezien, ‘dat de Staat
niet onverschillig kabljven aangaande wat er ge-
schiedt met de uit een economisch oogpunt meest
belangrijke ‘grondstoffen: steenkolen, petroleum en
ijzerertsen. Het is dit inzicht, dat zich verzette tegen de verdere versterking van het productie-monopolie
der Bataafsche en ‘dat voerde tot het aannemen van
de motie-Albar(d’a vo(yr Staatsexploitatie’ in Djambi.
Deze motie had tot ‘heden geen effect. Het
ongeluk wilde, ‘dat gedurende de behandeling
‘van het Djambi-ontwerp een ander denkbeeki op
den voorgrond kwam, nl. dat van het gemengd be-
drijf. Het zou te ver voeren opnieuw – nadat dit ook
reeds door ‘Wellenstein en Plato
1)
is geschied – uit-
een te zetten, waarom het gemengd bedrijf, dat elders
zijn ‘sporen heeft verdiend, voor onzen In’dischen
mijnbouw ongeschikt moet worden geacht en waarom,
terwijl het doel was de voordeelen van Staats- en par-
ticuliere exploitatie te vereenigen, het resultaat zal
zijn, dat dit juist met de nadeelen het geval is. De
motie-De Meester met •h’et nieuwe Dj’ambi-ontwerp
als gevolg en de mobie-Boissevain inzake Billiton, toonen aan, dat men niet wist wat men wilde en de
moeilijkheid trachtte te ontzeilen door het kiezen
van een middenweg. In een ‘tijdperk, waarin men weet wat men wil – en’dit moeten wij nu – schijnt
voor dergelijke oplossingen geen plaats. De keuze ligt
dun alleen tueschen zuivere Staatsexploitatie en zui-vere particuliere exploitatie.
Uitsluitend pai’ticuliere exploitatie is uitgesloten,
omdat de Staat regelend moet kunnen optreden in
zake productie van steenkolen, petroleum en ijzer.
Uitsluitend Staa’tsexploitatie, gesteld zij ware uit-
voerbaar, is niet in het ‘belang van het land, reeds
niet ujt ecn fiscaal oogpunt. Staats- en particuliere
exploitatie moeten dus naast elkaar met, de meeste
kracht door den Staat worden bevorderd. Hot meest
werkzame middel daartoe is een wetenschappelijk, zij
het dan ook op ‘de pr’actijk georiënteerd, geologisch-
mijnbouwkun’dig londerzoek van den geheelen Archi-
pel. Het ter hand nemen van een dergelijk onderzoek
– door een ‘krachtigen tak van Staatsdienst in nauw
verband en onder gemeenschappelijke deskundige
leiding met de overige Staabsmijn’diensten – waarop
van de meest verschillende zijden wordt aangedron-
gen, mag niet ‘langer worden uitgesteld. Er zal dan
spoedig ‘blijken, dat de daarvoor uit te trekken gel-
den, zooals gewoonlijk het geval is met uitgaven voor
i) Praeadvies Vereeniging voor de Staathuishoudkunde en de Statistiek
1917.
672
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 Juli
1919
1
zbôgenaaihd zuiver wetenschappelijk werk, een zeer
loonend emploöi hebben gevonden.
S
Bij het fixeerèn van wat verder de taak van den
Staat zal zijn, is dè personeelsquaestje van overwe-
gend belang. De tegenwoordige organisatie van de
Staatsbemoeienis met den mijnbouw is zoo gebrekkig
en het bestaande tekort aan personeel is zoo groot,
dat niet met recht verwacht zal mogen worden, dat
de Staat naar behooren binnen korten tijd de ‘taak
zou kunnen vervullen, ‘die’ hem anders zou toegewe-
zen moeten worden. Wij hebben niet te rekenen met
het wenschelijke, doch met het mogelijke. De jongste
mij.nwetswij ziging, practisch neerkomen’d op een
Staatsexplora’tie-rnonopolie voor fossiele branidstffen,
is hiermede in strijd en houdt er geen rekening mede,
dat Indië meer gebaat is met particuliere ontginning
van een bepaald object
nu,
dan met Staatsontginning
over 30, 40, m!isschien 50 jaar. De beslissing in zake
de Lem’atangconcessies, geheel afgescheiden van de
mérites van het wetsontwerp en ook indien de exploi-
tatie-resultaten nog gunstiger zouden zij., dan door
de Memorie Van Toelichting wordt in uitzicht gesteld,
is te ‘betreuren, daar ‘het voor ‘de exploitatie n’oodi’ge
Staatspersoneel nuttiger elders kan worden gebruikt,
hetzij voor opsporing, hetzij voor petroleum-exploi-
tatie.
Naast het systematisch onderzoek van den gehee-
len Archipel, zal voorloopi.g de voornaamste taak van
den Staat moeten ‘bestaan in ‘heet zich .verschffen of.
behouden van zoo .mogelijk overwegenden -invloed op
het gebied ‘der kolen-, petroleum- en ijzerproduc’tiè.
T
a
t
de kolenproductie ‘betreft is de positie van den
Staat reeds overheerschend. Waar bovendien de kolen-
mijnbouw zich niet onderscheidt ‘door winstgevendheid,
schijnt er niet de minste aanleiding te zijn om den
Staatskolenmijnbouw voorloopig verder uit ‘te brei-
den en is aanmoediging van particulier initiatief
meer op haar- plaats, dan het terugkoopen van con-
cessies. Wat het ijzer betreft zijn de voorl’oopig meest
belangrijke ijzerertsvelden, idie. van Oelebes, in Staats-
handen en is er alle aanleiding om aldaar een Staats-
bedrijf te vestigen, ‘dat den gewenschten invloed ver-
zek’ert. Voor h’et verkrijgen van een overwegen’den in-
vloed op het ge’bied der petroleumproductie schijnt
‘het te laat, alhoewel aangaande den rijkdom der
Djabivel’den niets met zekerhei’d bekend is. Toch
zal van het aldaar vestigen van een Staatsbedrijf een
belangrijke invloed ten goede uit kunnen gaan. Ten
einde dit te stichten, St’aatsoliebedrijf ook levenskans
in de toekomst te verschaffen, zal het winscheljk
zijn, in verband met het bestaande productie-mono-
polie, om ‘gebruik te maken van het an’ders af te keu-
ren reserveeringsprincipe en buiten Djam’bi een ver-
der – doch spoedigst nauwkeurig te begrenzen –
areaal voor Staatsexploitatie aan te wijzen. Wat Billi-
ton betreft vormt, waar ‘deze maatschappij reeds be_
schikt over deskundig personeel, ‘dat in Staatsdienst
kan overgaan, het personeelsgebrek geen bezwaar om
dit ‘bedrijf na 1927 met het Bankabedrijf te vereeni-
gen. De ontginni’tg van het in de kustwateren ver-
moedelijk aanwezige tiner’ts, sluit zich hierbij natuur-
lijk’ ‘aan. Wat betreft den ertsmijn’bouw, behalve
ijzer, 2al, indien een toevallige vondst ibij het
systematisch onderzoek ‘ er aanleiding toe geeft en
personeel beschikbaar is, er geen reden zijn om niet
een ‘bepaald ertsvoorkomen ook nader van Staatswege
te exploreeren en, ‘te exploiteeren, doch verdere aanlei-
ding tot principieele uitbreiding van Staatsbemoeienis
is niet aanwezig, zoo min voor ailiuv’iale als voor gang-
afzettingen. Men bepale zich’ dus voorlooyig tot het
‘reeds verkregene: ‘het Benkoelen’bedrijf en Banka.
Wanneer het te reorga’niseeren mijnwezen er ‘in ‘slaa’gt
de hiei”mede
‘begren.sdo taa’k naar ‘behooren te vervul-len, ‘d’a’n zal’ ër ‘alle reden tot ‘buiten’gewone ‘tevreden-
‘hei’d ‘zijn.
Het belang van Indië ‘brengt mede, dat voor het
ovérige op mi.jnbouwgebied aan het particulier initia-
tief, gesteun’d door de. resultaten van het systematisch
onderzoek, vrij spel gelaten wordt. Voor reed’s bekende
of gedeeltelijk onderzochte afzettingen zou het insti-
tuut van opsporings- en ontginningsovereenkomsten
overweging xerdienen, indien mèn er althans in kan
slagen passende bepalingen te ontwerpen, wat wellicht
voor andere mineralen gemakkelijker is dan voor
petroleum het geval bleek. Overigens zullen de directe
voordeelen voor den Staat zich moeten bepalen tot
deelneming in het ‘kapitaal der exploitatiemaatschap..
pijen, zooals ‘door Prof. ‘Veimaes is voorgesteld en tot
verhoogde cijnsheffing. Deze cijnsheffing moet het
particulier initiatief niet af’schrikken. Heffing van
de bruto opbrengst moet daarom vervangén worden
door ‘heffing van de winst en ‘deze moet zood’ani’g zijn,
dat tegenover de, voor verschillende mineralen ver-
scliillende risico, een voldoende winstmarge over-
blijft, nadat het in den mijnbouw belegde kapitaal de gewone kap.itaais.remîte heeft genoten. Waar bv, de
exploratiekos’ten voor petroleum in den regel kleiner
zullen zijn ‘dan b.v. voor eçlele metalen of voor gang-
tinertsen, ‘terwijl ‘omgekeerd de kans op winst ‘bij
petroleumexploitatie op gron’d der ervaring grooter
kan worden geacht, ligt hierin voor ‘den Staat alle
reden om uit welbegrepen eigenbelang voor de be-
treffende delfstoffen een verschillend percentage van
de overwinst te heffen. Tegen progressieve heffing,
nadat een ruim ‘percentage winst is vrijgelaten, is
geen bezwaar. ‘Een ‘bezwaar tegen ‘de heffing van de
winst vormt do 1)ij concessieinbreng mogelijke en
gebruikelijke verwatering va’n ‘het aandeelenkapitaa’l.
‘Indien het niet, mogelijk is concessie-inbreng tegen
gewone aanideelen geheel uit te sluiten
–
en •te ver-
vangen door inbreng tegen winstaandeelen, zal hot
noodig zijn dienaangaande bepalingen te maken.
Een programma, zooals ‘hier voorgestaan, waarbij
met inachtueming ‘der economische eisehen, de Staats-
exploitatie en -bemoeienis wordt beperkt tot het prac-
ti’sch uitvoerbare en meest noodi’ge, terwijl door ver-
hoogde progressieve cijnsheff’ing ook uit de directe
baten, met name van de petroleumindustrje, meer
voordeel zal worden gtrokken dan tot dusver, zal
zeker Indië spoediger helpen aan een bloeienden mijn-
bOuw, met de bij uitstek “belangrijke indirecte voor-
deelen ‘daaraan verbonden, dan .môgelijk is, wanneer
men vasthoudt eenerzijd.s aan te ver doorgev’oerde
voorkeur voor meer uitgebreide Staatsexploitatje,
welke voorshands niet te verwezenlijken is en daarom
aanleiding •geeft tot derving der indirecte en meest
belangrijke voordeelen, a1’derzijds ‘aan het van weinig
kracht getuigende Regeeri’ngsprogramma, zooals dat
is medegedeeld in de Volksraadriitting van 25 J’uni
1918, ‘t welk zich ‘baseert op ‘het hypothetische ge-
mengde bedrijf en op ‘de beginselen van de’ door des
kun d.igen unaniem ondeugdelijk geachte jongste mijn-
wetswijziging.
J.
RTJEB.
DE ALGEMEENE VERGADERING DER
NATIONALE VEREENIGING TEGEN DE
‘WERKLOOSHEID. –
In ide
,
algemeene vergadering der, Nationale Ver-
eeniging togen de Werkloosheid, welke op 5 Juli j.l.
plaats vond, werd een uiterst belangrijk onderwerp
behandeld, ni. de vraag: ,,In ‘hoeverre kan, door
samenwerking van ondernemers en vakarbeiders, o.a.
dooi’ collectieve contracten; invloed op de werkloos-
heid worden uitgeoefend?” De ‘he,eren J. van den
Tempel, Lid der Tweede Katser, en Prof. Mr. J. A.
-Veraart ‘hadden zich bereid’verk’laard, over deze vraag’
een piraeadvies uit te brengen. Van den eerste is
inderdaad een uitvoerig praea’dv’ies opgenomen in het
Tijdschrift van den Nederlan’dschen Werkloosheids-
Raad (Jaar.ang 2, Aflevering 6); Prof. .Veaart was
evenwel door ziekte genoodzaakt, zich tot een korte
nota te beperken, welke ‘in ‘hetzelfde nummer van
genoemd tijdschrift verscheen.
In het kort wil ik den ‘inhoud van het praeadvies
16 Juli
1919
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
673
en .de nota weergeven. Met het, geven van een over-
zicht van het ‘ddbat kan beter worden gewacht, totdat
hot ‘stenografiscth verslag daarvan is verschenen.
Tevens hoop ik daaraan dan enkele opmerkingen te
mogen vastknoopen.
De heer Van den Tempel begint met te wijzen op
het verschijnsel, dat terwijl de door den oorlog ver-
armde wereld thans bo’venal behoefte heeft aan
intensieve productie, tevens het vraagstilk der, werk-loosheid in toenemende mate de aandacht vraagt. Dit
vraagstuk is echter tengevolge van de revolu’tioenaire
werking van den oorlog in een geheel nieuw stadium
gekomen. De arbeiders in alle landen roepen thans
luide om een nieuwe maatschappij-inrichting, om
sooialiseeri’ng; hun doel is, dat •de productie worde
beheerscht en geleid door de gemeenschap en metho-
disch gericht op bevrediging van de behoeften der
gemeenschap.
De praeadviseur ziet de werkloosheid als een ver-
schijnsel van een bepaald productiesysteem en daar-
mede van een bepaalden maatschappijvorm. In een
socialistische samenleving, die velen thans nabij
achten, zal, naar zijn meaning, werkloosheid van het
hedeudaagsc’h karakter onbekend zijn. Daarom zal de
studie van het werkloosheidsvraagstuk voortaan staan
in het tee,ken van de reorganisatie van ons voortbren-gingsstelsel en daarmede van de samenleving.
De twee vragen, die bij de behandeling van het aan
de orde gestelde onderwerp naar voren komen, zijn de
volgende:
le. in hoeverre kan door tsamenwerking van onder-
nemers en vakarheisders de vraag naar arbeidskracht
worden beïnvloed?
2e. iii hoeverre kan door samenwerking van onder-nemers en vakarbeiders het aanbod worden geregeld,
eventueel verminderd?
Bij de bespreking van het vraagstuk der werkloos-
heid moet scherp worden onderscheiden tu,sscban
productie voor het binnenland en voor het buitenland.
Eerst behandelt de heer Van den Tempel het be-
drijf, dat voor bi’mienlandschen afzet werkt. Hier acht
hij het scheppen eener organisatie, waarbij het aantal
personen, in het bedrijf werkzaam, vrij nauwkeurig is
aangepast aan de behoefte, zeer goed mogelijk. Bij
een dergelijke organisatie behoeft zelfs een tijdelijke
abnormale toestand van het bedrijf niet te leiden tot
werkloosheid in den zin, dat de arbeider zonder dienst-
betrekking is en derhalve zijn loon ‘derft.
De elementen voor deze organisatie acht de praead-
viseur thans reeds ‘in de maatschappij aanwezig: door
den oorlog zijn ze tot vollen wasdom gekomen. Ter
staving van zijn oordeel geeft hij cijfers van georga-
niseerden onder arbeiders en patroons en laat hij ‘zien, in welke belangrijke mate de collectieve arbeidsover-
eenkemsten hier te lande in enkele jaren ‘zijn toegeno-
men. Op grond van een en ander moet men de moge-
lijkheid aannemen van regelingen, waardoor de uitbrei-
ding van het aantal ondernemingen in het bedrijf en
de toegang tot het vak worden geregulariseerd. Aan
schommelingen in de te verrichten hoeveelheid wer1
kan dan worden tegemoet gekômen door tijdelijke ver-
andering in den werktijd. De kans op succes van een gecombineerd optreden van werkgevers- en werkne-
mersorganisaties in deze richting wordt grooter, naar-
mate de Overheid aan het ,,georgan.iseerd ‘bedrijf”
bevoegdheden verleent en onder zekere voorwaarden
de getroffen regelingen sanctionneert.
Ziet de heer Van den Tempel dan de oplossing van
het probleem in ‘het door zijn mede-praeadviseur voor-
gestane stelsel der ,,economisohe bedrijfsorganisatie”
en door denen uitvoerig behandeld in zijn boek:
,,Vraagstukken der Economische Bedrjfsorganisatie?”
Allerminst. Hij acht ‘dit stelsel, dat als machtsmidde-
len, om ‘den hoogst mo!gelijken prijs af te dwingen voor het product, gebruikt: sluiting ‘van het bedrijf, bedrijfsconcentratie en beperking van de productie,
moer na’deelig voor den consument dan v’oo’rdee,lig voor
den producent.
Bij
een dergelijk systeem kan een
alleng’s kleiner wordenid ‘deel der bevolking een terrein
van werkzaamhei’d vinden in het bestaande productie-
gebied voor nationale en plaatselijke markt – en dat
ter wille van het, volgens den heer Van den Tempel
averechts begrepen, belang der hedrijfsgroep. Econo-
mische bedrijfsorganisatie op dezen grond – aldus is
ten deze zijn conclusie – moet ten slotte tot groorte
werkloosheid voeren, die slechts te verhelpen zou zijn
door voortdurend cle overtollige handen over de lands-
grenzen te drijven.
Een economische constructie op den grondslag van
georganiseerde bedrijven, die er elk voor zich op ui’t
zijn,
eigen voordeel na te jagen ten koste van het
algemeen, is, naar de meaning van .dezen praead’viseur,
bij voorbaat ‘veroordeeld. De Staat zal h’ier meer en
meer inoeln ingrijpen, ten einde het algemeen belang
tegen het eenzijdig begrepen vakbelang te beschermen.
Op den duur zal deze staatsinmenging zoover moe-
ten gaan als vereisc,ht wordt om aan het georganiseerd
bedrijf het karakter te geven, dat het, volgens de
overtuiging van den heer Van den Tempel, moet heb-
ben: het karakter van gemeenschapsorgaan. Het geor-
ganiseend bedrijf verkrijgt steeds scherper het karak-
ter van een monopolie en zal dienovereenkomstig be-handeld moeten worden. Voor de belooning der deel-
nemers aan dat bedrijf zal de salarieering van een
bepaald soort van arbei’d de norm moeten zijn: verge-
lijicing met het inkomen van overeenkomstige groepen
zal dan grondslag vormen voor ide helooiring der werk-
nemers; deze grondslag zal ook ten aanzien van de’
werkgevers, die in het georganiseerd bedrijf voor
plaatselijke of nationale markt meer bedrijfsleiders
zijn dan ondernemers in de oude beteekentis, steeds
meer moeten worden aanvaard. De gemeenschap zal
eisehen, ‘dat openbaarheid wordt gegeven aan de uit-
komsten van het bedrijf. Wanneer de verhooginig der
productiviteit in het geding komt, zal het belang van
de gemeenschap gesteld worden boven dat van den
afzonderlijken ondernemer. Zoo zal de ,,vrije bedrjfs-
organisatie”, waarin meerderen het mid’del zien om
aan het gesocialiseerd bedrijf te ontkomen, zich juist
nood-zakeljkerwijze op den duur tot het gesocialiseerci
bedrijf moeten ontwikkelen.
In bedrijven, clie werken voor plaatselijke of natio-
nale markt, zal het bij een door de Overheid erkende
en op den grondslag van het gemeenschapsbelang op-gebouwde bedrjfsorganisatie, waaraan de vereenigin-
gen van werkgevers en werknemers deel hebben –
aldus de opsteller van dit praeadvies – ongetwijfeld
mogelijk zijn, het aantal tot het bedrijf toe te laten
personen ongeveer in overeenstemming te brengen met
de maatschappelijke behoefte aan arbeid van die be-
paalde soort. Elk bedrijf zal dan in allen gevalle in
staat zijn, elken bedrjfagenoot voortdurend levens-
ondérhoud te verschaffen.
Bepaalde georganiseerde bedrijven zullen op geza-
men.ljke kosten een gemeenschappelijke arbeids-reserve kunnen onderhouden, waaruit zij naar be-
hoefte werkkrach’ten kunnen putten. Dergelijke rege-
lingen, waarvan een aanmerkelijke beperking der
werkloosheid te verwachten is, zijn echter ook reeds
bij de tegenwoordige verhoudingen mogelijk. Een toe-
passing van dit denkbeeld vindt men in de arbeids-
reserve voor gemeentewerklieden te Amsterdam.
Tot nu toe hield het praeadvies zich uitsluitend
bezig met bedrijven, die uitsluitend of hoofdzakelijk
voor de binnenlandsche markt werkan. Na een af’zoa=
derlijke beschouwing over de bouwnijverheid als geor-
ganiseerd bedrijf, komt de schrijver thans tot behan-
deling van de werkloosheid in bedrijven met interna-
tionale markt.
Bij een doeltreffende organisatie ‘der voor het bia-
nenland werkende bedrijven zal waarschijnlijk in
landen met groote of toenemende bevoikingsdichtheid’
een stijgend deel der bevolking aangewezen zijn op
productie voor de buitenlandsche markt. Al is de
mogelijkheid tot afzet voor bedrijven, die voor de
buitonlandsche markt werken, tilieo’reüsch in ‘het alge-
674
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 Juli 1919
meen onbeperkt, practisch zijn prijs en kwaliteit van
beslissend belang. Hier kuineu derhlve de steeds
verder gaande eischen der arbeiders, die met het be-drijf in het geheel geen rekening houden, noodlottig
worden voir dat bedrijf. De schrijver acht in dezen
echter geen verandering mogelijk hij de tegenwoor-
diige positie van den arbeider in het productzieproces:
het kwaad ‘is, dat bij de anrchie van het economisch
leven, die het gevolg is van ‘de particulier-kapitalis-
isc’he productiewijze, elke waarborg ontbreekt, dat
verhoogde productiviteit inderdaad ten goede komt
aan de producenten, idie haar veroorzaakten. Hierdoor
wordt de weg der. arbeider’s bepaald; zij gaan den
eenigen weg, die hun overblijft, om tastbare resultaten
te bereiken.
Duurzame en innige samenwerking tussohen onder-,
nemers en arbeiders, gericht op de belangen van het
bedrijf, in bedrijven, die werken voor de internationale
markt, wordt dus op grond van.dehierboven ko’rtelijk
weergegeven mo.tiveerin’g onmogelijk geacht, zoola.ng
de verhouding van den arbeider tot het ‘voorrtbrengiings-
proces en zijn uitkomst rijst radicaal
is
veranderd.
Tijdelijke verzoening van de tegenstrijdjige belangen
der twee partijen kan evenwel van groots beteekenis
zijn voor de versterking van de positie van het bedrijf.
op de internationale markt en als gevolg daarvan op
de vraag nanr anbei’dskracht. Als belangrijke voordee-
lan van de collectieve ar’bei’dsbvereenkom,st in het voor
de internationale markt werkend bedrijf noemt de
schrijver, dat zij gedurende zekeren tijd een rustigen
gang van het bedrijf
bij
geregelde verhou’din*en waar-
borgt en vastheid geeft voor wat betreft de arbei’ds.
voorwaarden bij het berekenen van den kostprijs van’
het product.
Voor den goeden gang van . een bedrijf is het ven
belang, dat de voorwaarden, waaron’der de arbeider
werkt, van dien aard zijn, dat hij prijs stelt op behoud
van liet verband met ‘het bedrijf. Naar aanleiding hier-
4
van wordt het instituut der havenreserve, gelijk wij
deze tegenwoordig te Amster;da,m en Rotterdam ken-
nen, geschetst.
Deze haven’reser’ve acht ‘de schrijver mede van direct
belang voor de bestrijding der werkloosheid, daar zeer
Waarschijnlijk een belangrijk deel van ‘de nu in de
haven overbodig geworden losse arbeiders elders werk
vindt.
Kan ‘derhalve samenwerking van de organi-
saties van werkgevers en werknemers reeds bij het
huidige produc’biestelsel nricldellijk of onmiddellijk tot’
betengeling der werkloosheid bijdragen, een afdoend
resultaat kan ‘voor Jiet bedrijf met internationale
markt eerst worden bereikt, wanneer wij ook hier te
‘doen ‘hebben met een als ‘gemeenschapsorgaan georga-
niseerd ‘bedrijf. ‘Aan d’it bedrijf kan de uitbreiding
worden gegeven, die, beoordeeld ‘van uit alge,meen
maatschappelijk oogpunt, in verband met ‘de besehik-
bars arbeidskracht en den bizondere’n aard der natio
nale hu’lpbronnen, wenscheljk ‘woidt geacht. Werk-
loasifiejd der leden van ‘het bedrijf zal uitzondering
zijn, terwijl er plaats komt voor elders &ver.tollige
krahten. Tijdelijke schoh:imelingen zullen ook ‘hier”
ondervangen kunnen worden d
ooi
: tijdelijke wijrjiging
van den werktijd en door regelingen met anderen, in
‘de eerste ilaats annexe bedrijven. Het economisch ver-
keer met het buitenland krijgt’dan het karakter van een
georganiseerden ruil van volk met volk, zooals -reeds.
op an’d’er.n grondslag en in pri’miti’even Aaat tijdens
den oorlog kon worden waargenomen.
Aldus tehildert de heer Van den Tempel ons den
komenden tijd, waarin er weer een duidelijk aan den
dag trddeud veriband zal zijn tusschen uitkomst en be-
–
looning van don arbeid.
Op grond ‘van zijn v’ooraf:gaand betdog komt de’ praeadviseur ‘tot ‘de conclusie, dat alle, regelingen
;
tussohen onidernemers en arbeiders getroffen, in het
particulier-kapijta’l.istjsck bedrijf, als middelen ter hè-
teugel’injg der werkloosheid slechts een betrekkelijke
waarde hebben, aangezien telkens de tegenstelling van
DE LUCHTVAARTWEG CAIRO—KAAPSTAD.
Het feit, ‘dat er een luchtvaartverbinding tusschen
Oaïro en Kaapstad in voorbereiding is, mag •op het
eerste gezicl,it vreem’d schijnen. Deze verwondering
zal nog wel grooter worden, wanneer we on’s afvra
gen, waarom juist Afrika, umn van de het laatst in
exploitatie genomen werelddeelen, ‘het eerst gekozen
wordt voor een trans-oontinentalen luchtv.aartdienstl
In verband met ‘de laatste successen van het vlieg-
tuig, is het plan echter reeds da’delijk onze aandacht
waard.
De ‘beteeikenis van deren luc’htvaartweg wordt bter
belicht “door het feit, dat Engeland met het eindigen
van dien oorlog de ‘heerschappij gekregen heeft over
een ononderbroken territoor, van Caïro tot Kaapstad.
Bovendien vergroot ‘de aanwezigheid van een vrij
oud streven naar een spoo’rwegver’bindi’ng Caïro-
Kaapsts,d nog de interesse voor den luch’tv’aartweg.
In het volgene zullen we voornamelijk ‘trachten een
duidelijke uiteenzetting te geven van de moeilijk-
“heden, die de uitvoering van het plan met zich brengt.
Over de economische ‘beteekenis laat zich v’oor’l’oopig
weinig positiefs zeggen, al ‘tasten we niet zoo in het
onzekere als
bij
het spoorwegprobleem, waa’r veel
meer speelruimte voor fantastische plannen is.
• Het eindigen der vijandelijkheden tegen Turkije op 31 October 1918 stelde de Britsche luchtstrjd-
krachten van het Nabije Oosten in staat d’adeljk met de voorbereiding van iucihtvaartwegen te beginnen.
Generaal-Majoor Salmond •benutte deze gunstige ge-
legenheid om eenige exped.ities uit te rusten voor
een onderzoek naar de mogelijke luchtvaartwegen van
Cairo naar ‘de Kaap.
Doordat de geheele streek tusschen Oaïr.o en Kaap-
stad thans onder E’ngelsche heedschappij is, wordt
de uitvoering van ‘het plan nog vergemakkelijkt; ver-
• tragin.g, voortvloeienide uit onderhandelingen met
vreemde ‘mogendheden, komt geheel te vervallen.
Ongeveer eén maand na de teekening van ‘den w’a-
penstilstand ‘met Turkije was ‘de eerste onderzoe-
kingsgroep géreed voor vertrek. De. tweede en derde
groep waren eerige weken later gereed.
Elke onderzoekingsgroep bestaat uit een leider,
vijf of ‘acht officieren enongeveer 20 man van andere
rangen, allen van ‘e ,,Royal Air Force in the mid’dle
East”. De werkzaamheden zijn’ zoo verdeeld, dat ieder
officier op een bepaald deel van ‘de route exploreert
en geschikte l’andingsplaatsen zocht. In’geboren arbei-
‘ders worden aan’ het werk ‘gezet om de geschikte
plaatsen vdor te berei’den voor vliegterreinen. Voor-
raden petroleum en olie werden dadelijk medegeno-men, ‘opdat de vliegterreinen, zoodra. ze gereed zijn,
vliegtuigen ontvangen kunnen.
De eerste groep heeft de route in Egypte en den
belangen, zoowel ‘binnen het bedrijf als van bedrijf tot
gemeenschap, al het andere zal o’verweldigen.
Hij
ziet
de ontwikkeling echter gaan in de richting van een
organisatie van het economische leven, waarbij de ge-
meenschap het uitgangspunt is. De werkloosheid zal,
naarmate die organisatie ‘vordert, krachtiger worden
aangetast. Wanneer aan de bestaande ongebondeniheid
een einde ‘is gemaakt en ten slotte de mensaltheid het
vooirtbrengingsproces weer be’heerscht, ‘zal het uitge-
sloten zijn, idat groots groepen valide arbeiders, voor
‘hu’n onderhoud aangewezen ‘op arbeid, ‘buiten ‘hun
wil en toedoen tot leidiggang worden gedoemd. Dan
zal ieder
zijn
plaats vinden bij ‘den gemeenschappelij-
ken arbeid.
Tot zoover de hoofdzaken uit het praeadvies van den heer Van desi Tempel. Om niet een al te onbe-
scheiden aanslag op do platitstuinite in dit nummer
te doen, zie ik ‘mij genoodzaakt het overzicht van de
door Prof. Veraart gepubliceerde nota tot de volgende
week te bewaren.
Mr. J.
E.
B. VAN LIER.
Amsterdam, Juli 1919.
16 Juli 1919
ECONOMISCH-STATISTISCHE
4
BERICHTEN
675
Soedan tot aan het Victoriameer te onderzoeken.
De tweede groep strekt haar onderzoek uit over de
streek tussehen het Victoriameer en Kituta, aan den
Zuidelijken oever van het Tanganjikameer. De derde
groep volgt de route van Kituta naar Kaapstad. De
werkzaamheden van de eerste groep worden zeer ge-
steund door den Nijl, welke vooral dienstig was voor
het transport van menschen en voorraden. De derde
groep kon grootendeels gebruik maken van den spoor-
weg, terwijl de centrale groep een korte, doch uiterst
bezwaarlijke route heeft te onderzoeken. De route,
welke het meest in aanmerking komt om gevolgd te
worden, heeft het volgende verloop (zie het kaartje,
ontleend aan een artikel in ,,The Times”):
Scale of Mites
0
200 400 600
So
,.
.’
CAIRO
t
Ass4u
EG.YPT
Assuan
–
‘
ANGLb-
oQ
,
i
”
(HARTUM
—marBflI
,
.–.-
K0R00PÂl/
/
Aden
-J(OSti
‘
S
•
UDAN
do
”
°
I-.I
I
1
.
BR t.
1,.ALB(RT
•
L.(OWARO.L,
% ATR1CA
ELGIAN
ViÇT
‘airi
—
L.KlVt
4
anz
C 0 N G 0
•J” 4
______
1 N
ujJl
t’Ufl4
4
LA(e
Dedo,na
z n
b
–
TAN6ANYII(A
ZLL_
Ktut
Abeçcorn
fr
RICA
._ ..’
–
• —.
Brokç
.
,1l/(.
(
jjgtO
Butaw3yo
SCAR
rc
!BCHUANA
PaIachI
–
“1EA1D
!
In9 i irrnroJdarqiie
–
PrtOria’. –
–
(5
fJOhilfl
.9
u
iberley
j
nn
;j
CAPE C OL
T
I. Caïro, Assiut ), Assuan, Wadi-H’alfa, Meroe,
Atbara, Khartum, Kodok (Fashoda), Gondokoro,
Jinja, Port Victoria.
1) Voor eene gemakkelijke vergelijking met het kaartje
volgen wij de Engelsehe schrijfwijze.
Mwauza, Ujiji, Kituta.
A’bercorn (bij Kituta), Broker Hill, Living-
stone, Salisbury, Bula’wayo, Palachwe, Mafeking,
(of Pretoria, Ki’mberley), Bloemfontein, Beaufort-
West, Kaapstad.
Men overwoog nog een afwijkende route, speciaal
voor vliegbooten, langs den Nijl naar het Victoria-
meer, dan over het Tanganjikameer en Nya’ssameer
naar de Zambesi en vanaf Quelimane in Portugeesch
Oost-Afrika langs de kust ‘naar Kaapstad.. Men schijnt
van dit plan afgezien te hebben; de redenen, die daar-
toe geleid hebben, worden echter in ‘de berichten, die
ons ten dienste staan, niet genoemd. De eerste groep explorateurs vertrok in December
1918 uit Caïro, terwijl de beide andere groepen, in
verband met de scheepvaartmoeilijkheden, via Br.-
Indië haar basis trachtten te bereiken. De tweede
groep nam Mombasa in Britsch Oost-Afrika tot uit-
gangspunt, de derde Lourenço Mazques en Kaapstad.
Tegen het ein’d van December waren de verschillende
expedities aan haar basis gearriveerd.
De yerschille’nde onderdeelen van den luchtvaart-
weg zijn wel een bespreking waard; de uitvoerbaar-
heid van het plan kan dan tevens nader onder de
oogen gezien worden.
Het belangrijkste deel van het onderzoekingster-
rein van ‘de eerste groep is het Nijidal. De Nijl is een
uitstekende wegwijzer voor den luchtvaarder, boven-
dien biedt hij een goede transpor’bgelegenhei’d. Het
gebruik van vliegtuigen, zoowel als van vliegbooten is op dit traject mogelijk. Eveneens treffen we langs
het grootste deel van de rivier een spoorweg aan,
welke alleen ‘tusschen Assoean en Wadi-Halfa over•
een afstand van 350 K.M. onderbroken is. Tot Char-
toem • ondervond de expeditie geen moeilijkheden,
waardoor liet mogelijk werd 2200 K.M. luchtvaart-
weg zonder bezwaar in gebruik te nemen. In Januari
kon idan ook ‘de eerste vliegtocht over het traject tot
Chartoem ondernomen worden.
De vliegtuigen snijden de groote Nijibocht af en volgen den spoorweg, welke van Wadi-Halfa naar
Abu-Hammed loopt. Alleen vliegbooten zullen de
Nijlbocht volgen.
Ten Zuiden van Chartoem, van 13
1
N.B. tot 13
0
Z.B., biedt het terrein enorme moeilijkheden. Men
besloot ‘groote permanente landi’ngsplaatsen op afstan-
den van 400-500 Eng. mijlen aan te leggen, ‘terwijl
men met den aanleg van de ‘tusschenliggende nood-
landingsplaaten voorloopig wacht.
Als eerste station, 400 Eng. mijlen ten Zuiden van
Chartoem, had men Kodok gekozen, doch bij nader
onderzoek ‘bleek het terrein in deze streek absoluut
ongeschikt. Malakal, de hoofdplaats der Boven-Nijl-
provincies en basis van het Irrigatie-Departement,
bood meer voordeelen voor een landingsplaats. Het
eerste vliegterrein ligt zoodoende 440 Eng. mijlen
van Ohartoem.
Tusschen Malakal en Gondokoro loopt de Nijl over
een afstand van 400 Eng. mijlen door het landschap Sudd (Dinka). Hier kon nergens een landingsterrein
gevonden worden. De kosten voor den kunstmatigen
aanleg daarvan zouden te hoog zijn. Deze geheele
streek laat slechts het gebruik van vliegbooten toe;
• de rivier is breed genoeg om bij elke windrichting een ,,landing” mogelijk te maken. Nog ‘grootere ‘moeilijkheden biedt de streek van de
groote meren. Aan dit deel van Centraal-Afrika moe-
ten we eveneens bijzondere aandacht schenken, daar
hier zoowel de grootste moeilijkheden voor den lucht-
vaartweg, als voor den spoorweg gelegen zijn.
Om van Gondokoro het Victoriameer bij Jinja ‘te
bereiken, is zeer bezwaarlijk. Landing in de ‘tusschen
deze plaatsen gelegen streek, welke door de hevige
regens gedurende het grootste deel van het jaar
moeras is, is. slechts tijdens enkele maanden mogelijk.
In de omstreken van Jinja aan het Victoriameer is
het terrein al niet beter. De tocht over het Victoria-
676
ECONÖMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
‘. 16 juli 1919
meer is voor vliegbooten heel goed mogelijk. De veel
voorkomende orkanen, •de wteiih’oozen gedurende de
stortregens en de insectenwolken, welke soms uit het
meer opstijgen, zijn geen denkbeeldige bel.emmering
voor een veilig en regelmatig luchtvaartverkeer. De
resultaten van het onderzoek in Centraal-Afrika zijn
echter nog, niet geheel bekend, zoodat nog niet te
beoor’deelen valt of een luchtvaartdienst in ideze
streek regel’matiig gehandhaafd ken worden.
Tussc’hen Mw’anza (in het vroegere Duitsch Oost-Afrika) •aan den Zui’delijken oever van het Victoria-
meer en Ujiji (Odsjidsji) aan hët Ta’nganji.kameer
zijn geen moeilijkheden te vreezen. Bij Ujiji kan een
vlieg.sta’tion aangelegd worden, terwijl de vlucht van
daar langs het Tanganji’kameeî niet bezwaarlijk is.
Alleen Kituta biedt geeü gelegenheid -voor een lan-
dingspl’aats. Deze kan echter 14 Eng. mijlen daar van-
daan bij Abercorn gevonden worden. Vanaf Aberc’orn
is het terrein geheel ongeschikt voor vliegbooten.
Van hier moeten nog 440 Eng. ‘mijlen afgelegd wor-
den, voord.t men den spoorweg bij . Broken Hill be-
reikt •heef t. Het moeilijkste ‘deel van de route is dan
achter den rug.
We zien dus, dat de ioute van Ohartoe tot Aber-
corn vele moeilijkheden oplevert. Het is dan ook niet
te verwonderen, ‘dat men naar betere trajecten ging
zoeken. Zoo is nog in overweging genomen de route,
welke van Cha’r.to’em naar Nairobi aan den Oeganda-
spoorweg gaat en vervolgens langs den Kiliman’dsjaro
en via Dodoma, Iriuga en I’kom.ba, Abercorn bereikt.
Deze route is wel 400 Eng. mijlen langer, doch
maakt het mogelijk over het geheele traject vliegtui-
gen te ‘bezigen, hetgeen een niet te onderschatten
voordeel zou zijn.’
Zooals wij zeiden, worden in Centraal Afrika du’s
de grootste hindernissen aangetroffen. Het slechte
kl’imaajt en de wildernissen zijn de •oorzaak hiervan. Het gemis aan een regelmatige geologische en ph’ysi-
sche structuur van het land, heeft ten gevolge, da’t
hier tot nog toe de minste arbeid verricht ‘k’on worden.
Naast politieke ‘overwegingen was dan ook d’aarin
‘de oorzaak gelegen, ‘dat de Eaap-Oaïr.ospoorweg al
heel snel van de’ oorspronkelijke zuiver Noordwaarts
gerichte route afgevoerd werd. Vanaf Broken Hill
werd de spoorweg over Belgisch gebied voortgezet,’
zooda’t in Mei 1917 ‘de Kongo (Loealaba) reeds bereikt
werd bij Boekama
i)
Een waterspoorweg door de
merenstreek zou ten gevolge ‘hebben, ‘dat men enge-
veer achtmaal van transportmiddel veranderen moet.-
Als gevolg hiervan week de 4poorweg naar Belgisch
gebied af en kon op die wijze bovendien locale belan-
gen dienen. Een spoorweg, die eenigszi’ns ‘aanspraak
mag maken •op een ‘directe verbinding Kaapstad-
Caïro, wer:d zoodoende onwaarschijnlijk. Het verdwij-.
nen, van Duitschla’nld als koloniale mogen’d’heid doet
de mogelijkheid ‘ontstaan van een directe verbinding,
doch niettemin ‘kan de luchtvaart,d’ien’st zich voorloopig
‘bij het kiezen van zijn traject in Centraal Afrika niet
laten leiiden dobr de ‘aanwezigheid va.n Spoorwegen.
Een afwijking van den luch’tv’aartweg over Belgisch
gebied ligt natuurlijk ‘niet in de bedoeling van Enge-
land. Verder is het maken van een omweg voor den
spoorweg economisch van minder bezwaar dan voor
den luchtvaartweg.
I
–
Voornamelijk d’oor ‘den grooten invloed, dien’ ‘de
afzonderlijke trajecten op de economische ontwikke-
ling van locale gebieden hebben, moet groote econo-
mische waarde tegeked worden aan den Trans-
Âfrikaan’sc’he spoorweg; doorgaand ‘goederen-, post-
en ‘reizigersvervoer van K’aastad naar Cairo zal daar-‘
entegen niet noemenswaard verwacht kunnen wor
den. Bchalve ‘zijn politieke ‘beteekenis, heeft evenwel’
de luchtv’aarbdienst ‘misschien(beteekeni’s voor suelpost-
verv’oer. over groote afstanden en waarschijnlijk kan.
1
)’Zie: blz.
453;
jaarg.
1918
en G. E. Huff’nagel: ‘Trans-
Afrikaansche Spoorwegproblemen. Tijdschr.
v. Ee.
Geogr.
Jaarg.
1916, p. 441 ,v.’v.
en
471 v.v.
ook het vervoer van reizigers er in ‘beperkte mate
mede gebaat ,wordèn. Locale economische beteekenis
zal de ludhtvaartd’ienst echter vrijwel niet hebben.
Deze luchtvaartweg zal echter hoofdzakelijk zijn
beteekenis ontieenen aan: het feit, dat hierdoor een
snelle verbinding tusschen de niteinden van de Brit-
‘sche ‘gebieden in Afrika ontstaat; ‘daarom z.al dan ook
de kortere route door ,’de wildernissen van ‘het Brit-
sche Centraal Afrika gekozen moeten wor’den.
Wat het traject in Zuid-Afrika betreft, wor’den
daar al ‘heel weinig moeilijkheden ondervonden. Over-
‘al biedt de aanwezigheid van spoorweg de noodige
ver’gemakkeljking. De keu’s tussehen geschikte lan-
di’ngsplaatsen is tevens zeer ruim, ‘terwijl ‘ieder der
Zui-Afrikaansche steden, in ‘de. hoop als hoofdsta-
tion gekozen te zullen worden, natuurlijk op alle mo-
gelijke wijzen medewerking toezegt.
Voor een eindoordeel kan worden uitgesproken
over ‘de ‘technische uitvoerbaarheid van dezen trans-
continentalen luehtvaartdiens’t; zullen nog ‘de defini-
tieve resultaten van het onderzoek dienen afgewacht
te worden. Het is bovendien uiterst lastig ook maar
een globale schatting te doen van den (duur van een
reis over ‘de route. Het is immers nog, niet te zèggen
in’hoeverre,de hindernissen van Centraal Afrika over-
wonnen zullen worden. Om dezelfde redenen blijft het
nog een vr’aag, hoe dikwijls van toestel verwisseld zal
moeten worden.
De ,,Times” – waaraan wij de meeste gegevens
voor ‘dit artikel ontleenden – meent te kunnen zeg-
gen, dat het eerste vliegtuig in October of November
van di’t jaar
zijn
t’ocht langs ‘de geheele route zal
verrichten. ‘ H. M. H.
HET VREDESVERDRAG.
In het nummer van 4 Juni j.l. namen wij de voor
de lezers van dit blad inzonderheid in aanmerking
komende bepalingen der vredesvoorwaarden op, zoo-
als zij 7 Mei 1919 te Versailles aan ‘de Duitsche gede-
legeerden waren overhandigd. Naar de lezer weet, zijn
indezeii aanvankelijken tekst nog een aantal verande-
ringen ‘aangebrac’ht, zoo’dat de ‘bepalingen, uooals zij
onderteekend zijn, op enkele plaatsen afwijken van den
tekst, dien wij in het voornoemd’e nummer hebben over-
genomen. Van meer ‘belang dan het geringe ‘aantal
tekstwijzigingen in de door ons opgenomen gedeelten
‘is echter het commentaar op de oorspronkelijke bepa-
lingen, ‘door de ge
assoc
i
eer
d
e
mogendheden in haar
definitief antwoord va’n 16 Juni 1918 gégéven. Wij
kunnen er niet toe overgaan dit stuk in ‘deze kolom-
men over te nemen
1),
doch meenen voor de goede
orde verplicht te zijn hieronder nog te laten volgen
de tekstwijzigingen, die hebben plaets ‘gevonden in
den inhoud der artikelen, die ‘door ons op 4 Juni j.l:
werden overgenomen. Men leze:
Art.
282,
ad
19:
,,Couvention sanitaire du
3
dCcembre
1903,
ains’i que les précedentes signées le
30
janvier
1892,
le
15
avril
1893,
le
3
avril
1894
et le
19
mars
1897.”
Art.
289:,,
Chacune des Puissauces alliées et assocides,
s’inspira’nt des principes généraux ou des stipulations par-
ticulières du present Trait(!, notifiera è. l’Allemagne les
conventions ‘bilatérales ou les tra’it6s bila’téraux dont elle
exigera la remise en vigueur avec elle.
La •notification prévue au pr6seat article sera fait’e solt
directement soit par l’entremise d’une au’tre Puissance. Ii
i) De volledige Fransche tekst van. ‘het ,,Réponse au,x
remarques de
In
délégation allemande sur les con’ditions
de paix” met de daarbij behoorende ,,Letbre d’envoi” van
Clemenceau is o.a. uitgegeven bij Hans Robert Engelmaun,
Berlijn. Het volledige vredestractaat, in de definitieve be-
woording, zooals het onderteekend
is, op 5
Juli j.l. door:
De V.S. van Amerika, het Britsche Rijk, Frankrijk, Italië
en Japan, officieel geheeten ,,the Principal Alhed and
Associated Powers”, voorts België, Bolivia, Brazilië, Cuba,
Equador, Griekenland, Guatemala, Haïti, Hedsjas, Hen-
du’ras, Liberia, Nicaragua,’ Panama, Peru, Polen, Portugal,
Roemenië, Groot-Servië, Siam, Tsj echo- Slovakye en IJru-
guay
eeuerzijds en Duitschiand anderzijds,
is
b.a. versche-
nen ‘als supplement van ,,The Times” d.d.
28
Juni
j.l.
16
Juli
1919
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
677
en sera accusd rception par écrit par l’Allemagne. La date
de la remise en vigueur sera celle de Is notification.
Les Puissances alli6es et associes s’engagent entre elles
?1
ne remettre en vigueur avec l’Allemagne que les conven-
tions ou traites qui sont conformes aux stipulations du
prdsent Traite. La notification mentionne dventuellement
que celles des dispositions de ces conventions ou traits qui
n’6taient pas conformes aux stipulations du prsent Trait
ne seront pas consid6r6es comme remises en vigueur. En cas
de divergences d’avis, Ja Soci6té des Nations sera appeioe
fL
se prononcer.
Une periode de six mois… .”
Art. 306, alinea 4: ,,Si is iogislation en vigueur au moment cle la signature da présent Traité d’une des
Puissances alliées et associées n’en a pas disposé autre-
ment……
Art. 306, na alinea 5 vol•. ,,Pour les ‘ciroits de propriété
industrielle, littéraire ou artistique qui seraient acquis
après Ja mise en vigneur du présent Traité, Ja faculté ci-
dessus réservée aux Puissances alliées ou associées ne pourra
être exercée que dans le cas ou les limitations, conditions ou restrictions pourraieut être considérées comme néces-
saires pour les besoins de la défeuse nationale ou de
l’intérêt public.”
,,Dans le cas ou ii serait fait application par les Puis-
sances alliées et associées des dispositions de l’alinéa pré-
cédejit, ii sera accordé des indemuités ou des redevances
saisonnables qui recevront la méme affecta’tion que toutes
les autres sommes dues 8, des ressortissants allemands,
conformémeut aux diapositions du présent Traité.”
Art. 307, voorlaatste regel van de 2e alinea: ,,prescrip.
Lions, en ce qui concerne l’octroi des licences, qui leur
auraient été……
Art. 311 wordt aangevuld met: ,,Les droits de propriété
industrielle, littéraire et artistique en vigueur sur les
territoires séparés de l’Allemagne conformément au présent
Traité, au moment de la séparation de ces territoires
d’avec l’Allemagne ou qui seront rétablis ou restaurés par
application de l’article 306 du présent Traité, seront recon-
•nus par l’Etat auquel sera transféré ledit territoire et
demeurerout en vigueuer sur ce territoire, pour la durée
qui leur sera accordée suivant la législation allemande.”
INDEX-CIJFERS.
Klei’izhan4elsprijzen.
De verhoudingscijfers van
verbruiksartikelen, in den handel gebracht door de
Coöperatieve Winkelvereeniging van ,,Eigen Hulp”
te Amsterdam, Haarlem, Arnhem, Utrecht, Leeuwar-
den en ‘s-Gravenhage (voorheen E.
II.),
welke door
het Centraal Bureau voor de Statistiek
gepubliceerd worden, zijn de navolgende.
Artikelen
1913
1
1914
1
1915
119161917
1
1918 1April
1
Mei
11919 11919
Gort …….. 113 116 142 165
– 123 132 210
Koffie……..
94
88
91 100 118 174 176 170
Margarine.
127
99 102 110 122 136 138 –
Soda……..
83
83 117 267
–
–
300
Stroop …… 100 100 125 161 179 193 196 196
Suiker (basterd)
89
91 105 115 116 120 127 127
,,
(melis) 85 89 98 102 103 105 108 108
Thee …….. 112 113 116 119 127 119 142 151
Zout …….. 80 80 90 90
1
110 190 160
1
160
De prijzen voor het jaar 1893 werden
gelijk
100
gesteld. –
Van het sluiten van den wapenstilstand tot einde
Maart is het index-cijfer gestadig teruggeloopen van
6212 tot 5708 punten. In April vertoonde zich echter
een stijging van 66 punten, in Mei gevolgd door een
verhooging van 214 punten. Thans voegt Juni er weer
200
punten aan toe, zoodat het eindcijfer voor het ver-
streken halfjaar hooger is dan aan het einde van 1918
en slechts 24 punten minder dan bij het sluiten van
den wapenstilstand.
,,The Economist” vindt in het teekenen van den
vrede aanleiding de cijfers, welke gedurende de oor-
logsjaren golden, in een overzichtelijk staatje samen
te vatten. Het is ontleend aan de maandelijks gepu-
bliceerde tabel.
Rijzing (+) of Daling
(-)
31Juli-
31Dec.
1915
1916
1917
1918
le
halfj.
31Juli
1914-30
1914
19
Juni ’19
Granen en
vleesch ..
+
135
+
183
+
397
–
7
+
16
+
35
+
131
Andere voe-
dingsmidd.
+
62
+
31
+
107
+
133
+
96
+
17
+ 125
Weefstoffen
–
1071
+
222
+
393
+
560
+
121
–
64
+
182
Delfstoffen.
+
11
+235k +113
+
15
+
26
+
71
+
101
Diversen
..
+
1331
+ 162
+263k
+236k
–
11
+ 34
+
148
Totaal
…. +235
+834
+1274
+937
+249
+
94
+
141
Hieronder volgt het gebruikelijle overzicht.
,,naere
oe
Dir.
Data
Granen
en
ding,-
eej.
ei).
sefl:
0
icn,
Totaal
A
l
,,.
meen Veesc
,
h
sloffen
,
toffen
hout,
rubber,
index.
cijfer
Basis (gemidd.
1901-5)
. .
500 300 500
400
500
2200
100,0
1 Januari 1914
563 355 642 491 572
2623 119,2
1 April
560
3504 6264
493
567
2597
118,0
1 Juli
5654
345 616 4714
551
2549
115,9
1 October
,,
646
405
6114
4724
645
2780 126,4
1Januari1915
714
4144
509
476
6864
2800
127,3
1 April
840
427
597 644
797
3305 150,2
1 Juli
818
428
601 624
779 3250 147,7
1 October
,,
8094
4704
667
6194
7694
3336
151,6
1 Januari 1916
897
446
731 7114
8484 3634
165,1
1 April
9494 503
7964
851
913
4013
182,4
1Juli
989
520
794
895 1015
4213
191,5
1 October
,,
1018
5364
937 8584 1073
4423
201,0
1 Januari1917
1294
553
11244
8244 1112
4908 223,0
1 April
1346
6104
1226
8344 1283
5300
240,9
1 Juli
1432
4
6524
1441
8414
12784
5646
256,6
1 October
12214
726
15094 8224
13544
5634
256,1
1 Januari 1918
12864
686
16844 8394
13484 5845
263,2
EindeJan. ,,
1221
4
686
17194
829
1329
5785
262,9
Febr.,,
1235
693 1733
838
1319 5818
264,4
Mrt.
,,
1238
697
1777 836
1319
5867
266,6
April,,
1244
7444
1760
850 13424 5941
270,0
Mei
1247
777
4
17734 849
1369 6016
273,4
Juni
1274
7774
18114
8614
13804
6105
277,5
Juli
1274
7774
1808 8894
1379
6128
278,5
Aug. ,,
12874 775
1920 8894
1395
6267
284,8
Sept.
12464
7794
1929
889
1394
6238
283
2
5
Oct.
,,
1271
780
1889
8784
13914
6210
282,6
Nov. ,,
1289
7824
1848 903 13894
6212
282,6
Dec.
1303
7824
18054 866
1337
6094
277,0
Jan.1919
1287 7824 16184
828
1335 5851
265,9
Febr.,,
12884
7824
15964
818
13104
5796 263,8
Mrt. ,,
1285
7821
1502 8444
1294
5708 259,4
April,,
13064
752
15124 9124 12904
5774 262,4
Mei
13104
7764
1643
931
1327
5988 272,2
Juni
1338
800 17414
937 13714
8188
281,3
Elke groep noteert weer hoogere prijzen in verge-
lijking met de vorige maand; de delfstoffengroep nog
wel tot een nieuw recor;dcijfer. Bij de voedingsmiddelen
waren rijst, koffie en thee aanleiding tot den verhoogden prijs. Bij ‘de weefstoffen noteerden zijde, jute en hennep
hooger; maar de aanmerkelijke verhoogi-ng voor deze
groep van 1643 op 17414 punten ‘moet grootendeels
toegeschreven worden aan de heerschende vaste stem-
ming voor katoenen garens en weefsels. In de delf-
stoffengroep handhaa:fide het verhoogde peil .der ijzer-
en staalprijzen zich. Lood iets gemakkelijker, koper en
tin vast. Bij de ,,diversen” moet gelijk de vorige
maand wederom van de vaste stemming voor olie en
oliezaden melding gemaakt worden.
AANTEEKENINGEN.
De achture’n, werkdag. –
Het Wetsont-
werpAalberse, houdende bepalingen tot beperking
van den arbeidsduur in het algemeen en tot het tegen-
gaan van gevaarlijken arbeid van jeugdige personen
en van vrouwen, dat op bladzijde 401 van de’zen jaar-
gang besproken werd,
1)
werd op Vrijdag
11 Juli ii.
‘des namiddags te 6Y2 ure, gevolgd door het zingen
van het Wilhelmus en den 8-urenmarsch, in de Tweede
6
1)
[Zie voorts pag. 49, 78, 112, 327, 351 en 379. – Red.]
678
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16Juli
1919
Kamer der Staten-Generaal aangenomen met bijna
algemeene stemmen. Slechts de revolutionnaire’
Kamerclub stemde tegen.
Juist drie maanden heeft de Kamer gebezigd, om.
dit resultaat •te bereiken. Op 11 April .j.l. werd het
ontwerp ingediend, 23 Mei verscheen het Voorloopig
Verslag; 20 Juni d,a,v. zag de Memorie van. Antwoord.
het licht en op 26 Juni verklaarde de Commissie van
Rapporteurs, dat naar haar oordeel door de gewis-
selde schrifturen de
.
openbare beraadsiaging over het
voorstel .genoegzaam was voorbereid.
Op
den 3den Juli werd met de Algemeene Beschou-
winigen begonnen. V.00rwaar een spoed, welken men
niet van onze volksvertegenwoordiging gewoon is.
De Minister van Arbeid heeft dan ook bij de behan-.
‘deling van deze bij uitstek zoo belangrijke sociale wet
een zeer gemakkelijke taak gehad. Steeds kon hij
rekenen ôp, een vaste meerderheid en geen oogen’blik
dreigde gevaar, ‘dat een amendement, welks aanne-
ming hij ontraden had,
toch zou
worden aangenomen.
vele amen(dementen werden ingediend; bijna alle wer-
den met overweldigende meerderheid afgemaakt.
Daaronder ook het voornaamste, dat van de heeren
Mr. H.
C.
Dresselhuys en Prof. A.
0.
Visser van IJzendoorn, . om voor fabrieken en werkplaatsen de
48-urige in plaats van de 45-urige werkweek tot wet
te verheffen, behoudens bevoegdheid van den Mini-
ter van Arbeid om bij Algemeenen Maatregel va
Bestuur voor bepaalde bedrijven de 45-urige werk-
week voor te schrijven. .
Zooa].s de heer Dresselhuys in
zijn
mondelinge toe-
lichting er op wees, ging het hier om de beveiliging,
van groote takken van vaderlan.dsche industrie. Ner-
gens in het .butenland, zelfs niet in het Sowjet Rus-
land, heeft men een wettelijke 45-urige werkweek;
i)
alleen Nederland zal ten deze voorgaan. In tal van
adressen uit industrieele kringen was met klem ge.,
protesteerd tegen de bedoeling van de Regeering, ni’
onze in.dustrie als .proefkonijn te doen dienen.
De uitstekende rede van den voorsteller van het
.a’men.dement mocht echter
•
n.iet baten. Zeer juist
bracht de Minister ‘de stemming van de Kamer ondei,
voorden, toen hij met de volgende zinnen den heer
Visser- van IJ’zen’doorn toesprak:
,,Ik zou ten slotte tot de voorstellers dit willen zeggen
en ik hoop, dat de heer Visser van IJzendoor.n, die zoovee)
ouder is dan ik, mij vergeven zal, dat ik in het ambt, het
welk ik nu eenmaal op dit oogeablik bekleed, .het recht
meen te vinden om dit ernstig woord oolc tot hem ‘te
spreken. Ik hoop, dat ik daarbij niet zal worden misver-
staan. Het is geeii dreigement en het is ook geen uiting
van vrees, maar het ‘is slleen de toepassing ven het oude
adagiu.m, dat regeeren’ is vooruitzion.
,,Ik
wil
er aan herinneren, .dat de Nederlandsche . ge-
schiedschrijver het steeds geprezen heeft in onze liberale
voormannen, dat in
.
1848, toen geheel Europa. in revolution-
naire gisting was,. ons land van de’ revolutie
Vrij
gebleven
is, omdat wij hier tijdig de Grondrwet hebben herzien en
daarin die rechten en vrijheden hebben vastgelegd, welke
hij de bu.rgerij leefden. Thans hebben wij niet alleen in
Europa maar
schier over de geheele wereld een, ievolutie-
geest. Nu ‘dreigt niet alleen, zooals in 1848, de zuivere
politieke maar ook de sociale revolutie. En ik ben er van
overtuigd dat, wanneer, wat fod moge geven, ook thans
ons land voor de vreeselijke ellende van revolutie gespaard
mocht blijven, de latere historicus dt zal toeschrijven aan
de wijze vooruitziendhéid van Regeering en Staten-Gene-raal, die tijdig er voor gezorgd hebben dat aan de redelijke
verlangens van de arbeidende ‘klasse voldaan geworden
isT.
en dat niet afgeperst door geweld maar uit eigeii vrije over-
tuiging, omdat men de redelijkheid van die verlangens
had ingezien.
,,Laten de heeren dan niet kleinlijk peuteren aan wat
het hoofdpunt in het wetsontwerp is, •niaar laten’ zij’ ook
met volle overtuiging medewerkea aan het tot stand komen
daarvan, i’n het waarachtig belang van ons volk.”
,,Kleinlij’k peuteren” noemde de Minister de ‘bezwaren
1)
[Zie hierbij ‘de aanteekening ,,Iuvoering van den
achturigen arbeidsdag iin Frankrijk”. in dit numufer. –
Red.] .
van de voornaamste vertegenwoordigers van groote
takken van
nijverheid;
,,kleinljk peuteren” deden
zij, die bevreesd zijn voor ide gevolgen voor ‘de atio-
n’ale welvaart va’n een’ sterkere beperking van den
‘arbeidsduur dan in het buitenland. Regeeren iS voor-
uitzien; ‘inderdaad; edoch, men kan nog van meening
verschillen over wat ‘den sterksten invloed zal doen
gelden en di’enovereenkomstig een ander gevoelen
zijn toegedaan over de mate waarin het wenschelij.k
is zich i’n te richten op een mogelijk vooruitzicht.
T.
Beëindiging algemeene economische
schikking. – (
Officieel.) Het ministerie
van ‘buitenlandsche zaken ‘deelt het volgende mede:
,,Bij identieke nota’ van 7 Juli hebben de vertegenwoor-
digers van Amerika, het Vereenigd Koninkrijk, Frapki-ijk
en Italië aan dec minister van buitenlandsche zaken ver-
zocht te willen mededeelen, of di Neierlandsche regeer.ing
bereid was, onmiddellijk bij wederzijdsch goedvinden de al-
gemeene economische schikking te Londen gesloten, te be-
eindigen op een datum vast te. stellen door den oppersten
economisehen ‘raad te Parijs.
,,De minister van bui’tenlandsche zaken heefli op 11 Juli’
aan de vertegenwoordigers voornoemd doen weten, dat de
regeering bereid was, ‘het vobrstel té aanvaarden. Hij heeft
daaraan de mededeeling toegevoegd, dat naar het oordeel
der regeering de algemeene ‘scHikking niet zou kunnen
worden beëindigd, ‘tenzij op den ‘zeifden datum de schik-
king getroffen door de N.O.T. met de geassocieerde landen en de schikkingen getroffen voor de N.U.M. met de British
and General Trading Association Ltd. nopens den uitvoer
van inheemsche l’andbouwproducten en door dezelfde maat-
schappij met de Britsche, Fransche en Italiaansehe regee-
ringen nopens de uitoefea.ing van de visscherij op den
zelfden datum kwamen ‘te vervallen. –
,,Ten slotte is om spoedige mededeeling gevraagd van den
datum, welken de opperste economische raad te Parijs voor-
nemens is ‘te bepalen voor de beëindiging van de schik-
kiu.ge’
(0 f, f1 c i ee 1.) ,,In verband met ‘de berèidverklaring der
Nrde?landsche .regeering, ‘ om de algemeene economische
schikking, ‘met •de Geassocieerde Mogendheden gesloten, ti
beëindigen, heeft Ide Minister van ‘Buitenlaadsehe Zaken
bericht ontvangen, dat die schikking sedert 12 Juli is ver-
vallen. Bovendien vervallen van dien datum ‘af ‘de land-
bouw-overeenkomst, aangegaan tusschen de N.U.M. en de
British and General Tradin’g Association, de visscherij-
overeenkomst, aangegaaa door de N.U.M. met de Britsche, Fransche en Italiaansche Regeeringen en de overeenkomst, die ‘de N.O.T. heeft gesloten ‘met de Regeeri’ng van Groot-
Brittannië, Frankrijk, Italië en den War Trade Board van
de Vereenigde Staten.”
Vanwege ‘de N.O.T. wordt het volgende medegedeeld:
,,In verband met de omstandigheid, dat de overeenkomsten
van de N.O.T. met de oorlogyoerenid.e mogeudheden gesloten,
met ingang van 12 dezer zijn opgeheven, zijn de contractaaten
van de N.O.T. van al hunne rveplichtingen ontslagen, het-
geen heteekent, dat er ‘geen N.OT.-condities meer bestaan.
Slechts in zeer enkele gevallen zullen voor bepaalde par-‘
tijen nog zek’ere N.O.T.-verplichti’ngea moeten worden na-
geleefd,. waarvan aan belanghebbenden afzonderlijk ‘kennis
wordt gegeven.
,,Niet slechts de in December 1918 itusschen de N.O.T. en.
de Geassocieerde Regeèringen gesloten overeenkomst is
opgeheven, maar ook alle neven-overeenkomsten door de
N.O.T. gesloten, niet uitzondering echter van ide overeen-
komst krachtens welke de financieele afdeelin’g dier instel-
l’i’ng te Amsterdam ‘is opgericht. Deze overeenkomst blijft
tot’nader order ‘van kracht.”
C o
nsulbir e dienst versus handels-
mi rsis te ri e. –
T’oen aan het eind van Mei van
‘dit jaar
Sii-
Albert Stanley, President of the Board
of Trad’e, aftra’d, ‘haalden Wij in de woorden ‘van ,,The
Tirnes” — pag. 526 – nog eens op, ‘h’oe in Engeland
getracht was ‘de ‘kloof .tu’sschen het Departement van
Han!dcl en dat van Buitenland’sche Zaken te overbru’g-
gen. Het aftreden van Sir Albert wees er op, dat dein-
stelling van ‘het ,,Bin’deglied” – Department van Over-
seas Trade – de gespannen verhouding’ tusschen beide
departementen nog niet afdoende had kunnen weg-
nemen. Nu heeft ook Sir Arthur Steel-Maitland, de
16 Juli
1919
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
679
leider’ van het’Department of 0. T., er het”ije bij
neergelegd. De ,,Times” betuigt haar ontevredenheid
in een artikel,’ getiteld ,,Who are the Wreckers?”
,,Disgracefully housed, overcrowded, underpaid, over-
worked, it was no wonder that the staff – and a hiore
enthusiastic band of workers than those who were associated
with the, old Commercial Intelligence Bra’nch it would
have been impossible to find anywhere – began to lose
heart. First one, then another, lef t Basinghall-street for
private employment. Too late, fresh offices were taken:
the .canker of discontent had beeome firmly established.
,,It is not beyond the wit of man to plan a method of
providing commerce with up-to-date information, and, in
cases where it cnn be done ‘legitimately, with diplomatie
support. The fact is the Government have never shown
themselves to be thoroughly in earpest about the matter,
and the spectacle of ‘the ‘most important reconstructive work
being brought to nought by the jealousies of State officials
is at once humiliating and disgraceful.”
Het moge ter leering strekken voor andere landen,
waar aan den .handelsinformatjedjenst van ‘den Staat
nog wel het een en ander te verbeteren valt.
2ilver v o o r de in.dusrie in 1918: –
Aan het verslag van s Rijks Muntmeester over het
afgeloopen jaar wordt het volgende ontleend:
,,Toen in het begin van 1918 de invoer van zilverbaren
stopgezet werd, was het te voorzien dat de particuliere
industrie hier te lande, die zich met verwerking van dit
metaal bezighoudt, niet langer zou kunnen doorwerken
dan de aanwezige metaalvoorraad toeliet. Buitenlandsche
zilveren munten zouden vermoedelijk nog wel te verkrijgen
zijn, doch ‘dan slechts tegen sterk gestegen prijzen. Deze
prijzen zouden een bovenste grens vinden in den prijs van het metaal, afgeleid uit onze eigen zilveren munten. Hier-
aan was het gevaar verbonden dat de laatste voor versmel-
ting zouden worden gebezigd en bij gebrek aan grof zilver,
waarvan vermoedelijk een belangrijk deel werd beivaard,
zou hiervoor allicht mede de pasmunt in aanmerking ko-
men. Op een ‘tijdstip, waarop aan alle zijden reeds geklaagd
werd over tekorten in de ,circulatie, zou dit al hoogst on-
welkom zijn en aanleiding kunnen geven tot ernstige beta-
lingsmoeilijkheden. Verder was te voorien dat grondstof-
tekort in de zilvei-industrie tot inkrimping daarvan en dus
tot toeneming der werkloosheid moest voeren.
,,Een en ander heeft er toe gebracht te trachten in zekeren
zin een oplossing voor al deze bezwaren te verkrijgen door
aan de Regeering voor te stellen, dat de beschikking werd
gegeven over een millioen aan rijksdaalders waarvan het
zilver naar verhouding van het verbruik der fabrikanten
geleidelijk over hen zou worden verdeeld. Bij een samen-
komst met enkele fabrikanten, die tevoren hun grondstof direct uit ‘het buitenland betrokken en met eenige hande-
laren, die de overige fabrikanten vrijwel geheel van zilver
bleken te ‘voorzien bleek, dat men tea zeerste met het
geopperde ‘denkbeeld instemde. Er is toen een regeling
getroffen in dien via dat elke fabrikant voorloopig over
een komenden termijn van 10 maanden van de handelaren,
waarvan ‘hij in 1917 zilver had betrokken, dit metaal zou
kunnen bekomen tot een maximum van 65 pCt. van het in
1917 door hem verwerkte metaal. Daarentegen moest hij
zich bij contract tegenover den Muntmeester verplichten
het op 1 April bij hem werkzaam personeel in dienst te•
houden en het gemiddelde loon te blijven doorbetalen ook
indien het niet gelukte het ontbrekende zilver uit den
vrijen handel te betrekken. Men verbond zich tevens in elk
opzicht mede te werken om versmelting van Nederlandsche zilveren munten te verhinderen, o.a. door directe meded’ee-
ling van elk ‘geval, waarin men van een dergelijk feit, dat
intussehen strafbaar was gesteld, eenig vermoeden kreeg.
Nadat van de zijle van het Koninklijk Nationaal Steun-
comitd toegezegd was, ‘dat dit een ‘deel van de aanvullende
loonbetaling voor zijn rekening zou nemen, werd deze toe-
zegging later ingetrokken. De fabrikant’en bleven toen zelf
verantwoordelijk vooi eventueele aanvulling van bonte-korten. ‘s Rijks Munt zou het benoodigde zilver leveren
aan enkele boven reeds aangeduide fabrikanten en aan de
handelaren, die volgens aanwijzingen van den Muntmeester,
tevoren vastgestelde hoeveelheden aan de afnemers touden
kunnen afgeven. De prijzen waartegen de fabrikanten het
zilver konden ontvangen werden in verband met dien van zijn oorsprong uit munten, vastgesteld; de handel ontving
het van ‘s Rijks Munt tegen een eenigszins lager bedrag..
,,Uet bovenbedoelde verbod van versmelting of op andere
wijze ongeschikt maken van zilveren munten was gegeven
bij artikel 4 van de Wet van 12 Januari 1018 (Stbl. No. 14).
,,Behalve de bovenchetste maatregelen, die ‘ten onrechte
wel eens als een ,,distributie” van zilver zijn opgevat en
die uitsluitend beongden de industrie tijdelijk doch zoolang mogelijk te steunen in haar wensch te kunnen blijven door-werken, was natuurlijk ook aanstonds een bepaling van een
maximumprijs van zilver gewenscht, om ook langs dézen
weg de versmel.ting van muntzilver te bestrijden. Deze
maximumprijs moest zoo worden gesteld, dat deze laatste werkzaam’heid niet loonen’d kon zijn. Bij Besluit van den
Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel dd. 4 Mei
1918 werd bedoelde prijs van zilver in eiken vorm (afge.
zien van verwerkingskosten) bepaald op
f
109,75 per K.G.
,,Dat de getroffen maatregelen aan het doel hebben beant-woord kan gereedelijk worden aangenomen. Van omsmei-
ting van onze specie is weinig of niets gebleken. De zilver-
industrie was in s’taat om door te wei-ken. Nadat gedurende
eenïge maanden enkele duizenden K.G. zilver varen afge-
leverd, werd in het najaar weder zilver in den vorm van
buiteniandsche munten (franes en marken) ingevoerd; ook
tevoren was nog wel zooveel’ uit het Vrije verkeer te ver-
krijgen geweest (met verbruik van hetgeen hier en daar
nog voorradig was) dat van een tekort niet kon worden
gesproken. Buitenlandsehe specie zorgde daarna voor aan-
vulling niet alleen, maar maakte reeds spoedig, toen de
prijs beneden den maximumprijs daalde, de hulp van
‘s Rijks Munt meer en meer overbodig.”
Invoering van den achi-urigen ar-
beidsdag in Fran1crij1.1)
– Bij een wet van
7.
23 April 1919 (.Iournal Officiel van 25 April) is de
code ‘du ti-avail et de la pr(voyance sociale, wat be-
treft de regeling van den arbeidsduur, als volgt e-
vijzigd. De maximum-arbeidsduur voor werknemers
van beiderlei geslacht .in ondernemingen van handel
en nijverheid van publieken of privaten aard, al of
niet van gedsdienstig karakter, alsook in inrichtingen
voor vakonderwijs en instellingen van weldadigheid
bedraagt 8 uur per dag en 48 uur per week. Bij alge-
meene maatregelen van bestuur zal voor elk beroep,
iedere beroepsgroep of tak van handel en industrie
d6
invoering hies-van nader worden vastgesteld. Dit
zal echter ‘niet geschieden dan na overleg met de be-
trokken vereenigingen van patroons en werklieden.
Deze maatregelen zullen verder met name regelen: 1.
de verdeeling van den arbeidsduur over de verschil-lende dagen ten einde den vrijen Zaterdagmiddag te
kunnen ‘toestaan; 2. de verdeeling van den arbeids-
duur over een andere tijdsruimte dan een week; 3. de
termijnen, waarin de huidige arbeidsduur geleidelijk
tot den 8-urigen zal worden verkort; 4. de blijvende
uitzonderingmi, die kunnen worden toegestaan voor
voorbereidende of aanvullende werkzaamheden, die
noodzakelijk moeten verricht worden ‘buiten ‘den voor
een onderneming vastgesteiden ‘arbeidstijd of voor
groepen van personen, die niet regelmatig ‘kunnen
doorwerken; 5. de tijdelijke uitzonderingen
voor
het
verieenen van overwerkvergunning ingeval van opeen-
hooping van werk, noodzakelijkheid in het algemeen
belang en ‘bij ongevallen; 6. het toezicht op •de nale-
ving van den ‘arbeidsduur en de rusttijden, alook de
formaliteiten, die vervuld moeten worden bij ‘dispen-
sâtie; 7. het gebied waarop de maatregel van toe-
passing is.
Vermindering van den arbeidsduur mag geen oorzaak
zijn van loonsverlaging. Deze wet is ook van toepas-
sing in Algerië en in de Fransche Koloniën.
1)
Ingezonden door den Nederlandschen Gezant te Parijs.
REGEERINGSMAATREGELEN OP’
HANDELSGEBIED.
U
i
t v o e r wijn. Bij Kon. besluit is, metingang
van 10 Juli, de uitvoer van wijn vrijgesteld.
U i t v o e r k a p o k. Bij den Minister van Land-
bouw, enz. bestaat geen bezwaar meer tegen uitvoer
van kapok, voor zoover de N.0.T.-bepalingen dien
uitvoer toelaten.
U i t v o er k a r wij zaad. Volgens mededeeling
van de N.U.M. kan thans ook zonder tusschenkomst
680
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 Juli 1919
van de commissie uit de vereenijging voor den- handel
in fijne zaden, karwijzaad worden uitgeyoerd.
Uitvoer vroege ‘aardappelen. Partijen
vroege aardappelen, ‘aangevoerd op een bij het Rijks-
kantoor voor groenten en fruit ingeschreven ‘veiling, welke v’oor het binnenland niet voor 8 cent per K.G.
worden afgenomen, mogen voor export worden over-
geveild.
U i t v o e r ‘b o t e r. De Minister van Landbouw
heeft den uitvioer van boter verboden; alle reeds ver-
leende consenten zijn ingetrokkeii.
T n m a a k s u ik e r. Een extra hoeveelheid suiker
is beschikbaar gesteld voor den- inmaak, welke ionder
bon aan particulieren mag-geleverd worden tegen ten
hoogste. 90 ets. per K.G.
Blijkt
van misbruik, dan
ordt op den maatregel teruggekomen; anders is de
verruiming van ran-bsoen te
–
beschouwen als overgangs- –
maatregel -om in October weder tot geheel vrijen
handel in suiker te ‘komen.
– T a r w e e n r o g g e. Ingetrokken
zijn
de be-
sch-ikkingen, houdende uitgeloofdè
prijzen,
maximum-
prijzen voor -den kleinhandel en een distributierege-
ling (‘afleveringsverbod) voor tarwe en rog’ge, ‘de vast-
stelling van een zaaizaa’dregelin’g en maximllmprjzen
voor zaaitarwe en rogge en het verbod om, bepaalde
gewassen tot voedermiddel voor dieren -te verwerken,
of als zoodanig te gebruiken, alles met ingang van
4 Aug. a.s.; na dien datum kan geen tar’we of rog-ge
van
–
den oogst 1918 meer bij een Regeeringscommis-
sans voor de Rijksgraanverzameling worden in-ge-
leverd.
Maïs uit Zu
–
id-Afri’ka. – in den loop van
de ‘maand’1Tuli zal
–
de mais, welke het Zuid-Afrikaan-
sehe volk ten geschenke heeft gegeven aan de Neder-
lan’dsche bevolking, tot maïs’bl-oem en maïsgries ver-
werk-t zijn. Deze bloem en gries worden,gratis, in een
hoeveelhëid van – 750 gram, ter beschikking gesteld
van ‘de ‘houders van normaal-margarine-‘kaarten.
K a ii z o u t e n. – Een wetsontwerp ‘is ingedi-anid,
waarbij gelden – worden aangevraagd voor het ‘doen
verrichten van nadere onderzoekingen naar kalizduten
dopr de R’ijksop.sporing van Delfstoffen, in verband
met- de uitkomsten der boringen bij Ratum en Plan-
tengaarde. ‘ –
–
MAANDCIJFERS.
–
PRODUCTIE DER KOLENMIJNEN.
0)
(Ontleend aan ,,Maaudschrift Centraal Bureau Statistiek”)
Naam van de
•
Miju
Staat8mijnen.
,,Wilhelmina”..
,,Emnia
..
……..
,,Hendrik” ……
Totaal
April
–
Mei
1919
1
1918
1
1919
1
19f8,
50.560
52.820
1
51.948
1
49.005
53.771
57.309
54.827
58.792 21.623
13.308
24.766
14.995
125.954
1
123437
1
131.541
1
122.792
Particul. mijnen.
Domaniale mijn. 40.867
39.310 43.517
39.757
Mijn Laura en Ver-
40.900 41.300
46.601
41.000
Oranje-Nassau
mijnen ……..
58.835
–
71.637
63.182 72.390
eenigiug ……..
Mijn Willeni So
14.085
..
20.000 14.400
19.600
phie …………
Totaal….
154.687
1
172.247
167.700
172.747
Totaal generaal
280.641
1
295.684
1
299.241
1
295.539
*) In tonnen.
Het ,,Maandschiift” teekent bij de cijfers aan:
zooals uit deze eijférs blijkt, was tot dusverre over
het algemeen de productie over 1919 minder dan over de overeenkomstige maanden van 1918.
GIRO-OMZET BIJ DE NEDEItLANDSOHE BANK
Juni
1919
Juni
1918
‘Posten
,Bedrag Posten
BedMg
Voor reke-
ninghouders
2.309
f1.058.925.386
19.410
f408.394.531
waarvan door
de
11.-bank
plaatselijk…
7.167
‘,,
744.343.112
4.572
,, 250.852653
Ter voldoe-
ning van
,,
–
8.210.55811
–
Rijksbelast.
1.520 1.337
,,
6.891.647
ONTVANGSTEN VAN SPOOR- EN TRAMWEGMAATSCHAPPIJEN APRIL 1919.
(Ontleend aan ,,de Ingenieur”.)
Namen der Maatschappijen.
I
Personenvervoer.
I
Goederenvervoer,
Totale ontvangsten.
April
‘1919.
April
1918.
Maatsch. tQt Exploitatie van Staatsspoorwegen
–
en Ned. Öentr.Spoorwegmaatschappij ……
f2.810.351,-
f3.790.714,-
f 6.708.865,-
f
5.421.185,-
‘)
Roll. IJzeren Spoorwegmaatschappij
……..
,
2.813.867,-
.
1.595.724,-
4.538.368,-
‘
3.520.448,-
‘)
Noord-Brab. Duitsche Spoorwegmaatschappij
21.785,-
‘
..
28.835,-
–
52.195,-
70.251,-
Dedemsvaartsche Stoomtramsveg-mij.
–
..,
15.303,22
25.722,82′!,
,,
42.477,44
1
1
34.951,25
1
/
Traiuiw.mij.
,,de
Meijerj”- ………………
–
–
4O.45O,l6ijs
32.425,59
Zuid-Nederlandsche Stoomtramweg-mij………
……
,,
13.437,81
19.213,79 33.672,38 38.775,39
Nederlandsche Tramwegmaatschappij
………..
59.612,22′!,
60.001,87
131.142,94
1
12
,,
110.464,95/2
Rotterdamsche Tramwegmaatschappij
–
–
159049,20
Westiandsche Stoomtramwegmaatschappij ..
24.278,72′!2
,,
7.051,23/2
;,
32.499,1511
s
31.069,19
Gemeentetram te Amsterdam
.
………….
,,
671.572,39′!2
,
‘
—
671.572,39
1
1a
568.459,48V,
,,
326.713,57
–
–
,
328.759,11
,,
280.302,00’/
Rotterdamsche Electr. Tramwegmaatschappij
,,
265.573,13
–
265.573,13
,,
248.668.00’/
Nederlandech-Indische Spoorwegmaatschappij’
–
lijn Samarang-Vorstenlanden-Willem 1..
–
455.000,-
,,
368 .953,-
Oost-Java Stoomtramwegmaatschappij
Haagsehe Tramweg-maatschappij …………..
..
-‘
–
9.700,-
,,
8.700,-
lijn Soerabaija-Krian ………………..
–
–
–
63.000,-
,,
55,800,-
Semarang-Cheribon Stoomtramwegmaatsch…
–
–
.
–
276:100,-
,,
282.700,-
Samar.-Joana Stoômtramwegmaatschappij’ …
–
–
230.400,-
,,
227.700,-
lijn Modjokerto-Ngoro ……………………
Serajoedal Stoomtramwegmaatschappij
–
–
–
…..
‘
–
‘
. –
57.900,-
,
38.900,-
lijn Bandjarnegara-Wonosobo …………
–
–
–
9.200,-
7.300,-
lijn Maos -Baüdjarnegara ……………..
–
–
42.500,-
,,
41.183,-
Kediri’Stoomtram-Maatschappij
…………….
Malang ‘Stoomtram-Maatschappij …………..
…
.
–
–
48.000,-
,
44.331,-
Deli-Spoorweg Maatschappij …………….
–
517.000,-
,,
426.70,9,- –
De ontvangstender groote maatschappijen; die in ,,de
Ingenieur” ontbreken,
zijn aan het ,,Maandschrift
Centr. nureau
Statistiek” ontlee
–
nd.
–
“),Definitie-ye,opgave.
.
16 Juli 1919
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
M
.
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.
N.B. ** beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.
GELDKOERSEN.
BANKDISCONTO’S.
20
Juli
1914
(Disc.Wissels.
Ned
41/t
sedert 1 Juli ’15
3
1
/,sedert23
Mrt. ’14
.
BelB
Elf
an
4
1
/2
,,
1
,,
’15
4
,,
23
,,
’14
IVrsch.inR.C.
5I/
,,
19Aug.’14
S
,,
23
,,
’14
Bank van Engeland
5
,,
5Apr.’17
3
,,
29Jan.’14
Duitsche Rijksbauk
5
,,
23Dec.’14
4
5Febr.’14
Bank vanFrankrijk
5
,,
21Aug.’14
3
1
/
29 Jan.’14
Oostenr. Hong. Bk.
5
,,
12 Apr.’15
4
,,
12 Mrt. ’14
Nat.Bankv.Denem.
51/2
,,
4 Jan.’19
5
,,
6Febr.’14
Zweedsche Rijksbk.
6
,,
13Juni’19
4
1
/2
6
’14
Bank v. Noorwegen
51/2
,,
11Mei ’19
4
1
!2
,,
11
,,
’14
ZwitserscheNat.Bk.
5
1
!,
,,
3 Oct. ’18
3
1
/2
,,
19
,,
’14
Belgische Nat. Bk.
4
,,
12Juni’19
4
30 Jan,’14
Bank van Spanje..
4
,,
22Mrt.’17
4
1
!1
,,
24Sept.’03
Bank van Italië ..
5
,,
10Jan.’18
5
9 Mei ’14
Fedcr.Res.Bk.N.Y.
3-4
– –
–
Javasehe Bank….
3
1
/1
1Aug.’09
3
1
/3
,,
1Aug.’09
OPEN MARKT.
Amsterdam
Londen
Berlijn N. York
Data
Part.
Prolon-
Part.
I
Part. IParus
Part.
CalI_
disconto
I
gatle dl,conto
disconto
disc.
monesi
11 Juli
‘194
1)
38/
4
1)
311
s
4_5/
6-11 J. ’19
3/44
3’/4-4/4
4_t/s
–
5-15
30J.-5J.’19 3’/_4
1)
3
1
/,_4
3/it
4-/a
5-8
1
/
23-28 J. ’19
/44
3..1/
3
1
/4_t/It
4_
t
18
–
510
8-13 J. ’18 2t/,_
3
– 5V-6
9-14 J. ’17 2-‘/,
3’/
1
43
++
–
++
4-‘/s
– 2-4
20-24Juli’14 3
i/8_8/5
2
2
t
/
–
‘/ 2 l/_t/
2
1
/4 1
‘I-2
l/
t
)
Noteering van 10 Juli.
1)
Het particulier disconto der gemeente-
wissels
WOS
in de afgeloopen week
1/
9
-1
pCt. honger..
WISSELKOERSEN.
WISSELMARKT.
Met uitzondering van New York en Stockholm waren alle
wisselkoersen lager. Londen liep terug van 11,81 tot 11,78.
Parijs daalde van 38,50 tot 38,20; België van 37,45 tot 37,10,
en alle drie sloten flauw, zoodat heden nog een verdere
daling plaats vond. Berlijn liep in het begin der week sterk
terug, maar bleef daarna ongeveer op dezelfde hoogte, ter-
wijl de tendens eerder iets beter was. New York was in
het begin der week weder zeer vast; kon echter het hoogste
.punt niet handhaven, zoodat er in het laatst der week voor
het eerst een kleine teruggang in den koers te bemerken
viel.
Van de neutrale wissels waren vooral Zwitserland en
Kopenhagen zeer flauw. Ook Christiania liep iets terug, en
alleen Stockholm was prjshoudend en eerder iets vaster. Tegen alle verwachting liep de Fiusehe koers deze week
buitengewoon terug. Er werd voor ongeveer 20 afgedaan,
terwijl, uit Londen nog belangrijk lagere noteeringen af-
kwamen.
KOERSEN IN NEDERLAND.
1
Londen
1
Parijs
1
Berlijn
1
Weenen
1
Brussel
1
New
Data
1
1
York”)
7 Juli
1919..
11.80+ 38.72+
17.40
8.-
37.52/,
2.61
8
1919..
11.81 38.42/,
17.90
8.-
37.27/,
2.61
3
/4
9
,,
1919..
11.81/,
38.30
17.37
1
8.-
37.25
2.63
10
,,
1919..
11.811 38.90
17.35
7.90
37.25 2.63
8
!,
11
,,
1919..
11.78
38.30 17.50
8.-
37.10
2.611/,
12
,,
1919..
– – –
– –
–
Laagste d. w.
0
11.77
38.-
17.20 7.50
37.-
2.60
1
!,
Hoogste
,,
,, t)
11.82
1
‘
39.15 17.90 8.15 37.75
2,63t/2
4 Juli 1919..
11.84 39.47/,
17.90
8.-
38.07+ 2.60
28Juni 1919..
11.84/,
40.10
18.55 9.25
38.25′
2.51+’
Muntpariteit.
.
12.10/,
48,-
59.26
50.41
48.-
2.48/4
5)
Noteering te
Amsterdam.
*5)
Noteering
te Rotterdam.
1)
Particuliere opgave.
1)
Noteering
van
27
Juni.
D
t
a a
Stork.
Kopen.
Chrts.
Zwitser.
Spanje Batavla
1)
holm’)
hagen”)
tiania’)
land’)
1)
telegrafisch
7 Juli 1919
65.50
60.15
64.-
47.15
51.-.-
99/,-100
1
9
8
1919
65.70
60.25
64.-
47.35
51.-
99/,-100/,
9
,,
1919
65.75
60.20 63.90 47.35
51.-
99f-100/,
10
,,
1919
65.65
60.-
63.85
47.15
50.75
99/,-100/,
11
,,
1919
64.40
59.70
63.55
47.10
50.75
99/,-100/,
12
1919
–
– .
– –
50.70
99
f
-100/,
L’ste d.
w.9
65.30
59.50
63.40
47.-
50.50
997/8
H’ste
,,
,,
t)
65.80
60.25
64.-
47.45
51.-
100
1
1,
4 Juli 1919
65.35
60.15
65.50
47.30
51.-
2)
99/,-100/,8
28Juni 1919
65.70
60.50
64.20
47.45
51.-
997
1
-100/,
Muntpariteit
66.67
66.67 66.67
48.-.
48.-
100
5)
Noteering te Amsterdam.
t)
Particuliere opgave.
1)
Noteering
V. 5 Juli.
KOERSEN TE NEW YORK.
Cable
Zicht Zicht Zicht
Data
Londen
Parijs
Berlijn
Amslerd.
(in$
(in fr
,
.
(In cents
(tn cents
P. $)
per
£)
p.
4 Rm)
per gld.)
12 Juli
….
1919
4.48.75
6.85
nom.
38
Laagste d. week..
4.48.50
6.76
nom.
377/
s
Hoogste,,
,,
..
4.50.50
6.92
nom.
.
3Juli
.. ..
1919
4.54 6.57
nom.
381/
1)
28 Juni
….
1919
4.60
6.45
nom.
38’/t
Muntpariteit….
4.86.67
5.181/
951/
40’/io
t)
Noteering van
2
Juli.
KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN.
Plaatsen en
1
Noteerings.
1
28
Juni
1
5Juli
I
11L JULI
I
12
Jult
Landen
eenheden
1919
1919
1919
1919
Laagste Hoogste
Alexandrië..
Piast.
p. £
971’192
9715/
32
971842
97″/32
9715/32
*B, Airest)..
d.p.gd.pes.
51
1
!,,
51
1
/,,
51
1
/,t
51″/16
5118
Calcutta
. . . .
sh/d.p.rup.
1/81/
32
1181/,
2
1/8
118
1
/,o
118
1
42
Hongkong
..
id. p. $
3161/
4
316
1
I4
3/61/
4
3/6’/2
3/6
1
!2
Lissabon….
d.p.escudo
30
1
/3
30
1
1
30
30
1
!2
30
1
/
Madrid
….
Peset.
p.0
23.21
23.15 23.00 23.12 23.03
5
Montevideo’
d.p.peso
54/
548/4
55
55
1
/8
55’/e
Montreal..
..
$
per
£
4.74
3
/4
4.65
1
/2
4.62
4.64
4.621/
4
*R.d,Janeiro.
d.p.milr.
1411/,
2
14f/,’)
14
3
!,
14
9
!,,
14
1
!,
Lires
p. £
36.68 35.95 36.75
38.00
37.65
Shanghai
. .
sh/d.p.tael
513
1
/3
5/3 5/3
1
!2
5/4
514
Rome
…….
Singapore
. . id.
p. $
2/4
7
/,,
2/4
8
/t
2/4
1
/,
214
5
/,,
2/4
7
/,2
*Valparaiso,.
d.p.pap.p.
10is
10’/
10
28
!32
10
7
/8
1023/
82
Yokohama
..
sh/d.p.yen
212
1
/it
212
8
/4
212
1
1ts
2131/
4
213
1
!,,
*
Koersen van den
dag voorafgaande
aan de
data in het
hoofd
vermeld
1)
Telegrafisch tranefert.
2)
Noteering
van
4 Juli.
GOUD EN ZILVER.
Sedert 29 Juli 1916 worden de dagelijksche ontvangsten
en onttrekkingen van goud door de Bank van Engeland
tijdelijk niet bekend gemaakt.
NOTEERING VAN ZILVER.
Noteering te Londen
te New York
12
Juli
1919 ……..
53t/4
106’/,
4
,,
1919 ……..
53′!,
107’/
1)
28 Juni
1919 ……..53
1
/,
108
1
!2
21
,,
1919……..54
1
/4
111
1
/4
.13
Juli
1918 ……..
4815/,,
991/
5
14
Juli
1917 ……..
40’/t
79
8
!,
20 Juli
1914 ……..24″/,,’
‘
541/
8
1)
Noteering van
3
Juli.
N.U.M.
Weekstaat der Nederlandche (.Jitvoermaatschappij.
Voornaamste posteninduizenden
guldens.
Bultenl.
Debet
5
pCi.
Credit
Data
Bankiers
Schat.
Diverse
Schuld.
Diverse
klstbllj.
reken.
1)
brieven
reken.
1)
10
Juli 1919..
3.307 58.650
646 17.164
38.879
30Juni 1919..
2.563 58.650
665
‘.
17.168
37.787
26
‘
1919..
1.204
58.660
545
17.159 37.870
19
,,
1919..
1.076
58.650 540
17.151
37.253
11
Juli
1918..
12.785
19.100
53.100
13.919
67.205
1)
Beide rekeningen omvatten, behalve garantiewissel, in portefeuille
tot het bedrag der buitenl. schatkiatbiljetten,
in hoofdzaak garantiewis,els
in dept bij de Ned. Bank.
682
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 Juli1919
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balan8 op 12 Juli 1919. –
Activa.
Data
Dlsconlos
Totaal
Beschik-
Dek.
Belee-
baar
kings-
ningen
Metaal-
percen-
saldo
lage
Binneul.Wis
–
tH.
–
bk.
f
88.755.735,33
1
!1
sels, Prom.,
B.-bk.
2.972.305,59
enz.in
disc.I.Ag.sch.
25.407.495,60
117.135.536,52′!2
Papier o. h. Buiteul. in
discöntè
……………………..
–
Idem eigen portef..
f
25.389.013,-
Af :Verkochtmaar voor
debk.nognietafgel.
Beleeningen
25.389.013,-
mcl.
vrsch.
H.-bk.
(144.613.368,02
in rek.-crt.
B.-bk.
11.462.464,76
1
!1
op onderp.
Ag.sch.
54.686.448,44
1
I
f210.762.281,23
Op Effecten
……f205.395.681,23
Op Goederen en Spec. ,,
5.366.600,-
210.762.281,23
Voorschotten a. h. Rijk …………….
,,
8.940.938,76
Munt enMuntmateriaal
Munt, Goud ……f 56.511.325,-
Muntmat., Goud .. ,,598.110.558,06
f652.621.881,08
Munt, Zilver, enz..
6.981.938,50
Muntmat., Zilver
659.603.817,56
Effecten
Bel.v.h.Res.fonds..
f
4.564.607,50
n ‘v.h.kapit.
,,.
3.976.588,87112
id. va/s
8.541.196,371!1
Geb. en Meub. der Bank ………………
rekeningen ………………
,,
77.793.799,37
1
!2
fl.111.478.582,82’/l
Passiva.
Kapitaal
……………………..
f
‘20.000.000-
Reservefonds
………………….
in omloop …………..
1.015.918.180;.
2
.
Bankassignatiënin omloop……….
,,
3.218.419,942
Rekening-Courant saldo’s:
Van het Rijk ….
f
–
Van anderen
….
,,
63.210.408,52
1
!2
It
63.210.408,52′!
Diverse rekeningen ………………
,,
4.131.574,35′!,
f1.111.478.582,82′!,
Beschikbaar metaalsaldo…………..f 442.198.809,26
Op
de ba8i8 van ‘!, netaaldekking….
225.727.407,57
Minder bedrag aan bankbilj etten inomloop
dan waartoe de Bank gerechtigd is ..
,,
2.210.984.045,-
Verschillen met den vorigen weekstaat:
.
Mee,
Minder
Disconto’s …………’.
3.979.157,51′!
Buitenlandsche wissels
38.600,-‘
‘Beleeningen
6.385.672,68
Goud ………. . ………
.
5.094.577,32
Zilver
524.983,41
Bankbiljetten
9.003.770,-
Part. Rek.-Crt. saldo’s
5.658.062,45
1
!2
V,ornaamste posten in duizenden guldens.
1 Andere 1
Data
Goud
Zilver
“e.
‘opeischbare
1.
scl,ulden
12 Juli
1919
,…
652.622
6.982 1.015.918 66.429
5
,,
1919
….
657.716
7.507
1.024.922
59.968
28 Juni
1919
.
…
657.722
8.214
1.018.076
7.3.433
21
1919
….
662.602.
8.702
1.001.959
83.691′
14
,,
1919
.
..
‘661.969
8.492 1.009.394
67.100
7
,,
1919
…
661.969
8.175 1.015.654
79.187
31 Mei
1919
….
661.969
7.938
1.025.962 85.180
24
,,
1919
. –
..
661.979
7.725
1.024.837
85.531
17
,,.
1919
….
662.160
7.545
1.042.667 104.158
10
,,
1919
….
662.389
7.359 1.061.881 74.220
3
,,
1919
….
662.835
7.262
1.083.454
48.581
26 April 1919
:. ..
663.348
8.114
1.034.638 94.915
19
,
,
1919
….
666.605
8.952
1.025.906
93.872
13 Juli
1918
..
. –
717.388
7.741
920.180 65.569
14 Juli
1917
. . . –
624.158
7.286
767.296
52.738
25 Juli 1914 -. ..
1
162.114
1
8.228.1 310.437
1
‘ 6.198
12 Juli 1919 117.136
59.000 210.762 442.197
61
.5
,,
1919 113.156
59.000 217.128 447.269
61
28 Juni1919 108.940
59.000 225.185 446.657
61
21″
1919 109.648
64.000. 202.859 453.176
62
14
1919 103.179
57.000 203.703 454.785
62
7
,,
1919 118.617
72.000 216.039 450.799
61
31 Mei 1919 117.372
72.000 234.150 447.302
60
24
,,
1919 125.459 ‘78.000 212.287 447.254
60
17
1919 ‘ 153.333 101.000 228.517 439.960
58
10
,,
1919 147.102
88.000 226.085 442.146
59
3 ,, 1919 144.892
80.000 231.978 443.305.
59
26 Apr. 1919 139.716
93000 225.975 445.163
60
19
,,
1919. 143.344
94.000 206.089 451.211
60
13Juli 1918
84.101
11.000 115.627 527.036
74
14 Juli 1917
51.755
40.000
76.823 466.424
77
25 Juli 1914
1
67.947
14.300
61.686
43.521
1
)
54
‘) Op de basio van
2
1s metaaldekking.
Uit de bekendmaking van den M i n i s t e r v a n Finan-
ciën blijkt, dat uitstonden op:
5’Juli
1919
12
Juli
1919
Aan schatkistpromessen
f437.850.000,-
f 437.850.000,-
waarvan rechtstreeks bij
de Ned. Bank geplaatst
,,
59.000.000,-
,,
59.000.00 0,-
Aan schatkistbiljetten
,,
81.549.000,-
,,
81.536.000,-
Aan zilverbons
………
,,
51.392.364,50
,,
49.607.851,-
JAVASCHE BANK.
Voornaamste posten in duizendfn guldens.
Naast de per mail.ontvangen gegevens wordende telegrafisch
bekend geworden totaalcijfers der obligo’s en uitzettingen en het beschikbaar metaalsaldo van latere data opgenomen.
‘Bank-
1
Andere
Data
.
Goud
Zilver
bIl) ellen
opel,chb.
1
schuldon
337.200
28 Juni 1919 ……
***
***
337.100
1919.
.’.
. .
**
*3*
335.760
24 Mei
1919 ……
127.075
8.171
222.170
105.645
5 Juli
1919………
17
,,.
1919 ……
127.280
7.570
221.140
109.711
10
1919 ……
127.144
8.482
219.181
116.585
3
,,
1919 ……
…
127.260
9.041
214.470
121.484
6 Juli
1918 ……
101.988
13.643 191.247
64.980
14
Juli
1917 ……
.’
81.034
18.407. 171.903
48.620.
25 Juli
1914…….
,
22.057
$1.907 110.172
1
‘
12.634
Wissel,,
Diverse
Be.,chi6-
Dek.
–
ala
iii,-
ouiten
Delee.
re k
naar
clngi.
conto’s
N..Ind.
ningen ningen
i)
metaal.
percen-
betaalbaar
saldo
lage
5Juli1919
190
72.700
**
28Juni1919
198.300
71.400
21
,,
1919
201.700
–
‘
.
69.800
24 Mei 1919
11.695
69.910
41
8.134
20.505 75.721
17
,,
1919
8.425
20.310.
77.582
11.551
68.883
’41
’10
,,
1919
8
1
544
20.408
79.009
12.294
68.740
41
3
,,
1919
8463
19.341
79.459 12.861
69.362
41
6Juli1918
7.836 23.108 71.996 23.964 64.583
45
14 Juli 1917
7.026
35.172
65.264
14.196 56.622
46
25Juli 19141
7.259
6.395
47.934
2.228
4.842
3
)
44
) Sluitpoot
der activa.
0)
Op
de baoio
van
2/5
metaaldekking.
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Data
Metaal
Circulatie
________
Oi
‘
CTb.
schulden
Disconto’s
Div. reke-
ningen
14 Juui 1919
..
1.026 1.489
902 1.414
151
7
,,
1919
..
1023
1.540
873
1.408
144
31 Mei
1919
..
1.021
1.460
745
1.382
139
24
,,
1919
. .
993
1.359
,
793
1.363
118,
15
Juni
1918
..
674
1.363
853 1.134
606
16 Juni 1917
– –
756 1.183
1.014
898 605
25 Juli
1914
-.
645
1.100
.560
.735
396
‘) Sluitpost
der
activa.
16 Juli 1919
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
683
BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.
Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht gegeven
van enkele niet wekelijks opgenomen baukstaten.
BANK VAN ENGELAND.
Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes,
in duizenden pond sterling.
Currency Notes.
Data
Meiaal
Circulatie
Bedrag
I
Goudd.
I
Gov. Sec.
9 Juli 1919 88.670
79.595 342.988 28.500 327.828
2 ,,
1919 88.568
79.948 342.952 28.500 327.321
25 Juni 1919 87.811
78.302 342.310 28.500 327.321
18 ,,
1919 87.730
77.723 344.779 28.500 329.345
10 Juli 1918 65.968
55.092 258.912 28.500 236.303
11 Juli 1917 53.432
$9.930 164.728 28.500 137.158
22 Juli ‘1914 40.164
29.317
–
–
–
Data
Gov.
Sec.
Other
Sec.
____________
Public
Depos.
Other
Depos.
Re.
seree
Dek.
hing,-
percen-
tage
1)
9 Juli ’19
136.946 83.336
24.795
206.216
27.516
12,-
2
,,
’19
98.702
83.494
24.558 166.925 27.070 14,13
25 Juni’19
66.821
80.803
20.044 137.745
27.959
17,70
18
,,
’19
53.203 80.421 20.017 124.298 28.457
19,71
10Juli ’18
57.379 109.922
38.343
140.419 29.326
16,40
11 Juli ’17
45.466
108.600
42.088
126.103
31.952
19,-
22Juli ’14
11.005
38.633
13.785
42.185
29.297
52
3
/.
1)
Verhouding
tusschen Reserve
en Deposits.
DUITSCHE RIJKSBANK.
Voornaamste posten, onder bijvoeging der Darlehens-
kassenscheine, in duizenden Mark.
Data
Metaal
________________
Daarvan Goud
Kassen-
schetne
Circu.
latk
Dek.
hing:.
percen-
tage
‘)
7 Juli
1919
1.134.469 1.114.529
9.005.663
29.817.464
34
30 Juni 1919
1.136.346
1.116.403 9.058.465 29.968.388
34
23
1919
1.137.497
1.117.798
8.758.875
29.107.884
34 15
,,
1919
1.171.531 1.151.509 8.442.407
28.274.868
34
7 Juli
1918
2.467.358
2.346.419 1.808.693
12.569.699
34
7 Juli
1917
2.527.134
2.457.459 443.858
8.717.098
34
23 Juli
1914
1.691.398 1.356.857 65.479 1.890.895
93
1)
Dekking
der circulatio door metaal en Kassenscheine.
Data
Wissel,
Rek. Cr1.
Dar!ehenskassenschetne
Totaal
in kas hij
uitge-
de Rekhs.
geven
bank
7 Juli
1919
29.501.648 9.144.253
***
30 Juni 1919
33.292.875
13.729.631
21.185.000
9.037.600
23
1919
28.798.090
9.621.272 20.552.700 8.420.800
15
,,
1919
29.058.438 10.484.520
19.815.000 8.247.100
7 Juli
1918
15.653.243 8.319.966 9.499.700 1.794,300
7 Juli
1917
10.497.331
5.337.083
5.092.000
427.500
23 Juli
1914
750.892
943.964
–
1
–
OOSTENRIJKSCH-HONGAARSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden Kronen.
Metaal en
Disc. en
Bijzondere
Data
buitcnl.
bdee. schuld van
Bank-
Rek. Cr1.
goud
nin gen
Oostenrijk
biljetten
saldi
wissels
en Hongarije
30Juni’19
9331.356
11.591.857
32.954.000
41.761.391
6.474.796
23
,,
’19
339.485
11.600.235
32.954.000
41.254.272 6.762.307
15
,,
’19
343.130
11.598.317 32.954.000 40.674.227
7.259.992
7
,,
’19
342.647
11.594.030
32.954.000
40.172.654
7.085.755
23 Juli’14
1.589.267
954.356
–
2.159.759 291.270
t.)
waarvan
262.283 goud, 11.793
buitenlandsche goudwissels en
57.280
munt- en muntmaterjaal zilver.
BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste nosten in duizenden frans.
Data
Goud
Waarvan
in hel
Buitenland
Zilver
ie goed
in het
Buitenland
Buit.geto.
voorsch.
old. Slaat
10Juli ’19
5.556.052
1.978.278
301.999
858.358
23.600.000
3
,,
’19
5.551.200
1.978.278
303.172
867.693
23.600.000
26Juni’19
5.550.898
1.978.278
303.664
869,246
23.250.000
19
,,
’19
5.050.629
1.978.278
304.715
867.606 23.250.000
11Juli ’18
5.425.636
2.062.108
266.842 1.472.929
18.900.000
12Juli ’17
5.293.406
2.034.775
262.260
745.792 10.700.000
23Juli’14
4.104.390
–
639.620
–
–
Wissels
Uitge.
stelde
bViseIs
Edes-
ning
Bankbil-
,ietten
Rek. Cr1.
Parti-
culieren
Rek.
Cr1.
Slaat
874.938
786.440 1.262.387
35.007.823
3.185.997
73.680
920.925
799.757
1.256.060
34.752.577
3.373.867
56.562
E.
853.039
808.029
1.278.432
34.441.999 3.362.029
49.319
858.290
821.088 1.260.039
34.449.557
3.301.514 61.133
0
1.184.185 1.073.715
920.926 29.090.401
3.969.976
39.628
524.038 1.188.790
1.145.686
20.198.484
2.461.515
40.043
1.541.080
–
769.400
5.911.910
942.570
400.590
SOCIIET9 GÉNRALE DE BELGIQUE.
t)
Voornaamste nosten in
duizenden frana
Data
1
Metaal
1
mcl.
buiten!,
saldi
Baleen. van
buiten!,
oorder.
van
prom. d.
provinc.
Binn.
wissels
en
heleen.
Circu.
laSte
Rek.
Cr1.
saldi
__
17Oct. ’18
1.216.753 100.082
480.000
97.728 1.507.912 377.440
10
,,
’18
1.219.743
100.021
480.000
100.040
1.508.011
382.595
3
’18
1.144.781
100.011
480.000
95.287 1.452.612 358.318
26Sept.’18
1.145.778
99.982
480.000
101.783
1.452.948
365.452
18Oct. ’17
476.043
90.903
480.000
100.351
1.172.474
91.204
19Oct. ‘161
852.8721 76.0331480.0001
39.8341
828.739
110.068
t
)
sedert einde 1914 roet de functie
van
circulstiebank
be1et.
VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.
FEDERAL RESERVE BANKS.
Voornaamste posten in duizenden dollars.
Data
Goud Waarvan
voor dekking
F. R. Notes
Waar.
van in
hei bui.
tenlandl
1
1
Zilver
1
etc.
F.R.
circa.
I
Notes In
!alte
6Juni
’19
2.201.804
1.265.780
–
68.539 2.513.037
29 Mei
’19
2.187.743
1.254.383
–
67.363
2.519.292
23
,,
’19
2.178.739
1.259.741
–
69.194
2.504.253
16
,,
’19
2.175.837
1.291.659
–
70.020
2.532.039
7 Juni
’18 1.919.263
986.686
51.280
58.461
1.639.579
8Juni
’17
1.013.818
477.931
1
–
37.693
481.469
Data
Wissels
Totaal
,.,
•
ePOs
Waar.
van
Kapitaal
Dek-
kin,,,
percen.
lage
t
)
Goud.
dekking
circa.
latie
6Juni
’19 2.009.431
2.362.875
82.652
54,7
50,4
29Mei
’19 2.173.042
2.465.559
82.589
51,0
49,8
23
’19 2.132.053
2.477.303
82.553
21,7
50,3
16
’19 2.223.657
2.574.670
82.397
47,4
51,0
7Juni
’18 1.233.034
1.978.893
75.662
59,2 60,2
8Juni
‘171
233.291
1.186.217
57.000
61,1
99,3
t) Verhouding
tusschen:
den totalen goudvoorraad, Zilver etc., en de
opeiochbare schulden:
F R. Notes en netto deposito’s met
inbegrip
van
het kapitaal.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.
Voornaamste iosten in duizenden dollars.
Data
.4anlal
Totaal
uitgezette
bij de
Reserve
Totaal
Waarvan
1
time
1
banken
gelden en
F. R. bank,
deposito’s
1
deposita
beleggingen
29 Mei ’19
972
14.617.230
1.285.891
12.712.783 1.729.689
23
,,
’19
773
14.613.712 1.298.008
12.714.186 1.715.542
16
’19
773
14.681.508
1.317.760
12.725.289 1.718.894
9
,,
’19
771
14.603.951
1.295.776
12.735.788
1.737.702
31 Mei ’18
689
12.435.574
1.122.664 11.300.620
1.365.822
684
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 JiIi 1919
EFFECTENBEURZEN.
Amsterdam, 12 Juli 1919.
De ratificatie van liet vredesverdrag door Duitschiand
heeft op de internationale markten een zucht van verlich-
ting doen opgaan, zoodat de stemming op de fondsenbeur-
zen voor •het meerendeel zeer optimistisch is gebleven. Wel
ontkent men niet de buitengewone moeilijkheden, die aan
de uitvoering van het vredesverdrag zijn verbonden, wel
ziet men met spanning de maatregelen tegemoet, welke
Duitschiand genoodzaakt zal zijn te nemen, wil het aan alle
opgelegde verplichtingen voldoen, doch aan den anderên
kant is men overtuigd van den ernstigen wil bij onze Oos-
terburen, om zoo spoedig mogelijk weder tot meer geor
dende toestanden terug te keeren en concludeert men hier-
tit, dat met alle kracht zal worden getracht den economi-
schen wagen in het rechte spoor te brengen.
Ook in Duitschland zelve is een geest vn nieuw leveh
ontwaakt. Weliswaar is de stakingswoede nog niet verdw-
nen, treden zelfs hier en daar nieuwe oproerige bewegi’u-
gen aan den dag, frondeeren de reactionaire en conserva-
tieve partijen tegen de actueele Regeering, doch aan de’n
anderen kant wordt langzamerhand het besef steeds steï–
ker, dat met krachtig werken moet worden geprobeerd de
verloren schade weder in te halen. De rede van Erzberger,
den Minister van Financiën, heeft in dit opzicht een stimu-
leerende werking gehad. Zeer donkere perspectieven wei-
den door hem geopend met betrekking tot de geweldige
lasten, die aan ‘het• Duitsche volk opgèlegd zouden moeten
• worden, om althans eenigermate aan de enorme verplich-
tingen te kunnen voldoen, doch aan den anderen kant is
hierdoor het bewustzijn scherp in de massa doorgedrongen,
dat slechts door een stagen wederopbouw dit werk vol
bracht zal ‘kunnen worden.
Aan de beurs te B e r 1 ij n heeft deze opvatting zich dan
ook weerspiegeld door een geanimeerde houding ‘van vrje1
de gheele fondsenmnrkt. De noteering der oor.logsleeniii-
gen, die korten tijd geleden tot om en nabij 74 pot.’ was
‘gedaald, ‘heeft zich tot circa 80 pCt. kunnen herstellen.
Toch moeten ook thans nog zeer uitgebreide maatregelen
worden genomen,, om het koersniveau dezer leeni’ngen te
kunnen handhaven. Men’ komt langzamerhand tot de 6it-
dekking, dat de financiering van den oorlog zeer
boven de werkelijke draagkracht van hét Duitsche Rijk is
uitgegaan. De vol- en overteekening vn de geweldige oor-
logsieeningen is slechts mogelijk geweest, doordat ‘de ge-
heele buitenlandsche handel was stilgelegd en alle voor-raden werden uitverkocht. ‘De hiervoor ontvangen kapi-
talen konden geen anderen uitweg vinden, dan in een
belegging van oorlogsieeningen. Than’s echter, ‘nu de he’i
vatting van het internationale verkeer in uitzicht kan
worden gésteld en de aanvulling van materialen en yoo-raden binnen niet al te langen tijd ‘zal kunnen plaats vin-
den (de blokkade is inmiddels opgeheven) komt de vraag
naar voren, of niet zeer omvaq’grijke bedragen aan oorlogs-
leeningen ter liquidatie op de markt aangeboden zulleb
worden an of er niet middelen gevdhden moeten worden,
om een catastrophale daling dezer leeningen, die niet alleen
groote verliezen in het eigen land zou’ veroorzaken, doch
het’ aanzien in het buitenland nog verder zou verzwakkeii,
te voorkomen. Te ‘dien ei’nde heeft men nu een syndicaat
gevormd, bestaande uit de groote banken, ten bedrage van
5 milliard Mark, om eventueel de markt krachtig te kun-
nen steunen. Allerwegen is men met deze oplossing sterk
ingenomen; alleen tegen de wijze van uitvoering, n.l. het
‘uitsluiten van kleinere firma’s e.d. werpt men eenige objec-
ties op. Het is ‘mogelijk, dat in dezen ‘zin nog eenige wiji-‘
gingen aangebracht zullen worden; principieel kan men
aannemen, dat het steun-syndicaat zijn werk te gelegener tijd zal aanvangen.
Is men omtrent de toekomst van de kern van Duitsch-
land ‘te Berlijn optimistisch gestemd, anders staat hét mt
‘de opvattingen omtrent de randgebieden en voornamelijk
omtrent die landen, die thans nog door de Geallieerden zijn
bezet. Voornamelijk trekt het de aandacht, dat in Keulen,
Mainz, enz., filialen van Fransche Banken worden opge-
richt, die niet slechts voor den thans welig ‘bloeien’den tus
schenhandel van onschatbare waarde zijn, doch die ook de
ri
‘neiging. vertoone in de toekomst een actief aandeel te
nemen aan ‘het verkeer tusschen de beide gebieden langs
den Rijn. Doch ook uit ander oogpunt verontrust deze
voortdurende oprichting van nieuwe buitenlandsché filia-
len de Duitsche fivancieele wereld. Men acht ‘het gevaar
niet denkbeeldig, dat vele Duitschers de buitenlandsche
bankinstellingen zullen benutten, om vermogens, die anders
aan den fis’cus onderworpen zouden zijn, daar in veiligheid
te brengen, waardoor eencrzijds het eigen land zeer groote
bedragen aan belastingen zou kunnen derven, anderzijds
de ‘bui’tenlandsche concurrenten krachtig zouden worden
geholpen ten koste, van de eigen instellingen.
Aan de beurs te We e n e n is de handel ‘nog even stil
gebleven, als in de laatste maanden voortdurend het geval
is geweest. Eôn enkele uitzondering is hier gemaakt, welke
dan ook den vorm van een sensatie heeft aangenomen. In
Al’pine Montan-aandeelen nl. is een uiterst levendige han
del ontstaan, welke echter zijn oörsprong niet in fctoren
van economischen of- in’dustrieelen aard, doch louter en
alleen in de technische gesteldheid van de markt voor dit
fonds heeft gevonden. Er is te Weenen nl. een makelaar,
Joseph Holzer, gefailleerd, die alleen meer dan 11.000 aandeelen Alpina Montan in blanco had verkocht. Ten tijde van zijn faillissement was er derhalve een enorme
dekkingsnoodzakelijkheid voorhanden en hieraan kon slechts
worden voldaan, nadat een syndicaat de verlangde stukken
ter beschikking had gesteld, hetgeen niet kon geschieden
dan na een tijdelijke sluiting der beurs en tot een zeer
veel hoogere koers’noteering. Terzelfder tijd trad een andere
firma als kooper in de markt, naar men zegt voor buiten-
landsche (Italiaansche) rekening, die voor 50 ii 60 millioen Kronen der betrokken aandeelen opkocht, ‘hetgeen natuur-
lijk een ‘geweldige stijging van den koers in de hand ‘heeft
gewerkt. De aand’eelen zijn dan ook van Kr. 530 tot Kr. 900
gemonteerd en dat voor een onderneming, die, ondanks alle
gunstige toekomstmogelijkheden, in de laatste jaren met
verlies heeft gewerkt. Weliswaar heeft de hoogste koers
zich ijiet kunnen handhaven, doch de aandeelen blijven
toch op een aanmerkelijk hooger plan.
‘Overigens was de beurs geheel geabsorbeer’d in beschou-
wingen omtrent de – toekomst v’an Oostenrijk, welke
–
niet
van dien aard waren, dat een opgewekt en levendig beurs-
verkeer zich hieruit zou kunnen ontwikkelen.
Te L o n d e n, noch te P a r ij s was ter beurze veel te
merken vaii de overwinningsstemming, waarin men zich
toch in die landen bevindt. In laatstgenoemde plaats werd
men in serieuze kringen te sterk bezig gehouden door de
moeilijkheden, die zich op arbeidsgebied voordoen, om een
neiging tot het en’tameereu van nieuwe beursengagementen
aan dan dag te leggen. Weliswaar heeft de Regeeri’ng reeds
op verschillende punten toegegeven, zoodat de in uitzicht
gestelde ,,gr’ôve gdnérale” schijnt te zullen mislukken, doch
de woelingen zijn hiermede niet geheel bedwongen, zoodat
men ieder oogenblik weder voor nieuwe feiten van groote
draa’gwijd’te kan worden gesteld. Te Londeil was de stem-
ming iets beter, wijl daar de leiding ter beurze ter hand
werd genomen door petroleumwaarden, doch ook hier kon
van een krachtige hausse ,niet werden gesproken. Eerder
was de stemming prijshoudend.
Van de geallieerde landen ‘heeft ook gedurende deze be-
riclitsperiode Amerika ‘weder.een uitzondering gemaakt.
Hier was de beurs grootendeels in uiterst opgewekte stem
ming, waaraan zich bijna geen enkel fonds ‘heeft kunnen
onttrekken. Voor het grootste gedeelte staat deze houding
in ‘rechtstreeksch verband tot het sluiten van den vrede.
Allereerst is dit voor• scheepvaartfondsen het ‘geval. De
contrôle over ‘de vrachtprjzen is thans geheel uitgeschakeld,
zoodat de .scheepvaartondernemingen hun resteerende ton-•nenmaat volkomen in de vrije markt kunilen brëngen, waar
het kapitkal der ondernemingen hij de ‘tegenwoordige con-
stellatie uitermate reudeerend kan’ worden geëmployeerd.
In de allereerste plaats ozidervonden Marinewaarden hier-
vân de terugwerking, zoodat deze fondsen tegen sterk ver-
hoogde prijzen en op groote schaal uit de markt werden
genomen, vooral nu de verkoop der ‘tonnage aan Britsche
ondernemingen geheel schijnt te zijn uitgeschakeld. Doch
ook spoorwegwaardan werden sterk gefavoriseerd in ver-
band met de verwachting, dat’de eigeddommen spoedig aan
de aandeelhouders terag zullen worden gegeven, in welk
geval vermoedelijk wel vetgoedin’gen voor verbruik en ver-
lies zullen wörden verstrekt. Ook de vooruitzichten op een
grooten oogst spelen hier een rol. En ten slotte werden
i’ndustrieele waarden opgenomen naar, aanleiding van de
hier ter plaatse reeds vaker gereleveerde, in de Vereenigde
Staten heerschende, meening, dat de Unie een aanmerke-
lijk dèel zal verkrijgen van den wederopbouw der verwoeste
streken in Europa.
Hoe krachtig de opwaartsche beweging is geweest, wordt
wel het sterkst gedemonstreerd door het feit, dat, op een
enkelen dag, toen geld ,,on cali” 15 püt. noteerde, ‘de ge-
a’nimeerde tendens vrijwel niet werd onderbroken en men
niet op kleinere schaal aankooporders effectueerde Inmid-dels is ook de geidmarkt weder normaler geworden.
T e o n z e n t heeft voor de
stantstondseninarkt
slechts
uiterst .géringe belangstelling bestaan. Alleen de Indische
16 Juli 1919
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
685
soorten konden zich fraetineel verheffen, als gevolg van
het welslagen der nieuwe koloniale leening. Onze inheem-
sehe staatsfondsen echter waren overwegend aangeboden,
hoewel dit toch niet in groote bedragen het geval was.
J)e koersen konden zich hierdoor evenwel voor het meeren-
deel niet handhaven en verlaten de berichtsperiode frac-
tioneel onder het niveau van de vorige week.
Ook voor buiteulahdsche staatsschuldbrieven bestond gee.
nerlei belangstelling. Oostenrjksehe soorten waren aan-
geboden in verband met den lagen stand der betreffende
valuta; Russisehe obligaties verloren eenige procenten,
nadat de berichten van de overwinningen der Bolsjewiki
op de Finnen hier ter beurze bekend werden. De omzetten
waren weliswaar niet groot, doch tegenover het geringe
aanbod van enkele houders stelde zich geen voldoendê vraag.
7Juli 11 Juli 14Juli
Rz00g0f
5
0/
Ned. W. Sch. . . .
92
92
13
!,, 92
4
0
/0 ,,
,,
,,
1916
862/
4
86
11
/,, 88
+
11/4
4
0/
,,
,,
,,
1916
81
80”/,, 81
3
Y2
0
/0 ,,
,,
,,
. . . .
67
1
i
67 /
67
/8
-1-
‘Is
3
0
/0 ,,
,,
,,
. . . .
601/
2
60
59’18 –
7/
2
Y2
0/
Cert. N. W.
S…..
51
2
/8
50
15
Iio
50’110
-7
/16
5
O/
Oost-Indië 1915 ….937/
s
94
3
/8
94
1
/2 + ‘/
s
4
0
/
0
Hongarije Goud
24
23
‘/2
23’12
–
’12
4
0
10
Oostenr.Kronenrente 23
23/4
221/8 –
5
0/
Rusland 1906 ……42′!,
42
1
12
4211
:
4- °/
o
lwangorod Dombr.. . 284 23
23
5I/
4
0
/0
Rusland Cons. 1880
26V
25
8
/4
24
– 2′!,
4
°/0
RusI. bij Elope & Co. 29
1
14
25′!16
24
— 51/
4
0
/
0
Servië1895 ……..47
47
47
4 Y2
0/
China Goud 1898 ..
70
5
/8
71
1
14
71’14
+
‘/8
4
0/
Japan 1899 ……..69′!,
69
1
/8
–
4
0
/0
Argentinië Buiteni.. 68/2
68
1
1
–
5
0/
Brazilië 1895 ……73l/
73
1
/o
73’/8
5
‘0
/0
,,
1913 …….51/4
518/
4
–
])aarentegen heeft de
scheepvaartaf dec/ing
weder een
uiterst levendig aanzien gehad, al was deze aanblik niet
zôd onverdeeld gunstig als gedurende de vorige berichts-
periode. Thans waren het meer in het bijzonder enkele
speciale soorten, die door het publiek werden gefavoriseerd
en tot •deze behoorden wel in de eerste plaats aandeelen
Nederlandsche Scheepvaart Unie. Deze •geven niet minder
da,i een avance van 21 pCt. te aaiischouwen. Algemeen
was n,en van meening, dat deze aandCelen in verhouding
tot de drie, de Nederlancisehe 3cheepvaart Unie samenstel-leride maatschappijen, (cl. de Mij. ,,Neclerland”, de Rotter-
darnsuhe Lloyd en cle Paketvaart) veel te laag noteerden,
temeer, waar langzamerhand, ddor de nieuwe emissies der
drie hier genoemde ondernemingen, het aantal verhandelde
aandeelen Necleriandsehe Scheepvaart Unie voortdurend
moet toenemen en hier derhalve een breede markt voor
het fonds zal worden geschapen
Doch ook andere aandeelen profiteerden van de optimis-
tische beschouwingen omtrent de scheepvaart in het alge-
meen. Zoo werden aancieelen Koninklijke flollandsche Lloyd
in zeer beteekenende mate uit de markt genomen, wijl men
zich een groot handelsverkeer tussehen ons land en de
Zuid-Amerikaansche Republiekeu droomt. Hiervan onder-
von dec ook aan deden Holland-Amerika Lijn den terugslag,
voor welk fonds het avance, wat de oude aandeelen betreft,
16 pot. bedraagt.
7Juli 11 Juli 14 Juli
Rjzngof
daling
flolland-Arnerika-Lijn …..430′!, 433
1
/
447
+ 16
1
/
gem.eig 400
402’/2 414
+ 14
llolland-Gulf-Stoomv.-Mij
300
310
314
+ 14
Roll. Alg. Atl. Stoornv.-Mij 171
1
/
174
1
/s 183
1
/2 + 12
Hollandsche Stoomboot-Mij 240
1
!,
235
237
– 3′!,
Java-China-Japan-Lijn
365
366!, 376
+ 11
Kon. Rollandsehe Lloyd
206
210
1
/2 220
+ 14
Kon. Ned. Stoomb.-Mij. . 267
258′!, 265/4 – 1’/4
Kon. Paketvaart-Mij…..283′!, 280
281
1
!2
—2
Maatschappij Zeevaart .. 370
352’/ 352’/2 – 17
1
!2
Nederl. Scheepvaart-Unie. 316
327’/4 37
+ 21
Nievelt Goudriaan ……524
525
525
+ t
Rotterdamsche Lloyd ……. 310′!, 309
1
12 316
+ 5′!2
Stoomv.-Mij.,,Hillegersberg” 332
535
340
+ 8
,,Nederland” . – 348
1
1, 343/3 347’/
– 1
,,Noordzee” –
170
169
175′!, + 5’12
,,Oostzee”
390
1
1
382/2 387
1
/2 – 3
Ook de markt voor binnenlandsche
industrieele aa’ddeelen
kon haar rijzende beweging krachtig vqortzetten. Aan de
spits stonden hier aandeelen Insulinde Oliefabrieken, on-
danks het bericht, dat het kapitaal der Vennootschap zou
worden uitgebreid. Weliswaar is teven4 bekend gemaakt,
dat het niet in de bedoeling ligt de betreffende emissie da-
delijk door te voeren, doch het plan tot uitbreiding van
kapitaal is onmiskenbaar en gewoonlijk doet zich dan ter
beurze het verschijnsel van een daling in den koerl der
betrokken aandeelen voor. Van de overige binuenlandsche
industrieele soorten trokken aandeelen Westej-suiker,
Philips’ Gloeilampenfabrieken en Jurgsns’ Verienigde
Fabrieken de aandacht door een vaste tendens. Van de
Westersuiker circuleerde het gerucht, dat een zeer belang-
rijke fusie op handen zou zijn, welk gerucht werd beve-tgd door de inmiddels plaats gehad hebbende algemeeue
vergadering.
Ook cle afdeeliug voor
cultuurwaarden
mocht zich op-
nieuw in meer dan buitengewone belangstelling verheugen.
Aandeelen Handelsvereeniging ,,Amsterdam” toonden, na
‘de detacheering van de claim, absoluut geen verschil met
den vorigen koers aan, zoodat de houders het geheele bedrag
der claim konden toucheeren. Aandeelen en actions Cultuur Maatschappij der Vorstenlanden volgden het voorbeeld van
het hoofdfonds, al waren hier de fluctuaties niet van zoo
.giooten omvang. Aanleiding tot deze buitengewoon opge-
wekte houding waren de voortdurend gunstig luidende be-
richten van suikerverkoopen uit de eerste hand, benevens
•de overtuiging, dat ten opzichte van het voorgestelde uit-
voerrecht op suiker een modus vivendi met de producenten
zal wei-den gevonden. In verband met de tendens van de
cultuurafdeeling waren ook de met deze afdeeliug nauw
verbonden aandeelea van Indische baukinstelliugen tot
hoogere prijzen gevraagd, in de eerste plaats wel aandeelen
Neder]andsche Handel Maatschappij en aandeelen Neder-
laudsch-Indische Handelsbank.
Ook de markt voor
handelsondernemingen
monteerde
krachtig, speciaal vodr aandeelen Indische Handels Com-
pagnie en Hollandsch-Transatlantische Handeisvereeniging.
De
petroleummarkt
trok weder de aandacht door een opnieuw ingezette rijzing voor aandeelen Koninklijke
Petroleum Maatschappij, zonder dat hiervoor bepaalde
redenen aan te toonen waren. Sterker nog dan het hoof d-
fonds waren aandeelen Dordtsche Petroleum Maatschappij
gevraagd, die in verhouding een veel sterker vooruitgang
konden aantoonen.
De markt voor
rubberwaarden
was zeer kalm gestemd
en gaf niet veel variaties te aai4sehouwen. Anders was het
gesteld met de
tabaksafdccling,
welke, hoewel niet zeer
levendig, van een zeer vaste houding blijk heeft gegeven.
7Juli 11 Juli 14 Juli
Rijzingof
Amsterdamsche Bank – . – – 187
1
!,
100/4 194
3
/
–
F
7
‘/4
NecLHandel-Mij.eert.v.aand. 199
3
/ 205’/4 208
3
/4 + 9
8
/e
Rotterd. Baukvereeniging. – 143
7
!, 144!2 145/4 + 1’/8
Amst. Superfosfaatfabriek. . 157′!2 157/1 157
‘/2
Van Berkel’s Patent …….
150
154′!,
154’/
+
4′!,
Insulinde Oliefabriek
.
..
–
253
270′!,
273
+
20
Jurgens’ Ver. Fabr. pr.aand
108
7
/
107
1
!,
106/4
–
2’/o
Ned. Scheepsbouw-Mij.
. . –
177′!2
177
1
1,
177!,
Philips’ Gloeilampenfabriek
57u
580
58i’/
+
11
1
!4
R. S. Stokvis
&
Zonen
530 540 540
10
Vereenigde Blikfabrieken.
131
136′!,
136
1
!2
5
1
12
T
Compania MercantilArgent
312
314’/d
317
5
Cultuur-Mij. d. Vorstenland
257/4
259
267’/4
+
10
1
!2
Handeisver. Amsterdam
– –
550 567
547′!2
–
2
1
I2*)
Roll. Trausatl. Handeisver.
128
138 142
1
/
+
14
1
!2
Linde Teves
&
Stokvis ….
228 234V,
235
+
7
VanNierop&Co’s Handel-Mij
194
3
/4
195 198
+
31/4
Tels
&
Co’s Handel-Mij
162
161
164
+
2
Gecons. Roll. Petroleum-Mij
328 332
337
+
9
Kon. Petroleum-Mij. ……
755’/a
788′!2 804
‘/2
+
/s
Orion Petroleum-Mij …….
97′!,
96
1
!3
97′!
+
‘/
Steaua RomanaPetr..Mij..
157
1
!2
157!4
155/4
– 2/4
Amsterdam-Rubber-Mij…..
242’/
4
247
1
!:
249
3
/
+
7
Nederl.-Rubber-Mij . …….
116 115 114
–
2
Oost-Java-Rubber-Mij…..
2878/
4
287 285
–
2
1
/4
Deli-Maatschappij
……..
547′!,
560 580
+
32′!2
Medan.Tabak-Maatschappij
Senembah-Maatschappij
.
243
527’/4
243 535 250
541
+ +
13!4
ex claim
De
A.merikaccnsche markt
was te onze,it geheel in over-
eenstemming met Wallstreet, met dien verstandu, dat men
hier vaak ,,plus royalisje que le roi” is geweest. Vooral ten
opzichte van de laaggeprijsde spoorwegaandeelen als ])enver
& Rio Grande, Missouri Kansas & Texas, Wabash Railroad,
enz., kwam dit tot uiting. Gedurende de gansche berichts-
periode bestond hier groote vraag voor deze aandeelen, die
dan ook vaak boven New York-pariteit noteerden. – Ook Marinewaarden werden in groote posten door ons
publiek opgenomen, waarbij echter de verhouding tot Wall-
street niet zoo sterk uit het oog werd verloren.
(h1cago
Bucnol Agres
Data
Tarwe
May
Haver
Taruc
Man
LiJnzad
Juli
Juli
Juli
Aug.
Aug.
Aug.
12 Juli’19 226
194 2/4
79
15,05
8,90 38,80
S
,,
’19 226
187
71
‘
14,15 8,60
37,70
12Juli’18 226
161’/
75/s
12,35
5,70
25,60
12Juli ’17 233
157
62/a
19,25
13,856)
25,35
12Juli’16 109
1
/2
77
1
/a
41
7,25
4,40
12,35
20Juli’14
82
t
)
5618
1)
3fP/,
1)
940
2)
5,38
1)
13 70
6)
8)
per Dec.
1)
per
Sept.
3)
per
Juli.
AANVOEREN in
tons van 1000
Roilerdam
Soorten.
34 Juli
1
7Juli
,1
14Juli
3939
1919
1918
–
–
Rogge (No. 2 Western)
–
–
480,-
Tarwe ………………….
Oerst (46
ib. feeding)
. . .
484,- 465,-
Haver (38 lb. white clipped)
25,75
23,50
Naïs ‘(La Plata)
………492,-
Lijnkoeken (Noord-Ame-
rika van La Plata-zaad)
350,-
325,-
Lijuzaad (La Plata) …….
250,-
1150,-
1)
Regeeringsprijs.
K.G. voor verbruik in Nederland.
Am,terdam
II
Totaal
572,50
1
)
686
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 Juli
1919
7Juli 11 Juli 14 Juli Rg2I
American Car & Foundry. 116
115/4 116/ + 8/
4
–
Anaconda Copper ……..1586/
8
161
166
+ 7/
Un. States Steel Corp. …. 116
8
/
86
117
1186/8 + 2/ij
Atchison Topeka ……..103
104’/ie 1041/je +
11/18
Southern Pacific ……..11O/
113/
113/8 +3’/s
Union Pacific …………145
1441
146
8
1e
+
l/g
Int.Merc.Marine afgest.. . . .
58
63
26
182 6626182 + 823/12
prefs. 1 62
1
/3
168’/2 166’12 ‘+
4
De
geldmart
bleef kalm en ruim; geld op pioiongatie
was doorgaans t 3 Y2 tot 4 pCt. verkrijgbaar.
GOEDERENHANDEL
–
–
GRANEN.
15 Juli 1919.
De vaste stemming voor graan in Argentinië bleef aan-
houden en het is wel te verwachten, dat deze stemming,in
het bijzonder voor tarwe, zal blijven, daar Westelijk Europa
voor het oogeublik grootendeels op Argentinië is aange-
wezen. Duitschland blijkt in den laatsten tijd een flinke
hoeveelheid tarwe gekocht te hebben en zal, indien slechts
de financieele toestand het toelaat, zonder twijfel verder
kooper zijn. De aanvoeren van den nieuwen oogst in Noord-
Amerika bleven tot nu toe klein en dit, vereenigd met dén
beogen prijs, dwingt Europa zich tot Argentinië te wenden.
De gepubliceerde oogstcijfers in Noord-Amerika toonen
voor alle granen een achteruitgang aan; toch blijven de
cijfers beduidend, en in het bijzonder voor tarwe beiooftde oogst zeer groot te zijn. De uitzaai van lijnizaad in de Ver-
eenigde Staten is eenige percenten kleiner dan het vorige
jaar. De weersgesteldheid in de vorige maand blijkt veel te
wenschen te hebben overgelaten. De uitzaai in Argentinië
wordt ook door hevige regens vertraagd en de mogelijkheid
bestaat, dat de bezaaide oppervlakte beduidend kleiner dan
•het vorige jaar zal zijn. Het is te hopen, dat een en aiider
nog ten goede keert, daar de prijzen, die zich reeds op een
buitengewoon hoog niveau bewogen, nog meer in de hoogte
zouden gedreven worden.’
N e d e r land. De prijzen zijn milhier op de pariteit’ an
Argentinië. gekomen, waartoe belangrijke verko’open van
Antwerpen naar Noord-Frankrijk hebben medegeholpn.
Het binnenland koopt slechts langzaam, wellicht .tene-
volge der snelle stijging. De verbetering had een goeden
Noteeringei.
invloed ‘op den verkoop der verdere 5000 tons gerst, welke
Maandag jl. tot f470 t
f
474 verkocht werden.”
De ljn.zaadprijzen zijn wegens de snelle stijging van olie
ook op pariteit van Argentinië geçomen. Enkele verkoo-
pen had’den plaats voor Au.gustus7September-afla.ding tot
f
1250 op Rotterdam en stoomend
f
1240 op Antwerpen.
SVIKER.
NOTEERINGEN.
Londen
Am,terdam
-‘-
,7e,rjc
New York Data
per
Tatei
White
Granu
‘
96%
JuÏi
Cubej
Javae,
lated
Cenirifugali.
No. 1
Job.
cif.
12 Juli 1919.»
f
–
64/9
50/- 50/-
7,28
S ,,
1919..,, –
6419
40/6 •’ –
7,28
12 Juli ‘ 1918..,, ‘ –
64/9
–
–
.6,05
1 2Juli
1917..
23,- 53/9
12/6 82/6*) 6,20 t 6,32
21 Juli
1914..
111ae .18/-
–
–
3,26
*) fob.
Van (le Europeesche Bietsuikerlanden valt niets belangrijks
te melden.
De laatste E n ge ls clie Board of Trade-statistiek luidt
als volgt (in tons) :
1919
1918
1919
1918
Juni
Jan-Juni
Import Riet .. .. 149.924
82.748
640.830
611.484
Biet
-‘
–
1
7.692
Geraff….53.302
587
223.010
12.938
Totaal ‘ ….203.226
83.335
863.841
632.114
Voorraad in entrepot 384.000 275.600
–
–
11
inRaffinad. 20.400
28.450
–
–
‘Productie
,,
64.690
68.583 .404.185
371.266
Totaal binneni. verbr. 141.925
83.820
760.258
469.101
Witte Mauritius suiker werd genoteerd met Sh 48/- c.if.
Op J a v a is de markt wild met koopers voor vroege
levering Superieur tot
f
41,- f.o.b. en voor No. 16 en h.
tot
f
35,- f.o.b. Deze prijzen zijn aanmerkelijk boven de
pariteit van American Granulated en. Cubasuiker – de
grootste concurrenten van Javasuiker op de wereldmarkt –
en die zijn alleen daardoor te verklaren, dat in enkele Zuid- en
Oost-Europeesche landen algeheel gebrek aan suiker bestaat.,
zoodat aldaar voor de enkele scheepsladingen, die verkrijgbaar
Locoprijzen te Rotterdam/Amsterdam.
Artikelen.
6-32 Juli
1919
–
Sedert
3Jan. 1939
‘Overeen4.
tijdvak 3938
6-12 Juli
..
1919
Sedert
3Jan. 3919
Overeenk.
tijdvak 1918
1919
‘
3938
2.275
‘
48.078
1.944
,
–
.
29.829
2.920 77.907
4.864
1.015
4.745
–
4.535
22.860
–
27.605
2.208
– .
–
–
–
.
2.208
–
MaIs
…………….
2.150
12.946
–
–
1.968
4.590
14.914
4.590
Tarwe……………….
9.932
44.619
-‘
–
35.865
–
,
80.484
–
Rogge
……………….
Boekweit
……………-
3.625
19.750
–
,
–
7.333
–
27.083
–
‘
–
‘
5.956
–
.
–
5.484
–
11.440
-.
Gerst
……………….
Haver
……………….
20.377
-‘
. –
200
–
20.577
Lijnzaad ……………
Lijnkoek …………….-
47.737
,
756
–
37.435 6.068 85.172 6.824
Tarwemeel …………..-
Andere meelsoörten -.
. –
1.588,
22.050
–
–
.
10.573
.398
32.623
398
AANVOEREN in
tons van 1000 K.G. voor het Buitenland.
–
193.840′ 124.249
—
—
—
193.840
124.249
300
14.072
79.368
–
– –
.
14.072 79.368
‘Tarwe ……………….
Rogge
…………….
–
44725
5.174
–
–
–
44.725
5.174
MaIs
……………….
Tarwemeel …………
…
144.506
‘
17.888
–
‘
–
–
144:606
17.888
Gerst
……………..
11
..658
–
62.373
18.347
.
–
.
‘
–
–
62.373
18.347
.
–
119.600
‘-
–
2
– –
119.600
–
Haver ……………..
–
2.412
-.
–
–
–
2.412
–
Lijokoeken ………….
Andere meelsoorten….
–
115.992
–
–
– –
115.992
‘
, –
16 Juli 1919
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
687
zijn, vrijwel elke prijs bedongen kan worden. Hiervan maken
de tweedehaudsch houders van disponibele Javasuiker
gebruik om den prijs telkens opnieuw op te zetten en viert
(le speculatie onder de Chineesohe en Japansche handelaren
op Java hoogtij. De grte Europeesche exporthuizen nemen
bij deze kunstmatiga opschroeving der markt een zeer
gereserveerde houding aan.
C u b a -statistiek
1919
1918
1917
Outv. der week tot 5 Juli
45.589
38.631
29.709 tons
Totaal sedert 1 Dec.
1)
•.
. . 3.287.599 2.922.175 2.663.283
Werkende fabrieken
21
21
16
Exp. d. week tot 7 Juni. . 109.787
56.127
93.282
Totaal 1 Jan.-7 Juni .. 1.906.443 1.630.059 1.858.422
.Exp. U.K. 1 Jan.-3 Mei 329.166 289.445 420.200
Frankrijk
,,
25.820
7.400
25.420
Totaal voorraad 9 Juni .. 1.200.678 1.056.100 760.921
1)
1918/17116.
RUBBER.
De markt was in de afgeloopen week eenigszins vaster
en prijzen konden zich, hoewel niet belangrijk, toch eenigs-
zins verbeteren.
Het prijsverschil tussehen prima Crêpe en smoked sheets
blijft altijd nog beduidend en bedroeg in de afgeloopen
week 1
1
/a
pence.
De noteeringen op het einde der week luiden:
Prima Crpe loco ……1/10
2
/4
cindevoorafg.weekl/9’/,
sm. sheets ……
1/9
8
/4
…………….
. 1/8
1
/2
Cr6pe Aug/Sept…
1’/11
……………. 1/10
‘i
Oct./Dec. ..
1111
‘Is …………….
1/11
1/
Jan/Juni . .
21-‘!2
…………. …..2/-‘!,
Para ………. …….
2/5
……………. 2/5’/
KOFFIE.
(Mededeeling vau de Makelaars G. Duuring & Zoon, Kolf 1
& Witkamp en Leonard Jacobson & Zonen).
Noteeringen en voorraden.
Data Rio
Santo,
Wisselkoers
oorraa
Prijs
No. 7
oorraa
Prijs
No. 4
5 Juli
1919
428.000
feestd.
1.976.000
feestd.
–
28 Juni
1919
427.000
16.200
2.184.000
–
10/
21
,,
1919
399.000
16.350
2.811.000
–
14
11
/16
5Juli
1918
–
–
–
–
–
Ontvangsten.
Rio
Santos
Data
.4fgeloo pen
Sedert
Afgeloo
pen
Sedert
week
1
Juli.
,.
week
1
7.11
5 Juli
1919,. ..
l
47.000
38.000
69.000 55.000
5
Juli
1918..
. .
40.000
33.000
104.000
104.000
KATOEN.
Marktbericht van de Heeren Sir Jacob Behrens & Sons,
Manchester, d.d. 25 Juni 1919.
De weerberichten in Amerika schijnen nog ongunstig te
zijn voor den katoenoogst. Er schijnt te veel regen en te
weinig zonneschijn te zijn en nu het seizoen begint op te schieten, wordt de waarschijnlijkheid van een groote op
brongst ook kleiner en stijgen prijzen dus geregeld. Notee-
ringen in Liverpool zijn ongeveer een penny hooger dan
een week geleden en de vraag van de Engelsche spinnerijen
is wat verminderd nu deze tengevolge van het arbeiders-.
conflict nagenoeg stilstaan. De Egyptische oogst is laat
en heeft zeker nog gunstig veer noodig.
Gareoprijzen zijn opnieuw, honger en de marge voor de
spinnerijen is bijzonder gunstig. Weliswaar worden de pro.
ductiekosten geregeld hooger, doch cle stijging in garen.
prijzen houdt met al deze factoren zeker ve1 rekening. De
vraag voor garens, zoowel Amerikaansche als Egyptische,
blijft zeer groot, zoodat de positie van de spinners ook zeer
onafhankelijk is.
De doekmarkt blijft zeer vast en de vraag is grooter dan
ooit, vooral nu de productie door de kortere werktijden
sterk achteruit zal gaan. Fabrikanten hebben daarom niet
alleen hun prijzen verhoogd, doch kunnen ook alleen voor
zeer late levering, of freeren. China blijft geregeld in de
markt, terwijl ook Indië weer meer koopt; de kostprijzen
hebben bijna weer het niveau van verleden jaar bereikt.
Ook de kleinere markten blijven geregeld orders inzenden.
18Juni 25Juni
18Juni 25Juni
Liverpoolnoteeringen (loco)
T.T.opindië.. .. 1/8
11782/,,
F.G.F.Sakellaridis 27,09 27,09 T.T.opHongkong3/6’/g 316 G.F. No. 1 Oomra 14,55 14,80 T.T.opShanghai 5/4
514
Noteeringen voor Loco-Katoen.
(Middling tlplands).
14Juli19
7Ju1i’19
30Juni19I
15JuliI8
1
141u1117
New York voor
Middhing
..
36,60e 34,40e
34,90 c
32,95 e 27,65 c
New Orleans
voor Middling
34,25e
33,25 c
34,- c
30,- c
25,88e
Liverpool voor
Middling ….
21,22 d
20,- d
20,14 d
22,67 d’)
19,- d’)
‘). Good Middling Amer.
2)
13 Juli 1917.
Ontvangsten in, en uitvoeren van Amerikaansche
havens.
(In duizendtallen balen.)
1
Aug.
l8
Overeenkomstige perioden
tot
11Julil9
1917-18
1916-17
Ontvangsten Gulf-Havens..
11
Atlant. Havens
6362
6195
3
7144
3
Uitvoer naar Gr. Brittannië
1
2093 2562
‘t Vasteland.
5287
1287
2270
Japan ete…
532 454
Voorraden in
duizendtallen
J
II Juli
19 12
Juli
18
1
131u11 ’17
Amerik. havens ……….
1239 1071
701
Binnenland …………..
946
751
454
7
.
130
68
New York
……………..
7
.
360
188
New Orleans ……………
Liverpool
……………
59 0′)
257 309
‘) 12 Juli ’19.
METALEN.
Loco-Noteeringen te Londen:
Data
Ijzer
Cle,,.
No.3
I
Koper
Standard
Tin
–
Lood
‘1
1
Zink
14 Juli
1919..
nom.
97.15/-
246.-1- 23.15/-
41.15/-
7
1919..
nom.
94.216
248.101-
22.15/-
40.-1-
15Ju1i
1918..
Dom. 122.-1–
355.-1-
30.10/-
52.-1-
13 Juli
1917..
oom. 130.-1-
237.101-
30.10/-
–
20Juli
1914..
5114
61.-1
.–
145.151-
19.-1-
21.101-
VERKEERS WEZEN.
SCHEEPVAART.
GRAAN.
– –
Data
Petra grad
Londen
i
R’dam
Odeisa
Rotier-
dam
1
Ad. Kuit
1
Ver. Staten
San Lorenzo
L–
1 Rotte,’-
Bristol
Rotter.
Enge.
dam
Kanaal
dam
land
7/12 Juli
1919
– –
f
90.-
8/62
2601-
250/-‘
30 Juni/S J. 1919
–
—
,, 90.-
8/6′
260/-
23
01
8
8/13 Juli
1918
–
–
–
501-
–
2251-
9114 Juli
1917
–
–
,, 7.-
30/-
[52.25
1401-
Juli
1914
11
cl.
713
11111/
4
1111
1
/
4
12/- 12/-
KOLEN.
–
Data
Cardtff
Oostk. Engeland
Lor.
Genuc
1
Port
Said
G
deaux
burg
;
–
to
Rotter.
”
ivier
7/12 Juli 1919
2516′
47/6 47/6
45/-
f 10
Kr.35
30 J.15 J. 1919
54/_4
47/6
4716
51/3
,,
10
,,
35
8113 Juli 1918
691-
101/3
2001-
120/-
–
,, 192.-
9/14 Juli 1917
69/-
101/3
152/6 1101-
–
,, 190.-
Juli 1914
Ir. 7,-
71-
7/3
14/6
312
41-
DIVERSEN.
Bombag
Birma Vladivo.
Chili
Data
West
Europa
lVest
Europa
stock
West
1
West
Europa
(d. w)
(rijst)
Europa
(salpeter)
7112
Juli
1919…..
14216′
75/_2
–
–
30Juni/5 J. 1919 ……
122/-‘
1501-
– –
81
1
13
Juli
1918 ……
275/-
500/-
–
18716
9/14
Juli
1917 ……
350/-
. .
4501-
–
180/-
Juli
1914 ……
.14/6
.
1613
251-
22/3
t) Voorneutrale schepen.
2)
Voor Britsche schepen.
5)
Vrij.
4)
Voor neutrale schepen onder geallieerde time charter.
688
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 Juli 1919
De NX, Nederlandsche’ Huistelefoon-Madschappij
ROTTERDAM
‘s-GRAVENHAGE
GRONINGEN
Telefoon 3600
Telefooi H 280, 300
Telefoon 1555
AMSTERDAM
LEEUWARDEN
ARNHEM
Telefoon N 5580
Telefoon 2723
levert uit voorraad
TELEFOON-, SCHEL-, ELECTR. KLOK-INSTALLATIES,
etc.,
in huur en koop.
Herstelt
en onderhoudt o n d erg a r a n t
ok alle niet door haar uitgevoerde installaties.
PROSPECTUS GRATIS.
S
NEDERLAT’JDSCH
–
TRANSX[‘L2NTISCHE
HYPOTHEEKBANK TE AMSTERDAM
‘/ERKT IN CANADA MET EIGEN ÇANTOREN
DrPECTIELI.M BES TE .AMSTERÜA.M. LDDOCLEEVEP. ?ORTUYN TE WINNIPEG
5 en
60/0
IN 8TUKKEN VAJ
f
iqOo._.
f
500.
i10..
GRONINGSCHE CREDIET,
EN HANDELSBANK
GRONINGEN, APELDOORN, APPINGEDAM, ASSÈN EN VEENDAM
Kapitaal / 5.000.000
9
–
Geplaatst en volgestort f2.500.000,-
Reserves
ruim
……
f
478.000,-
VERSCHAFT
BEDRIJFSKAPITAAL
AAN
LANDBOUW, HANDEL EN NIJVERHEID
INCASSO
-.
DEPOSITO
–
SAFE DEPOSIT
KONINKLIJKE.
HOLLANDSCHE
LLOYD
AMSTERDAM
Gèregelde Passagiers- en
Vrachtdienst met nieuwe,
moderne post-stoomschepen
TUSSCHEN
AMSTERDAM
EN
ZUID-AMERIKA
VIA
CORUIA, VIGO, LISSABON, LAS PALMAS.
DE NEDERLAIDSCIIE OVRZEE TRUSTMAATSOIIAPPIJ
deelt mede, dat in verband met de ontbinding harer et de oorlogvoerende inogendheden gesloten overeenkomsten,
alle contracten
niet haar gesloten tea opzichte van de door hare bemiddeling aangevoerde of onder N.O.T.’s verband gebrachte
goederen,
vanaf 12 Juli 1919 VERVALLEN ZIJN..
Echter blijft hetgeen bepaald is in het model 500e van de importeurscontracten onder artikel 9, lid 2
(bij andere modellen is ditzelfde bepaald onder een ander artikel) nog gelden ten aanzien van de goederen,
waaromtrent aan genoemd artikel reeds een.begin van toepassing is gegeven.
Den importeurs op wier goederen dit betrekking heeft, zal hiervan nog afzonderlijk kennis worden gegeven.
Nederlandsche Overzee Trustmaatschappij
–
C.
J. I.C.
VAN AALST, President.
Mr. A. MACLAINE PONT, Secretaris.
GEBR.VAN
•
UDEN
Reeders en Cargadoôrs
Bevrachtingsagenten – Expediteurs
KOOP en VERKOOP VAN SCHEPEN
ROTTERDAM
– AMSTERDAM – – . ZAANDAM
Telegram-Adres: ,,VANUDEN?